4-1073/1

4-1073/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

24 NOVEMBER 2009


Gecombineerde vijfde en zesde periodieke verslag van België ingediend bij het Committee on the Elimination of Discrimination against Women (CEDAW)


VERSLAG

NAMENS HET ADVIESCOMITÉ VOOR GELIJKE KANSEN VOOR VROUWEN EN MANNEN UITGEBRACHT DOOR

DE DAMES de BETHUNE EN ZRIHEN


I. INLEIDING

In 1979 werd het Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen aangenomen door de algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Samen met 63 andere landen heeft België het Verdrag op 17 juli 1980 ondertekend tijdens de Wereldvrouwenconferentie in Kopenhagen. Het Verdrag trad in werking op 3 september 1981, na de twintigste ratificatie. De naleving van het Verdrag wordt getoetst aan de hand van periodieke nationale verslagen die worden voorgelegd aan het VN-Comité voor de Uitbanning van Discriminatie van Vrouwen.

Op 21 oktober 2008 heeft België haar vijfde en zesde periodieke verslagen voorgesteld aan het Comité (1) , dat een aantal opmerkingen geformuleerd heeft (2) . Er werden alternatieve rapporten ingediend door drie NGO's : het Global intiative to end all corporate punishment of children, de Islamic Human Rights Commission en de Ligue belge francophone des droits de l'homme (3) .

Het Adviescomité voor Gelijke Kansen voor vrouwen en mannen heeft op 26 oktober 2008 een gedachtewisseling gehad over deze periodieke verslagen met vertegenwoordigers van de minister van Werk en Gelijke Kansen, van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, de Ligue belge francophone des droits de l'homme, de Nederlandstalige Vrouwenraad en de Conseil des femmes francophones de Belgique.

Naar aanleiding van deze gedachtewisseling werden een aantal aanbevelingen geformuleerd die tijdens de vergadering van 24 november 2009 werden aangenomen.

II. HOORZITTINGEN

1. Uiteenzetting van mevrouw Frédérique Fastré, adviseur bij het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen

Het periodieke gecombineerde vijfde en zesde verslag van België had tot doel de stand van zaken op te maken over de vooruitgang, de maatregelen en de acties die alle overheden hebben ondernomen om de situatie van de vrouwen in België te verbeteren. Het rapporteringsproces geschiedde onder de auspiciën van de FOD Buitenlandse Zaken; het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen werd belast met de coördinatie van het verslag.

In eerste instantie werd een substantieel verslag uitgewerkt. Het middenveld werd geraadpleegd over het ontwerpverslag. Na de verzending van het verslag heeft het comité van experts van CEDAW een reeks bijkomende vragen gestuurd om dieper in te gaan op bepaalde aspecten. Het aanvullend verslag werd in mei 2008 overgezonden naar het CEDAW-comité. België werd verzocht zijn verslagen op 21 oktober 2008 voor te stellen voor het CEDAW-comité.

De Belgische delegatie die naar Genčve gegaan is, bestond uit 16 personen, afkomstig uit de beleidscellen en uit verschillende federale en regionale diensten. In principe moest mevrouw Milquet, minister van Werk en Gelijke Kansen, de Belgische delegatie leiden. Ze was echter verhinderd door dringende zaken en werd vervangen door mevrouw Fastré.

Vóór de eigenlijke voorstelling van het verslag van de regering kregen de NGO's en de nationale instellingen voor mensenrechten de gelegenheid om met het CEDAW-comité een interactieve dialoog te voeren over de verschillende nationale verslagen die door België zouden worden voorgesteld. In die context heeft de Ligue belge francophone des droits de l'homme een dialoog gevoerd met de experts van het Comité op basis van zijn alternatief verslag. Naast dat verslag waren er nog twee andere alternatieve verslagen met betrekking tot België. Die werden gewoon ingediend, maar werden niet officieel voorgesteld voor het Comité. Het betrof, enerzijds, een verslag van de NGO Global Initiative dat meer bepaald betrekking had op het bannen van aan kinderen en kleine meisjes toegediende lijfstraffen en, anderzijds, een verslag van de Britse NGO « Islamitische commissie voor de mensenrechten » over de situatie van de moslimvrouwen in België.

Wat de voorstelling van de officiële verslagen aan het CEDAW-Comité betreft, werd de Belgische delegatie gevraagd eerst een inleidende uiteenzetting te geven waarin ze de belangrijkste maatregelen die de verschillende regeringen sedert 2002 hebben genomen, heeft uiteengezet en benadrukt. Het ging niet alleen om institutionele maatregelen, maar ook om maatregelen van wetgevende aard, de acties en actieplannen op diverse domeinen, zoals geweld tegen vrouwen, werkgelegenheid, gezondheid, sociale zekerheid, migratie en asiel, huwelijk en echtscheiding.

