4-1503/1

4-1503/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

13 NOVEMBER 2009


Wetsvoorstel tot versoepeling van de termijnen voor de aanvraag tot vrijstelling van sociale bijdragen van zelfstandigen

(Ingediend door de heer Wouter Beke c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel herneemt de tekst van het voorstel ingediend door de heer Jan Steverlynck tijdens de vorige zittingsperiode (stuk Senaat, nr. 3-1883/1).

Een zelfstandige die problemen heeft om zijn sociale bijdragen te betalen omdat hij zich in een « staat van behoefte » bevindt, kan via zijn socialeverzekeringsfonds een aanvraag indienen tot vrijstelling van sociale bijdragen. Het socialeverzekeringsfonds maakt die aanvraag over aan een Commissie voor Vrijstelling van Bijdragen. Deze Commissie oordeelt over de aanvraag en neemt een beslissing : de aanvraag kan geweigerd worden of kan geheel of gedeeltelijk toegestaan worden.

De termijnen voor het aanvragen van dergelijke vrijstelling van bijdragen zijn vrij strikt. De aanvraag tot vrijstelling moet worden ingediend binnen een termijn van twaalf maanden, welke begint te lopen vanaf het kwartaal volgend op dat waarop de door de aanvraag beoogde (definitieve) bijdrage betrekking heeft, of — voor herzieningsbijdragen en bijdragen verschuldigd door een hoofdelijk aansprakelijke — vanaf het kwartaal volgend op het kwartaal waarin de afrekening is verstuurd.

Die regeling is, zeker wanneer het gaat om definitieve bijdragen, zeer streng en in vele gevallen onrechtvaardig. Vaak gebeurt het immers dat iemand volledig te goeder trouw in de overtuiging is niet onderworpen te zijn aan het sociaal statuut van de zelfstandigen, maar dat het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) enkele jaren nadien wél oordeelt dat die persoon de hoedanigheid van zelfstandige heeft en sociale bijdragen moet betalen. Als het gaat om definitieve bijdragen, is de kans groot dat een aanvraag om vrijstelling van bijdragen niet meer mogelijk is, omdat de bijdragen betrekking hebben op kwartalen van méér dan een jaar tevoren.

Een voorbeeld : een zelfstandige wordt geconfronteerd met een faillissement. Zijn onderneming wordt in 2001 failliet verklaard en de zelfstandige zet iedere zelfstandige activiteit stop. Hij oefent sindsdien ook geen andere beroepsbezigheid meer uit. Wat over het hoofd wordt gezien, is dat hij nog een onbezoldigd mandaat heeft in een andere vennootschap, mandaat dat hij niet uitoefent en waaruit hij ook geen enkele bezoldiging haalt. Vijf jaar later, in 2006, wordt dit vastgesteld door het RSVZ, dat aan het socialeverzekeringsfonds waarbij betrokkene laatst was aangesloten opdracht geeft achterstallige sociale bijdragen te innen. In dat geval worden door het socialeverzekeringsfonds voor de hele periode bijdragen ingevorderd en heeft betrokkene niet de kans om voor deze jaren (waarvan hij in de overtuiging was dat hij eigenlijk geen bijdragen moest betalen) vrijstelling van bijdragen aan te vragen, ook al verkeert hij zeer duidelijk in een situatie van behoefte. Hij kan hoogstens met één jaar terugwerkende kracht vrijstelling verkrijgen.

Dit is uiteraard een onrechtvaardige regeling. Hoe kan een zelfstandige nu een vrijstelling van bijdragen aanvragen op een moment dat hij er zich niet van bewust is dat hij bijdragen moet betalen ? Of, zoals in het voorbeeld, moet de zelfstandige het slachtoffer zijn van de trage werking van de overheid, wanneer die jaren nadien nog een vordering instelt ?

Dit voorstel wil de regeling rechtvaardiger maken door de termijn voor het aanvragen van een vrijstelling aan te passen, door de termijn van één jaar te laten ingaan vanaf het kwartaal volgend op datgene waarin de afrekening door het socialeverzekeringsfonds wordt verzonden, ongeacht of het om een gewone afrekening dan wel een regularisatieafrekening gaat. Dergelijke regeling sluit beter aan bij de finaliteit van de Commissie voor Vrijstelling van Bijdragen.

TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Het huidige artikel 88, § 2, 2º, van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen bepaalt de termijn waarin de aanvraag tot vrijstelling moet worden ingediend om ontvankelijk te zijn. De aanvraag moet worden ingediend binnen de twaalf maanden. En die termijn begint te lopen vanaf het kwartaal volgend op het kwartaal waarop de bijdrage betrekking heeft, of, voor zover het regularisatiebijdragen betreft, vanaf het kwartaal volgend op datgene waarin een bijdragenregularisatie werd verstuurd.

Die regeling wordt nu vereenvoudigd door de termijn van twaalf maanden te laten aanvangen vanaf het kwartaal volgend op datgene waarin een afrekening wordt verzonden. Er wordt daarbij geen onderscheid meer gemaakt naargelang het soort afrekening dat wordt verzonden.

Artikel 3

Dit artikel machtigt de Koning om, na de aanpassing van het artikel 88, § 2, 2º, van het koninklijk besluit van 19 december 1967 door deze wet, deze artikelen naderhand opnieuw te wijzigen, op te heffen of aan te vullen via koninklijk besluit.

Wouter BEKE
Tony VAN PARYS
Hugo VANDENBERGHE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 88, § 2, 2º, van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 juli 1992, wordt vervangen als volgt :

« 2º de aanvraag dient gedaan te zijn binnen twaalf maanden. Deze termijn begint te lopen vanaf het kwartaal volgend op datgene in de loop waarvan een afrekening werd verstuurd. »

Art. 3

De Koning kan de bepaling die door artikel 2 van deze wet werd gewijzigd in het vermelde koninklijk besluit opnieuw wijzigen, opheffen of aanvullen. Hij volgt daarbij de procedures en vormvereisten die voorheen reeds golden voor het wijzigen, opheffen of aanvullen van dat besluit.

28 oktober 2009.

Wouter BEKE
Tony VAN PARYS
Hugo VANDENBERGHE.