4-1697/1 | 4-1697/1 |
8 MAART 2010
De diamantsector in dit land, en met name in Antwerpen, is van zeer groot economisch belang. De omzet bedraagt 39,5 miljard dollar. Er worden rechtstreeks 8 000 mensen tewerkgesteld. Onrechtstreeks zijn er 26 000 mensen die er hun brood mee verdienen. Antwerpen is goed voor 80 % van de wereldhandel in ruwe diamant en voor 50 % van de wereldhandel in geslepen diamant. De diamantsector heeft een aandeel van 11 % in de Vlaamse export en van 7 % in de Belgische uitvoer.
Maar de diamantsector in Antwerpen zit in een heel ernstige crisis. Deze crisis is grotendeels te wijten aan de wereldwijde financieel-economische crisis, maar niet uitsluitend daaraan.
De sector wordt mede getroffen door een aantal gerechtelijke procedures, die heel wat verwarring hebben gecreëerd. De fysieke kenmerken van diamanten (laag gewicht en klein volume in vergelijking met een bijzonder hoge waarde) maken ze uitermate geschikt voor inbeslagnemingen. Het gerechtelijk onderzoek maakt daar soms gebruik van en gaat soms te snel of in veel te grote mate over tot een inbeslagneming van een partij diamanten. Er waren inbeslagnemingen van hele partijen diamanten, die aldus grote delen van de diamantsector lamlegden. Er werden tevens diamanten in beslag genomen die geen eigendom waren van de firma's waar beslag werd gelegd. Deze gerechtelijke procedures zorg(d)en voor veel onduidelijkheid over de richting die België op fiscaal en gerechtelijk vlak met de diamantsector uit wil. In Antwerpen is er de komende jaren sprake van een exodus van belangrijke handelaars. Sommige handelaars bereiden zich voor om Antwerpen te verlaten.
De jongste tijd heeft de Antwerpse kamer van inbeschuldigingstelling (KIB) echter een aantal arresten geveld waardoor het gerecht de geblokkeerde rekeningen van diamantairs moet vrijgeven en voor miljoenen aan in beslag genomen gelden en diamanten dient terug te geven aan de rechtmatige eigenaar(s). Het ziet er bovendien naar uit dat de KIB een andere houding is gaan aannemen : alleen de waarde van de mogelijke fraude mag worden in beslag genomen en niet het basisbedrag van de transacties waarop die fraude is geënt.
Ondanks de voornoemde correctieve houding van de Antwerpse kamer van inbeschuldigingstelling wordt in dit wetsvoorstel een specifieke wettelijke regeling uitgewerkt voor inbeslagnemingen in de diamantsector in het kader van een strafonderzoek :
1. de inbeslagneming op diamanten zal voortaan enkel nog kunnen geschieden mits daartoe het bevel van de procureur des Konings of de onderzoeksrechter een voorafgaandelijk gunstig advies heeft verkregen van de eerste voorzitter van het hof van beroep. Deze bijzondere maatregel is noodzakelijk om te verhinderen dat er te lichtzinnig wordt overgegaan tot inbeslagneming van diamanten;
2. een tweede maatregel is de inkorting van de termijn van opheffing van inbeslagneming tot één maand. Deze maatregel moet een antwoord geven op de huidige tijdrovende beroepsprocedure : eerst moeten de diamantairs verzoekschriften indienen bij de procureur des Konings of de onderzoeksrechter. Die worden één voor één afgewezen. Pas wanneer hun advocaten een duidelijk zicht krijgen op de tenlasteleggingen en de beweerde fraude, kan men naar de KIB stappen. En dan is het nog eens wachten op de arresten. Al die tijd zijn de diamantairs vleugellam bij gebrek aan werkingsmiddelen en bij de dienst Faillissementen van de rechtbank van koophandel worden ondertussen diamantbedrijfjes failliet verklaard;
3. ten derde wordt bepaald dat de waarde van de in beslaggenomen diamanten nooit hoger mag zijn dan het bedrag dat overeenstemt met de vermoedelijke opbrengst van het misdrijf (het vermoede vermogensvoordeel). De inbeslagneming in geval van fiscale fraude bijvoorbeeld zal dan ook beperkt zijn tot het winstpercentage waarop geen belasting is betaald en slaat niet op de totale waarde van de verdachte facturen.