Daarna hebben de experts van het plenaire CEDAW-Comité de Belgische delegatie diverse vragen gesteld. De experts hadden belangstelling voor verschillende punten, meer bepaald :

— de zichtbaarheid en de rechtstreekse toepasbaarheid van het Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen en het aanvullend Protocol die privépersonen toestaan bij het Comité beroep in te dienen wegens schending van het Verdrag;

— de situatie van de moslimvrouw, en meer in het algemeen van de vrouwen van vreemde afkomst, wat er duidelijk op wijst dat de leden van het Comité de alternatieve verslagen hebben gelezen;

— de asielprocedure in België;

— de evenwichtige bijdrage van vrouwen en mannen aan de besluitvorming, zowel op politiek niveau als in het bedrijfsleven;

— het kleine aantal vrouwen in de diplomatie;

— de wens om een zeer duidelijk idee te krijgen van de situatie van de vrouwen met betrekking tot hun gezondheid;

— het ontbreken in België van een nationaal instituut voor de rechten van de mens;

— het feit dat de Belgische wetgeving vrouwen niet toestaat hun naam door te geven aan hun kinderen, behalve in specifieke gevallen (met name het eenoudergezin, de adoptie door een homoseksueel koppel);

— het feit dat de misdaden die verband houden met seksueel misbruik en verkrachting in het Strafwetboek opgenomen zijn onder de titel « misdaden en wanbedrijven tegen de orde der familie en tegen de openbare zedelijkheid ». Het CEDAW-Comité spoort België aan deze sanctie te verplaatsen onder de titel die handelt over de misdaden tegen personen.

De belangrijkste positieve punten die door het Comité werden opgemerkt, hebben betrekking op de institutionele en wetgevende mechanismen die versterkt zijn, meer bepaald dankzij de oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen en het nationaal actieplan voor de bestrijding van geweld.

Mevrouw Fastré heeft een samenvatting gegeven van de slotbemerkingen en de aanbevelingen die het CEDAW-Comité geformuleerd heeft ten behoeve van de verschillende Belgische regeringen om de situatie van de vrouwen in België te verbeteren :

— meer erkenning en zichtbaarheid van het CEDAW-Verdrag, alsook een ruimere verspreiding van het Verdrag en het toegevoegde Protocol;

— meer coördinatie tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus met het oog op een eenvormige toepassing van het Verdrag;

— een evenwichtige deelname van vrouwen en mannen aan het politieke leven en de openbare staatszaken;

— meer vrouwen op posten met verantwoordelijkheid in alle sectoren van de maatschappij, ook in de diplomatie;

— de verbetering van de situatie van vrouwen op de arbeidsmarkt, alsook het wegwerken van de loondiscriminatie van vrouwen;

— de wijziging van de wetgeving met betrekking tot het doorgeven van de familienaam en het verplaatsen van de sanctie voor seksueel misbruik in het Strafwetboek. Wat deze aanbeveling betreft, wenst het CEDAW-Comité dat België binnen twee jaar na de goedkeuring van de slotaanbevelingen een verslag opstelt over de vooruitgang in verband met de goedkeuring van deze aanbeveling;

— voorrang verlenen aan de goedkeuring van gecoördineerde maatregelen om geweld tegen vrouwen te bestrijden;

— bijzondere aandacht besteden aan vrouwelijke migranten en vluchtelingen;

— de wens om een onafhankelijk nationaal instituut voor de rechten van de mens op te richten;

— aandacht besteden aan de specifieke noden van jonge meisjes uit etnische en religieuze minderheden, dat ze gelijke toegang krijgen tot het onderwijs en dat er een gemeenschappelijke aanpak wordt uitgewerkt in verband met het dragen van de hoofddoek in scholen;

— het belang van een systematische aanwezigheid van vrouwelijke ambtenaren en tolken in het kader van de procedures inzake asielaanvragen;

— de aansporing om het Verdrag tegen de Mensenhandel goed te keuren, dat door België op het niveau van de Raad van Europa werd ondertekend, en passende bijstand te verlenen aan slachtoffers van mensenhandel;

— de wens om de inspanningen voort te zetten die al werden geleverd met het oog op het wegwerken van gedwongen huwelijken en in het volgend verslag het effect van de genomen maatregelen te evalueren.

