4-1606/2 (Senaat) 52-2378/2 (Kamer) | 4-1606/2 (Senaat) 52-2378/2 (Kamer) |
9 FEBRUARI 2010
Aangezien België tijdens het tweede semester van 2010 het voorzitterschap van de Europese Unie waarneemt is besloten hoorzittingen met de regeringsleden te organiseren over hun respectieve prioriteiten.
Tijdens hun gezamenlijke vergadering van 9 februari 2010 hebben de commissies een hoorzitting gehouden met mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken, de heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen, en de heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie.
I. Uiteenzetting door mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken
Alvorens in te gaan op het programma van het Belgisch voorzitterschap, wil de minister van Binnenlandse Zaken kort de context te schetsen, want die is, zeker voor haar departement, de jongste jaren vrij sterk veranderd. We worden vandaag geconfronteerd met belangrijke nieuwigheden op politiek en juridisch vlak.
Er is de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, dat nieuwe kansen en nieuwe synergieën creëert die samen met de Europese Commissie en met het Europees Parlement moeten worden waargemaakt. De Europese Commissie die binnenkort aantreedt, heeft in haar rangen een commissaris die specifiek belast is met Binnenlandse Zaken. In de vorige Commissie vielen de bevoegdheden voor Justitie, Binnenlandse Zaken en Migratie onder één commissaris. Er komt ook een nieuw meerjarenplan, namelijk het programma van Stockholm, dat is goedgekeurd op de Europese Raad van december van vorig jaar en dat acties op het gebied van justitie en binnenlandse zaken zal omkaderen en de prioriteiten voor die domeinen vastleggen.
Deze nieuwe omgeving biedt, zoals gezegd, nieuwe kansen en mogelijkheden voor een voorzitterschap, maar het veronderstelt ook een mentaliteitswijziging bij de ambtenaren van de administratie die het voorzitterschap draagt. Deze veranderingen gaan zowel over de vorm als over de inhoud.
Wat de vorm betreft, is de tijd dat de Raad de Europese agenda inzake veiligheid alleen bepaalde, voorbij. De grotere rol van Commissie en Parlement brengt ons in de context van het voorzitterschap van de Raad tot het opstellen van een meer geïntegreerd, evenwichtiger programma. Dat is een heel goede zaak.
Het is voor ons dus van doorslaggevend belang dat we de intenties van de nieuwe Commissie zo snel mogelijk kennen. Het is nutteloos dat we alleen in ons hoekje aan een programma zitten te schaven dat niet bij de prioriteiten van de Commissie aansluit. Ook contacten met het Europees Parlement zijn een noodzakelijke voorwaarde. Overleg is het parool.
Inhoudelijk heeft het Programma van Stockholm al een aantal doelstellingen vastgelegd, onder meer het uitwerken van een gemeenschappelijke strategie voor binnenlandse veiligheid. Dat concept heeft al veel pennen in beweging gebracht, maar moet nog worden gedefinieerd. Het enthousiasme ervoor bij de lidstaten, de Commissie en het Parlement is alvast niet altijd even groot. Het debat moet dus worden georganiseerd en het concept moet worden uitgewerkt.
De minister onderstreept dus dat de punten die zij zal bespreken als mogelijke bestanddelen van onze prioriteiten, naar gelang van de raadplegingen met de Commissie en het Parlement moeten worden uitgediept.
Veiligheid was altijd een van de belangrijke Europese prioriteiten, zowel voor de Europese instellingen als voor de lidstaten en de burger. De Europese burgers zijn trouwens van mening dat veiligheid en strijd tegen het terrorisme één van de domeinen is waar Europese actie een meerwaarde vormt ten opzichte van zuiver nationale maatregelen.
De verwachtingen zijn dus hooggespannen en de uitdagingen belangrijk, als men de actie van de Europese Unie meer geloofwaardigheid wil geven bij de burgers. De verwikkelingen rond de ratificatie van het Verdrag van Lissabon tonen aan dat de interesse misschien varieert, maar dat de uitdaging vandaag enorm is.
Daarom was de vraag die tot nu toe onze reflectie over het voorzitterschap heeft geleid, de volgende : hoe kunnen we de burger overtuigen dat voor deze belangrijke materie alleen Europese actie pertinent is en hoe kunnen we aantonen dat dit in zijn dagelijks leven aantoonbaar verbetert ?
Wanneer spreker het heeft over burgers, is dat tegelijk in de meest brede zin van het woord als in de meer beperkte definitie van « mensen van het terrein », zoals politiemensen en brandweerlui.
Zij heeft dus gevraagd dat het programma gebaseerd zou zijn op twee essentiële punten : een brede benadering van de notie veiligheid en meer nadruk op de preventie van criminele fenomenen en andere fenomenen die de veiligheid van de burger in gevaar brengen.
Het eerste punt betreft dus een bredere benadering van de notie veiligheid.
We mogen ons niet beperken tot het bestrijden van grote criminele fenomenen, zoals georganiseerde criminaliteit of terrorisme, maar we moeten onze actieradius uitbreiden naar andere fenomenen, waaronder de strijd tegen kleine criminaliteit, zoals inbraak, diefstal van eigendom en kleine delinquentie, of naar andere domeinen die ook relevant zijn voor de veiligheid, zoals bescherming tegen branden, overstromingen of explosies.
Bijvoorbeeld, bij de strijd tegen rondtrekkende dadergroepen gaat het om een criminaliteitsvorm die per definitie grensoverschrijdend is en waar vele lidstaten mee te maken hebben. Het heeft in de eerste plaats een weerslag op de burger, aangezien deze criminaliteit zich vertaalt in talrijke diefstallen en woninginbraken. De verschillende perceptie van het fenomeen door de verschillende lidstaten leidt echter tot een weinig gecoördineerde aanpak.
Het is duidelijk dat het hier gaat om nieuwe samenwerkingsdomeinen die zullen moeten slagen voor de subsidiariteitstest, maar het lijkt uiterst belangrijk om dit samenwerkingsproces te starten door bijvoorbeeld toenemende, ook informele, contacten tussen de Europese administraties die voor deze materie bevoegd zijn. Zij moeten beter samenwerken en meer bepaald door de uitwisseling van good practices, ervaringen en lessons learned.
Uiteraard mag deze verbreding van het actieterrein niet leiden tot een verwaarlozing van de strijd tegen de grote criminaliteit en het terrorisme. De strijd tegen het terrorisme blijft een prioriteit op de Europese agenda en dus van het Belgische voorzitterschap. De gebeurtenissen van december jongstleden op de vlucht Schiphol-Detroit hebben dit nog maar eens aangetoond. We moeten ons onophoudelijk aanpassen aan de nieuwe technologieën en de nieuwe, steeds meer gesofisticeerde methodes van de criminelen. Daarover is de samenwerking gelukkig goed op gang gebracht. De Europese antiterrorismecoördinator, Gilles de Kerckhove, volgt de evolutie van dit fenomeen zeer nauwgezet en heeft een zeer genuanceerde inschatting van de terroristische dreiging. In november heeft hij trouwens tien grote prioriteiten voorgesteld om de Europese strategie in de strijd tegen terrorisme te versterken. Bij deze prioriteiten zet hij onder andere preventie en de strijd tegen radicalisering.
Mensenhandel is ook een van de prioriteiten. In oktober organiseert de Europese Unie de week van de strijd tegen de mensenhandel. De minister heeft ook vorig jaar deelgenomen aan een conferentie daarover en wil het werk van het Zweeds voorzitterschap op het vlak van acties van politiediensten voortzetten, in samenwerking met de Europese Commissie en Justitie. In die week zal een conferentie georganiseerd worden.
Op het terrein van de mensenhandel speelt ons land overigens een uitzonderlijke voortrekkersrol en hebben we bijzonder veel kennis over de Europese context. Een van onze uitdagingen is deze kennis te valoriseren op Europees niveau.
Tot slot nog een woord over het beheer van natuurrampen. We moeten ons baseren op de lessen die we hebben getrokken uit onze acties in Haïti, waar wij als klein land aanwezig waren met het B Fast-team, met een team van Volksgezondheid, waarvan de logistiek georganiseerd was door Defensie, en met een groot team van Binnenlandse Zaken, namelijk van brandweerlui en mensen van de Civiele Bescherming, om met ons Urban Search and Rescue Team mensen van onder het puin te redden. We waren als derde land ter plaatse, terwijl er voor ons toch een grote transporttijd nodig is. Dat is ook de reden waarom onze Belgische ploeg zoveel succes heeft gehad.
We moeten echter veel meer reageren vanuit een Europese context. Wat België kan, dat moeten we ook kunnen verwezenlijken als Europese Unie. We moeten onze verantwoordelijkheid in de wereld op ons nemen. Het is belangrijk dat de EU hier een top-downbenadering verkiest in plaats van niet-gecoördineerde initiatieven te lanceren. Wij zullen hoe dan ook nuttig gebruik maken van de evaluatie die de Europese Unie zal maken van het Europees mechanisme voor civiele bescherming.
Het tweede punt is meer preventie.
De minister heeft moeten vaststellen dat dit nochtans essentiële aspect het arme broertje was van de Europese samenwerking, zowel inzake terrorisme als inzake kleine en grote criminaliteit. De Unie heeft zich immers voorzien van talrijke instrumenten en wetgevende teksten voor de politiediensten of de gerechtelijke wereld, hetzij om hun samenwerking te verbeteren, hetzij om ze toegang te geven tot databanken. Men neemt daarentegen zeer weinig activiteiten waar op het gebied van de preventie van die criminele verschijnselen.
De minister geeft enkele voorbeelden van projecten op het gebied van de preventie die zij gedurende het voorzitterschap wil verwezenlijken.
Ten eerste de preventie van het radicalisme, waarvoor zij een aanpak van community policing bepleit. Men is van plan een handboek te maken voor de politiemensen in het veld, om ze de voortekenen van radicalisme te leren opsporen. Er zal een specifieke opleiding worden georganiseerd.
Bovendien moet werk worden gemaakt van een sociale benadering. Het Europees actieplan tegen radicalisme en rekrutering zet de lidstaten ertoe aan preventie te ontwikkelen die socialer gericht is, waarbij ze voor preventie mensen inzetten die niet tot de politie behoren. Het gaat werkelijk om een Europese prioriteit die ik concreet vorm wil geven.
Ten tweede de preventie van inbraken. Dat is ongetwijfeld een van de problemen die onze medeburgers het diepst raken. De minister wenst dat er op de conferentie van het Europees netwerk inzake criminaliteitspreventie een strategie wordt goedgekeurd waarin de diverse praktijken inzake technische preventie — het bepalen van maatregelen en voorzorg ter beveiliging van woningen — worden samengebracht. Eveneens in die context kan het verschijnsel van de rondtrekkende bendes, waarover ik het daarnet had, worden behandeld, maar dan met de insteek van preventie.
Ten derde, de preventie van diefstal van identiteitsdocumenten. Het doel tijdens het voorzitterschap wordt een Europees referentiekader tot stand te brengen. Het « check doc », met als doel een verloren of gestolen identiteitsdocument onbruikbaar te maken, kan als uitgangspunt worden gebruikt. Op die manier kunnen we proberen een oplossing te vinden voor de identiteitsfraude.
Het laatste punt is de omzetting van richtlijnen.
Het respect voor de termijnen van de omzetting van Europese richtlijnen alsook de correcte toepassing van het communautaire recht zijn prioriteiten van de FOD Binnenlandse Zaken. Ons actieplan heeft tot doel een correct evenwicht te vinden tussen een snelle omzetting binnen de voorgeschreven termijnen en een zo correct mogelijke omzetting.
In de materie die onder haar bevoegdheid valt, is de minister volledig in orde voor de scoreboards van mei en november 2010.
Het aantal dossiers van overtreding wegens slechte toepassing is eveneens sterk gedaald : er blijft slechts één dossier over, over de noodplanning voor ongevallen bij Seveso-bedrijven. Gelukkig moet dat dossier voor de aanvang van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie geklasseerd zijn.