De inschrijving van het principe dat er slechts beslag mogelijk is op diamanten ten belope van het bedrag van de vermoedelijke opbrengst van het misdrijf biedt bovendien de zekerheid aan personen die (een deel van) hun diamanten via een verzoekschrift willen terugkrijgen dat het beslag teniet wordt gedaan voor die diamanten waarvan de waarde het betwiste vermogensvoordeel te boven gaat.
Dit voorstel houdt ook rekening met de opmerkingen van de gerechtelijke en academische wereld (zie : advies van het College van procureurs-generaal, standpunt van de Vereniging van Belgische Onderzoeksrechters, ...) op een hangend wetsvoorstel van de meerderheidspartijen, die de onderzoeksrechter willen opzadelen met een buiten het gerecht benoemde financiële waakhond. Deze hangende wetswijziging is volgens (de belangenverenigingen van) het gerecht « een regelrechte aanval op de scheiding der machten » en « raakt aan de grondwettelijke onafhankelijkheid van de onderzoeksrechter. Dat is gevaarlijk voor onze democratie. » Dit voorstel werkt niet met buiten het gerecht benoemde adviseurs.
Door een meer toegespitste aanpak zal dit voorstel meer kans maken en efficiënter zijn dan voorstellen die te algemeen op het beslagrecht in strafzaken ingrijpen.
Anke VAN DERMEERSCH. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 28sexies van het Wetboek van strafvordering worden volgende wijzigingen aangebracht :
1º in paragraaf 2, gewijzigd bij de wet van 4 juli 2001, wordt het tweede lid aangevuld als volgt : « Indien de inbeslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten doet de procureur des Konings uitspraak uiterlijk zeven dagen na inschrijving van het verzoekschrift in het register. »;
2º in paragraaf 2, gewijzigd bij de wet van 4 juli 2001, wordt het derde lid aangevuld als volgt : « Indien de inbeslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten wordt de met redenen omklede beslissing per faxpost of bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de verzoeker en, in voorkomend geval, van zijn advocaat binnen drie dagen na de beslissing. »;
3º in paragraaf 4, gewijzigd bij de wet van 7 juli 2002, wordt het eerste lid aangevuld met de volgende zin : « Indien de in beslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten kan de zaak bij de kamer van inbeschuldigingstelling worden aangebracht binnen zeven dagen na de kennisgeving van de beslissing aan de verzoeker. »;
4º in paragraaf 4, gewijzigd bij de wet van 7 juli 2002 wordt het vijfde lid, aangevuld met de volgende zin : « Indien de in beslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten doet de kamer van inbeschuldigingstelling uitspraak binnen zeven dagen na neerlegging van voornoemde verklaring. »;
5º in paragraaf 5, vervangen bij de wet van 4 juli 2001, wordt de zin : « Indien de in beslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten en de procureur des Konings geen beslissing heeft genomen binnen de bij § 2, tweede lid, tweede zin bepaalde termijn, vermeerderd met zeven dagen, kan de verzoeker zich wenden tot de kamer van inbeschuldigingstelling. » ingevoegd tussen de woorden « kamer van inbeschuldigingstelling. » en de woorden « Dit recht vervalt »;
6º in paragraaf 6, ingevoegd bij de wet van 19 december 2002, wordt de zin : « Indien de in beslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten wordt over voornoemd verzoekschrift beslist in raadkamer binnen zeven dagen. » ingevoegd tussen de woorden « vermeld in § 3. » en de woorden « Wanneer een hoger beroep »;
7º in paragraaf 6, ingevoegd bij de wet van 19 december 2002, wordt de zin : « Indien de in beslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten en wanneer een hoger beroep bestaat of in geval de rechtbank geen uitspraak doet binnen zeven dagen na de indiening van het verzoekschrift, kan de verzoeker een hoger beroep instellen bij de kamer van inbeschuldigingstelling overeenkomstig § 4. » ingevoegd tussen de woorden « overeenkomstig § 4 » en de woorden « Ingeval de rechtbank »;
8º paragraaf 7, vernummerd bij de wet van 19 december 2002, wordt aangevuld met de volgende zin : « Indien de inbeslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten, mag de verzoeker geen verzoekschrift met hetzelfde voorwerp toezenden of neerleggen vooraleer een termijn van een maand is verstreken te rekenen van de laatste beslissing die betrekking heeft op hetzelfde voorwerp. ».
