4-1657/2 | 4-1657/2 |
3 MAART 2010
Nr. 1 VAN DE HEER CROMBEZ
Opschrift
Het opschrift vervangen als volgt :
« Wetsontwerp betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument ».
Verantwoording
De huidige titel van de wet is ondertussen zowel in de rechtsleer als in de rechtspraak na lange jaren een ingeburgerd begrip. Deze titel geeft ook goed weer waarover de wet gaat. Marktpraktijken komen enkel voor in de afdeling van praktijken tussen ondernemingen. Tevens werd het woord « voorlichting » geschrapt, de informatie aan de consument is nochtans een hoeksteen van de wet.
Nr. 2 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 2
In 3º de woorden « of rechtspersoon » invoegen tussen de woorden « natuurlijke persoon » en het woord « die ».
Verantwoording
Het wetsontwerp wenst in tegenstelling tot de huidige definitie van de consument in artikel 1.7 de rechtspersonen van de definitie van de consument uit te sluiten. Dit amendement wenst de huidige situatie waarin ook rechtspersonen die buiten hun onderneming of beroepsactiviteiten handelen, verder te beschermen.
Nr. 3 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 4
Het woord « belangrijkste » doen vervallen.
Verantwoording
Artikel 4 herneemt artikel 30 van de huidige wet. Het nieuwe artikel voegt echter toe dat de informatieverplichting enkel gaat over de belangrijkste kenmerken van het product. Deze aanvulling kan aanleiding geven tot discussies over wat de belangrijkste kenmerken van een product zijn. Dit amendement wenst de huidige formulering te behouden.
Nr. 4 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 5
Paragraaf 2 aanvullen met de volgende twee leden :
« Elke onderneming die de consument niet-homogene diensten aanbiedt moet, als ze bereid is de gevraagde dienst te verlenen, de consument een voorafgaand bestek aanbieden zonder kosten.
De Koning kan bepaalde niet-homogene diensten uitsluiten van deze verplichting. ».
Verantwoording
Een correcte prijsaanduiding is een essentiële vereiste voor een correct functionerende markt. De consument moet op voorhand de prijs weten om de verschillende dienstverleners te kunnen vergelijken en met kennis van zaken te kunnen kiezen. Voor niet-homogene diensten is het echter niet steeds mogelijk om een eenvormig tarief aan te duiden. Dit amendement wil een wettelijke verplichting opleggen inzake prijsaanduiding, door de verplichte aflevering van een bestek voor niet-homogene diensten op voorwaarde dat de onderneming bereid is de door de consument gevraagde dienst te verlenen.
Nr. 5 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 9
Het 3º vervangen als volgt :
« 3º voor de diensten of de categorieën van diensten andere dan homogene diensten bepalen volgens welke regels het voorafgaand bestek aan de consument moet worden afgeleverd. ».
Verantwoording
Dit amendement vloeit voort uit amendement nr. 4.
Nr. 6 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 10
In het eerste lid het woord « gemiddelde » doen vervallen.
Verantwoording
Het wetsontwerp voorziet doorheen de tekst de toevoeging van het begrip « gemiddelde consument » terwijl dit in de huidige wet en ook in de wetswijziging van 5 juni 2007 (omzetting van de richtlijn 2005/29/EG oneerlijke handelspraktijken) niet voorkomt. De toevoeging van het begrip « gemiddelde consument » betekent een achteruitgang in de bestaande consumentenbescherming en zorgt tevens voor verwarring en juridische onzekerheid ten opzichte van de rest van de wet waar het begrip « consument » verder wordt gehanteerd.