Als gevolg van de inwerkingtreding van het verdrag van Lissabon kunnen in de toekomst Europese richtlijnen worden aangenomen inzake de samenwerking van politie en civiele bescherming. De diensten staan klaar om een antwoord te bieden op die nieuwe vereisten.
Gedachtewisseling
De heer Philippe Mahoux (PS, Senaat) stelt een vraag die zowel het departement Justitie als dat van Binnenlandse Zaken. Alle Europese programma's hebben het over samenwerking op het gebied van politie en gerecht. Meer efficiëntie in de strijd tegen criminele organisaties en terroristen is dan ook meer dan wenselijk.
Spreker betreurt evenwel dat de betere samenwerking van politie en gerecht op Europees niveau niet gepaard gaat met een soortgelijke verbetering inzake de privacywetgeving. In België zoeken we een evenwicht tussen beide. In Europa is dat niet het geval. Met het Verdrag van Lissabon zal dat ongetwijfeld veranderen.
Het is meer dan eens gebeurd dat de opeenvolgende Belgische ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken, toen hen over een of ander onderwerp een vraag werd gesteld, die vraag niet konden beantwoorden omdat die onderwerpen voortaan onder de Europese bevoegdheid vielen. De Europese bevoegdheden terzake waren evenwel niet gedefinieerd. Wat kunnen we doen, als we niemand hierover vragen kunnen stellen ?
Spreker wijst er mevrouw de minister nadrukkelijk op dat men geen vorderingen in de Europese samenwerking kan vragen zonder wetgevende en democratische waarborgen.
Wat het radicalisme betreft, onderstreept spreker dat het begrip, zelfs in België, een wat speciale betekenis heeft. Radicaal zijn in zijn meningen is toch geen misdrijf. Bovendien betekent radicalisme in Frankrijk iets helemaal anders. Het radicalisme bestaat al heel lang en onderscheidt zich door zijn gematigdheid, door een houding die men kan illustreren met « Ik ben voor noch tegen, wel integendeel ». Spreker pleit er dus voor dat er een andere term wordt gekozen, want de minister dreigt verkeerd te worden begrepen.
Mevrouw Clotilde Nyssens (cdH, Kamer) merkt op dat de minister het in verband met de preventie, een hoogst belangrijk onderwerp, over community policing, bendes, diefstallen had. Spreekster kan niet anders dan een parallel te trekken tussen die woorden en de debatten die we meemaken in de politieraden, bijvoorbeeld in Brussel.
De preventie wordt in België, via bepaalde buurtcontracten, onder andere gefinancierd door wat men de fondsen van de Europese toppen noemt. Spreekster vraagt met klem dat de minister erop aandringt dat Europa, waarvan de instellingen zich gedeeltelijk in Brussel bevinden, de preventie en de veiligheid blijft financieren. De fondsen van de Europese toppen, die oorspronkelijk gepland waren om de vergaderingen van de Europese Raad in Brussel te organiseren, dienen sinds lang ook om preventieprogramma's te financieren. Is die inbreng verzekerd voor de toekomst ?
De minister herinnert terecht aan enkele gebieden waarop België steeds een voortrekkersrol heeft gespeeld, zoals de strijd tegen de mensenhandel. Het is duidelijk dat we op de ingeslagen weg moeten voortgaan.
De minister vermeldt enkele van haar prioriteiten, maar spreekster pleit ervoor daar de strijd tegen drugs aan toe te voegen. We moeten kiezen voor thema's van grensoverschrijdende samenwerking en drugs is er zo een.
De minister heeft het over de kleine criminaliteit en de delinquentie in de steden. Europa is echter slechts voor die materie bevoegd wat de samenwerking betreft. Tot nu toe gaat Europa niet over de nationale wetgevingen terzake. Kan de minister haar idee hierover toelichten, meer bepaald haar verklaring dat veiligheid in de ruime zin van het woord moet worden gezien ?
Spreekster deelt de mening van de minister dat de status van de materies die onder de departementen Justitie en Binnenlandse Zaken vallen sinds het verdrag van Lissabon echt veranderd is. Het is een kans om de Belgische context te overstijgen en bepaalde materies op het Europese niveau te tillen.
De heer Dirk Claes (CD&V, Senaat) meent dat het natuurlijk een goede zaak is dat er een commissaris komt die het veiligheidsbeleid volgt. We moeten dit echter ook bekijken in een breder perspectief. De strijd tegen terrorisme stopt niet aan de grenzen. Nu zijn zelfs in België sommige technologieën niet op elkaar afgestemd. Hoe staat het dan op dat vlak tussen de lidstaten onderling ? Politie en brandweer moeten grensoverschrijdend kunnen communiceren. We moeten daarom heel bewust kiezen voor technologieën die Europees compatibel zijn en ook heel precies bepalen waar we wat inzetten. Bodyscans moeten we bijvoorbeeld in alle Europese luchthavens op dezelfde manier inzetten, want het heeft weinig zin dat maar in enkele luchthavens te doen. Hoe denkt de minister hierover ?
De heer Stefaan Van Hecke (Groen !, Kamer) stipt aan dat de minister zegt dat ze het programma inzake de veiligheid baseert op twee essentiële punten : een zeer brede benadering en meer aandacht voor preventie. Dat lijkt spreker een veel beter uitgangspunt dan de repressieve benadering, die vaak de bredere benadering en de preventie naar de achtergrond duwt. De vraag blijft natuurlijk hoe dat in de praktijk zal vertaald worden. We krijgen nu wel wat teksten van de Europese Unie over terrorisme, maar ook daarin is — althans tot nu toe — weinig aandacht voor preventie of voor een brede benadering. Als de minister die tendens kan keren, zou dat al zeer positief zijn. Maar dat moet nog blijken. De minister moet overigens ook haar collega's ministers nog kunnen overtuigen van haar benadering.
Spreker vraagt zich ook af wat de minister precies bedoelt wanneer ze zegt dat ze van de bestrijding van kleine criminaliteit een prioriteit wil maken. Hoe omschrijft ze de kleine delinquentie en is Europa het meest geschikte niveau om die aan te pakken ?
Als we de subsidiariteitstest maken, rijst de vraag of Europa zich echt moet gaan bezighouden met zaken als woninginbraken en sluikstorten. Als het gaat over grensoverschrijdende criminaliteit zoals groot banditisme, is het evident dat er grensoverschrijdend wordt gewerkt en dat er Europese coördinatie is. Maar voor kleine criminaliteit ziet spreker dat niet direct. Hoe ziet de minister dat ? In hoever zal dit de subsidiariteitstest doorstaan ?
De strijd tegen terrorisme is al sinds 9/11 een prioriteit en we krijgen geregeld nieuwe wetgevende initiatieven, die vaak het gevolg zijn van Europese regelgeving. Zowel Kamer als Senaat zijn vaak vrij kritisch, onder andere inzake de bescherming van de privacy. We hebben bijvoorbeeld een subsidiariteitsadvies kunnen geven over een wijziging van een kaderrichtlijn terrorisme. Het advies van de Senaat was heel kritisch, iets kritischer nog dan dat van de Kamer. Wat gebeurt er met deze adviezen ? Vaak wordt met zulke adviezen geen rekening gehouden, ook niet door onze ministers. Zal dat veranderen als België het Europees voorzitterschap op zich neemt ? Als dat niet gebeurt, ziet spreker van preventie en van een bredere benadering niet veel in huis komen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V, Senaat) vraagt zich eerst en vooral af of voortaan in het Europees veiligheidsbeleid komaf wordt gemaakt met de onderverdeling van de veiligheidsdiensten tussen de groep van Bern en de andere lidstaten. In de praktijk geven de Europese veiligheidsdiensten pertinente informatie over terrorisme niet op dezelfde wijze aan elkaar door. Er zijn wel afspraken tussen de grote veiligheidsdiensten, maar daar wordt België niet bij betrokken. Spreker wil wel naar veel toespraken luisteren, maar de toets volgt pas in de besluitvorming. Daar is de vraag of er bij de verwerking van alle veiligheidsinformatie echt een Europese optie komt, dan wel of de bestaande classificatie van betrouwbare en minder betrouwbare diensten of landen wordt aangehouden. Dat laatste zou betekenen dat er geen eengemaakte veiligheidspolitiek voor Europa komt, aangezien de veiligheidsdiensten in deze uitdaging een cruciale rol spelen.
Hoe zit het met het subsidiariteitsbeginsel in federale landen als Europa het veiligheidsbeleid op zich neemt ? De veiligheidspolitiek in Beieren verschilt totaal van die van Baden-Wurtemberg of van die van bepaalde Noord-Duitse staten. De bevoegdheid voor politie en justitie is in Duitsland volledig overgeheveld naar de deelstaten. Op welke wijze worden die verschillen op Europees niveau in rekening gebracht ? Aan de grenzen van Beieren en Baden-Wurtemberg gebeuren bijvoorbeeld nog vliegende controles, alhoewel de douanewetgeving op Europees niveau anders is geconstrueerd. Die Duitse deelstaten voeren op grond van andere bepalingen een beleid, dat overigens veel doelmatiger het probleem van de onwettige migratie opvangt.
Een derde opmerking betreft de inbreng van het parlement. Wanneer men het in België heeft over de verdeling van de bevoegdheden over politie en justitie, hoort men al jaren dat die bevoegdheden onbetwist op het federale niveau liggen, omdat volgens de Grondwet het legaliteitsbeginsel speelt : vanuit democratisch oogpunt heeft het parlement inzake veiligheid en openbare orde een essentiële opdracht, zowel inzake preventie als repressie. De bezorgdheid van een nationaal parlement kan bijzonder groot zijn, ook omdat de Europese Commissie, bijvoorbeeld bij het afhandelen van de SWIFT-affaire, blijk heeft gegeven bijzonder weinig democratische ruggengraat te hebben. In die affaire heeft men enkele honderden miljoenen persoonsgegevens aan de VS doorgegeven, met het akkoord van de Nationale Bank en de Europese Centrale Bank, zonder dat iemand daarvoor een juridische grondslag had en in strijd met de Grondwet, het EVRM en het Verdrag van Straatsburg tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens.
Niettegenstaande deze constitutionele en internationaalrechtelijke waarborgen zijn de SWIFT-gegevens gedurende jaren doorgegeven. De bevoegde commissaris is enkele jaren geleden wel in gang geschoten, maar samen met het Europees Parlement moet spreker vaststellen dat de Europese Commissie een uur voor het verstrijken van de termijn voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon met de VS nog vlug een overeenkomst heeft gesloten om het SWIFT-akkoord te honoreren, hoewel, naar zijn oordeel, de grondwettelijke waarborgen voor de bescherming van de privacy niet werden gerespecteerd. Het Europees Parlement zal daar nu bijkomende waarborgen voor eisen.
Spreker haalt dit aan omdat in de politiek, en zeker bij veiligheidsproblemen, de publieke opinie een belangrijke rol speelt. Wanneer een probleem op een hoger echelon terechtkomt, is er altijd het risico dat een zaak als de bescherming van het privéleven stiefmoederlijk wordt behandeld, zeker in een samenleving die door « exhibitionisme » gekenmerkt wordt. Er zijn maar weinig politici die daar een punt van maken.
Tot nu toe speelde gelukkig nog het subsidiariteitsbeginsel. In de nieuwe verdragen worden ook bepaalde waarborgen voorgesteld. Toch wil spreker van de regering graag weten of ze bij de bespreking van dergelijke punten op Europees niveau overleg wil plegen met het parlement. Hij herinnert zich nog de hele discussie over kaderbesluiten, bijvoorbeeld op het aanhoudingsbevel. Ook toen heeft het Grondwettelijk Hof gevraagd dat daarover afspraken zouden worden gemaakt, dat het parlement daarover teksten zou krijgen, ook al heeft het terzake geen amenderingsbevoegheid. Terwijl vrijheidsberoving toch altijd problemen oplevert.