Het CEDAW-Comité heeft ook de wens geuit dat het zevende voortgangsverslag van het CEDAW-Verdrag hem in oktober 2012 zou worden bezorgd. In het kader van de uitwerking van dit verslag moedigt het Comité België aan geregeld de niet-gouvernementele organisaties te raadplegen. Het geeft ten slotte ook de raad de naar geslacht uitgesplitste statistieken van alle bevoegdheidsniveaus te compileren en te analyseren zodat alle pertinente statistieken in het volgend verslag kunnen worden weergegeven.

2. Uiteenzetting van de heer Benoit Van der Meerschen, voorzitter van de Ligue belge francophone des droits de l'homme

De heer Van der Meerschen komt niet terug op de positieve punten die het CEDAW-comité heeft aangehaald. Het hoofddoel is dat wordt gepoogd om discriminatie van vrouwen waar mogelijk weg te werken.

Spreker wil enkele opmerkingen maken over de methode. Ten eerste heeft het CEDAW-comité vastgesteld dat het Belgische rapport een gigantische en onleesbare lappendeken is waaruit blijkt hoe moeilijk het is de acties op de verschillende beleidsniveaus te coördineren. Bovendien zou deze vergadering van het Adviescomité voor Gelijke Kansen voor Vrouwen en Mannen als voorbeeld kunnen dienen voor de verschillende Belgische parlementen, zodat het CEDAW-verdrag meer bekendheid krijgt bij de parlementsleden. Een dergelijke vergadering zou overigens veel vaker moeten worden georganiseerd. Daarenboven is het wenselijk dat het Parlement het Belgische verslag kan inzien vooraleer het internationaal wordt verspreid. Zodoende kunnen de parlementsleden erbij worden betrokken.

Ten tweede is er echt nood aan een evaluatie. De vergadering van het Adviescomité voor Gelijke Kansen voor Vrouwen en Mannen is zeker nuttig, maar er is meer nodig. Zo werd vooruitgang geboekt inzake de deelname aan het politieke en openbare leven. Het gaat echter om tijdelijke wetgeving. Evaluaties zouden bijgevolg nuttig zijn.

Naast de opmerkingen over de methode heeft de heer Van der Meerschen nog enkele dingen vastgesteld. Wat de emigratie betreft heeft de vrees van het CEDAW-comité betrekking op de mensenhandel. België grijpt de mensenhandel aan om zijn asielbeleid een beetje te verharden. Spreker herinnert eraan dat de slachtoffers van mensenhandel moeten worden beschermd. Dat betekent hoofdzakelijk dat ze worden beschermd via een juridisch statuut dat in geen enkel geval aan voorwaarden kan worden onderworpen. Dat laatste punt werd trouwens onlangs nog benadrukt door het VN-Comité tegen Marteling, dat het Belgische verslag midden november heeft bestudeerd.

Wat het onderzoek betreft van de aanvragen om als vluchteling te worden erkend geeft de heer van der Meerschen toe dat hij niet overtuigd is door de argumentatie van de Belgische delegatie dat niet voor elke minderheidstaal een vrouwelijke tolk kan worden gevonden. De Belgische Staat is daartoe verplicht. Hij moet dan ook tolken zien te vinden.

Spreker verwijst ook naar de discriminatie inzake tewerkstelling en economische macht van vrouwen. Enkele nog altijd bestaande verouderde statuten moeten worden afgeschaft om te komen tot een echte individualisering van de sociale rechten.

Een laatste opmerking gaat over de noodzaak van een nationaal instituut voor de mensenrechten. Het VN-Comité voor Economische, Sociale en Culturele rechten en recent nog het VN-Comité tegen Marteling, hadden die aanbeveling al gedaan. We moeten oor hebben voor die opmerking, zonder hierbij uit het oog te verliezen dat de VN sterk lobbyt. De Ligue belge francophone des droits de l'homme heeft nog geen definitief standpunt ingenomen. Sommigen vrezen dat een algemeen orgaan voor mensenrechten een verregaande vooruitgang inzake specifieke rechten in de weg kan staan. Een diepgaand debat over de voor- en nadelen zou bijgevolg nuttig zijn.

Ten slotte vragen de Verenigde Naties eens te meer dat de Internationale Conventie inzake bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers en hun gezinsleden wordt geratificeerd.

3. Gedachtewisseling

Mevrouw Weerts merkt op dat meerdere leden van het CEDAW-comité verbaasd waren over het geringe aantal verslagen van het maatschappelijke middenveld. Ze vroegen zich af hoe dat mogelijk was. De Belgische delegatie heeft uitgelegd dat het standpunt van de NGO's over CEDAW via een intern consultatieproces wordt ingewonnen.

