4-1208/1

4-1208/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

10 MAART 2009


Wetsvoorstel houdende diverse maatregelen inzake transparantie in bank- en financiële zaken

(Ingediend door de heer Alain Destexhe)


TOELICHTING


Sinds het najaar van 2008 en het faillissement van de Amerikaanse reus Lehman Brothers woedt er een nooit eerder geziene wereldwijde financiële crisis. Gezien de mondialisering bleek van bij het begin dat geen enkel land zou kunnen ontsnappen aan de effecten van deze crisis en al snel werden verschillende bankinstellingen in ons land in het nauw gedreven, met het risico van een depressie die vergelijkbaar is met wat ons land in de jaren 1930 heeft beleefd naar aanleiding van de crash van Wall Street in 1929. Het resultaat hiervan is dat spaarders wantrouwig zijn geworden ten opzichte van banken : heel wat onder hen willen hun geld weghalen bij banken in moeilijkheden, waardoor de situatie voor deze banken nog dramatischer wordt.

Het vertrouwen tussen spaarders en bankinstellingen vormt echter zonder twijfel een fundamentele voorwaarde voor de economie : banken lenen geld (dankzij de tegoeden van de spaarders) aan particulieren en bedrijven zodat die kunnen investeren en consumeren. Op een moment dat België absoluut behoefte heeft aan een heropleving van investeringen en consumptie lijdt het geen twijfel dat het de plicht van de wetgever is om op te treden op het vlak van het bank- en financieel recht, teneinde het vertrouwen tussen de verschillende spelers van het economische stelsel te herstellen.

Heel wat van de kritiek behoeft volgens ons geen grote debatten of analyses, zoals een reeks gerichte maatregelen om te zorgen voor een betere leesbaarheid van de aandelenkoersen en het saldo van zicht- en spaarrekeningen van de bankklanten.

De spaarders ontvangen immers jaarlijks diverse inlichtingen van hun bankinstelling omtrent hun aandelen of de stand van hun bankrekening. Zo bepaalt de wet van 24 maart 2003 tot instelling van een basis-bankdienst dat rekeninguittreksels in België periodiek ter beschikking moeten worden gesteld.

Er bestaat daarentegen blijkbaar geen bepaling die spaarders met een spaar- of zichtrekening in staat stelt om jaarlijks een overzicht van de bank te ontvangen met de evolutie van de rekening in kwestie en met de berekeningswijze die is gebruikt om de toepasbare rentevoet te bepalen. De goedkeuring van een dergelijke bepaling zou particulieren de mogelijkheid bieden zich een beter idee te vormen van de economische conjunctuur waarin ze functioneren, waarbij een zekere transparantie wordt gegarandeerd voor bankinstellingen die dat absoluut nodig hebben om het vertrouwen van de spaarders terug te winnen.

De huidige staat van de wetgeving ziet er als volgt uit : artikel 10 van het koninklijk besluit van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding van homogene financiële diensten verplicht de bankinstellingen om hun klanten, met name de houders van een zichtrekening of een spaarrekening, ten minste één keer per jaar (en uiterlijk eind februari) een bewijsstuk te bezorgen waarin per dienst of informatie-element de eenheidsprijs van de verrichting, het aantal uitgevoerde verrichtingen gedurende het afgelopen jaar en het totaal van de jaarlijkse kosten worden vermeld.

Wat daarentegen de intresten betreft, dient enkel het totaal van de intresten in dit document vermeld te staan.

Ons inziens moet deze lacune in de wetgeving worden verholpen door de bankinstellingen voortaan te verplichten de spaarders in te lichten over de evolutie van hun spaarrekening, waarbij de spaarders bovendien (alleen al met het oog op meer transparantie in deze tijden van financiële crisis) kunnen beschikken over de berekeningswijze die is gebruikt om de toegepaste rentevoeten te bepalen.

Een ander praktisch initiatief zou er tot slot in bestaan de aandeelhouders ten minste één keer per jaar te laten beschikken over een overzicht van de evolutie van de waarde van hun aandelen. In de praktijk verschillen de handelsgebruiken van bank tot bank : sommige banken doen de moeite om een « momentopname » van de beurskoers te maken op één of zelfs twee specifieke momenten, waarbij ze niet alleen de beurskoers op het moment van de verzending van de periodieke informatie aan de aandeelhouder laten weten, maar hem ook herinneren aan het resultaat van de vorige periode. Wetgeving die de aandeelhouder de mogelijkheid biedt zich een beter idee te vormen over de structurele evolutie van zijn aandeel, lijkt ons interessanter dan een gewone momentopname (die niet altijd de context waarin het effect evolueert, weergeeft). Dankzij een dergelijke wetgeving kunnen de verschillende aandeelhouders beslissingen nemen die hen ter zake opportuun lijken.