Art. 3
Artikel 35 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 10 mei 2007, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :
« § 3. Indien de in § 1 bedoelde zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten kunnen deze slechts in beslag worden genomen op voorwaarde dat de procureur des Konings een voorafgaande machtiging van de eerste voorzitter van het hof van beroep heeft en ten belope van het vermoedelijke bedrag van het uit het misdrijf verkregen vermogensvoordeel. »
Art. 4
In artikel 61quater van hetzelfde Wetboek worden volgende wijzigingen aangebracht :
1º in paragraaf 2, gewijzigd bij de wet van 4 juli 2001, wordt het tweede lid aangevuld met de volgende zin : « Indien de inbeslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten doet de onderzoeksrechter uitspraak uiterlijk zeven dagen na de inschrijving van het verzoekschrift in het register. »;
2º in paragraaf 2, gewijzigd bij de wet van 4 juli 2001, wordt het derde lid aangevuld met de volgende zin : « Indien de inbeslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten wordt de met redenen omklede beslissing per faxpost of bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de verzoeker en, in voorkomend geval, van zijn advocaat binnen drie dagen na de beslissing. »;
3º in paragraaf 5, eerste lid, wordt de zin « Indien de inbeslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten kunnen de procureur des Konings en de verzoeker hoger beroep instellen tegen de beschikking van de onderzoeksrechter binnen een termijn van zeven dagen. » ingevoegd tussen de woorden « van vijftien dagen. » en de woorden « Ten aanzien van de procureur des Konings »;
4º in paragraaf 5, vierde lid, wordt de zin « Indien de inbeslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten doet de kamer van inbeschuldigingstelling uitspraak binnen zeven dagen na de neerlegging van de verklaring. » ingevoegd tussen de woorden « van de verklaring. » en de woorden « Deze termijn is »;
5º in paragraaf 6, vervangen bij de wet van 4 juli 2001 wordt de zin « Indien de inbeslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten en de onderzoeksrechter geen beslissing heeft genomen binnen de bij paragraaf 2, tweede lid, tweede zin bepaalde termijn, vermeerderd met zeven dagen, kan de verzoeker zich wenden tot de kamer van inbeschuldigingstelling. » ingevoegd tussen de woorden « kamer van inbeschuldigingstelling. » en de woorden « Dit recht vervalt »;
6º in paragraaf 7, ingevoegd bij de wet van 19 december 2002 wordt de zin « Indien de inbeslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten wordt over voornoemd verzoekschrift beslist in raadkamer binnen zeven dagen. » ingevoegd tussen de woorden « binnen vijftien dagen. » en de woorden « De rechtbank of het hof »;
7º in paragraaf 7, ingevoegd bij de wet van 19 december 2002 wordt de zin « Indien de inbeslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten en wanneer een hoger beroep bestaat of in geval de rechtbank geen uitspraak doet binnen zeven dagen na de indiening van het verzoekschrift, kan de verzoeker een hoger beroep instellen bij de kamer van inbeschuldigingstelling overeenkomstig § 4. » ingevoegd tussen de woorden « overeenkomstig § 5. » en de woorden « Ingeval de rechtbank »;
8º paragraaf 8 wordt aangevuld met de volgende zin : als volgt : « Indien de inbeslaggenomen zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten, mag de verzoeker geen verzoekschrift met hetzelfde voorwerp toezenden of neerleggen vooraleer een termijn van een maand is verstreken te rekenen van de laatste beslissing die betrekking heeft op hetzelfde voorwerp. ».
Art. 5
Artikel 89 van hetzelfde Wetboek, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 december 2002, wordt aangevuld met het volgende lid :
« Indien de in § 1 bedoelde zaken bestaan uit in bewerking zijnde of volledig afgewerkte diamanten kunnen deze slechts in beslag worden genomen op voorwaarde dat de onderzoeksrechter een voorafgaande machtiging van de eerste voorzitter van het hof van beroep heeft en ten belope van het vermoedelijke bedrag van het uit het misdrijf verkregen vermogensvoordeel . ».
4 maart 2010.
Anke VAN DERMEERSCH. |