Volgens de vertegenwoordigster van de minister van Werk en Gelijke Kansen deelt de minister inderdaad de mening van de Ligue belge francophone des droits de l'homme dat het CEDAW-verdrag onvoldoende zichtbaar is. De grootste bekommernis van het CEDAW-comité is dat het verdrag niet in heel België op uniforme wijze wordt toegepast. Het is perfect begrijpelijk dat de leden van het CEDAW-comité, die uit verschillende landen van de wereld komen, die indruk krijgen wanneer ze het Belgische verslag lezen. Dat is zeer compact en volledig, maar het geeft geen identieke informatie over de acties in de diverse deelstaten.

Dankzij de opmerkingen van het Comité kan de kwestie in een meer aangepast politiek kader worden behandeld. In dat verband wil de minister van Werk en Gelijke Kansen aan de Ministerraad een informatienota voorleggen waarin niet alleen de problemen inzake de zichtbaarheid en de rapportering worden aangekaart, maar die ook een reeks vragen bevat met betrekking tot specifieke beleidsacties.

Sommige aanbevelingen van het CEDAW-comité gaan over onderwerpen die ons allen aanspreken, zoals het geweld tegen migrantenvrouwen. Andere punten vallen niet onder de bevoegdheid van de minister van Werk en Gelijke Kansen, zoals de oprichting van een onafhankelijk instituut voor de mensenrechten.

Wat de zichtbaarheid van het CEDAW-verdrag betreft, viel het het CEDAW-comité op dat het verdrag nooit voor een rechtbank is gebruikt. België verwees naar de verschillende andere bestaande instrumenten, maar die uitleg heeft de leden van het CEDAW-comité niet kunnen overtuigen.

Wat ten slotte de rapportering betreft, moet de manier waarop het rapport wordt voorgesteld worden bijgeschaafd en beter worden gecoördineerd. Waarschijnlijk moeten de vragen die aan de verschillende deelstaten en FOD's worden gesteld, duidelijker worden geformuleerd teneinde een meer uniforme presentatie te krijgen.

Mevrouw Van Hoof vraagt of het bestaan van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen en het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding niet volstaan als antwoord op de vraag van het CEDAW-comité om een nationaal instituut voor de mensenrechten op te richten.

Mevrouw Fastré benadrukt dat zowel het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding als het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen op federaal niveau zijn opgericht. Zij hoeven dus niet actief te zijn op de andere machtsniveaus. Bovendien bestaat er een Nationale Commissie voor de rechten van het kind. Wel dient te worden opgemerkt dat de rechten van de mens een veel ruimer gebied bestrijken.

Spreekster herinnert eraan dat de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Justitie in deze bevoegd zijn. Men zou hen moeten vragen welke obstakels beletten dat men voor deze oplossing kiest.

De heer Van der Meerschen merkt op dat in de Nationale Commissie voor de rechten van het kind zowel de verschillende machtsniveaus als de sector van het verenigingsleven vertegenwoordigd zijn. Deze commissie moet volgend jaar het Belgisch verslag voorleggen aan het Comité voor de rechten van het kind. Men kan zich afvragen op welke legitieme basis de sector van het verenigingsleven dan via alternatieve verslagen kritiek kan geven op wat in haar aanwezigheid is vastgelegd.

Mevrouw Poppe licht het standpunt van de Nederlandstalige Vrouwenraad toe inzake de oprichting van een nationale mensenrechtencommissie : ze is niet tegen zo'n commissie gekant, maar vindt wel dat de vrouwenbewegingen er paritair in zouden moeten vertegenwoordigd zijn. Bovendien is de Nederlandstalige Vrouwenraad een sterke voorstander voor het afzonderlijk behouden van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, van de Raad voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen en van de Commissie Vrouwen en Ontwikkeling. Enkel op deze manier verhindert men dat de genderproblematiek verdrinkt in de grote hoeveelheid rechten die bestaan.

Mevrouw Willame-Boonen bevestigt wat haar Nederlandstalige collega zonet heeft gezegd. De oprichting van een nationaal instituut voor de rechten van de mens zou de problematiek van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen alleen doen verdwijnen in een smeltkroes van allerlei andere problemen. De problemen kunnen dan alleen nog op minder specifieke en minder concrete wijze worden opgelost.

Mevrouw Van Hoof wil weten welke argumenten de Ligue belge francophone des droits de l'homme gebruikt in haar vraag naar de individualisering van de sociale rechten, waarvoor ook de vrouwenbeweging pleit.

Ook al zijn de burgerrechten en de politieke rechten beschermd, toch wijst de heer Van der Meerschen erop dat de correcte toepassing van de collectieve rechten — in het bijzonder van de economische en sociale rechten — nog heel wat bewustmaking zal vergen.

