4-1783/1 | 4-1783/1 |
4 MEI 2010
Inleiding
In de Belgische gevangenissen zitten meer dan 1 000 geïnterneerden opgesloten of ruim 10 % van alle gevangenen. Een van de sleutelfiguren bij het al of niet interneren is de gerechtspsychiater. Hij bepaalt of iemand toerekeningsvatbaar is of niet. Een cruciale schakel dus in het systeem. De gerechtspsychiatrie heeft zeer veel impact op de strafrechtsbedeling, op het veiligheidsgevoel van het slachtoffer en de maatschappij en op de verdachte. Daarnaast blijkt steeds vaker dat delicten een psychische oorzaak hebben. Een goede analyse hiervan is nodig om tot een goede rechtsbedeling te komen. Nochtans zijn er al jaren problemen in de Belgische gerechtspsychiatrie. Vaak gehoorde klachten zijn het gebrek aan uniformiteit, kwaliteitscontrole op het werk van de experten, het gebrek aan opleiding en de lage vergoedingen. Dit voorstel wil daarom werk maken van een officiële erkenning van het beroep, gekoppeld aan een specifieke opleiding, een eenvormig model voor het verslag en een faire vergoeding voor gepresteerde diensten.
Erkenning en eenvormig verslag
Op dit moment moet een psychiater niet erkend worden noch moet hij een specifieke opleiding volgen om als deskundige aan de slag te kunnen gaan. Het volstaat dat een magistraat hem aanstelt. De opleiding als gerechtsexpert bestaat uit één informatieve les, de twaalf jaar universitaire studies om als psychiater erkend te worden buiten beschouwing gelaten. Daarnaast bestaat er in Vlaanderen een interuniversitaire postgraduaatsopleiding van twee jaar in de forensische psychiatrie en psychologie, opgericht tussen de Universiteit Gent, de Universiteit Antwerpen, de Katholieke Universiteit Leuven en de Vrije Universiteit Brussel. De bedoeling van deze opleiding is om een theoretische basis te verstrekken aan mensen die zich willen toeleggen op deze tak van de psychologie en de psychiatrie. In het Franstalig onderwijs organiseert de Université Libre de Bruxelles vanaf volgend academiejaar een tweejarige opleiding in de criminalistiek en de forensische psychiatrie. Daarbij gaat niet alleen aandacht naar de medische kant van de zaak, maar wordt ook ee juridische basis meegegeven. Gerechtspsychiaters zijn echter niet verplicht een dergelijke opleiding te volgen. Beginners kunnen dus jarenlang hun werk doen zonder enige vorm van correctie. Er is immers geen verplichte opleiding, geen inhoudelijke kwaliteitscontrole en de resultaten worden beoordeeld door leken (juristen zonder psychiatrische opleiding).
De interneringswet (1) van toenmalig minister van Justitie Onkelinx uit 2007 brengt verandering in deze situatie. In artikel 5 wordt bepaald dat het psychiatrisch deskundigenonderzoek moet worden uitgevoerd door een deskundige die vooraf erkend is door de minister van Volksgezondheid. De Koning krijgt de bevoegdheid om de voorwaarden en de procedure voor de erkenning vast te leggen, net als de rechten en plichten van de erkende deskundigen en de sancties die opgelegd worden bij het niet-naleven van de erkenningsvoorwaarden. Het ziet er echter niet naar uit dat deze wet snel in werking zal treden. Artikel 157 legt de inwerkingtreding vast op de eerste dag van de vierenvijftigste maand na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, of op 1 februari 2012 (2) . In de beleidsnota Justitie staat hierover : « De wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis is weliswaar nog niet in werking getreden maar roept in de praktijk reeds talrijke vragen op. Wellicht is het raadzaam om deze wet te evalueren alvorens in werking te laten treden » (3) . Een gemeenschappelijke werkgroep Justitie-Volksgezondheid is op dit moment bezig met de voorbereiding van een koninklijk besluit dat de voorwaarden en de procedure vastlegt voor de accreditatie van de psychiatrische experts dit in samenwerking met de betrokken actoren en met de universiteiten die de opleidingen van psychiaters organiseren. Het koninklijk besluit zal klaar zijn binnen de door de wet voorziene termijnen, rekening houdend met de inwerkingtreding van de wet. Het is niet de bedoeling artikel 5 over het deskundigenonderzoek apart in werking te laten treden (4) .