Hierbij kan worden verwezen naar de memorie van toelichting van de wet van 5 juni 2007 waarin duidelijk werd gemaakt waarom de wetgever het begrip « gemiddelde consument » liever niet invoegde in de wet handelspraktijken :
« Alle consumenten moeten worden beschermd tegen oneerlijke handelspraktijken. Het Hof van Justitie heeft het sinds de inwerkingtreding van richtlijn 84/450/EEG evenwel noodzakelijk geacht om bij uitspraken in zaken over reclamekwesties na te gaan wat de gevolgen zijn voor een fictieve doorsnee consument. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, en om de uit hoofde van dat beginsel geboden bescherming ook effectief te kunnen toepassen, wordt in deze richtlijn het door het Hof van Justitie ontwikkelde criterium van de gemiddelde- dit wil zeggen redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende- consument als maatstaf genomen, waarbij eveneens rekening gehouden wordt met maatschappelijke, culturele en taalkundige factoren, maar wordt er tevens voorzien in bepalingen die beletten dat wordt geprofiteerd van consumenten die bijzonder vatbaar zijn voor oneerlijke handelspraktijken. Indien een handelspraktijk gericht is op een bepaalde groep consumenten, zoals bijvoorbeeld kinderen, is het wenselijk dat het effect van de handelspraktijk wordt beoordeeld vanuit het gezichtspunt van het gemiddelde lid van die groep. Daarom is het wenselijk in de lijst van praktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd een bepaling op te nemen waardoor reclame die is gericht op kinderen weliswaar niet volledig wordt verboden, maar waardoor zij wel worden beschermd tegen het rechtstreeks aanzetten tot kopen. Het criterium van de gemiddelde consument is geen statistisch criterium. Nationale rechtbanken en autoriteiten moeten, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie, hun eigen oordeel volgen om vast te stellen wat de typische reactie van de gemiddelde consument in een bepaald geval is. » (zie met name H. v. J. 16 juli 1998, zaak C-210/96, H. v. J. 28 januari 1999, zaak C-303/97, H. v. J. 12 oktober 2000, zaak C-3/99).
De WHPC, net zoals de richtlijn, verwijst naar het begrip van de gemiddelde consument : de parlementaire werken van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument verduidelijkten reeds dat het begrip consument wat betreft misleidende reclame moest worden geïnterpreteerd in die zin van de gemiddelde, normaal oplettende en redelijk voorgelichte consument (Stuk Senaat, 1984-1985, nr. 947/1, blz. 16). Het is aan de rechtspraak om deze criteria in overweging te nemen.
Artikel 249, derde lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap staat het de lidstaten toe de vorm en de middelen van de omzetting van richtlijnen te kiezen, vanaf het ogenblik dat het bedoelde objectief is bereikt. Het feit dat het woord « gemiddelde » niet wordt hernomen voor « consument » verandert niets aan het begrip dat is gekozen door de richtlijn en dat is toegelicht door het Hof van Justitie.
Bovendien zou de toevoeging van het woord « gemiddelde » voor consument enkel in de afdeling over de oneerlijke handelspraktijken het risico lopen bij de andere hoofdstukken van de WHPC interpretatiemoeilijkheden te veroorzaken, die voortvloeien uit een gebrek aan overeenstemming op het vlak van de gebruikte terminologie. »
Nr. 7 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 20
Het derde lid vervangen als volgt :
« Bij vermelding van de nieuwe prijs moet de aankondiging ook de referentieprijs alsook het bedrag of het percentage van de vermindering, zichtbaar en ondubbelzinnig vermelden. ».
Verantwoording
De WHPC voorziet momenteel in 4 duidelijke en eenvoudig te controleren mogelijkheden voor de aanduiding van een prijs- of tariefvermindering (art. 5). Het wetsontwerp wenst dit volledig om te gooien door de ondernemingen de volledige vrijheid te geven hoe ze een prijsvermindering aankondigen. Door de toevoeging van « of moet informatie worden gegeven die de gemiddelde consument toelaat die prijs onmiddellijk en gemakkelijk te berekenen » ziet de consument zich verplicht om zelf het prijsvoordeel te gaan berekenen. Dit is een duidelijke achteruitgang in de consumentenbescherming en kan aanleiding geven tot niet te controleren praktijken. Dit amendement wenst op een duidelijke en ondubbelzinnige manier vast te stellen hoe een prijsvermindering aan de consument moet worden aangekondigd. Op deze manier kan de consument op een eenvoudige manier het prijsvoordeel zien wat leidt tot een eerlijkere concurrentie.