III. BESPREKING VAN DE AANBEVELINGEN

A. Voorstel van aanbevelingen

1. Betreffende de opvolging van het gecombineerde 5e en 6e verslag

Het Adviescomité zal tegen 2010 een opvolgingsrapport maken, na de ministers te hebben gehoord omtrent de nakoming van de aanbevelingen vanwege het CEDAW-Comité over het gecombineerde vijfde en zesde periodieke verslag van België. Dit tijdsschema wordt voorgesteld omdat het CEDAW-Comité heeft aangedrongen op een schriftelijke opvolging binnen de twee jaar inzake de nog geldende discriminerende wetten en de concluderende opmerkingen.

2. Betreffende de voorbereiding van het 7e verslag

2.1. Het Adviescomité herinnert eraan dat het 7e voortgangsrapport verwacht wordt tegen oktober 2012.

2.2. Het Adviescomité sluit zich aan bij de vraag van het CEDAW-Comité dat de Belgische overheid voorafgaand aan de opmaak van het 7e verslag geregeld de NGO's zou raadplegen en in het bijzonder de overkoepelende vrouwenraden.

2.3. Het Adviescomité ondersteunt de vraag van het CEDAW-Comité om bij de opstelling van het 7e rapport de naar geslacht gesplitste statistieken van alle bevoegdheidsniveaus te compileren en te analyseren zodat alle dienstige statistieken kunnen worden weergegeven. Eveneens vraagt het Adviescomité dat de impact van de beleidsmaatregelen die in uitvoering van het Verdrag inzake het gelijkekansenbeleid werden genomen, geëvalueerd worden.

2.4. Het Adviescomité verzoekt de regering het parlement ruimer te betrekken bij de opmaak van het rapport, zoals wordt aanbevolen door de IPU en dit door een voorafgaand overleg met het parlement te organiseren en door een vertegenwoordiging van het Adviescomité op te nemen in de officiële Belgische delegatie die het 7e rapport in Genčve zal voorstellen.

3. Betreffende nog geldende discriminerende wetten

Het Adviescomité sluit zich aan bij de aanbeveling van het CEDAW-Comité dat dringende wetswijzigingen voorstelt vanuit het gelijke kansen perspectief :

— het voorzien in gelijke rechten/behandeling van mannen en vrouwen bij de overdracht van de familienaam aan hun nakomelingen;

— de misdrijven en de sancties voor seksueel misbruik in het Belgisch Strafwetboek onderbrengen bij Titel VIII « misdaden en wanbedrijven tegen personen » in plaats van onder Titel VII « misdaden en wanbedrijven tegen de orde der familie en tegen de openbare zedelijkheid ».

4. Betreffende thematische aanbevelingen

Het Adviescomité sluit zich aan bij de inhoudelijke aanbevelingen van het CEDAW-Comité op diverse beleidsdomeinen :

— een betere coördinatie tussen de diverse beleidsniveaus en een gelijkvormige toepassing van de regels;

— een meer evenwichtige participatie van vrouwen en mannen aan de besluitvorming, zowel op politiek als maatschappelijk en economisch vlak;

— een verhoging van het aantal vrouwen in verantwoordelijke functies binnen alle sectoren van de samenleving en in de diplomatie;

— verbetering van de positie van de vrouwen op de arbeidsmarkt en inzake de dichting van de loonkloof tussen mannen en vrouwen;

— bijzondere aandacht voor vrouwen van vreemde origine, voor de problematiek van jonge meisjes uit etnische en religieuze minderheden in het algemeen en specifiek voor hun onderwijskansen en de aanpak van het hoofddoekendebat;

— meer aandacht voor de problematiek van vrouwelijke vluchtelingen en meer in het bijzonder het voorzien in de systematische aanwezigheid van vrouwelijke ambtenaren en tolken in het kader van de procedures inzake asielaanvragen. Ook passende bijstand aan de slachtoffers van mensenhandel dringt zich op;

— verder zetten van het beleid tot het wegwerken van gedwongen huwelijken en de evaluatie van de genomen maatregelen.

5. Betreffende het VN-vrouwenrechtenverdrag

5.1. Het Adviescomité vraagt een grotere herkenbaarheid en zichtbaarheid van het VN-vrouwenrechtenverdrag en van de protocollen die erbij horen.

5.2. Het Adviescomité verzoekt de regering het bindend karakter van de vrouwenrechtenconventie onder de aandacht te brengen en de implementatie in de gangbare rechtspraktijk te bevorderen. Ter ondersteuning hiervan wordt het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen de opdracht gegeven de nodige training te organiseren voor alle betrokken sectoren waaronder de magistraten, advocaten, ambtenaren, ...