Omwille van de slechte situatie waarin de Belgische gerechtspsychiatrie zich momenteel bevindt kan men zich geen verder uitstel veroorloven. Dit voorstel wil dan ook het artikel over het psychiatrisch deskundigenonderzoek wel in werking laten treden. De erkenningsvoorwaarden worden vastgelegd door de Koning. Een aantal voorwaarden zijn absoluut noodzakelijk om te zorgen voor de nodige kwaliteitsgaranties (5) :
— voorafgaandelijk aan de erkenning een verplichte opleiding forensische psychiatrie, met voldoende aandacht voor de juridische aspecten.
— een beginnend gerechtspsychiater mag gedurende een bepaalde periode enkel onder de supervisie van een meer ervaren gerechtspsychiater werken. De beginnende deskundige voelt zich geruggensteund en ingedekt door een ervaren collega, de meer ervaren collega kan zijn knowhow overdragen en blijft op scherp staan door de telkens nieuwe en kritische visie op het vakgebied.
— een minimumaantal expertisen op jaarbasis in de forensische sector om de erkenning te blijven behouden, eventueel aangevuld met bijscholingen. Men heeft voldoende case load nodig om de ervaring op peil te houden.
Artikel 5 van de interneringswet legt ook op dat er een omstandig verslag wordt gemaakt van het psychiatrisch deskundigenonderzoek. De Koning krijgt de bevoegdheid hiervoor een eenvormig model vast te leggen. Dat is nodig om meer lijn te krijgen in de verslagen van de experts. Op dit moment ontbreekt elke uniformiteit, zowel vormelijk als inhoudelijk. Bovendien beperken sommige deskundigen zich tot een zeer summier onderzoek. Doordat de deskundige nu minstens vier elementen moet behandelen (§ 1) wordt ook dit probleem ondervangen. Door deze twee maatregelen (de erkenning en het eenvormig model voor het verslag) wordt dus de broodnodige kwaliteitscontrole ingebouwd.
In dit kader moet ook gedacht worden aan een meer uitgebreide kwaliteitsbewaking op de expertises via een op te richten cel binnen de FOD Volksgezondheid. Het kan niet de bedoeling zijn in de plaats te treden van de deskundige, maar wel om na te gaan of de verslagen van de deskundigen voldoen aan de kwaliteitsnormen. Deze cel kan deze expertises meteen bijhouden. Zo creëert men een bestand met alle verslagen in België en kan men de eenvormigheid ervan beter controleren. Inspiratie kan men opdoen bij het Nederlands systeem. Daar werden per gerechtelijk arrondissement Forensisch Psychiatrische Diensten (FPD) opgericht, geleid door een justitieel forensisch psychiater en bestaande uit psychiaters, psychologen en juristen in overheidsdienst. Deze dienst beoordeelt alle verslagen zowel vormelijk als inhoudelijk op kwaliteit voordat ze naar de rechtbank worden doorgestuurd, zonder te raken aan de onafhankelijkheid van de deskundige bij de beslissing. De FPD duidt ook de psychiaters aan om expertises uit te voeren op freelancebasis, per casus. De dienst is dus niet alleen verantwoordelijk voor de aanwijzing van de gerechtspsychiaters, maar ook voor de kwaliteitscontrole ervan. Deskundigen die ondanks de bijsturing en de adviezen niet voldoen, kunnen dus van verdere opdrachten worden uitgesloten.
Vergoeding
De vergoeding voor gerechtspsychiaters is abominabel. Voor een psychiatrisch onderzoek in strafzaken krijgt een expert het forfaitaire bedrag van 347,56 euro, ongeacht de grootte van het dossier en de hoeveelheid werk. Een eenvoudig dossier betekent 12 uur werk (uurloon : 29 euro), een iets moeilijker 16 uur (uurloon : 22 euro) en een zeer complex 24 uur (uurloon : 14 euro per uur). Ter vergelijking : in Nederland krijgen gerechtspsychiaters 99 euro per uur en zijn er verschillende tarieven naargelang het gewicht van de zaak. Bovendien laat de betaling een hele poos op zich wachten, soms zelfs twee tot drie jaar. Het is dus onmogelijk als zelfstandig voltijds gerechtspsychiater in strafzaken rond te komen.