Spreker twijfelt er niet aan dat de gemeenschappelijke veiligheidspolitiek echt nodig is, gezien de uitdagingen waarmee we jammer genoeg geconfronteerd worden, maar even belangrijk is dat de besluitvorming democratisch verloopt. In de huidige institutionele opbouw ligt de democratisch controle op de besluitvorming inzake strafwet en veiligheidspolitiek alleen bij de nationale parlementen.
Mevrouw Karine Lalieux (PS, Kamer) is het eens met mevrouw Nyssens over de problematiek van de mensenhandel. Men weet dat die handel zich al jarenlang verder ontwikkelt; het is een ernstige vorm van georganiseerde misdaad waarbij de mens tot handelswaar wordt herleid. Dat domein valt onder de bevoegdheid van de departementen van Justitie en Binnenlandse Zaken en in het bijzonder onder Immigratie. Dat probleem zou op de voorgrond moeten worden geplaatst tijdens het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie.
Verder stipt spreker, net als de heer Mahoux, de ongepaste keuze aan van het woord « radicalisme » dat zelfs gevaarlijk kan zijn als het verkeerd wordt gebruikt.
Ze zou ook de civiele bescherming ter sprake willen brengen. Het zou misschien verstandig zijn om, op Europees vlak, te voorzien in samenhangende instrumenten voor de preventie van rampen, in het bijzonder op het vlak van kernenergie. Heel wat landen vestigen hun kerncentrales aan de grens. In geval van een ongeval zouden er dus verschillende landen betrokken zijn. Men zou de aandacht moeten vestigen op de preventie van rampen en op het uitwerken van een samenhangend Europees netwerk van civiele bescherming, met name voor wederzijdse informatie over risico's, in het bijzonder de nucleaire.
De Verenigde Staten vragen om een register op te stellen met de namen van passagiers; in Europa pleit men over het algemeen voor een versterking van de wetten betreffende de gegevensbestanden, terrorisme enz.
Spreker wenst van haar kant te benadrukken dat ook persoonlijke gegevens meer moeten worden beschermd. Op Europees niveau moet er voortdurend naar een evenwicht worden gezocht dat de afgelopen jaren soms zoek was. Spreker zou willen dat België het voorzitterschap aangrijpt om zijn stem te laten horen.
Op het vlak van delinquentie en criminaliteit geeft de fractie van spreker veeleer de voorkeur aan een preventieve benadering en een versterking van een Europees preventienetwerk. Men moet die idee steunen zonder uit het oog te verliezen dat de strijd tegen de buurt- en stadscriminaliteit vooral op nationale schaal wordt gevoerd, met name dankzij de buurtpolitie.
De heer Olivier Hamal (MR, Kamer) stelt vast dat het programma dat werd uitgewerkt in het kader van het Spaanse, Belgische en Hongaarse voorzitterschap een aantal punten behandelt die zowel onder het departement van Justitie als dat van Binnenlandse Zaken vallen en die het hele asiel- en immigratiebeleid betreffen. Het onderwerp is uiteraard heel belangrijk. België heeft een bepaald aantal dossiers die hangende zijn — spreker komt niet terug op de retroacta van de laatste jaren. Men weet dat bepaalde Europese landen, met name Spanje en Italië, grote immigratieproblemen hebben.
In dit programma is er sprake van asiel en immigratie, legale immigratie, immigratie van onderdanen uit derde landen, illegale immigratie : de hele problematiek komt aan bod.
Drie regeringsleden zijn rechtstreeks betrokken : de staatssecretaris voor Migratie- en Asielbeleid, de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse Zaken. Spreker zou iets preciezer willen weten wat ons land tijdens het voorzitterschap van plan is, in samenspraak met onze partners die het voorzitterschap hebben waargenomen of zullen waarnemen. Hij denkt uiteraard aan de initiatieven die zullen worden genomen om het Europees Pact voor immigratie en asiel uit te werken. Hij zou ook het Belgische standpunt willen vernemen over de richtlijnen inzake immigratie, gaande van de omstandigheden waarin men wordt opgevangen en de woonplaats van seizoenarbeiders, tot een overplaatsing binnen een onderneming naar andere lidstaten of het Groenboek over gezinshereniging in de Europese Unie. Hij zou ook het standpunt van ons land willen horen over de invoering van de blauwe kaart voor hoogopgeleide migranten die al dan niet aan het werk zijn en over alles wat te maken heeft met de problematiek van de illegale immigratie. Hij benadrukt ook dat er naar een evenwicht moet worden gezocht en dat men de mensen die in die situatie verkeren moet respecteren.
De minister van Binnenlandse Zaken, antwoordt dat het klopt dat er op Europees niveau te weinig aandacht gaat naar preventie, terwijl veiligheid een hele keten veronderstelt. Toen Sekkaki ontsnapte, was het een wijkagent die ontdekte wie de helikopter had gehuurd, omdat hij iets abnormaals in zijn wijk had opgemerkt. Hij heeft die informatie doorgegeven en zo is die naar de hogere hiërarchie doorgestroomd.
De hele keten is van groot belang. Daarom precies hecht de minister zoveel belang aan preventie. De Ministerraad heeft haar onlangs op een interministerieel comité de opdracht gegeven om een groep te coördineren met vertegenwoordigers van gewesten en gemeenten om samen een preventieplan voor te bereiden inzake terrorisme en radicalisme, al vindt ze dat laatste woord niet de goede benaming. Spreekster wil in die werkgroep nagaan hoe we de community policing, les agents de proximité, kunnen gebruiken om sneller netwerken te detecteren en ze uit te schakelen voor het te laat is.
Inzake de gegevensbanken en de privacy zoeken we in elke Europese lidstaat naar een evenwicht. Tijdens de laatste Europese Ministerraad, de informele raad van Toledo, heeft de minister in aanwezigheid van de Amerikaanse staatssecretaris Napolitano een uiteenzetting gehouden. Het ging onder andere over het incident op de vlucht Schiphol-Detroit. De minister heeft gezegd dat het niet de bedoeling kan zijn dat iedereen altijd elke informatie heeft. Men kan maar efficiënt optreden als de juiste informatie op het juiste moment op de juiste plaats is. We kunnen elkaar namelijk ook bombarderen met allerlei informatie, maar als de juiste informatie niet door de juiste mensen op de juiste plaats wordt geanalyseerd, dan krijgt men een berg papier bijvoorbeeld bij iemand die een controle moet doen. Dat leidt natuurlijk tot niets.
Naar dat evenwicht moeten de Europese landen altijd zoeken : is er voldoende bescherming van de privacy en wat gebeurt er met de informatie, wordt die op de goede manier geanalyseerd ? Ruwe informatie doorgeven is één zaak, ze interpreteren een andere en dat laatste maakt of een informatie nuttig is of niet.
Het probleem van drugsbestrijding dat mevrouw Nyssens aanstipte, valt onder de bevoegdheid van de FOD Justitie.
Het is waar dat we dit ook in een Europese context moeten bekijken.
Op de vraag wat spreekster precies bedoelt met kleine criminaliteit, wil zij het voorbeeld aanhalen van de rondtrekkende daderbendes. Wij hebben dankzij een actieplan dat we jaren geleden samen met de FOD Justitie hebben uitgewerkt en dat nu aan een evaluatie toe is, goede resultaten kunnen boeken, ook inzake de samenwerking tussen politie en justitie. Als we nog beter willen scoren, zullen we die bendes op Europees niveau moeten aanpakken, terwijl die zich in de ogen van de burger vooral met kleine criminaliteit bezighouden. Ze doen, bijvoorbeeld, handtassendiefstallen : een week in België, een week in Nederland en een week in Frankrijk, waarna ze zich een tijdje koest houden in hun thuisland. Daar kan men alleen maar stappen vooruit in zetten als men op Europees niveau werkt.
Ook inzake de bodyscans en andere technologieën is spreekster het helemaal eens dat we een Europese aanpak nodig hebben. Hetzelfde geldt overigens voor gegevensbanken. Het heeft geen enkel nut dat men in een Europa waar er vrij personenverkeer is, in de ene luchthaven een bepaalde technologie toepast en in de andere niet, want dan kan iedereen die gemakkelijk omzeilen.
Over de samenwerking tussen de veiligheidsdiensten maakt de nieuwe Europese commissaris op het ogenblik een overzicht van de veiligheidsdiensten en van wie aan wie welke informatie doorgeeft. Wij hebben in België een vrij uniek systeem, het OCAD, dat iedereen verplicht informatie door te geven en dat het OCAD verplicht om voor terugkoppeling te zorgen. Zodra de Europese evaluatie in haar bezit is, wil minister daar in het parlement over discussiëren.
Ten slotte is er nog de vraag over de civiele bescherming en de veiligheid van nucleaire sites. Er bestaat ter zake al een vrij sterke samenwerking tussen de lidstaten die daarbij betrokken zijn. Zo is elke lidstaat die een nieuwe site wil aanleggen, verplicht om in het kader van een milieueffectrapportage het advies te vragen van de aangrenzende lidstaten. Vandaag heeft men immers vaak de perceptie dat een lidstaat het risico van een nucleaire site wil spreiden over zijn buurlanden. Om dat tegen te gaan bestaan al zekere afspraken, maar het klopt dat op dat terrein zeker meer moet gebeuren.
II. Uiteenzetting door de heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen
Een gedachtewisseling zoals deze is de beste manier om de prioriteiten van het Belgische voorzitterschap toe te lichten. Natuurlijk moeten we er ook rekening mee houden dat onze agenda nog kan worden gewijzigd door dossiers die vanuit de actualiteit of vanuit het huidige, Spaanse voorzitterschap naar voren worden geschoven.
Spreker wil vandaag drie thema's aansnijden : de legale migratie, het asielbeleid en de agenda met daarop de verschillende belangrijke momenten rond asiel en migratie.
Vóór het Verdrag van Lissabon was legale migratie een materie waarover eenparig werd beslist. Afgezien van de richtlijn over hoogopgeleide migranten, kon er geen beslissing worden genomen over eerder ingediende voorstellen, met name over de gecombineerde vergunning, omdat er geen eenparigheid was. Vandaag kunnen die richtlijnen worden aangenomen bij gekwalificeerde meerderheid; bepaalde voorstellen zullen dus terugkeren. Een van de eerste doelstellingen van het Belgisch voorzitterschap is dus het dossier over de gecombineerde vergunning afhandelen.
Andere thema's zullen ook moeten vorderen, met name de voorstellen van de Commissie over seizoenarbeiders en de overplaatsing van werknemers binnen de onderneming. In het kader van de legale migratie zouden beide thema's op tafel moeten worden gelegd. Het is uiteraard de bedoeling vooruitgang te boeken in die dossiers en ze, indien mogelijk, af te handelen.
Naast dit meer wetgevende werk, is er het louter demografische probleem dat verband houdt met de vergrijzing van de bevolking. Er moet op Europees niveau worden nagedacht om onze aanpak te veranderen. Men moet over werkinstrumenten kunnen beschikken die de regels kunnen wijzigen en aanpassen aan de vergrijzing van de bevolking en de nood aan werknemers waar we mee te maken zullen krijgen. We hebben het hier uiteraard niet over de huidige crisissituatie, die de doelstellingen op tien tot vijftien jaar enigszins doet vergeten, maar er moet nu over die problemen worden nagedacht. Dat debat zal dus in het kader van het Belgische voorzitterschap worden gevoerd.
In de problematiek van de legale migratie mag men uiteraard het probleem van de immigratie van onderdanen uit derde landen niet vergeten. In samenwerking met het Centrum voor Gelijke Kansen — onder de bevoegdheid van minister Joëlle Milquet — en de gewesten, zal er een conferentie worden georganiseerd om de goede praktijken tussen de Europese landen uit te wisselen. Dat onderwerp is gekoppeld aan het fundamentele probleem van de integratie waar ook de aandacht op zal worden gevestigd.