B. Bespreking van het voorstel van aanbevelingen

De rapprteurs stellen eerst voor volgende documenten als bijlagen aan het verslag toe te voegen : het gecombineerde vijfde en zesde periodieke verslag van België bij het CEDAW-comité, het verslag van de vergadering in Genčve waarop het Belgische verslag werd besproken en de aanbevelingen van het CEDAW-comité aan de Belgische regering.

De senator de Bethune licht vervolgens de aanbevelingen toe. De eerste aanbeveling betreft de opvolging van het gecombineerde vijfde en zesde verslag : het is belangrijk dat het Adviescomité tegen 2010 een opvolgingsverslag maakt na de ministers gehoord te hebben over de opvolging van de aanbevelingen van het CEDAW-comité. Spreekster herinnert eraan dat het CEDAW-comité aandringt op een schriftelijke opvolging in het najaar 2010. Bijgevolg zou het Adviescomité de regering moeten horen voor de schriftelijke rapportage.

De tweede aanbeveling tracht te anticiperen op het zevende Belgische verslag, dat in oktober 2012 verwacht wordt door het CEDAW-comité. Om te voorkomen dat het zevende verslag niet eerst voorgesteld wordt aan het Parlement, wenst het Adviescomité betrokken te worden bij de opmaak ervan.

Ten derde wordt aandacht besteed aan de discriminerende wetten : het CEDAW-comité heeft in de Belgische wetgeving twee aspecten met de vinger gewezen en maant de Belgische regering aan om die wetten te wijzigen. Eerst en vooral moet de geldende regeling inzake de familienaam worden aangepast. Bovendien dringt het CEDAW-comité aan op de verhuis van een aantal artikelen in het Belgisch Strafwetboek over de misdrijven en sancties voor seksueel misbruik naar een ander hoofdstuk.

Ten vierde stellen de rapporteurs een aantal thematische aanbevelingen voor, die overeenstemmen met inhoudelijke aandachtspunten die het CEDAW-comité benadrukt :

— een betere coördinatie tussen de diverse beleidsniveaus, wat eigen is aan de problematiek van ons land;

— een meer evenwichtige participatie van vrouwen en mannen aan de besluitvorming, ook op economisch en maatschappelijk vlak;

— het ontbreken van vrouwen in bepaalde publieke sectoren, zoals de diplomatie;

— het probleem van de loonkloof en de vrouwen op de arbeidsmarkt;

— de aandacht voor vrouwen van vreemde origine;

— de problematiek van de vrouwelijke vluchtelingen;

— de gedwongen huwelijken en het eergerelateerd geweld.

Ten slotte zou het Adviescomité een grotere herkenbaarheid en zichtbaarheid van het VN-vrouwenrechtenverdrag en van de protocollen die erbij horen kunnen vragen. Het is een herhaalde vraag van het CEDAW-comité in Genčve dat België zich zou inspannen om de rechten die de vrouwen kunnen putten uit het verdrag meer bekendheid te geven bij een groter publiek. Bovendien vraagt het CEDAW-comité dat de regering het bindende karakter van de vrouwenrechtenconventie onder de aandacht zou brengen en de implementatie in de gangbare rechtspraktijk zou bevorderen. Dit zou het onderwerp kunnen zijn van een grondig onderzoek dat gefinancierd zou kunnen worden door het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.

Mevrouw Somers heeft een aantal opmerkingen in verband met de aanbevelingen. Wat de eerste aanbeveling betreft, vraagt de senator zich af of de voorgestelde timing wel haalbaar is. Inzake aanbeveling 2.2, merkt ze op dat het positief is het middenveld, in het bijzonder de NGO's en de vrouwenraden, te betrekken bij de opmaak van het zevende verslag.

Bovendien is het noodzakelijk, zoals in aanbeveling 2.3 geformuleerd staat, dat bij de opstelling van het zevende rapport de naar geslacht gesplitste statistieken van alle bevoegdheidsdomeinen verzameld en geanalyseerd worden. De open VLD-fractie zou deze aanbeveling sterker geformuleerd willen zien : het gaat niet enkel om een aanbeveling, maar het Adviescomité vraagt dat de regering daarin een verantwoordelijkheid opneemt. In dezelfde aanbeveling staat dat het Adviescomité vraagt dat de impact van de beleidsmaatregelen die in uitvoering van het Verdrag inzake het gelijkekansenbeleid werden genomen, geëvalueerd worden. Aan wie wordt dit gevraagd ? Indien dit aan de regering gevraagd wordt, stelt de senator voor dit ook te expliciteren in de aanbeveling.

