4-1751/1 | 4-1751/1 |
21 APRIL 2010
Recentelijk kwam de bijzondere kwetsbaarheid van de strafrechtsbedeling aan het licht doordat penitentiaire beambten zich wegens gokschulden mogelijks financieel laten beďnvloeden door gedetineerden.
De wet van 7 mei 1999 op de kansspelen en de bescherming van de spelers bevat een verbod tot toegang tot de speelzalen van kansspelinrichtingen van de klasse I en II voor magistraten, notarissen, deurwaarders en leden van de politiediensten buiten het kader van de uitoefening van hun functies (artikel 54, § 2). De wet van 10 januari 2010 tot wijziging van de wetgeving inzake kansspelen voegt daar een tweede lid aan toe dat de deelname aan kansspelen in de zin van de wet van 7 mei 1999 waarvoor een registratieplicht geldt, met uitzondering van de weddenschappen, verboden zijn voor magistraten, notarissen, deurwaarders en leden van de politiediensten buiten het kader van de uitoefening van hun functies. Een inbreuk op dit verbod wordt gesanctioneerd in artikel 64 van voornoemde wet met een gevangenisstraf van één maand tot drie jaar en een geldboete tussen de 26 euro en 25 000 euro.
Momenteel geldt dit toegangsverbod niet voor de penitentiaire beambten.
De indieners van dit wetsvoorstel wensen het verbod tot toegang tot de speelzalen van kansspelinrichtingen van klasse I en II uit te breiden tot de penitentiaire ambtenaren, door deze toe te voegen in artikel 54, § 2, van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen en de bescherming van de spelers.
De wettelijke piste van het verbod wordt gekozen omwille van twee redenen. Enerzijds houdt het verbod een beperking in van het recht op de bescherming van het privéleven, dat beschermd wordt door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en waarbij uitzonderingen slechts kunnen bij wet en voor zover deze maatregel nodig is in een democratische samenleving, in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Vanuit de Kansspelcommissie wordt geijverd om de controle op de kansspelen op te nemen in het Nationaal Veiligheidsplan, omdat deze werkelijk aanleiding kunnen geven tot criminele activiteiten, zoals afrekeningen, woeker, witwassen en fraude. Momenteel maakt de strijd tegen de ernstige economisch-financiële criminaliteit reeds deel uit van de door de regering vastgelegde prioriteiten in het Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011.
Het lijkt niet te betwijfelen dat penitentiaire beambten die via de deelname aan kansspelen schulden opbouwen, kwetsbaarder worden om deel te nemen aan illegale activiteiten om de eventuele schulden terug te kunnen betalen. Het is belangrijk dat de wetgever een initiatief neemt om dit risico zoveel mogelijk te beperken. Het lijkt in die zin verantwoord een verbod op de toegang tot de kansspelinrichtingen van de klasse I en II in te voeren.
Het Europees Hof van Justitie te Luxemburg benadrukte in zijn arrest van 8 september 2009 dat het de lidstaten van de Europese Unie toegelaten was wettelijke beperkingen in te voeren wat betreft de exploitatie van kansspelen. In dat arrest wordt door het Hof benadrukt dat « in dit verband moet worden opgemerkt dat de bestrijding van criminaliteit een dwingende reden van algemeen belang kan zijn die beperkingen kan rechtvaardigen op het gebied van de marktdeelnemers die in de kansspelsector diensten mogen aanbieden. Dergelijke spelen brengen immers een hoog risico op criminaliteit en fraude mee omdat er grote sommen geld mee kunnen worden verzameld en de spelers aanzienlijke bedragen kunnen winnen. » (arrest Liga Portuguesa de Futebol Profissional, HvJ, 8 september 2009).
Uit deze overwegingen van het Hof van Justitie kan afgeleid worden dat een beperking van de diensten voor bepaalde categorieën personen gerechtvaardigd kan worden, omdat zij een functie vervullen van algemeen belang en zij zich niet mogen blootstellen aan enig risico om betrokken te worden bij criminele activiteiten of fraude. Vanuit deze overweging lijkt een uitbreiding van de in de wet van 7 mei 1999 weerhouden beroepscategorieën met die van de penitentiaire beambten verantwoord.
Artikel 1
In de wet van 10 januari 2010 werd het artikel 54 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers beschouwd als een wetsartikel in het kader van artikel 78 van de Grondwet.
Artikel 2
Dit artikel voegt de penitentiaire beambten bij de beroepscategorieën die momenteel reeds een verbod kennen om de speelzalen van kansspelinrichtingen klasse I en II te betreden. Gelet op het feit dat penitentiaire beambten binnen het kader van hun functies normalerwijze nooit deze speelzalen dienen te betreden, wordt geopteerd om een nieuw lid in artikel 54, § 2, van de wet van 7 mei 1999 in te voegen.
Tony VAN PARYS Hugo VANDENBERGHE Pol VAN DEN DRIESSCHE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 54, § 2, van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, gewijzigd bij de wet van 10 januari 2010, wordt aangevuld met een lid, luidende :
« De toegang tot de speelzalen bedoeld in het eerste lid en de deelname aan kansspelen bedoeld in het tweede lid, zijn eveneens verboden voor de penitentiaire beambten. ».
25 maart 2010.
Tony VAN PARYS Hugo VANDENBERGHE Pol VAN DEN DRIESSCHE. |