Om de lage vergoedingen enigszins te compenseren ontstond er bij de dienst voor Gerechtskosten het gebruik dat de deskundigen de bijkomende uren voor dossierstudie vergoed kregen aan 61 euro per uur. Eind vorig jaar kregen verschillende gerechtspsychiaters deze uren niet langer vergoed, zonder enige voorafgaande verwittiging. Ze kregen dus retroactief gepresteerde uren van 2009 niet meer uitbetaald. Volgens de minister worden de supplementaire uren geval per geval nagegaan en al dan niet aanvaard volgens de complexiteit van het strafdossier (6) .
De tarieven in de gezondheidszorg liggen veel hoger. Het honorarium voor een psychotherapeutische behandelingssessie met een minimumduur van 45 minuten door een geaccrediteerde geneesheer, specialist voor psychiatrie, kost 67,34 euro. Verzekeringsmaatschappijen aanvaarden zonder problemen een uurloon van 165 euro als ze een psychiater als deskundige aanstellen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de meerderheid van de psychiaters kiest voor het andere werk. Zelfs bij de psychiaters die wel als deskundige willen fungeren genieten deze dossiers bovendien nooit de eerste prioriteit en laten de verslagen op zich wachten. Als de overheid de gerechtspsychiatrie langs de ene kant financieel verplicht in de hobbysfeer plaatst, kan ze langs de andere kant niet verwachten dat de psychiater in kwestie dat als zijn hoofdactiviteit gaat behandelen.
Dit voorstel gaat uit van een uurloon dat even hoog is als het gebruikelijke honorarium via het RIZIV. De regeling met een uurloon in plaats van een forfaitair bedrag is geen unicum voor de gerechtspsychiaters. Ook een huisarts die optreedt als deskundige krijgt een vergoeding per uur, zonder beperking met een forfait.
Artikel 1
Dit artikel bepaalt de grondwettelijke basis waarop dit wetsvoorstel steunt, namelijk artikel 77 van de Grondwet.
De interneringswet van 21 april 2007 was een wet die in het kader van de bicamerale procedure werd aangenomen. Daarom volgt ook dit wetsvoorstel de bicamerale procedure van het artikel 77 van de Grondwet.
Artikel 2
In afwachting van de nieuwe interneringswet blijft de wet tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten (7) van kracht voor de procedures rond de internering van personen met een geestesstoornis. In deze wet wordt geen enkele regel vastgelegd voor het psychologisch deskundigenonderzoek. Dat is wel het geval in artikel 5 van de wet betreffende de internering van personen met een geestesstoornis. Dit voorstel wil dit artikel integreren in de wet tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten. Op die manier wordt de continuïteit in afwachting van de nieuwe interneringswet gegarandeerd. Omwille van de hoogdringendheid van de inwerkingtreding van dit artikel wordt de termijn waarbinnen de Koning de praktische modaliteiten voor voorafgaande erkenning moet regelen ingekort tot zes maanden.
Het artikel draagt bij tot een kwaliteitsverhoging van de gerechtspsychiatrie aangezien het :
— de elementen aangeeft die de deskundige minstens moet onderzoeken (§ 1);
— een voorafgaande erkenning door de minister van Volksgezondheid invoert. De Koning bepaalt binnen de zes maanden na de inwerkingtreding de voorwaarden en de procedure voor de erkenning, de rechten en plichten van de deskundige en de eventuele sancties (§ 2);
— de Koning de bevoegdheid geeft een model op te stellen voor het omstandig verslag (§ 3).