Wat aanbeveling 2.4 betreft, merkt mevrouw Somers op dat de samenstelling van de Belgische delegatie zou moeten worden herbekeken.

De open VLD-fractie stelt voor een bijkomende aanbeveling toe te voegen inzake de methodiek voor het opstellen van het Belgische verslag, zodat een gestructureerde en ordelijke rapportering mogelijk wordt.

Mevrouw Khattabi stelt voor proactief mee te delen dat de NGO's alternatieve verslagen mogen indienen.

Mevrouw de Bethune deelt de meeste bezorgdheden van haar collega's. Ten eerste merkt ze op dat het jaar 2010 door het CEDAW-Comité in Genčve is opgegeven. Daarnaast is het inderdaad noodzakelijk de samenstelling van de Belgische delegatie te herbekijken. Dit is namelijk een manier om het parlement beter te betrekken bij het opstellen van het verslag. Zo zou een afgevaardigde van het Adviescomité voor Gelijke Kansen deel kunnen uitmaken van de delegatie.

Spreekster merkt op dat de Interparlementaire Unie jaarlijks in november een seminarie organiseert voor de landen die aan het CEDAW-Comité moeten rapporteren. De IPU dringt aan op een grotere betrokkenheid van de parlementen en stellen daarvoor een aantal kanalen voor. Als democratisch land moet België het voorbeeld tonen door de parlementaire betrokkenheid te verhogen.

Ten slotte is het positief dat het middenveld reeds betrokken wordt in deze procedure, maar dit kan nog worden verbeterd. De vrouwenraden zouden moeten worden aangemoedigd om een alternatief rapport te maken, maar daarvoor moeten ze over voldoende middelen beschikken.

De voorzitter neemt nog eens de veranderingen door die aan het voorstel van aanbevelingen moeten worden aangebracht. In de Franse tekst moeten in de tweede volzin van aanbeveling 2.3., de woorden « par le gouvernement » worden ingevoegd tussen « une évaluation » en « de l'impact des mesures politiques ». In het Nederlands moeten de woorden « door de regering » worden toegevoegd op het einde van de tweede volzin van aanbeveling 2.3.

Mevrouw Khattabi stelt voor aanbeveling 2.2. als volgt aan te vullen : « Tevens vraagt het Adviescomité dat de Belgische overheid een instructie over de procedure organiseert, zodat diezelfde NGO's en de overkoepelende vrouwenraden de kans krijgen een alternatief verslag in te dienen. ».

Mevrouw de Bethune stelt voor om aanbeveling 2.4. aan te vullen met volgende woorden : « , evenwel zonder deze delegatie uit te breiden. »

In verband met de derde aanbeveling vraagt de voorzitter of de regering de gevraagde wetswijzigingen zal voorstellen, dan wel of er een parlementair initiatief nodig is.

Mevrouw de Bethune is van mening dat het Adviescomité zich daarover niet moet uitspreken, want er bestaan reeds parlementaire initiatieven omtrent bepaalde punten.

Mevrouw Somers wenst dat er een aanbeveling wordt toegevoegd waarin gevraagd wordt aandacht te besteden aan de methodiek.

Mevrouw de Bethune stelt voor volgende zin toe te voegen aan de aanbeveling 2.1. : « Het Adviescomité beveelt aan, om met het oog op dit rapport, een nieuwe en betere methodiek te ontwikkelen. »

IV. AANBEVELINGEN

1. Betreffende de opvolging van het gecombineerde 5e en 6e verslag

Het Adviescomité zal tegen 2010 een opvolgingsrapport maken, na de ministers te hebben gehoord omtrent de nakoming van de aanbevelingen vanwege het CEDAW-Comité over het gecombineerde vijfde en zesde periodieke verslag van België. Dit tijdsschema wordt voorgesteld omdat het CEDAW-Comité heeft aangedrongen op een schriftelijke opvolging binnen de 2 jaar inzake de nog geldende discriminerende wetten en de concluderende opmerkingen.

2. Betreffende de voorbereiding van het 7e verslag

2.1. Het Adviescomité herinnert eraan dat het 7e voortgangsrapport verwacht wordt tegen oktober 2012. Het Adviescomité beveelt aan, om met het oog op dit rapport, een nieuwe en betere methodiek te ontwikkelen.

2.2. Het Adviescomité sluit zich aan bij de vraag van het CEDAW-Comité dat de Belgische overheid vóór het opstellen van het 7e verslag geregeld de NGO's zou raadplegen en in het bijzonder de overkoepelende vrouwenraden. Tevens vraagt het Adviescomité dat de Belgische overheid een instructie over de procedure organiseert, zodat diezelfde NGO's en de overkoepelende vrouwenraden de kans krijgen een alternatief verslag in te dienen.

