4-1206/1 | 4-1206/1 |
10 MAART 2009
1. De crisis veroorzaakt in sommige sectoren een vertraging van de activiteit
De financiële crisis die de wereld sinds de herfst van 2008 treft, begint in de reële economie voelbaar te worden. Nu alle economische sectoren zwaar worden getroffen en de orderboekjes van heel wat ondernemingen in ons land als gevolg van de vertraging in de wereldeconomie wegsmelten, doen een aantal werkgevers (niet van de minste : Ford Genk, Caterpillar, Arcelor Mittal, ...) een beroep op de mogelijkheid die artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 hun biedt, namelijk het economisch werkloos maken van hun voltallig personeel of van een deel daarvan. Daardoor kunnen ze mogelijk fatale uitgaven die het voortbestaan van de onderneming in gevaar brengen beperken, terwijl ze toch de werkgelegenheid van de werknemers in stand houden. Als gevolg daarvan telde de RVA de voorbije drie maanden meer dan 450 000 tijdelijke werklozen, of 100 000 meer dan in het laatste kwartaal van 2007.
Die mogelijkheid heeft de werkgever echter alleen met zijn arbeiders.
2. Het voortbestaan in het Belgisch recht van het onderscheid tussen arbeiders en bedienden is absurd
Het is verbijsterend dat in de 21e eeuw het onderscheid tussen het juridisch statuut van arbeiders en dat van bedienden in ons arbeidsrecht nog bestaat (samen met Zweden zijn we overigens het laatste land in de Europese Unie dat geen eengemaakt statuut voor alle werknemers heeft; het Groothertogdom Luxemburg heeft die toestand onlangs verholpen door een eengemaakt statuut goed te keuren bij de wet van 13 mei 2008, die op 1 januari 2009 in werking is getreden).
Het in stand houden van dat onderscheid (dat nu al meer dan een eeuw geleden is ontstaan) in ons rechtsstelsel kan niet meer worden verantwoord, en wel om verscheidene redenen :
a) Er bestaat geen duidelijke definitie van het statuut van arbeider of van dat van bediende
Artikel 2 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten beperkt zicht tot de verklaring dat de arbeider kan worden herkend aan zijn werk, dat « in hoofdzaak handarbeid » is, terwijl artikel 3 van diezelfde wet de bediende omschrijft als iemand die in zijn beroep « in hoofdzaak hoofdarbeid » verricht. Het gevolg daarvan is dat er rechtsonzekerheid ontstaat, die allerlei tegenstrijdige toestanden oplevert. De rechtspraak beschouwt bijvoorbeeld een chef-kok als een bediende (terwijl een gewone kok arbeider is), net als een aanvuller (wiens werk er hoofdzakelijk in bestaat producten in de schappen van een supermarkt te leggen), terwijl een caissière naar gelang van het geval, nu eens wordt beschouwd als een arbeidster (ouvreuses-caissières in bioscopen) of als een bediende (supermarkten). Ziekenoppassers in een bejaardentehuis beschouwt de rechtspraak dan weer als arbeiders.
b) Als discriminerend ervaren verschil in behandeling blijft bestaan
Zowel de Europese instellingen als het Grondwettelijk Hof roepen op tot het samenbrengen van beide statuten. Het volstaat ze eens snel met elkaar te vergelijken om te zien dat de positie van de arbeiders in ons land niet benijdenswaardig is :
Arbeider — Ouvrier | Bediende — Employé | |
Opzeggingstermijn (voor de arbeiders zijn CAO nr. 75 en enkele sectorale CAO's gunstiger, maar ze vallen nog altijd minder voordelig uit dan de regeling voor de bedienden) — Période de préavis (pour les ouvriers, existence de la CCT nº 75 et de CCT sectorielles, qui leur sont plus favorables, mais toujours moins enviable que le régime applicable aux employés) | 28 dagen bij ontslag door de werkgever (56 dagen bij anciënniteit van meer dan 20 jaar) — 28 jours si licencié par l'employeur (56 jours si ancienneté supérieure à 20 ans) 14 dagen indien hij ontslag neemt (28 dagen bij anciënniteit van meer dan 20 jaar) — 14 jours si remet sa démission (28 jours si ancienneté supérieure à 20 ans) | 3 maanden per schijf van 5 jaar bij ontslag door de werkgever — 3 mois par tranche de 5 ans si licencié par l'employeur anderhalve maand per schijf van 5 jaar indien hij ontslag neemt (maximum : viereneenhalve maand) — 1 mois et demi par tranche de 5 ans s'il donne sa démission (maximum : 4 mois et demi) |