Nr. 8 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 25
In het tweede lid van § 4 het zinsdeel dat aanvangt met de woorden « of wordt informatie gegeven » en eindigt met de woorden « gemakkelijk te berekenen » doen vervallen.
Verantwoording
Het amendement stelt voor om het tweede deel van dit lid, « of moet informatie worden gegeven die de gemiddelde consument toelaat die prijs onmiddellijk en gemakkelijk te berekenen » te schrappen. Dit deel betekent immers dat de consument zich gedwongen zal zien zelf zijn prijsvoordeel te berekenen wat niet tegemoetkomt aan de vereisten inzake duidelijkheid, transparantie en een adequate consumentenbescherming.
Nr. 9 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 29
Het tweede lid vervangen als volgt :
« De verkoop moet geschieden in de lokalen of op de website waar de opgeruimde of identieke goederen gewoonlijk te koop worden aangeboden. ».
Verantwoording
Het amendement herneemt artikel 51, § 1, van de huidige wet met de toevoeging dat de fysieke plaats ook de gebruikelijke website van de onderneming kan uitmaken om geen discriminatie ten opzichte van de internetverkoop uit te maken. De bepaling in het wetsontwerp houdt in dat het onmogelijk wordt om te controleren of het wel degelijk om een soldenverkoop gaat en kan tevens aanleiding geven dat men enkel tijdens de soldenperiodes ambulante activiteiten gaat ontwikkelen.
Nr. 10 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 29
In het derde lid het zinsdeel dat aanvangt met de woorden « of wordt informatie gegeven » en eindigt met de woorden « gemakkelijk te berekenen » doen vervallen.
Verantwoording
Het amendement stelt voor om het tweede deel van dit lid, « of moet informatie worden gegeven die de gemiddelde consument toelaat die prijs onmiddellijk en gemakkelijk te berekenen » te schrappen. Dit deel betekent immers dat de consument zich gedwongen zal zien zelf zijn prijsvoordeel te berekenen wat niet tegemoetkomt aan de vereisten inzake duidelijkheid, transparantie en een adequate consumentenbescherming.
Nr. 11 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 37
In het tweede lid de punten b) en c) doen vervallen.
Verantwoording
De uitzonderingen voorzien onder punten b) en c) komen in de huidige wet (art. 45) niet voor. Deze uitzonderingen laten teveel ruimte voor subjectieve interpretatie door de onderneming, wat rechtstreeks indruist tegen artikel 94/8, 5º van de wet.
Nr. 12 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 47
Paragraaf 3 vervangen als volgt :
« § 3. Onverminderd de toepassing van artikel 45, § 1, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, kan geen enkel voorschot of betaling worden geëist van de consument vóór het einde van de herroepingstermijn bedoeld in § 1.
In geval van uitoefening van het herroepingsrecht voorzien in §§ 1 en 2, wordt de onderneming gehouden tot terugbetaling van de door de consument gestorte bedragen, zonder kosten. Deze terugbetaling moet plaatsvinden ten laatste binnen de dertig dagen die volgen op de herroeping.
Het verbod bedoeld in het eerste lid wordt opgeheven wanneer de onderneming het bewijs levert dat hij de regels respecteert die zijn vastgelegd door de Koning met het oog op het toelaten van de terugbetaling van de door de consument gestorte bedragen. ».