2.3. Het Adviescomité ondersteunt de vraag van het CEDAW-Comité om bij de opstelling van het 7e rapport de naar geslacht gesplitste statistieken van alle bevoegdheidsniveaus te compileren en te analyseren zodat alle dienstige statistieken kunnen worden weergegeven. Eveneens vraagt het Adviescomité dat de impact van de beleidsmaatregelen die in uitvoering van het Verdrag inzake het gelijkekansenbeleid werden genomen, geëvalueerd worden door de regering.

2.4. Het Adviescomité verzoekt de regering het parlement ruimer te betrekken bij de opmaak van het rapport, zoals wordt aanbevolen door de IPU en dit door een voorafgaand overleg met het parlement te organiseren en door een vertegenwoordiging van het Adviescomité op te nemen in de officiële Belgische delegatie die het 7e rapport in Genčve zal voorstellen, evenwel zonder deze delegatie uit te breiden.

3. Betreffende nog geldende discriminerende wetten

Het Adviescomité sluit zich aan bij de aanbevelingen van het CEDAW-Comité dat dringende wetswijzigingen voorstelt vanuit het gelijke kansen perspectief :

— het voorzien in gelijke rechten/behandeling van mannen en vrouwen bij de overdracht van de familienaam aan hun nakomelingen;

— de misdrijven en de sancties voor seksueel misbruik in het Belgisch Strafwetboek onderbrengen bij Titel VIII « misdaden en wanbedrijven tegen personen » in plaats van onder Titel VII « misdaden en wanbedrijven tegen de orde der familie en tegen de openbare zedelijkheid ».

4. Betreffende thematische aanbevelingen

Het Adviescomité sluit zich aan bij de inhoudelijke aanbevelingen van het CEDAW-Comité op diverse beleidsdomeinen :

— een betere coördinatie tussen de diverse beleidsniveaus en een gelijkvormige toepassing van de regels;

— een meer evenwichtige participatie van vrouwen en mannen aan de besluitvorming, zowel op politiek als maatschappelijk en economisch vlak;

— een verhoging van het aantal vrouwen in verantwoordelijke functies binnen alle sectoren van de samenleving en in de diplomatie;

— verbetering van de positie van de vrouwen op de arbeidsmarkt en inzake de dichting van de loonkloof tussen mannen en vrouwen;

— bijzondere aandacht voor vrouwen van vreemde origine, voor de problematiek van jonge meisjes uit etnische en religieuze minderheden in het algemeen en specifiek voor hun onderwijskansen en de aanpak van het hoofddoekendebat;

— meer aandacht voor de problematiek van vrouwelijke vluchtelingen en meer in het bijzonder het voorzien in de systematische aanwezigheid van vrouwelijke ambtenaren en tolken in het kader van de procedures inzake asielaanvragen. Ook passende bijstand aan de slachtoffers van mensenhandel dringt zich op;

— verder zetten van het beleid tot het wegwerken van gedwongen huwelijken en de evaluatie van de genomen maatregelen.

5. Betreffende het VN-vrouwenrechtenverdrag

5.1. Het Adviescomité vraagt een grotere herkenbaarheid en zichtbaarheid van het VN-vrouwenrechtenverdrag en van de protocollen die erbij horen.

5.2. Het Adviescomité verzoekt de regering het bindend karakter van de vrouwenrechtenconventie onder de aandacht te brengen en de implementatie in de gangbare rechtspraktijk te bevorderen. Ter ondersteuning hiervan wordt het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen de opdracht gegeven de nodige training te organiseren voor alle betrokken sectoren waaronder de magistraten, advocaten, ambtenaren, ...

V. STEMMINGEN

De aanbevelingen werden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.


Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs.

De rapporteurs, De voorzitter,
Sabine de BETHUNE. Olga ZRIHEN. Alain DESTEXHE.

(1) De gecombineerde vijfde en zesde periodieke verslagen van België kunnen op volgende website geraadpleegd worden : http://daccess-dds-ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/N07/395/46/PDF/N0739546.pdf?OpenElement.

(2) Zie : http://daccess-dds-ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/N08/602/06/PDF/N0860206.pdf?OpenElement.

(3) De alternatieve rapporten kunnen op volgende website geraadpleegd worden : — http://www2.ohchr.org/english/bodies/cedaw/docs/ngos/GlobalinitiativetoendCorporalPunishment.pdf; — http://www2.ohchr.org/english/bodies/cedaw/docs/ngos/IHRC.pdf; — http://www2.ohchr.org/english/bodies/cedaw/docs/ngos/LBFDHBelgium42.pdf.