Proeftijd — Période d'essai | 7 tot 14 dagen — 7 à 14 jours | 1 tot 6 maanden (12 maanden vanaf een bepaald loon) — 1 à 6 mois (12 mois s'il dépasse un certain seuil de rémunération) |
Carensdag (eerste ziektedag wordt niet betaald) — Jour de carence (le premier jour de maladie n'est pas rémunéré) | Geldt voor elk ziekteverlof korter dan 14 dagen — Valable pour tout congé-maladie d'une durée inférieure à 14 jours | Geldt alleen in de proeftijd of bij een overeenkomst van bepaalde tijd van minder dan 3 maanden — Ne s'applique que pendant la période d'essai ou dans le cadre d'un CDD de moins de 3 mois |
Uitbetaling loon — Paiement du salaire | Meestal om de 15 dagen — Généralement tous les 15 jours | Maandelijks — Mensuel |
Vakantiegeld — Pécule de vacances | Berekend op basis van het volledige loon (inclusief premies) dat het jaar voordien ontvangen werd — Calculé sur base de l'ensemble du salaire (y compris les primes) perçu au cours de l'année précédente | Berekend op basis van het loon van de maand waarin de vakantie wordt opgenomen — Calculé sur base du salaire du mois où les vacances sont prises |
Gewaarborgd loon bij arbeidsongeschiktheid — Salaire garanti en cas d'incapacité de travail | 7 eerste dagen ten laste van de werkgever — 7 premiers jours à charge de l'employeur | 30 eerste dagen ten laste van de werkgever — 30 premiers jours à charge de l'employeur |
Tijdelijke werkloosheid — Chômage temporaire | Mogelijk wegens economische oorzaak, alsook bij technische stoornis of slecht weder — Possible pour cause économique ainsi qu'en cas d'incident technique ou d'intempéries | Alleen bij overmacht (en met de voorafgaande goedkeuring van de RVA) — Uniquement en cas de force majeure (et avec l'aval préalable de l'ONEm) |
Uit de vergelijking blijkt dat, terwijl de arbeiders inderdaad onvoldoende beschermd worden, de bedienden overbeschermd worden in vergelijking met onze Europese buren, zoals Frankrijk en Duitsland.
c) Een onderscheid dat niet past in de economische context
Het onderscheid tussen arbeiders en bedienden is er gekomen in volle industriële opbloei, toen het onderscheid tussen « white collars » en « blue collars » in het nadeel van de tweede groep uitviel, daar de wetgever in die tijd dacht dat de arbeider snel een andere baan kon vinden, omdat hij hem mobieler vond.
Vandaag hebben we te maken met een economie die vooral op dienstverlening steunt, terwijl de industrie nu gebruik maakt van technologische middelen en een mechanisering die bekwamere werknemers vergen. In werkelijkheid hebben vele arbeiders een langere, ja zelfs een hogere schoolopleiding moeten volgen en hebben veel bedienden een activiteit die repetitief is en minder intellectuele inzet vergt (zoals de aanvuller in supermarkten).
d) Geringschatting van arbeiders
Bepaalde opleidingscursussen bestaan alleen voor bedienden, zodat arbeiders er niet terecht kunnen, terwijl die opleidingen hun meer polyvalentie kunnen opleveren. Het lijdt geen twijfel dat dit een bron van frustratie en demotivering is.
e) Gevolg : een rist overbodige instellingen
Het bestaan van twee verschillende statuten brengt het bestaan met zich van een hele reeks structuren die op dat onderscheid geënt zijn : afzonderlijke vakbonden voor arbeiders en bedienden, talloze kassen, fondsen en andere structuren (zoals verscheidene naast elkaar bestaande paritaire comités), die hun bestaan te danken hebben aan de handhaving van dat onderscheid en die nu vechten om te overleven en op de sociale dialoog wegen.
3. De wetgever moet die problematiek naar zich toe trekken en de knoop doorhakken
De sociale partners palaveren nu al jarenlang zonder dat er schot komt in het debat over de eenmaking van de statuten van arbeider en bediende, omdat de standpunten tegenstrijdig en moeilijk te verzoenen zijn : reeds in 2001 hadden de sociale partners zich ertoe verbonden tegen 2006 een eengemaakt statuut goed te keuren ... We kennen het vervolg ...
Tevens heeft minister Vanvelthoven, ondanks de vele parlementaire vragen die hem ertoe aanzetten een rapport te vragen van de befaamde « Groep van Tien » (aangewezen om de weg te effenen voor een eenvormig statuut, in elk geval om een tussentijds rapport in te dienen waarop de federale regering nu al 3 jaar wacht ...) uiteindelijk verklaard te willen wachten op de latere gesprekken [van die overleggroep] ...