De inhoud van het artikel 7 van de nieuwe interneringswet wordt ingevoegd in een vijfde paragraaf van het nieuwe artikel. Hierdoor krijgt de persoon die aan een psychiatrisch deskundigenonderzoek wordt onderworpen de mogelijkheid om door een arts naar keuze voor het deskundigenonderzoek dienstige inlichtingen schriftelijk te laten overmaken aan de gerechtspsychiater. De gerechtspsychiater zal zich hierover moeten uitspreken.
Aan het artikel wordt verder nog een § 6 toegevoegd om het honorarium voor het psychiatrisch deskundigenonderzoek te bepalen. Door een honorarium per uur toe te kennen wordt de vergoeding in overeenstemming gebracht met de grootte en de moeilijkheidsgraad van het dossier. Het bedrag wordt gekoppeld aan het tarief dat is vastgelegd in de nomenclatuur voor een psychotherapeutische behandelingszitting door een geaccrediteerde geneesheer, specialist in de psychiatrie. Aangezien de gerechtspsychiater volgens dit voorstel aan een aantal voorwaarden moet voldoen om erkend te blijven (minimum aantal zaken, bijscholingen, ...), is de erkenning eigenlijk een vorm van accreditatie (8) . Het is dan ook logisch te vertrekken van dit honorarium. Op het bedrag zoals bepaald in de nomenclatuur moet nog een herberekening worden uitgevoerd. Op dit moment bedraagt het honorarium van een psychiater 67,34 euro voor een behandelingssessie van 45 minuten. Volgens de « regel van drie » zou het uurloon dus 89,79 euro bedragen.
Artikel 3
Artikel 2 van deze wet voegt een nieuw hoofdstuk I, bestaande uit één artikel, toe aan de wet tot bescherming van de maatschappij. Het huidige hoofdstuk I over « De inobservatiestelling van de verdachten » wordt vernummerd tot hoofdstuk I/1, het huidige artikel 1 wordt artikel 1/1. De overige artikelen van het hoofdstuk over « De inobservatiestelling van de verdachten » behouden hun nummer.
Artikel 4
Dit artikel past het artikel 5, § 2, derde lid, van de nieuwe interneringswet aan, zodanig dat hier ook de Koning wordt opgedragen om binnen de zes maanden te rekenen na de inwerkingtreding van de wet de voorwaarden en de procedure voor het verlenen van de erkenning te bepalen, naast de rechten en de plichten van de erkende deskundigen en de sancties die kunnen worden opgelegd bij het niet-naleven van de erkenningsvoorwaarden.
Ook de tekst van paragraaf 6 van het voorgestelde artikel 1 van de wet van 9 april 1930 wordt ingevoegd in het artikel 5, zodanig dat deze regeling ook van toepassing is wanneer de wet van 21 april 2007 in werking zal treden.
Artikel 5
Het artikel bepaalt de datum van inwerkingtreding van de wet op de datum van bekendmaking van de wet in het Belgisch Staatsblad. De Koning heeft vanaf die dag zes maanden tijd om de praktische modaliteiten voor de erkenning te regelen.
Els VAN HOOF Sabine de BETHUNE Nahima LANJRI. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
In de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, laatst gewijzigd bij de wet van 21 april 2007, wordt vóór hoofdstuk I een nieuw hoofdstuk I ingevoegd, dat een artikel 1 bevat, luidende :
« Hoofdstuk 1 — Het psychiatrisch deskundigenonderzoek
Artikel 1.
§ 1. Wanneer er redenen zijn om aan te nemen dat een persoon zich bevindt in een in artikel 1/1 bedoelde toestand, kunnen de onderzoeksrechter en de onderzoeks- of vonnisgerechten een psychiatrisch deskundigenonderzoek bevelen teneinde ten minste vast te stellen :
1º dat de persoon op het ogenblik van de feiten en op het ogenblik van het onderzoek leed aan een geestesstoornis die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden heeft tenietgedaan of ernstig heeft aangetast;
2º dat er mogelijk een oorzakelijk verband bestaat tussen de geestesstoornis en de feiten;
3º dat het gevaar bestaat dat betrokkene ten gevolge van de geestesstoornis opnieuw misdrijven pleegt;
4º dat en hoe de persoon kan worden behandeld, begeleid, verzorgd met het oog op zijn reïntegratie in de maatschappij.