Laten we nu het asielbeleid aankaarten. Europa heeft daarover al enkele richtlijnen uitgevaardigd en beschouwt asiel als een belangrijk beleidsdomein. Het asielbeleid is altijd op drie elementen gebaseerd : het moet humaan, solidair en efficiënt zijn. We weten echter ook dat dit natuurlijk geen gemakkelijk thema is.
De Schengenruimte is een gemeenschappelijke ruimte zonder grenzen waarbinnen wetgevingen en asielprocedures moeten worden aangevuld en geharmoniseerd om een echt wederzijds vertrouwen tussen staten te verkrijgen. Dat is een essentieel aspect.
In die context is men al goed gevorderd met drie teksten : de eerste betreft de amendementen op de richtlijn over personen die een langdurig recht op verblijf hebben, de tweede gaat over de amendementen op de richtlijn inzake de opvang van asielaanvragers en de derde betreft de amendementen op de verordening van Dublin. Wij moeten hierin vooruitgang proberen te boeken tijdens het Belgische voorzitterschap.
Men mag het « asielaspect » op zich niet vergeten, meer in het bijzonder de twee elementen die met de asielprocedure te maken hebben en met de erkenning van de vluchtelingenstatus en de subsidiaire bescherming.
Het is van fundamenteel belang dat men vooruitgang boekt in die thema's. Het gaat om solidariteit en wederzijds vertrouwen tussen de Schengenlanden.
Men er ook aan te herinneren dat er een interministeriële conferentie zal worden gehouden op 13 en 14 september van dit jaar, in samenwerking met het middenveld, over de specifieke thema's van het asielbeleid en zijn hele Europese dimensie, waarbij men in het bijzonder het CGVS wil betrekken. Het is aangewezen hierover na te denken.
De staatssecretaris benadrukt ook dat een zeker aantal afspraken nodig zijn. Hij staat erop ze mee te delen om de parlementsleden een overzicht te geven van de agenda tijdens het Belgische voorzitterschap. Het gaat om alle buitenlandse betrekkingen inzake JBZ en om de top met de westelijke Balkan. In die context zullen alle samenwerkingsakkoorden op de agenda staan, net als een uitgebreide dialoog over de erkenning in en de visa met de betrokken landen. Er dient ook gewezen te worden op de trojka met de Verenigde Staten en het Permanent Partnership Council met Rusland. Al die thema's zullen een baken vormen voor het Belgisch voorzitterschap inzake asiel. Verder is ook de situatie in het Middellandse Zeegebied een terugkerend onderwerp in het kader van de JBZ-raden. De staatssecretaris vermeldt ook de situatie in de transitlanden, in het bijzonder Libië en Turkije. Het probleem van Libië wordt bijna elke keer op de agenda van de verschillende JBZ-raden geplaatst. Er zijn ook terugnameakkoorden nodig en het zou verstandig zijn om hiervoor de Europese onderhandelingscapaciteit te benutten.
Ten slotte moet worden benadrukt dat de omzetting van richtlijn 2005/85/EG betreffende de asielprocedure vertraging heeft opgelopen. De laatste twee ontwerpen van koninklijk besluit zitten in de eindfase. Dan zullen we helemaal bij zijn. Een bepaald aantal richtlijnen moet in de loop van 2010 echter worden omgezet, met name de « terugkeerrichtlijn » die tijdens het voorzitterschap moet worden omgezet. Dat is de gelegenheid om te onderstrepen dat de richtlijnen binnen de termijnen moeten worden omgezet en meer nog tijdens het Belgische voorzitterschap.
III. Uiteenzetting van de heer Stefaan de Clerck, minister van justitie
De minister wijst erop dat hij een nota zal indienen betreffende de omzetting van de richtlijnen inzake justitie, soms in combinatie met andere materies en dat hij niet verder over dit onderwerp zal uitweiden.
De minister meent dat het Belgische voorzitterschap ook voor justitie een heel boeiende, fascinerende periode zal zijn met een grote activiteit. Bekijk maar eens de kalender met alle activiteiten die we als minister moeten volgen in het Europees Parlement, op de verschillende topontmoetingen en raden, in de verschillende seminaries.
Voorlopig telt spreker al een vijftiental Belgische initiatieven inzake justitie. Hij zal de commissieleden de lijst bezorgen, zodat ze zich kunnen vrijmaken om al die boeiende zaken overal in het land te volgen. Het lijkt me dan ook belangrijk de werkzaamheden van het Belgisch Parlement enigszins aan deze zware agenda aan te passen.
Net zoals zijn collega's moet ook de minister tijdens het Belgisch voorzitterschap rekening houden met de zaken die al lopen in het kader van het triovoorzitterschap en het Verdrag van Lissabon, en daarin voor continuïteit zorgen. Voor justitie geldt het meerjarenprogramma van Stockholm als dé basis voor de komende vijf jaar. Uiteraard zullen we daar werk van maken, geheel volgens de nieuwe methodiek van het Verdrag van Lissabon. Spreker hoeft daar nu niet in detail op in te gaan en wil alleen kort ingaan op enkele elementen van continuïteit waarvoor we inspanningen zullen doen, en op enkele persoonlijke of meer Belgische accenten.
We zullen speciaal aandacht besteden aan het Europees onderzoeksbevel en nagaan hoe we daarmee op Europees niveau tot meer samenwerking in lopende strafrechtelijke onderzoeken kunnen komen.
We zullen ook aandacht besteden aan de economische problematiek en we zullen nagaan hoe we op Europees niveau daarover ervaringen kunnen uitwisselen.
Er zal worden gewerkt aan grensoverschrijdende, regionale justitiële samenwerking. Persoonlijk is de minister daar sterk bij betrokken, maar hij stelt ook vast dat samenwerking over de grenzen heen overal in Europa een bijzondere aandacht verdient.
Hij zal ook aandacht besteden aan de problematiek van databanken, bijvoorbeeld in zaken rond seriemoordenaars. Hoe kunnen we onder andere met Eurojust de databanken beter op elkaar afstemmen ?
Aansluitend kijken we nog hoe we in de strijd tegen de cybercriminaliteit stappen vooruit kunnen doen.
Op deze eigen, Belgische accenten komt de minister straks nog terug. Hij geeft nu eerst kort een overzicht van de lopende dossiers die belangrijk zijn voor het Belgische voorzitterschap.
Hoe zal de Europese Unie toetreden tot het Europees Verdrag voor de rechten van de mens ? Dat is een belangrijke materie waarmee de cirkel tot bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden wordt gesloten en de Europese Unie haar burgers de kans geeft zich bij een vermeende schending van de mensenrechten door het Europees recht te richten tot het Europees Hof voor de rechten van de mens. We zullen daarover technisch-juridische discussies voeren en volgende week vindt daarover reeds een belangrijke conferentie plaats in Interlaken waarop de meeste Europese ministers van Justitie aanwezig zullen zijn.
Verder is er de bescherming van data en de vrijwaring van specifieke grondrechten. In dat kader moeten we de Europese richtlijn inzake de uitwisseling van de passagiersgegevens binnen de Unie van zeer nabij volgen.
Dat geldt ook voor het akkoord met de Verenigde Staten inzake het Terrorist finance tracking program, beter bekend als het SWIFT-akkoord, waarover het Europees Parlement ook nu al debatteert. Het is niet het enige akkoord over het doorgeven van gegevens en het moet in een breder kader, in een algemeen bindend akkoord over de uitwisseling van gegevens tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie worden ondergebracht. In de tweede helft van dit jaar moeten we dat afronden. Het wordt voor België dus een belangrijke materie.
België zal zich tijdens het voorzitterschap ook bezighouden met de rechten van een verdachte in strafprocedures. Concreet gaat het erom dat voor elke verdachte tolk- en vertaaldiensten worden gegarandeerd en dat hij/zij actief wordt geïnformeerd over zijn/haar fundamentele rechten. Het zal tot de Belgische verantwoordelijkheid behoren deze problematiek fundamenteel aan te pakken. Deze twee richtlijnen passen overigens in een reeks van zes initiatieven die de Europese Commissie de komende maanden zal lanceren om het opsporen en arresteren van verdachten te vereenvoudigen én voor hun procedurele garanties te zorgen.
Een rode draad door het trioprogramma is de strijd tegen de zware criminaliteit en de bescherming van slachtoffers. Zo is er het initiatief tot het opstellen van een richtlijn inzake seksuele uitbuiting. De Unie heeft de ambitie daarbij verder te gaan dan het Verdrag van de Raad van Europa van 2007. De pijlers van dit nieuwe initiatief zijn het bieden van bijstand en bescherming, een grotere preventie om seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie te verhinderen en het versterken van de vervolging door nieuwe strafbaarstellingen. Dezelfde principes moeten ook leiden tot een nieuwe richtlijn inzake mensenhandel.
Bijzondere aandacht wil spreker ook besteden aan de evolutie in de cybercriminaliteit. In een wereld waarin personen en instellingen steeds meer elektronisch met elkaar verbonden zijn, gaat ook de georganiseerde misdaad meer en meer die toer op. Niet enkel privépersonen lopen gevaar, ook overheidsinstellingen. Tegen deze aanvallen moeten we dus verdedigingsmechanismen uitwerken.
De minister overloopt nog kort enkele initiatieven op civielrechtelijk vlak.
Om te beginnen worden de erfopvolgingsprocedures aangepakt. Vandaag is deze materie enkel op nationaal niveau geregeld en dat zorgt vaak voor een lang aanslepende boedelverdeling bij een erfenis in een grensoverschrijdende context. Een Europese verordening moet burgers de mogelijkheid geven hun erfopvolging voor te bereiden en te bepalen welk recht van toepassing is bij het openvallen van hun erfenis. Er komt ook een Europees registratiesysteem van testamenten. De Commissie is volop bezig met de voorbereiding van deze zaken en we moeten ze tijdens het Belgische voorzitterschap speciaal in het oog houden.
Verder is er het groenboek waarin men probeert na te gaan hoe Europa het recht inzake huwelijksvermogensstelsels kan harmoniseren. De bedoeling is niet de materieelrechtelijke bepalingen gelijk te schakelen, wel de collisieregels, de regels op het gebied van erkenning en tenuitvoerlegging en de situatie van buitengerechtelijke autoriteiten te bepalen.
Er is ook de ambitie om de Brussel I-verordening, over de exequaturvereisten te evalueren en er is het voorstel van de Commissie om het recht dat van toepassing is op echtscheidingen, te versterken. Eerstdaags is er een eerste ontmoeting met de nieuwe commissaris voor Justitie, mevrouw Viviane Reding, omdat zij rond de echtscheidingsproblematiek een specifiek initiatief wil nemen.
Voorzichtiger is de minister in het Europese e-justice-project, omdat hij niet het gevoel heeft dat België daarin de leiding moet nemen. Maar we moeten het natuurlijk wel volgen om na te gaan hoe we de Belgische initiatieven zo dicht mogelijk kunnen laten aansluiten bij de diverse andere Europese projecten op dat terrein.
Spreker komt nog even kort terug op de Belgische accenten tijdens het voorzitterschap.
Ten eerste willen we ingrijpen in het hart van de justitiële samenwerking. De doelstelling van elk strafrechtelijk onderzoek is het stellen van de nodige onderzoeksdaden om op het eind van de strafrechtelijke procedure op basis van voldoende informatie tot schuld of onschuld te kunnen besluiten. De Europese regelgeving die grensoverschrijdende bewijsverkrijging mogelijk maakt, wordt gekenmerkt door een hoge graad van versplintering en complexiteit. België stelt dan ook voor een Europees onderzoeksbevel in het leven te roepen, een eengemaakt instrument dat precies de noodzakelijke efficiëntie en flexibiliteit nastreeft. Een geüniformiseerde procedure met strakke tijdschema's en beperkte weigeringsgronden moet de complexe procedures van rogatoire commissies vervangen en ervoor zorgen dat binnen de EU alle noodzakelijke bewijsstukken kunnen worden verzameld.