Het probleem wordt nochtans dringend.
Een internationaal onderzoek dat professor Luc Sels (KUL) in de jaren 90 heeft verricht, heeft aangetoond dat landen met een enkel werknemersstatuut meer mobiliteit op hun arbeidsmarkt hadden (ongetwijfeld is de lange opzeggingstermijn van bedienden in ons land een hinderpaal om dat doel te bereiken). Tegelijk schreef de OESO, in haar « Economic Survey of Belgium » van 2007 dat hoge werkloosheid een kenmerk van België blijft en dat de overheid eerst en vooral inspanningen moet blijven leveren om de arbeidsmarkt beter te doen functioneren.
Behalve het feit dat het handhaven van het onderscheid tussen arbeiders en bedienden in ons land een handicap is voor onze economie, schuilt een tweede gevaar in de verleiding voor sommige rechtscolleges om zelf het probleem te regelen dat de sociale partners niet kunnen oplossen. In een arrest (het zogenaamde « arrest Meert ») van 8 augustus 2008 heeft het Arbeidshof van Antwerpen aldus een arbeidersovereenkomst omgezet in een bediendenovereenkomst, zodat de eiser (een gepensioneerde van de onderneming Alcatel) een aanvullend pensioen kon genieten waarop toen alleen bedienden recht hadden, omdat zijn werk hoofdzakelijk uit nadenken bestond, en het Hof oordeelde dat, wanneer hij moest controleren met welke installaties er problemen waren en of ze hersteld konden worden, hij in hoofdzaak denkwerk verrichtte.
Professor Blanpain (KUL) meent weliswaar dat de technologische en economische ontwikkelingen van de jongste tien jaar de beroepen waarbij minder moet worden nagedacht hebben doen verdwijnen, maar het is duidelijk dat een eenvormige rechtspraak waarbij het arbeidersstatuut gelijk wordt getrokken met het bediendenstatuut, aanzienlijke uitgaven voor de ondernemingen met zich brengt, die ze nu wegens de financiële crisis kunnen missen als kiespijn.
Omdat de rechtspraak van het Arbeidshof van Antwerpen een te mijden voorbeeld is (het legt in volle crisistijd de ondernemingen een loodzware financiële last op de schouders) en aangezien de sociale onderhandelingen niet opschieten, achten wij het raadzaam dat de wetgever snel de maatregelen treft waardoor een enkel statuut tot stand kan worden gebracht, waardoor de arbeider beter beschermd wordt en het bediendenstatuut flexibeler wordt. Een van die maatregelen is uiteraard het uitbreiden van de economische werkloosheid tot de bedienden.
4. De economische werkloosheid voor een beperkte tijd uitbreiden tot de bedienden is in crisistijd noodzakelijk om de banen van werknemers in ondernemingen in moeilijkheden te beschermen
Het verschil in behandeling tussen arbeiders en bedienden inzake economische werkloosheid leidt in heel wat sectoren (met name in de industrie) tot absurde toestanden, waarin een arbeider economisch werkloos kan worden terwijl dat voor zijn collega, die ploegbaas is en een bediendenstatuut heeft, niet kan, wat soms tot gevolg kan hebben dat de werkgever, die in deze tijden van economische crisis zijn onderneming financieel gezond wil houden (en bijgevolg haar activiteit en de vele — rechtstreekse en onrechtstreekse — banen die ze schept in stand wil houden, en aldus bijdragen tot de economische ontwikkeling van ons land) zich moet ontdoen van een werknemer die hij nochtans in dienst wou houden.
In de nood van een grote economische crisis zoals wij die nu meemaken moet men echter zowel snel als bedachtzaam keuzes maken. Alleen al in 2008 registreerde België 8 512 faillissementen, een record. Met het oog op de gevolgen van de economische crisis voor de activiteit van onze ondernemingen, kunnen we het ons niet veroorloven te wachten op een hypothetisch akkoord over de uitbreiding van de economische werkloosheid tot de bedienden tussen de sociale gesprekspartners : hoeveel ondernemingen zullen inmiddels (gezien de standpunten van beide partijen is het onwaarschijnlijk dat er snel een akkoord komt) niet het loodje hebben gelegd, waardoor vele gezinnen in de problemen en in de onzekerheid komen en de investeerders het vertrouwen verliezen ?
Met de uitbreiding van de economische werkloosheid sluiten wij overigens aan bij de andere Europese landen, terwijl we kunnen rekenen op de soepelheid van ons systeem, wat investeringen in ons land, een belangrijke troef voor het behoud van de werkgelegenheid in crisistijd, slechts kan aanmoedigen. Tevens worden de ondernemingen dan niet gedwongen zich te ontdoen van ervaren werknemers.