In de huidige stand van zaken gelden in deze materie de koninklijke besluiten van 27 april 2007 en van 3 juni 2007 tot omzetting van richtlijn 2004/39/EG (de zogenaamde « MiFID-richtlijn ») van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (alsook diverse uitvoeringsmaatregelen van deze richtlijn, zoals richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van 10 augustus 2006 of verordening (EG) 1287/2006 van de Commissie van 10 augustus 2006).

Het lijdt geen twijfel dat de MiFID-richtlijn (en de koninklijke besluiten tot omzetting van de bepalingen ervan in Belgisch recht) een meerwaarde voor ons financieel recht betekent, met name via de voortzetting van de integratie van de Europese markt van financiële diensten, en, ons inziens, vooral door de uitbreiding van de bescherming van de beleggers (zo bestrijkt de richtlijn met name de informatie die aan de potentiële klanten moet worden bezorgd en regelt ze de overeenkomsten die met hun klanten moeten worden gesloten en de rapporten die hun moeten worden bezorgd).

Ons inziens beantwoorden de verplichtingen met betrekking tot de periodieke mededeling van de resultaten van de aandelenportefeuille zoals bepaald in het koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten (dat niet alleen van toepassing is op kredietinstellingen, maar ook op beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen, ICBE's of beheersmaatschappijen — actoren die worden aangeduid met de verzamelnaam « in aanmerking komende tegenpartij »), vooral in deze periode van wantrouwen tussen de aandeelhouders en de instellingen belast met het beheer van hun aandelenportefeuille, evenwel niet aan de noodzaak van transparantie. Volgens ons is transparantie immers het enige middel om het vertrouwen tussen deze actoren van de financiële markten te herstellen en bijgevolg te voorkomen dat er op de beurzen opnieuw paniek uitbreekt bij het eerste teken dat een aandeel daalt.

In de huidige stand van zaken bepaalt het genoemde koninklijk besluit van 3 juni 2007 in artikel 20, § 2, immers dat de overeenkomst tussen de « in aanmerking komende tegenpartij » en de cliënt met name het volgende moet vermelden :

— de nadere regels voor het overleggen aan de cliënt van de periodieke overzichten van het beheer van zijn portefeuille, en de frequentie waarmee deze overzichten worden verstuurd of meegedeeld;

— de regel of regels voor de waardering van de financiële instrumenten en de liquide middelen die de cliënt in portefeuille heeft en die gehanteerd zullen worden voor het opstellen van de periodieke overzichten van het beheer van de betrokken portefeuille. Hierbij dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de waardering van de effecten die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld;

— de wijze waarop het resultaat (performance) van de beheerde portefeuille van de cliënt wordt berekend.

Het zou ons inziens goed zijn om voortaan in deze bepaling voor te schrijven dat de cliënt ten minste één keer per jaar een overzicht van de evolutie van de beurskoers van zijn aandelen (en geen gewone momentopname van de koers) over een bepaalde periode (in casu de periode tussen twee periodieke mededelingen, maximaal een jaar) moet ontvangen, zodat de cliënt zich beter bewust kan zijn van de conjunctuur van de koersen die hem aanbelangen en aldus de beslissingen kan nemen die hem het beste lijken.

Al deze gerichte maatregelen zouden volgens ons moeten helpen om het (door de financiële crisis ernstig geschade) vertrouwen tussen de fundamentele economische actoren — de financiële instellingen, de consumenten, de spaarders, maar ook de aandeelhouders — gedeeltelijk te herstellen. Het welslagen van de verschillende bepalingen die zijn goedgekeurd of momenteel worden uitgewerkt om onze economie nieuw leven in te blazen, hangt hiervan af.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Deze bepaling verplicht de banken om alle berekeningen aan de hand waarvan een bepaalde rentevoet werd verkregen, alsook de evolutie van de rentevoet op jaarbasis aan klanten met een zichtrekening of een spaarrekening mee te delen.

Artikel 3

Deze bepaling verplicht de « in aanmerking komende tegenpartijen » (zoals omschreven in het koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten) op jaarbasis de evolutie van de waarde van de aandelen van hun klanten over een periode van maximum één jaar te vermelden.

Alain DESTEXHE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 10 van het koninklijk besluit van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding van homogene financiële diensten, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1998 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 oktober 2000, wordt het tweede lid vervangen door wat volgt :

« Wat de intresten betreft, moet het totaal van de debet- en creditintresten alsook de berekeningswijze en de evolutie ervan over een periode van een jaar in dit document vermeld staan. ».

Art. 3

Artikel 20, § 2, 10º, van het koninklijk besluit van 3 juni 2007 tot bepaling van nadere regels tot omzetting van de richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten wordt aangevuld met de volgende zin :

« Deze periodieke overzichten, die de in aanmerking komende tegenpartij ten minste één keer per jaar bezorgt, vermelden de evolutie van de portefeuille gedurende de periode die is verstreken sedert de verzending van het vorige periodieke overzicht ».

9 februari 2009.

Alain DESTEXHE.