Verantwoording
Het wetsontwerp maakt een einde aan het verbod van verplichte voorafbetaling bij een verkoop op afstand. Door die beslissing zullen de consumenten die iets kopen op internet (of via een andere verkoop op afstand) eerst moeten betalen vooraleer ze de goederen thuis bezorgd krijgen. Dit vormt een significante achteruitgang in onze consumentenbescherming en is niet van aard om het vertrouwen van de consument in de verkoop op afstand te vergroten. Het verbod van voorafbetaling blijft in essentie een goede bescherming van de consument tegen vaak voorkomende problemen en oneerlijke praktijken. Zo bleek uit een onderzoek van het Europees Consumentencentrum dat de meest voorkomende klachten bij een verkoop op afstand immers gaan over het feit dat producten reeds werden betaald maar nooit werden geleverd. Dit amendement wenst de huidige bescherming van de consument te behouden.
Nr. 13 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 48
In § 1, tweede lid, eerste zin, de woorden « mits op dat ogenblik de onderneming het bestelde goed nog niet heeft verzonden of nog geen aanvang heeft gemaakt met de verstrekking van de bestelde dienst, » doen vervallen.
Verantwoording
Huidig artikel 81 voorziet in een automatische ontbinding van de overeenkomt indien de bestelling niet binnen de 30 dagen gebeurt. Het ontwerp voorziet niet meer in de automatische ontbinding maar het is de consument die de ontbinding moet vragen. Er wordt echter tevens aan toegevoegd dat de consument de overeenkomst niet kan ontbinden indien reeds met de levering of verstrekking van het product is begonnen. Deze laatste toevoeging is niet aanvaardbaar omdat ze de rechten van de consument al te strikt inperkt. Deze toevoeging laat tevens een te ruime interpretatie door de onderneming toe.
Nr. 14 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 60
In het tweede lid, 6e streepje, het woord « zeven » vervangen door het woord « veertien ».
Verantwoording
Dit amendement brengt de bedenktermijn bij een verkoop gesloten buiten de lokalen van een onderneming van 7 werkdagen naar 14 werkdagen. Op deze manier wordt de coherentie behouden tussen de bedenktermijn bij deze verkopen en de bedenktermijn bij de verkopen op afstand. Tevens ligt dit in het verlengde van de bijzondere bescherming voorzien in artikel 3 van het koninklijk besluit van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten. Er is geen enkele reden om de bedenktermijn niet te verruimen nu het wetsontwerp zelf wenst te anticiperen op de omzetting van het voorstel voor een Europese richtlijn betreffende consumentenrechten en dit voorstel de bedenktermijn zowel voor de verkopen op afstand als de verkopen gesloten buiten de ondernemingen naar 14 dagen brengt.
Nr. 15 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 61
In het eerste lid het woord « zeven » vervangen door het woord « veertien ».
Verantwoording
Zie verantwoording van amendement nr. 14.
Nr. 16 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 74
Het 2º vervangen als volgt :
« 2º de onderneming toe te laten de prijs te verhogen of de voorwaarden ten nadele van de consument te wijzigen op basis van elementen die enkel afhangen van haar wil, zelfs indien op dat moment de consument de mogelijkheid wordt geboden om de overeenkomst te beëindigen.
Deze bepaling doet geen afbreuk aan het geoorloofd karakter en de geldigheid van :
a) bedingen van prijsindexering, voor zover deze niet onwettig zijn en de wijze waarop de prijzen worden aangepast expliciet en op een begrijpelijke manier beschreven is in de overeenkomst opgemaakt in zoveel exemplaren als er contracterende partijen zijn, en de consument bij prijsstijging de mogelijkheid wordt geboden de overeenkomst zonder kosten of schadevergoeding te beëindigen en hem daartoe een redelijke termijn wordt gelaten;
b) bedingen waarbij de onderneming van financiële diensten zich het recht voorbehoudt de door of aan de consument te betalen rentevoet te wijzigen, zonder enige opzegtermijn in geval van geldige reden, mits de onderneming verplicht wordt dit ter kennis te brengen van de consument en deze vrij is de overeenkomst onmiddellijk op te zeggen. ».
Nr. 17 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 74
Het 3º doen vervallen.