Ten tweede is het volgens de minister het ideale moment om na te gaan hoe we als lidstaten na een financiële crisis een uitweg uit de economische crisis kunnen zoeken. Het Belgische voorzitterschap wil nagaan wat we op Europees justitieel vlak kunnen ondernemen om de economische bedrijvigheid te ondersteunen en te beschermen en zo nieuwe economische crisissen van deze schaal te verhinderen. We weten natuurlijk dat Justitie daarin maar een beperkte rol in kan spelen, maar initiatieven zijn wel mogelijk. Tijdens het voorzitterschap organiseren we samen met de Orde van Vlaamse balies en de ordes van de Franstalige en Duitstalige balies een seminarie waarop we heel wat Europese expertise bij elkaar brengen en voorstellen rond intellectueel eigendom, krediet- en solventieprocedures, nieuwe technologieën en eventuele strafrechtelijke maatregelen uitwerken.
Ten derde willen we de juridische samenwerking in grenszones van nabij volgen en versterken door gemeenschappelijke samenwerkingsmodellen te ontwikkelen. Er zijn natuurlijk vele voorbeelden, zoals de Eurometropool tussen België en Frankrijk en de Euregio Maas-Rijn tussen België, Duitsland en Nederland. We zullen een seminarie van het Europees justitieel netwerk organiseren dat de verschillende actoren die vertrouwd zijn met het samenwerken in grenszones bij elkaar brengt, zodat we de best practices kunnen verzamelen en kijken hoe we in de grensoverschrijdende follow-up van daders en slachtoffers de beste resultaten kunnen boeken.
Spreker leidt daaruit af dat bepaalde thema's ons ertoe verplichten de initiatieven te volgen die de Commissie en het Spaanse voorzitterschap reeds genomen hebben.
We moeten ons echter toespitsen op bepaalde dossiers en proberen vorderingen te boeken. Er zal een debat plaatsvinden over het Swift-akkoord en de bijhorende aspecten, inzake bepaalde materies van burgerlijk recht. Hij denkt dat we vooral invloed moeten uitoefenen op gebieden zoals het onderzoek, de grensoverschrijdende samenwerking, de continuïteit van de ondernemingen.
De parlementsleden krijgen de mogelijkheid aan talrijke activiteiten deel te nemen. Er zijn vijftien seminaries gepland. De minister zal tevens de data meedelen van de vergadering van de commissies van het Europees parlement, want de werkzaamheden moeten tegelijkertijd in de Belgische en de Europese commissies worden georganiseerd.
Gedachtewisseling
A. Vragen van de leden
De heer Philippe Mahoux (PS, Senaat) onderstreept dat de JBZ-materie sinds het Verdrag van Lissabon op en top communautair is. Er zijn wetgevingsdoorbraken op Europees niveau voor nodig. Tot dusver werden initiatieven genomen op het gebied van justitie en politie, zonder voor Europese waarborgen te zorgen inzake de rechten van de burgers.
Spreker wenst dat België wat dat betreft een impuls geeft. Men weet dat de Commissie verantwoordelijk is voor de vorderingen, maar ze is dat niet exclusief. Men mag ervan uitgaan dat de gevoeligheid die bij de opeenvolgende voorzitterschappen tot uiting is gekomen, enige invloed zal hebben.
Nu we de ministers hebben horen zeggen wat hun vele prioriteiten zijn, kunnen we ons afvragen wat de prioriteiten der prioriteiten zijn. Het voorzitterschap duurt immers slechts zes maanden, het is misschien beter dat men zich tot de essentie beperkt.
Tevens verplicht het Verdrag van Lissabon de diverse ministers die aan Europese ministerraden deelnemen ertoe niet alleen de data van de raden mee te delen, maar ook de agenda, wat heel wat belangrijker is. Op die manier kunnen de nationale parlementen proactief optreden, zonder in het intergouvernementele te belanden en zonder de communautaire methode, die wij verdedigen en die de jongste jaren wat veronachtzaamd is, op losse schroeven te zetten.
Spreker vraagt de drie ministers dus zodra mogelijk de agenda's van de Europese raden mee te delen. De ministers stemmen hiermee in.
De heer Bert Schoofs (Vlaams Belang, Kamer) merkt dat er een overvloed aan onderwerpen is die men, ook in het kader van het continuïteitsproces, verdeeld over een vijftiental seminaries wil aansnijden. Hij is echter vooral geïnteresseerd in de concrete doelstellingen. Spreker begrijpt dat we die vandaag niet allemaal kunnen overlopen, maar vraagt of de minister ons daarvan een lijst kan bezorgen, zodat we weten waar hij uiteindelijk wil landen en wat de EU concreet van ons verwacht. Zo wordt het voorzitterschap meer dan alleen een praatbarak. Spreker vraagt daarbij wel waarom men voor zoveel thema's heeft gekozen. Vanwaar komen ze ? Werd die politieke keuze op Belgisch niveau gemaakt of heeft men zich laten inspireren door het huidige voorzitterschap ?
Spreker verwijst naar de Belgische inbreng, meer bepaald de economische problematiek en continuïteit van de ondernemingen. Toen de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen vorige week werd ondervraagd, sprak hij vooral over reclameronselaars. Spreker heeft hierover echter niets gehoord. Is daarover overleg gepleegd met minister Van Quickenborne ? Blijkbaar is de problematiek toch vrij scherp. Vanuit de hele Europese Unie zijn er bedrijven die op het grondgebied van andere lidstaten uitpakken met zeer agressieve reclamepraktijken. Onlangs was er nog het voorbeeld van een firma uit Noord-Duitsland die zeer sterk de Belgische markt bespeelt en bedrijven zwaar aanpakt. Zal daar ook iets aan gebeuren ?
Spreker noteert de terechte bescheidenheid van de minister met betrekking tot e-Justice. Op dat vlak zullen we heel wat energie mogen investeren en hard mogen werken om bij te benen en bij Europa aan te pikken. Op sommige vlakken zijn we echt wel — spreker wikt zijn woorden — de risee, bijvoorbeeld in de strijd tegen de grenscriminaliteit met Nederland. Hij weet dat de kadernota Integrale Veiligheid daarop wil inspelen, maar merkt toch dat men aan de andere kant van de grens de zaken iets performanter aanpakt. Natuurlijk moeten we opmerken dat Nederland de coffeeshops zeer handig onze richting uitduwt. In elk geval moeten we het Belgische voorzitterschap gebruiken om onze buurlanden op hun verantwoordelijkheden te wijzen.
Tot slot komt spreker tot de bescherming van slachtoffers van seksuele uitbuiting en meer bepaald van pedofielen. Hij heeft dat onderwerp twee keer horen vernoemen : één keer in verband met de continuïteit in de EU en één keer in verband met databanken, waarin men seriemoordenaars in kaart wil brengen. Volgens spreker mogen ook veroordeelde pedofielen in deze databanken worden opgenomen, want die zijn minstens even gevaarlijk. Veroordeelde seriemoordenaars komen niet vaak meer vrij, maar pedofielen wel en ze vormen voor onze maatschappij een veel groter probleem. Spreker vraagt daar de nodige aandacht voor. De minister weet dat in de Kamercommissie voor de Justitie de bespreking van bepaalde voorstellen in dat verband helaas in het slop zijn geraakt en we merken dat organisaties die werken rond de bescherming van slachtoffers, niet al te enthousiast zijn om wetgevend iets verder te gaan. Spreker vraagt zich dus af wat de concrete doelstellingen zijn op het vlak van het aanpakken van veroordeelde pedofielen en recidivisten.
De heer Alain Courtois (MR, Senaat) komt terug op de heel positieve woorden van de minister van Justitie over de strafrechtspleging tussen de Europese staten, die gemakkelijker is geworden. Hij denkt onder andere aan de rogatoire commissies.
Waar staat men met de procedure voor de oprichting van een Europees parket, waar men het al zo lang over heeft ? Kan België geen belangrijke pion in dat dossier zijn ? Onze procedures eindigen aan de grenzen, terwijl de delinquenten er geen rekening mee houden. Spreker heeft immers vragen bij het blokkeren van bepaalde strafrechtelijke procedures, bepaalde verhoren of onderzoeken aan de grenzen.
De heer Fouad Lahssaini (Écolo-Groen !, Kamer) verwijst naar de problematiek van de mensenhandel, waar de minister van Justitie het over had. Spreker verheugt zich dat het een prioriteit is voor het Belgische voorzitterschap. Elk land heeft zich gewapend om die vorm van criminaliteit te bestrijden, maar een aspect van dat probleem vergt een harmonisatie op Europese schaal. Men kan een moedig — voor sommige Staten zelfs schaamteloos — initiatief bedenken om de strijd tegen die plaag uit te breiden.
Vervolgens heeft spreker het meer specifiek over mensenhandel in ambassades. We moeten van de bijeenkomst van alle Europese landen gebruik maken om op dat gebied een gemeenschappelijk beleid tot stand te brengen. Dat probleem is een zwart gat in de Belgische wetgeving, zoals in de andere nationale wetgevingen. België kan een pioniersrol spelen in dat belangrijke en delicate dossier. Hij wenst de intenties van de minister van Justitie te kennen, maar onderstreept dat ook de departementen van Buitenlandse Zaken, Werk en Binnenlandse Zaken erbij betrokken zijn.
Inzake asiel- en migratiebeleid leveren België en de Europese landen inspanningen om een gemeenschappelijk beleid ten uitvoer te leggen op het stuk van clandestiene migratie, arbeidsgerelateerde en andere migratie. Men overweegt steeds meer de opvang van migranten die het slachtoffer zijn geworden van industriële rampen aan de grenzen. Spreker pleit ervoor de denkoefening uit te breiden tot twee andere soorten rampen. Ten eerste de natuurrampen, zoals aardbevingen, die geen grenzen kennen en waarvoor er een Europese wetgeving moet komen. Ten tweede de rampen die wat men klimaatvluchtelingen noemt met zich mee brengen. Het Belgisch voorzitterschap wil de nadruk leggen op het milieu-aspect en pleit voor de harmonisatie van de middelen ter bestrijding van een geheel van gevaren die de biodiversiteit in het algemeen bedreigen.
De klimaatgerelateerde rampen houden al evenmin rekening met grenzen. Ze hebben belangrijke gevolgen voor de ontwikkeling, in het bijzonder van de landen van het zuiden. Het is belangrijk dat hoofdstuk aan te kaarten en te overwegen dat de Europese wetgeving op grond van haar humanistische traditie de wegbereider wordt. We kunnen nu reeds nadenken over een wetgevend kader dat het zou mogelijk maken klimaatvluchtelingen op te vangen.
Het laatste punt waarover spreker het wil hebben is een punt uit de actualiteit, want het gaat over wapensmokkel. België is niet het enige land dat onder die plaag gebukt gaat. We ondergaan er dagelijks de gevolgen van. Ook op dat gebied is Europese harmonisatie noodzakelijk. België kan een leidinggevende rol spelen om die strijd, die gemeenschappelijk geworden is, efficiënter te maken. De strijd tegen terrorisme en delinquentie is rechtmatig, maar de middelen die ze gebruiken bestrijden, is nog beter.
Wat zijn de plannen van de ministers met die dossiers ?
Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V, Senaat) vindt het zeer goed dat er in verband met asiel en migratie een harmonisatie komt. De minister vermeldt echter niet expliciet of hij ook wil komen tot een harmonisatie van de regeling inzake gezinshereniging. Spreekster denkt daarbij meer bepaald aan de problemen waarmee we vandaag in België worden geconfronteerd door het gebruik van de « Belgiëroute ». Dergelijke routes vinden we trouwens ook in andere landen terug. Nederland heeft een « Duitslandroute » en er bestaat ook een « Frankrijkroute ». EU-onderdanen kunnen immers naar een ander EU-land verhuizen en daar gezinshereniging aanvragen met criteria die veel soepeler zijn dan de criteria voor mensen uit derde landen.