§ 2. Het psychiatrische deskundigenonderzoek wordt uitgevoerd onder de leiding en de verantwoordelijkheid van een deskundige die voldoet aan de voorwaarden welke zijn gesteld in artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.
Daarenboven dient de deskundige vooraf erkend te zijn door de minister die bevoegd is voor de Volksgezondheid, of door zijn afgevaardigde.
Binnen zes maanden te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit artikel bepaalt de Koning de voorwaarden en de procedure voor het verlenen van de erkenning. Hij bepaalt de rechten en de plichten van de erkende deskundigen. Hij bepaalt de sancties die kunnen worden opgelegd bij het niet-naleven van de erkenningsvoorwaarden.
§ 3. De deskundige maakt van zijn bevindingen een omstandig verslag op, overeenkomstig het door de Koning vastgestelde model.
§ 4. De bepalingen van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, met uitzondering van artikel 6, zijn van toepassing op het psychiatrisch deskundigenonderzoek.
§ 5. De persoon die aan een psychiatrisch deskundigenonderzoek wordt onderworpen kan aan de gerechtelijke deskundigen schriftelijk alle voor het deskundigenonderzoek dienstige inlichtingen van de arts van zijn keuze overzenden. Deze arts wordt op de hoogte gebracht van de doelstellingen van het psychiatrisch deskundigenonderzoek.
De gerechtelijke deskundigen spreken zich over deze inlichtingen uit alvorens hun conclusies te formuleren en voegen deze inlichtingen toe aan hun verslag.
§ 6. De deskundige ontvangt een honorarium per uur. Dit honorarium wordt vastgesteld overeenkomstig het tarief dat voor een psychotherapeutische behandelingszitting van een geaccrediteerde geneesheer is vastgelegd in de nomenclatuur voor de geneeskundige verstrekkingen. ».
Art. 3
In dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º het huidige hoofdstuk I wordt hoofdstuk I/1;
2º het huidige artikel 1 wordt artikel 1/1.
Art. 4
In artikel 5 van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º in het derde lid van paragraaf 2 wordt het woord « vierentwintig » vervangen door het woord « zes »;
2º een paragraaf 5 wordt toegevoegd, luidende :
« § 5. De deskundige ontvangt een honorarium per uur, dat wordt vastgesteld overeenkomstig het tarief dat voor een psychotherapeutische behandelingszitting van een geaccrediteerde geneesheer is vastgelegd in de nomenclatuur voor de geneeskundige verstrekkingen. ».
Art. 5
Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
30 maart 2010.
Els VAN HOOF Sabine de BETHUNE Nahima LANJRI. |
(1) Wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis, Belgisch Staatsblad 13 juli 2007.
(2) Artikel 157 van de wet van 21 april 2007, zoals gewijzigd door artikel 7 van de wet van 24 juli 2008, Belgisch Staatsblad 7 augustus 2008.
(3) algemene beleidsnota Justitie, Parl. St., Kamer 2008-2009, nr. 2225/012, p. 13.
(4) Vraag om uitleg nr. 4-1478 van mevrouw Els Van Hoof over het psychiatrisch onderzoek in het kader van interneringen, Parl. Hand., Senaat 2009-2010, nr. 112, p. 51-53.
(5) Chris Dillen, « Requiem voor een kalf », Orde van de Dag — Criminaliteit en Samenleving, 34, vol.34, p. 11.
(6) Vraag om uitleg nr. 4-1373 van mevrouw Els Van Hoof over de vergoeding van bijkomende kosten voor gerechtspsychiaters, Parl. Hand., Senaat 2008-2009, nr. 109, p. 34.
(7) Wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, zoals gewijzigd door de wet van 1 juli 1964 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, Belgisch Staatsblad 17 juli 1964.
(8) Een accreditering is een soort kwaliteitslabel waaraan artsen kunnen voldoen als ze bijscholing volgen en als ze hun praktijk volgens bepaalde kwaliteitsnormen inrichten. Voor de patiënt betekent dit naast kwaliteitsvolle zorgverlening ook dat de arts een hoger honorarium mag hanteren.