We moeten ons in deze crisistijd voor ogen houden dat we het algemene belang van onze medeburgers dienen na te streven en onze politieke twisten dienen te overstijgen met een compromis, opdat alle democratische partijen de beste maatregelen (zowel voor de economische activiteit van de ondernemingen als voor de werkgelegenheid van onze medeburgers) kunnen ondersteunen.
Omdat wij dat compromis willen vinden, voorziet het wetsvoorstel dat wij indienen erin dat de uitbreiding van de economische werkloosheid tot de bedienden die in welbepaalde activiteitssectoren werkzaam zijn, slechts tijdelijk zal zijn (een jaar lijkt ons voldoende om de gevolgen van die maatregel in te schatten), terwijl de inwerkingtreding ervan door de Koning wordt bepaald. Tevens laat het wetsvoorstel de wetgever de mogelijkheid om die looptijd al dan niet te verlengen, dan wel de aanpassing definitief te maken na een evaluatie van de verhoopte resultaten (bepaalde ondernemingen de kans bieden hun activiteit in stand te houden en de gevolgen van de economische crisis voor de werkgelegenheid beperken).
De vaakst gehoorde kritiek over de uitbreiding van de economische werkloosheid tot de bedienden gaat over de criteria die in aanmerking moeten worden genomen om het stelsel toepasselijk te maken voor een bepaalde categorie van bedienden en niet voor een andere, alsook over de definitie van de toestand waardoor een werknemer voor die status in aanmerking komt. Het komt ons echter voor dat die kritiek weinig gegrond is.
In verband met het bepalen of het aangewezen is bedienden economisch werkloos te maken, kan elke betwisting aanleiding geven tot een beroep voor de bevoegde arbeidsrechtbanken. Daar bestaat vrij veel rechtspraak over. Overigens bevat artikel 51 momenteel geen nauwkeurige definitie van de « economische oorzaken » waardoor de arbeidsovereenkomst van een arbeider kan worden geschorst, wat de hoven en rechtbanken enige speelruimte geeft (die volgens ons noodzakelijk is).
Wat de criteria betreft waarmee wordt bepaald welke sectoren in aanmerking komen om hun bedienden onder de regeling economische werkloosheid te brengen, denken we dat het beter is dat de Koning die sectoren kan kiezen naar gelang van de behoeften van het tijdstip. Niettemin menen we dat een van de mogelijke criteria om de bepalingen van artikel 51 tot de bedienden uit te breiden, kan zijn dat de werkgever verplicht wordt een rechtstreeks verband te leggen met de economische werkloosheid van de arbeiders in dezelfde onderneming.
Wat de toepassingsperiode betreft komt het ons tevens voor dat we moeten terugvallen op de wettelijke maxima van de arbeiders zoals bepaald in artikel 51 van de wet op de arbeidsovereenkomsten, aangezien de economische crisis niet toestaat dat wij wachten op sectorale akkoorden.
Artikel 2
Deze bepaling legt het beginsel vast dat mutatis mutandis de bepalingen van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten worden toegepast op de arbeidsovereenkomsten van de bedienden, op een door de Koning te bepalen datum. Tevens dient de koning de looptijd van die bepaling vast te leggen (een jaar lijkt ons een relatief redelijke periode om op het einde daarvan de gevolgen van die uitbreiding in te schatten, terwijl inmiddels op de nood van de crisis wordt gereageerd), alsook welke activiteitssectoren in aanmerking komen.
Artikel 3
In de inleiding hebben we reeds duidelijk gemaakt dat het doel van dit wetsvoorstel is, de gevolgen van de crisis te verhelpen, door snel en efficiënt tewerk te gaan, en niet een standpunt in te nemen in de intriges tussen de sociale partners om de juridische statuten van arbeiders en bedienden in een enkel werknemersstatuut samen te brengen, hoewel het ons voorkomt dat het parlement binnenkort hierover een beslissing zal moeten nemen. Eerst moet het de gevolgen van de bepaling evalueren, voor het de toepassing ervan eventueel verlengt.
Alain DESTEXHE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, laatst gewijzigd bij de wet van 20 november 2002, wordt aangevuld met een § 8, luidende :
« § 8. Alle bovenbedoelde bepalingen gelden eveneens voor bedienden.
De Koning bepaalt :
a. de datum van inwerkingtreding van deze bepaling;
b. de betreffende activiteitssectoren. »
Art. 3
Deze wet treedt buiten werking een jaar na zijn inwerkingtreding.
9 februari 2009.
Alain DESTEXHE. |