Dat probleem kan maar worden opgelost met een Europese aanpak die ervoor zorgt dat de criteria voor EU-onderdanen die naar een andere EU-lidstaat verhuizen, worden aangescherpt. Concreet kunnen we denken aan een herziening van de criteria, aan een systeem waarbij het eerste jaar na een verhuis nog de criteria van het land van herkomst gelden, of aan een langere periode dat men in een land moet verblijven alvorens men een beroep kan doen op de veel soepelere EU-criteria voor gezinshereniging.
Als dit probleem niet wordt aangepakt, dan blijft het dweilen met de kraan open. Dan blijven Belgen naar Nederland gaan om daar te huwen en omgekeerd. Spreekster heeft het niet over de regels voor mensen uit derde landen, maar specifiek voor mensen met de nationaliteit van een EU-lidstaat die willen huwen.
In de nota is ook sprake van het integratiebeleid. Dat is natuurlijk een bevoegdheid van de gemeenschappen en gewesten. Hoe worden ze bij deze materie betrokken ?
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V, Kamer) wenst vooreerst onze ministers heel veel succes toe bij de voorbereiding en de uitoefening van het Belgische voorzitterschap op dit voor Europa cruciaal moment. Het is een heel belangrijke, maar ook heel complexe opdracht. Van de minister van Justitie heeft spreekster begrepen dat het gevolgen kan hebben voor onze parlementaire werkzaamheden, maar toch willen we als parlementsleden natuurlijk graag het Europees werk van de ministers van nabij kunnen volgen.
Het klopt dat de ministers in een zeker continuüm moeten werken en het is positief dat ze vanaf nu samenwerken met het vorige en het volgende voorzitterschap. Belangrijke realisaties zijn immers onmogelijk in zes maanden af te ronden. Er is veel beleidsvoorbereiding en overleg nodig om tot echte besluiten te kunnen komen.
Zoals het programma van Stockholm bepaalt, bouwen we verder aan de Europese rechtsruimte. Heel belangrijk daarbij zijn de grondrechten en de interpretatie ervan. Dat zal ook in de verschillende lidstaten moeten worden toegepast. De Europese rechtspraak moet goed worden gevolgd en geïmplementeerd.
Een punt dat de minister niet heeft aangeraakt, maar dat wel vermeld staat als een van de aandachtspunten, is de opleiding in Europees recht. Om het Europees recht echt goed te doen doordringen moet met de verschillende nationale opleidingsorganen worden samengewerkt. Dat is niet alleen een problematiek voor de nieuwe lidstaten. Ook onze magistraten kunnen nog beter gevormd worden in Europees recht, zodat we tot een echte Europese rechtspraak komen en het Europees recht in alle lidstaten gelijklopend wordt geïnterpreteerd, want dat is toch de bedoeling.
De minister heeft het e-Justice project vermeld. We beseffen maar al te goed dat we op dat vlak niet het toonaangevende land zijn, maar het is wel belangrijk dat elke vordering die we in ons land maken, Europees aansluiting vindt en Europees toekomstgericht is. Als er plannen zijn om Europese databanken op te richten, bijvoorbeeld over testamenten of afstamming, dan moeten onze initiatieven onmiddellijk de juiste software krijgen om de doorstroming naar Europese databanken te vergemakkelijken.
Nog een belangrijk punt is het Europees onderzoeksbevel. Criminaliteit houdt zich niet aan de landsgrenzen. Het opsporingsonderzoek en het verzamelen van bewijsmateriaal mag niet vastlopen op de verschillen in procedures en waarborgen in de wetgevingen. Een Europees onderzoeksbevel kan een oplossing bieden. Wordt voor de uitwerking ervan samengewerkt met Eurojust, een toch wel zeer belangrijk orgaan dat al degelijk werk heeft geleverd in de opsporing van grensoverschrijdende criminaliteit ? Kan Eurojust helpen om de waarborgen waaraan een Europees onderzoeksbevel moet voldoen, uit te tekenen ?
Verder heb ik iets merkwaardigs gelezen. Er zou worden gewerkt aan een Europees beschermingsbevel voor « slachtoffers van terrorisme en huiselijk geweld ». Terrorisme en huiselijk geweld zo naast elkaar op hetzelfde niveau zien staan, dat komt een beetje raar over. Spreekster vat niet goed wat de inhoud van een beschermingsbevel voor slachtoffers kan zijn. Een beschermingsbevel tegen huiselijk geweld, daar kan ze zich wel iets bij voorstellen. Nationaal hebben we zo'n soort beschermingsmaatregel in verband met de privéwoning. Maar dat koppelen aan slachtoffers van terrorisme begrijpt zij niet goed.
Dan is er het familierecht. Europa groeit natuurlijk van onderuit. Het begon met economische mobiliteit, vrij verkeer van diensten en goederen, maar ook mensen zijn natuurlijk steeds mobieler, zeker de jonge generaties. In steeds meer families vindt men dan ook personen van verschillende nationaliteiten en burgerrechtelijk geeft dat heel veel praktische problemen. Eigenlijk zou Europa het leven van mensen eenvoudiger moeten maken, maar voor een familie met verschillende nationaliteiten is dat alvast niet het geval.
Spreekster verwijst bijvoorbeeld naar afstamming en naamgeving. Als Europa beslist dat een kind, waar het in Europa ook wordt geboren, de naam van de moeder krijgt, volgens de Spaanse wetgeving, dan moet in België toch nog eens de naamsverandering worden aangevraagd. In verband met nalatenschappen hebben we de subsidiariteitsproef gedaan om na te gaan welke moeilijkheden er opduiken wanneer mensen na hun pensioen in zuidelijke landen gaan leven en daar ook overlijden.
Nu zoekt men oplossingen via het IPR. Eigenlijk zou er een soort Europese ruimte voor burgerlijk recht en familierecht moeten komen om te vermijden dat mensen vastlopen in al die complexe toestanden met verschillende stelsels van familierecht en heel veel administratieve of gerechtelijke procedures moeten doorlopen om hun situatie in orde te krijgen. Spreekster denkt dat we stap voor stap moeten werken aan het vervangen van het IPR door een soort van Europese ruimte voor burgerlijk recht.
Mevrouw Clotilde Nyssens (cdH, Kamer) merkt op dat de documenten in verband met Justitie overvloedig en volumineus zijn. Het is niet gemakkelijk in enkele minuten op alle onderwerpen te reageren, meer bepaald inzake het programma van Stockholm en de prioriteiten van de minister van Justitie.
De Staten willen kennelijk reële vooruitgang boeken, in een gemeenschappelijke aanpak, over materies die met de bevoegdheden van Binnenlandse Zaken en het migratiebeleid te maken hebben. Wat een gemeenschappelijke aanpak betreft van de thema's die te maken hebben met Justitie, zijn de Staten wellicht terughoudender wegens hun respectieve tradities, hun soevereiniteit enz. ? Spreekster meent immers op dat gebied minder enthousiasme te ontwaren.
Spreekster hoopt dat de door de minister van Justitie aangekondigde stappen met succes zullen worden bekroond en dat zijn enthousiasme de andere ministers van Justitie zal aansteken. Men moet toegeven dat die sector zich uiterst terughoudend toont. De materie is heel technisch en vergt veel inspanningen, en de samenwerking is geen natuurlijke zaak.
Uw verantwoordelijkheid is groot, al mag men niet uit het oog verliezen dat het moeilijk is werkelijk zijn stempel te drukken op een voorzitterschap van zes maanden. De follow-up van de dossiers vergt veel meer tijd.
Overigens veronderstelt spreekster dat de ministers met de Commissie samenwerken. Ze vraagt of ze haar actieplan al heeft opgesteld.
In het hoofdstuk over de justitiële samenwerking wordt de klemtoon sterk op de opleiding van rechters, procureurs en justitieel personeel gelegd. Ietwat provocerend kan men zeggen dat het Belgisch voorzitterschap misschien de gelegenheid zal bieden bepaalde tekortkomingen in eigen land te verhelpen. Op het gebied van de opleiding en meer bepaald die welke ons Instituut voor gerechtelijke opleiding organiseert, heeft spreekster de indruk dat het Europese gedeelte momenteel wat wordt verwaarloosd. Wordt het Belgisch voorzitterschap de gelegenheid om in België voor dat thema aandacht te vragen ?
Om prioriteiten op Europees niveau vooruit te helpen, moet ons land iets over te brengen hebben. Beide zaken kunnen uiteraard worden gecombineerd.
Spreekster wenst te weten of de strijd tegen drugs tot de prioriteiten van de minister behoort. Wat zijn de plannen van de drie voorzitters ter zake ?
De minister had het over de procedurele garanties, het tolken en de vertalingen. Wat is, los van de vertaling, het actieprogramma, vertrekkende van de bestaande instrumenten ? Er is sprake van een agentschap van de fundamentele rechten dat niet alleen over de persoonlijke levenssfeer waakt, maar over alles in verband met de procedurele garanties. Kunnen bepaalde stappen worden gezet om die garanties overeind te houden ?
Indien bovendien de hele materie berust op wederzijdse erkenning en op het vertrouwen in de diverse landen, hoe kan men dan de toestand van de procedurele garanties in de 27 landen evalueren ? In welke organisatie heeft men samen met de Commissie, voorzien om de mogelijke toepassing te evalueren van dat beginsel van wederzijdse erkenning in landen waar de toestand misschien minder gunstig is ?
Het grondbeginsel is de wederzijdse erkenning. Om daartoe te komen, moeten de diverse landen gelijk staan. Heeft men een tool aan de hand waarvan men kan evalueren wat in de andere landen gebeurt ?
De minister had het over het probleem van het exequatur. Voorziet het programma in de afschaffing ervan op alle gebied ? Het is een fundamentele vraag die vaak aan praktijkmensen wordt gesteld. Kan men ervoor zorgen dat in de gevallen waarvoor het exequatur momenteel noodzakelijk blijft, dat wat oubollige instrument verdwijnt ?
Mevrouw Nyssens stelt tevens vast dat de staatssecretaris voor migratie- en asielbeleid het niet heeft gehad over de niet begeleide minderjarige vreemdelingen. Besteedt het programma daar speciaal aandacht aan ?
Mevrouw Karine Lalieux (PS, Kamer) is het met de minister eens dat inzake asielbeleid de harmonisatie van de procedures moet worden bepleit, om het vertrouwen tussen landen te stimuleren. Er bestaat soms nogal wat wantrouwen ten opzichte van heel wat Europese harmonisaties, omdat ze vaak « minimaal » zijn en niet « maximaal ». Spreekster hoopt dat België gedurende zijn voorzitterschap zal pleiten voor een kwalitatief hoogstaande harmonisatie en de maximale verdediging van de personen die morgen misschien politieke vluchtelingen zullen zijn. De in Italië bestaande toestand doet, wat dat betreft, heel wat vragen rijzen.
De fractie van spreekster heeft verscheidene maanden geleden een wetsvoorstel ingediend over het probleem van de klimaatvluchtelingen. De Staten en Europa doen er beter aan dat probleem te bespreken voor ze ermee worden geconfronteerd. Zal u over dat probleem een debat op gang brengen ?
Mevrouw Lalieux drukt tevens de wens uit dat een harmonisatie van het asielbeleid er niet toe leidt dat asielaanvragen buiten het Europees grondgebied worden behandeld. Sommigen stellen immers voor ze voor de aankomst in Europa te behandelen. Dat kan het verdrag van Genève op losse schroeven zetten, alsook het beleid dat Europa vroeger voerde en dat meer op opvang dan op uitsluiting was gericht.
De « Terugkeerrichtlijn », waar de fractie van spreekster in het Europees parlement heeft tegengestemd, moet misschien worden omgezet, maar ze moet ook worden geëvalueerd. Ze hoopt dat de Belgische Staat in die richtlijn niet de oplossing zal zien voor alle problemen en dat niet zal worden beslist dat enorme inspanningen moeten worden geleverd om ze maximaal om te zetten.
Die richtlijn is voor spreekster immers onaanvaardbaar, onder andere wat het vasthouden van de vreemdelingen betreft. Er is over dat probleem lang gedebatteerd in het Europees parlement.
