4-1079/2

4-1079/2

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

28 OKTOBER 2009


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 1 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, teneinde op het moment van de aanhouding nieuwe rechten toe te kennen aan de persoon die van zijn vrijheid is benomen


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN MEVROUW THIBAUT

Art. 2

In letter a), het voorgestelde 8º doen vervallen.

Verantwoording

Dit punt dient te vervallen om te voorkomen dat de tekst van het voorstel als gevolg van amendement nr. 3 tegenstrijdigheden gaat bevatten.

Nr. 2 VAN MEVROUW THIBAUT

Opschrift

Het opschrift vervangen als volgt :

« Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, teneinde op het moment van de aanhouding nieuwe rechten toe te kennen aan de persoon die van zijn vrijheid is beroofd ».

Verantwoording

Technische wijziging die als gevolg van amendement nr. 3 noodzakelijk is.

Nr. 3 VAN MEVROUW THIBAUT

Art. 3 (nieuw)

Een artikel 3 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 3. — In artikel 16 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 31 mei 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

a) wordt § 2 vervangen als volgt :

« § 2. Tenzij de verdachte voortvluchtig is of zich verbergt, moet de onderzoeksrechter alvorens een bevel tot aanhouding te verlenen, de verdachte ondervragen over de feiten die aan de beschuldiging ten grondslag liggen en die aanleiding kunnen geven tot de afgifte van een bevel tot aanhouding en zijn opmerkingen daarover horen.

Voor hij tot die ondervraging overgaat :

— deelt de onderzoeksrechter de verdachte mee :

1º dat hij recht heeft op een onderhoud met de advocaat die hij gekozen heeft of die hem door de Orde van Advocaten is toegewezen;

2º dat er tegen hem een bevel tot aanhouding kan worden verleend;

— gaat hij na of de advocaat van de verdachte tijdig is ingelicht over het feit dat de verdachte voor hem verschijnt.

Bij ontstentenis van die ondervraging of van de inachtneming van de formaliteiten waarvan sprake is in onderhavige paragraaf, wordt de verdachte in vrijheid gesteld.

Al die gegevens worden vermeld in het proces-verbaal van het verhoor.

Wanneer het bevel tot aanhouding wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 19, § 1bis, vindt de ondervraging plaats door middel van radio, telefoon, audiovisuele of andere technische middelen die een rechtstreekse overbrenging van de stem tussen de onderzoeksrechter en de verdachte mogelijk maken en de vertrouwelijkheid van hun gesprek waarborgen. ».

b) § 4 vervalt. ».

Verantwoording

De vele hervormingen van de wet betreffende de voorlopige hechtenis die we gekend hebben, hadden alle tot doel misbruik ervan te bestrijden. Er werden aan de wet criteria toegevoegd zoals « nieuwe en ernstige omstandigheden » en « volstrekte noodzakelijkheid », zonder dat dit in de praktijk veel gevolgen had.

Vandaag bepaalt de wettekst dat de voorlopige hechtenis niet mag worden aangewend « met het oog op onmiddellijke bestraffing, noch met het oog op de uitoefening van enige andere vorm van dwang ».

Ondanks de opeenvolgende hervormingen, blijft het verlenen van een bevel tot aanhouding in een waas van rechteloosheid gehuld. Wie voor de onderzoeksrechter verschijnt, staat alleen en heeft geen recht op een advocaat.

Het Europees Hof voor de rechten van de mens heeft reeds heel wat landen veroordeeld wegens de schending van het recht op een eerlijk proces, omdat er geen rechtsbijstand was. Dat was bijvoorbeeld zo in de zaak Salduz vs. Turkije : het EHRM veroordeelde Turkije wegens schending van de rechten van de verdediging, omdat de verklaringen waren afgelegd terwijl er geen toegang was tot een advocaat en ze vervolgens als bewijs werden gebruikt (1) .Volgens het EHRM moet toegang tot een advocaat al mogelijk zijn in de eerste fase van ondervraging door de politie.

Ondanks de herhaalde verklaringen van het Europees Hof voor de rechten van de mens, blijft de Belgische rechtspraak de mening toegedaan dat het Belgisch systeem voldoende waarborgen biedt om de afwezigheid van een advocaat bij de eerste verhoren te vergoelijken.

Cécile THIBAUT.

(1) Beslissing van het EHRM van 27 november 2008.