Nr. 18 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 82
In § 2 de woorden « twee maanden » vervangen door de woorden « één maand ».
Verantwoording
De vrij recente wet van 25 april 2007 voorziet in een bijzondere bescherming van de consument ten opzichte van de stilzwijgende verlenging van dienstenovereenkomsten. De huidige regeling voorziet dat in geval van de stilzwijgende verlenging van een overeenkomst de consument op elk ogenblik de overeenkomst zonder kosten kan opzeggen. De opzeggingstermijn mag maximaal 1 maand bedragen. Het ontwerp verlengt de opzeggingstermijn tot 2 maanden, wat betekent dat de consument nog 1 maand extra moet betalen voor een ongewenste overeenkomst. Het amendement herneemt de huidige situatie dat de opzeggingstermijn voor de consument maximaal 1 maand mag bedragen.
Nr. 19 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 84
In het eerste lid, b), het woord « gemiddelde » doen vervallen.
Verantwoording
Zie de verantwoording van amendement nr. 6.
Nr. 20 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 88
In het eerste lid het woord « gemiddelde » doen vervallen.
Verantwoording
Zie de verantwoording van amendement nr. 6.
Nr. 21 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 89
In de inleidende zin, het woord « gemiddelde » doen vervallen.
Verantwoording
Zie de verantwoording van amendement nr. 6.
Nr. 22 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 90
In § 1 het woord « gemiddelde » doen vervallen.
Verantwoording
Zie de verantwoording van amendement nr. 6.
Nr. 23 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 90
In § 2 het woord « gemiddelde » doen vervallen.
Verantwoording
Zie de verantwoording van amendement nr. 6.
Nr. 24 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 92
Het woord « gemiddelde » doen vervallen.
Verantwoording
Zie de verantwoording van amendement nr. 6.
Nr. 25 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 117
Dit artikel doen vervallen.
Verantwoording
Het wetsontwerp voorziet via artikel 117 in een verjaringstermijn van één jaar, terwijl dit niet het geval is in de huidige wet. De vaststelling van een éénjarige verjaringstermijn druist in tegen de huidige rechtspraak en de schrapping ervan heeft tot doel om het gevaar op herhaling van inbreuken te vermijden.
Nr. 26 VAN DE HEER CROMBEZ
Art. 100
In § 1, eerste lid, de woorden « en vaste en mobiele telefonie » invoegen tussen de woorden « faxen » en « voor ».
Verantwoording
In het kader van de aankondiging van de regering dat ze een einde wil maken aan commerciële stalking per telefoon, wordt commerciële communicatie per telefoon onderworpen aan een opt-in regeling.
John CROMBEZ. |
Nr. 27 VAN MEVROUW THIBAUT
Art. 91
In artikel 91, 8º, de woorden « die geen nationale taal is » vervangen door de woorden « die voor de gemiddelde consument niet begrijpelijk is ».
Verantwoording
De onzekerheid over de regels die gelden voor de grensoverschrijdende service na verkoop is een rem op de eenmaking van de Europese binnenlandse markt via grensoverschrijdende handel.
Het als « technisch » beschouwde amendement dat in artikel 91 werd ingevoegd draagt bij tot dat klimaat van onzekerheid, want het beschouwt het geval waarin een Poolse onderneming die een Belgische consument een dienst heeft verleend en zich voor de service na verkoop niet meer in het Pools tot hem richt maar in het Ests (zonder hem daarvan vooraf te hebben verwittigd) als een « oneerlijke handelspraktijk » !
Op die manier verwijdert men zich van de geest van het wetsontwerp, dat de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie overneemt (HvJ 3 juni 1999, Colim NV/Bigg's Continent Noord NV, zaak C-33/97). Die rechtspraak bepaalt dat de door de verkoper verstrekte informatie opgesteld moet zijn in een voor de consument begrijpelijke taal, gelet op het taalgebied waar de goederen of diensten aan de consument worden aangeboden.
Cécile THIBAUT. |