Mevrouw Lalieux heeft het vervolgens over de problematiek van de ontvoeringen van kinderen. Indien ze de minister van Gezinsbeleid goed heeft begrepen, vinden de meeste van die ontvoeringen binnen de Europese landen plaats. We moeten in die materie werkelijk vooruitgang boeken. Zowel volwassenen als kinderen in die gezinnen lijden verschrikkelijk. Dat punt moet tijdens het Europees voorzitterschap worden behandeld. Volgens de gezinnen is er in dat dossier geen enkele vooruitgang, er is zelfs sprake van achteruitgang.
Tot slot heeft spreekster het over het fundamentele probleem van de illegale wapenhandel. De wapens in onze straten komen ergens vandaan, blijkbaar vaak uit het oosten. Er hebben helaas oorlogen in Europa gewoed en de oorlogswapens worden hergebruikt. Ook met dat probleem moet Europa zich bezig houden, meer bepaald wat het vrij verkeer tussen bepaalde landen betreft.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V, Senaat) meent dat het onvermijdelijk is dat de klassieke justitiethema's die al jaren aan de orde zijn, er ook nu weer op de agenda staan.
In het privaatrecht blijft de subsidiariteit een belangrijke rol spelen. Het privaatrecht is in de verschillende EU-landen zeer verschillend. Dat heeft te maken met de verschillende invloeden in de historische opbouw van het recht : de Latijnse invloed, de invloed van de common law en de afwezigheid van deze beide bronnen in de Scandinavische landen, waardoor het privaatrecht daar een veel administratiever karakter heeft. Dat zijn eigen keuzes die te maken hebben met de politieke voorkeur van de bevolking. Er bestaat niet zoiets als een algemene opvatting over het regelen van private verhoudingen. In de verschillende landen bestaan daarover verschillende opvattingen en daar moeten we rekening mee houden.
Toch heeft de Europese harmonisatie van bepaalde privaatrechtelijke regels ook een weerslag op de nationale wetgeving. Spreker verwijst bijvoorbeeld naar het erfrecht, waarover al een advies werd gegeven. Het is natuurlijk politiek niet neutraal voorop te stellen dat de keuze van de erflater het uitgangspunt is voor de regeling van het erfrecht. Dat betekent dat alles contractueel wordt. Zaakrechtelijke, familierechtelijke, erfrechtelijke verhoudingen, alles wordt herleid tot een contract. Dat is een politieke keuze waarmee spreker het niet eens is. Het betekent dat de rechtspositie van anderen door een individuele keuze wordt bepaald.
Gaan we voor een soortgelijke harmonisatie kiezen voor verkeersongevallen waarbij verschillende nationaliteiten betrokken zijn ? Geven we de dader of het slachtoffer de vrijheid voor een bepaald rechtssysteem te kiezen in de plaats van te vallen onder het rechtssysteem van de plaats van het ongeval ? Dat zijn geen neutrale keuzes. Er zijn inderdaad redenen om het privaatrecht te harmoniseren, maar spreker pleit ervoor te zoeken naar de juiste uitgangspunten in goed overleg met de nationale parlementen.
Spreker geeft nog een voorbeeld van een verkeerde aanpak. We kennen allemaal het probleem van de verkoop van onroerend goed in Europa. Denk aan de vastgoedcrisis in Spanje en de problemen met het aankopen van onroerende goederen in het buitenland. De Commissie wilde het systeem van timesharing regelen met een richtlijn die niet het statuut van de goederen bepaalde, maar wel het contract. We hebben vastgesteld dat die richtlijn het probleem van oplichting en misbruik van vertrouwen bij timesharing niet heeft opgelost. Om van rechtszekerheid echt een thema te maken kan men er om te beginnen voor zorgen dat het statuut van het betrokken onroerend goed in de hele Europese Unie wordt bekendgemaakt. In België hebben we een uitstekend hypothecair systeem, met bekendmaking door het notariaat en rechtszekerheid, wat verhindert dat er problemen rijzen zoals in de Verenigde Staten. Spreker pleit niet voor eenzelfde systeem in alle landen, maar wel voor een vorm van verplichte bekendmaking zodat men bijvoorbeeld via een databank het statuut van het onroerend goed kan nagaan en er dus een minimale rechtszekerheid is wanneer men in het buitenland iets koopt.
Vervolgens wil spreker wijzen op een zekere vorm van hypocrisie. Wanneer landen door het Europees Hof in Straatsburg worden veroordeeld voor schending van de mensenrechten, wordt er niet gereageerd. Zo zijn er veertien arresten die een land veroordelen omdat een aangehoudene bij zijn aanhouding niet is bijgestaan door een advocaat.
Zou het de geloofwaardigheid van de Europese politiek niet ten goede komen indien het agentschap voor mensenrechten in Wenen, dat door de Europese Unie werd opgericht en ieder jaar 20 % meer budget krijgt, terwijl men het Hof te Straatsburg, met 112 000 zaken de financiële middelen weigert, eens echte initiatieven op het terrein zou nemen ? Zou het niet nuttig zijn indien het agentschap ook een bijdrage zou leveren aan het groenboek over een gemeenschappelijke strafprocedure en bescherming van de vrijheid binnen de Europese Unie ? Het is toch niet aanvaardbaar dat een Europese minimumstandaard voor justitie wordt vastgelegd, maar dat de Europese Commissie in gebreke blijft.
Wanneer zal de Europese Unie zich trouwens aansluiten bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, de conventie ondertekenen en de jurisdictie van het Europees Hof in Straatsburg erkennen ?
De Raad van Europa heeft een enorme knowhow inzake justitie. De Europese Unie wordt in zeker mate als een concurrent daarvan uitgebouwd, die trouwens over veel meer middelen beschikt. Spreker vindt dat we de traditie die in de Raad van Europa aanwezig is, ook in de besluitvorming van de Europese Unie meer vorm moeten geven.
De subsidiariteit in de federale staten speelt voor justitie een rol. Spreker wil graag weten hoe de besluitvorming op Europees niveau verloopt voor landen zoals Duitsland, waar justitie, net zoals politie, geregionaliseerd is. En hoe zal het in België verlopen ? Grondgebonden bevoegdheden met een justitieel karakter zijn in ons land gedeeltelijk aan de deelgebieden overgedragen. Hoe wordt met de bevoegdheidsverdeling in België rekening gehouden wanneer het gaat over Europese richtlijnen of verordeningen die met deze bevoegdheden verband houden ?
De heer Servais Verherstraeten (CD&V, Kamer) verwijst naar de nota en de uiteenzetting van de minister waarin eigenlijk een overzicht wordt gegeven van actuele problemen die al jaren aanslepen en waarvan sommige tot nog toe een beperkte vooruitgang hebben gekend. Spreker vreest echter dat aan politiek doen ook inhoudt dat keuzes worden gemaakt en precies dát gebeurt in de nota te weinig. In het laatste lid, waarin onder meer geografische prioriteiten worden omschreven en landen en groepen van landen vermeld staan, komen alleen de Noordpool en de Zuidpool niet voor. Al de rest is prioritair. Spreker wil niet zeggen dat niet alles interessant is en relevant op het terrein, maar als alles prioritair is, dan dreigen we straks misschien te veel seminaries te houden en te weinig vooruitgang te boeken.
Inzake justitie, veiligheid, asiel en migratie draait alles om samenwerking en informatiedoorstroming en -uitwisseling, met respect uiteraard voor alle grondrechten. We vernemen dat aan e-Justice geen absolute prioriteit wordt gegeven. Men moet leren uit de fouten die op dat terrein zijn gemaakt, niet alleen bij ons, maar ook in andere landen. Op basis daarvan kunnen we dan de informatisering, die bij ons nog grotendeels in de kinderschoenen staat, verder uitbouwen in overeenstemming met wat er Europees gebeurt, zodat beide systemen maximaal compatibel zijn.
B. Antwoorden van de regering
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie, geeft toe dat hij het Belgisch voorzitterschap met enige ambitie aanvat. Er is niet alleen de follow-up van de lopende dossiers, men moet de ambities van België tonen en die ambities zijn niet nieuw en veronderstellen ook continuïteit. Het is juist dat de opdracht niet te onderschatten is.
Hij heeft gemeld dat er vijftien colloquia of seminaries zullen plaatsvinden. Ze zijn niet alleen het resultaat van de wil van het departement Justitie, maar ook van vele partners die de kans van het Belgisch voorzitterschap grijpen om initiatieven te nemen. We hebben al die initiatieven willen samenbrengen in een gemeenschappelijk programma.
Zo organiseert het Instituut voor gerechtelijke opleiding iets over terrorisme.
Spreker stelt voor de voorlopige werklijst met een overzicht van wie wat organiseert te bezorgen. Er staan ook initiatieven op van staatssecretaris Wathelet en van staatssecretaris Devlies die iets organiseren over een materie die onder hun bevoegdheid valt, in samenwerking met bepaalde doelgroepen, zoals de advocatuur, de magistratuur ... Onder andere Eurojust en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nemen het Belgische voorzitterschap te baat om hun collega's van Europa uit te nodigen, zoals dat al enige tijd een traditie wordt in alle landen die het Europese voorzitterschap waarnemen.
De minister verklaart dat hij reeds de data van alle JBZ-Raden en van de commissies Libe en Juri van het Europees parlement kan meedelen. De ministers zullen aanwezig moeten zijn, maar de praktische organisatie ligt nog niet vast. De agenda zit overvol. Zodra hij definitieve informatie over de seminaries heeft, zal hij ze met genoegen doorspelen.
De vijftien seminaries focussen op vrij specifieke thema's. Niet alle ministers gaan er naartoe. Dat geldt ook voor de initiatieven van Eurojust of de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, maar het is goed dat de parlementsleden daarvan op de hoogte zijn.
Hoewel economie niet onder zijn bevoegdheid valt, interesseert het de minister wel hoe we de ondernemingen in gerechtelijke herstelprocedures krachtiger kunnen maken. We hebben met de wetgeving op de continuïteit van de ondernemingen nu een degelijke tekst, die een goede referentie voor Europa kan worden.
Een van de seminaries wordt georganiseerd door Eurojust. Michèle Coninsx, die vandaag waarnemend voorzitter van Eurojust is, is ook kandidaat-voorzitter. Half februari kiezen de magistraten van de diverse landen de nieuwe voorzitter en het zou bijzonder goed zijn als zij voorzitter werd, omdat ze dan een bredere dynamiek en samenwerking tot stand kan brengen. Eurojust is daarvoor een fantastisch instrument. In dat kader kunnen zaken als het Europees parket, de grote criminaliteit en de coördinatie in grote dossiers als wapenhandel besproken worden. Dat laatste is een heel cruciale kwestie en een van de typische dossiers die een gecoördineerde Europese aanpak vereisen. Ook bij zaken van seriemoordenaars, waarmee we in België onlangs nog te maken hadden, verricht Eurojust belangrijk werk.
De heer Lahssaini had het over de richtlijn inzake mensenhandel. In april 2009 heeft de Commissie een nieuw voorstel van kaderbesluit ingediend om al die doelstellingen waar te maken. Dat is een belangrijk initiatief, dat we met veel belangstelling zullen volgen. Het past in de logica van verscheidene initiatieven. België wil absoluut het voortouw nemen. Ons land heeft zich op dat gebied altijd zeer krachtig opgesteld. Wanneer het zover is, zal de minister alle gegevens meedelen.
Als antwoord op de vraag over de illegale wapenhandel verklaart de minister dat dit verschijnsel tot de grote criminaliteit behoort. We moeten met Eurojust, Europol en alle betrokken instellingen de nadruk leggen op dat probleem.
Het Instituut voor gerechtelijke opleiding is een nieuwe instelling, waarvoor we de prioriteiten nog preciezer moeten vastleggen. Het organiseert nu een seminarie over terrorisme, maar de leden zijn zeer geïnteresseerd in Europees recht. Dat moeten we verder bekijken.
