4-1759/1

4-1759/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

28 APRIL 2010


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 387ter, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, wat de akkoorden inzake het omgangsrecht betreft

(Ingediend door de heer Guy Swennen)


TOELICHTING


Tijdens de studiedag van 19 maart 2010 over « De niet-naleving van het omgangsrecht — Actuele problemen en mogelijke alternatieven » suggereerde de heer Patrick Senaeve, buitengewoon hoogleraar KULeuven en kamervoorzitter en dienstdoend jeugdrechter in hoger beroep in het hof van beroep te Brussel, een aantal wetswijzigingen om tegemoet te komen aan een aantal praktische problemen of discussies in de rechtsleer die gerezen zijn naar aanleiding van de wet van 18 juli 2006.

Het is op het eerste gezicht vreemd dat de wetgever van 18 juni 2006 enkel aandacht besteedt aan de verblijfsregeling of omgangsregeling die vastgelegd werd in een overeenkomst in het kader van een echtscheiding door onderlinge toestemming, en niet in het kader van een andere overeenkomst tussen de ouders buiten een procedure met het oog op een echtscheiding door onderlinge toestemming.

Vooreerst moet opgemerkt worden dat indien, nadat het geschil bij de rechter aanhangig gemaakt werd, de ouders een akkoord bereiken aangaande de verblijfsregeling van hun kind(eren) en dit akkoord door de rechter gehomologeerd wordt overeenkomstig artikel 374, § 2, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, het vonnis (of het arrest of de beschikking) waarbij dit akkoord gehomologeerd werd een « rechterlijke beslissing » is in de zin van artikel 387ter, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek zodat bij niet-naleving van dit akkoordvonnis de gedupeerde ouder beroep kan doen op de uitvoerings- en dwangmaatregelen bepaald in artikel 387ter van het Burgerlijk Wetboek.

In andere gevallen voorziet de wet in de mogelijkheid dat overeenkomsten aangaande de verblijfsregeling door een rechter gehomologeerd worden zonder dat voorafgaandelijk een geschil bij de rechter aanhangig gemaakt was. Dit is met name het geval voor de overeenkomst tussen de echtgenoten met het oog op een echtscheiding door onderlinge toestemming die, voor zover zij betrekking heeft op hun minderjarige kinderen, door de echtscheidingsrechter (= burgerlijke rechtbank) gehomologeerd wordt (art. 1298 van het Gerechtelijk Wetboek). Er zijn evenwel nog andere gevallen waarin de rechter een overeenkomst tussen de ouders aangaande de verblijfsregeling van hun minderjarige kinderen kan homologeren zonder dat de rechter geadieerd werd over een voorafbestaand geschil, met name het bemiddelingsakkoord dat tot stand gekomen is onder begeleiding van een erkende bemiddelaar (art. 1733 van het Gerechtelijk Wetboek). Het is ongetwijfeld een lacune in de wet dat niet alle situaties waarin een akkoord door een rechtbank werd gehomologeerd zonder voorafbestaand daadwerkelijk geschil onder het toepassingsgebied van artikel 387ter van het Burgerlijk Wetboek gebracht werden.

Guy SWENNEN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 387ter, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 18 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º de eerste zin wordt in fine aangevuld het zinsdeel : « of door een krachtens artikel 1733 door de rechtbank gehomologeerde overeenkomst »;

2º in de tweede zin wordt het woord « rechtbank » vervangen door het woord « jeugdrechtbank ».

25 maart 2010.

Guy SWENNEN.