Het Europees beschermingsbevel handelt vooral over huishoudelijk geweld, maar ook over terrorisme. Spanje heeft daar een belangrijk punt van gemaakt. Dat wordt een van de agendapunten van de volgende Europese Raad. Bij de voorbereiding van die bijeenkomst zullen we het Spaanse voorstel in detail bespreken.
Er waren verschillende vragen over familierecht. Die komen later aan bod.
Mevrouw Nyssens had het met reden over de terughoudendheid van de landen om zich bij een gemeenschappelijk initiatief inzake Justitie aan te sluiten. Op de eerste informele top van Toledo heeft de minister aangevoeld dat de toepassing van het Verdrag van Lissabon, met de veranderingen die dat met zich bracht, heel wat terughoudendheid veroorzaakte, vooral op het gebied van het familierecht. Men moet er echter voor zorgen dat hetgeen reeds tot stand is gebracht, onder andere door Brussel 1, niet teveel overhoopgehaald wordt. We willen vooruitgang boeken en onze ervaring delen, maar het is niet aan ons om de forcing te voeren. We zullen zien hoe de voorstellen geformuleerd worden.
Het is heel belangrijk het precieze standpunt van Europees commissaris mevrouw Viviane Reding te kennen. Er is een ontmoeting gepland op 11 februari eerstkomend, om de prioriteiten te bepalen en om vast te leggen welke documenten ze aan het trio-voorzitterschap wil overleggen. Tot dusver kennen we het programma van de Commissie niet. Binnenkort weten we ongetwijfeld meer en dan kunnen wij de parlementsleden over haar ambities informeren.
De heer Vandenberghe raakt de kern van het hele debat over de keuzes die we moeten maken en hoe we vanuit een wederzijdse erkenning kunnen evolueren naar meer Europese samenwerking. Er zijn wel interessante experimenten geweest, die aantonen dat Europese samenwerking heel vruchtbaar kan zijn, maar echte vooruitgang is er inzake justitie niet gemaakt.
We zullen moeten kijken hoe we daar een nieuwe visie op kunnen ontwikkelen, in overleg met het Europees Parlement. Het zal voor ons een hele ervaring worden om in het Europees Parlement en zijn vele commissies het debat te voeren en er een consensus te bereiken. We zullen ons daar terdege op moeten voorbereiden.
In Zwitserland is er binnenkort een belangrijke bijeenkomst waar bijvoorbeeld wordt besproken hoe we de EU beter kunnen afstemmen op het mensenrechtenverdrag. Wij moeten bijna vanaf nul beginnen. We komen daar de komende dagen en weken zeker nog op terug.
Spreker stipt aan op de vergaderingen van de ministerraden Justitie en Binnenlandse Zaken nog geen vertegenwoordigers van de deelstaten te hebben gezien. Misschien komen die er nog.
Op het Europees onderzoeksbevel zou spreker graag dieper ingaan dan we vandaag kunnen doen. Zo zijn er nog thema's die een uitdieping vereisen. Daarom pleit de minister er sterk voor het Europees voorzitterschap aan te grijpen om die materies in het parlement te behandelen. Dat zou ook helpen om de debatten op Europees niveau goed te voeren, al was het maar omdat we dan weten dat we gedragen worden door ons eigen parlement. De minister hoopt dan ook dat we de agenda van het Belgisch Parlement zo veel mogelijk kunnen afstemmen op ons Europees voorzitterschap.
De heer Melchior Wathelet, staatssecretaris voor Begroting, voor Migratie- en asielbeleid, voor Gezinsbeleid en voor de Federale Culturele Instellingen, sluit zich aan bij de minister van Justitie wat de bijzonder zware agenda betreft.
Wat familierecht betreft, zal er een colloquium worden georganiseerd met COFACE — Confederation of Family Organisation in the European Union. De regering sluit zich opnieuw aan bij een organisatie die door de Europese Unie wordt gefinancierd. Dit is een manier om het Belgische voorzitterschap maximaal te doen slagen en het debat aan te zwengelen. Het is wel een zwaar programma, maar men zou hier eerder tevreden over moeten zijn, temeer omdat al deze evenementen plaatsvinden in samenwerking met de actoren op het terrein.
Wij zijn ons terdege bewust van het belang van de kwestie van de klimaatvluchtelingen die door de heer Lahssaini werd aangehaald. Elk initiatief in die zin zal uiteraard worden gesteund in het kader van het Belgische voorzitterschap. Men dient evenwel te benadrukken dat de prioriteiten inzake asiel uiteraard gebonden zijn aan de teksten die door de vorige Commissie zijn ingediend en die betrekking hebben op de vluchtelingenstatus, de subsidiaire bescherming en de procedures. Dit is een uitgangspunt dat reeds de aanleiding is voor heel wat debatten, met name in de JBZ-Raden. Het zou al heel positief zijn mochten we kunnen opschieten in de richting van een harmonisering van deze kwesties, met de bedoeling de noodzakelijke bescherming waarvoor we ons op internationaal vlak hebben geëngageerd, uit te breiden. Spreker herinnert eraan dat alle landen van de Europese Unie het Verdrag van Genève en andere internationale verbintenissen betreffende de vluchtelingenstatus en de subsidiaire bescherming hebben ondertekend. Concurrentiestrijd binnen de Europese Unie moet worden voorkomen, in het bijzonder in de Schengenruimte. Vluchtelingen dienen niet langer te worden aangezet om zich veeleer tot het ene dan tot het andere land te richten op grond van het type asielprocedure of de criteria die in het kader van de erkenning van de vluchtelingenstatus of van de subsidiaire bescherming in aanmerking worden genomen.
Deze harmonisering is een noodzakelijk en fundamenteel element met het oog op dit wederzijdse vertrouwen.
Spreker is verheugd over het punt met betrekking tot de vrij sterke standpunten van de nieuwe Griekse regering. De Griekse regering getuigt van een echte wil om een betere bescherming te garanderen, met name op haar grondgebied. Het zou zeer positief zijn indien we die impuls kunnen voeden en versterken.
Een oplossing voor de « Belgiëroute » hangt niet alleen van België af. Eind 2010 komt de Europese Commissie met een groenboek waarin ook de problematiek van de gezinshereniging aan bod zal komen. We zullen dat volgen en eraan natuurlijk meewerken. Tot nog toe heeft de Commissie geen initiatieven genomen. Deze problematiek vloeit voort uit het feit dat mensen gebruik maken van het vrij verkeer van personen om bepaalde zaken onder een andere wetgeving te regelen.
Het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding heeft een initiatief inzake integratie genomen, maar dat zal in samenwerking met de gemeenschappen lopen omdat veel van die bevoegdheden geregionaliseerd zijn.
Mevrouw De Schamphelaere stelde vragen over familierecht en erfrecht. Dat is ook een kwestie van subsidiariteit.
De heer Vandenberghe heeft de subsidiariteit aangehaald. Welk bevoegdheidsniveau zal het beheer van het beleid als dusdanig een meerwaarde bieden ? Daarna komen de politieke keuzes.
Het klopt dat meer en meer mensen gebruik maken van het vrij verkeer van personen en naar een ander land trekken en dat dit gevolgen heeft. Het betekent echter niet dat bij een regeling op Europees vlak ook de goede politieke keuzes zullen worden gemaakt. Dat zijn twee verschillende discussies.
Men stelt een waar wantrouwen vast. In familierecht is unanimiteit altijd geboden omdat het onderwerp gevoelig ligt. Men voelt dat weinig landen van plan zijn om vooruitgang te boeken, want het vertrouwen met betrekking tot de politieke keuzes ontbreekt.
Sommige landen — dit is een primeur — willen vooruitgang boeken met betrekking tot versterkte samenwerking inzake familierecht. Dit gaat over echtscheiding en erkenning van vonnissen. Dit is misschien de richting die men zal moeten kiezen, ook al is ze niet ideaal. Een versterkte samenwerking betreft immers enkel bepaalde landen van de Europese Unie die ervoor opteren samen te werken en de verplichte unanimiteit te omzeilen. We zullen misschien voor deze samenwerking moeten opteren om ervoor te zorgen dat onze rechterlijke beslissingen beter worden erkend, met name inzake familierecht. Het voorgestelde initiatief betreft dus echtscheiding.
Wat de ontvoeringen door een ouder betreft die mevrouw Lalieux heeft aangehaald, moeten we ervoor zorgen dat het wetgevingsarsenaal, de verordening Brussel IIbis en de internationale verdragen, met name het Verdrag van Den Haag, — die positieve teksten zijn — een effectieve werking hebben.
Men dient wederzijds vertrouwen en respect op te bouwen teneinde daadwerkelijk op te treden tegen ontvoeringen door een ouder. Dit gebeurt met name via internationale bemiddeling op gezinsniveau. Om die reden hebben we een aantal werkgroepen rond bemiddeling in gezinszaken opgericht, met de bedoeling de bemiddelaars op te leiden en alle actoren en vertegenwoordigers van de bemiddelingssectoren rond de tafel te brengen. We willen een ministeriële conferentie op 14 en 15 oktober 2010 voorbereiden, teneinde op dit gebied vooruitgang te boeken. We willen ervoor zorgen dat de rechterlijke beslissingen worden gerespecteerd en doeltreffend strijden tegen internationale kinderontvoeringen. Spreker herhaalt dat de meeste ontvoeringen plaatsvinden binnen de Europese Unie. We moeten om te beginnen aantonen dat we in staat zijn die doelstelling op Europees niveau te bereiken via internationale bemiddeling.
Wat de NBMV — niet-begeleide minderjarige vreemdelingen — betreft, wachten we op het actieplan van de Commissie en de standpunten van het Spaanse voorzitterschap. Eens te meer moeten we continuïteit nastreven. Het Spaanse voorzitterschap heeft er meermaals aan herinnerd dat het van deze kwestie een prioriteit maakte en dat het voorstellen zou doen. Spreker geeft toe dat hij wat op die maatregelen wacht om onze aanpak te bepalen. We wachten eveneens op het actieplan van de Commissie.
Wat de « terugkeerrichtlijn » betreft, is de termijn voor de omzetting het jaar 2010. We moeten deze richtlijn omzetten, omdat ze doelstellingen impliceert die moeten worden bereikt. De Staten krijgen echter wel een bepaalde bewegingsruimte. We zullen die vrijheid gebruiken en de nodige politieke keuzes maken. Tijdens het Belgische voorzitterschap is het nog belangrijker dat we de termijnen die ons worden opgelegd inzake de onzetting van Europese teksten, respecteren.
pour la transposition des textes européeensEr staan ons heel wat uiterst belangrijke uitdagingen te wachten, maar wij hebben het geluk op te treden op een scharniermoment op het gebied van asiel en migratie en inzake familierecht, met teksten die al goed zijn afgerond. We weten waar de problemen en de politieke moeilijkheden zitten. We maken daadwerkelijk kans om tot een aantal teksten te komen en concrete vooruitgang op het terrein te boeken waarvoor de Europese dimensie een meerwaarde zal vormen.
Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Binnenlandse Zaken is van mening dat de problemen in verband met wapenhandel een onderdeel van de aanpak van rondtrekkende daderbendes zijn. Het gaat immers niet alleen over de daders hebben, maar ook over het materiaal en de wapens die ze meebrengen. Wapenhandel is dus een absolute prioriteit. We merken namelijk dat criminelen steeds vaker uit het buitenland komen, maar dat ook hun wapens van elders komen, zeker de zware oorlogswapens die we vandaag in Brussel aantreffen en die nagenoeg niet in ons land worden gemaakt. Daarom zullen we, zoals de minister in haar inleiding al aanstipte, de criminaliteitsfenomenen die zich in Europa bewegen, zowel qua mensen als qua wapens, ook meenemen.
De voorzitters-rapporteurs, |
Martine TAELMAN (S). Philippe MOUREAUX (S). Vanessa MATZ (S). Sonja BECQ (K). André FRÉDÉRIC (K). Herman DE CROO (K). |