4-594/8 | 4-594/8 |
11 FEBRUARI 2009
I. Inleiding
De commissie heeft dit optioneel bicameraal wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 11 februari 2009.
Het wetsontwerp was oorspronkelijk als wetsvoorstel ingediend op 28 februari 2008 door mevrouw Taelman (stuk Senaat, nr. 4-594/1).
Het geamendeerde wetsvoorstel werd op 26 juni 2008 door de Senaat aangenomen en overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft het ontwerp geamendeerd aangenomen in haar plenaire vergadering van 5 februari 2009 en teruggezonden naar de Senaat.
II. Inleidende uiteenzetting van de minister van Justitie
De minister verklaart dat de bespreking in de Kamer in hoofdzaak gehandeld heeft over de vraag of men moest vasthouden aan het voorbehoud dat gemaakt werd bij de opheffing van de wet van 11 april 1936 wat de toepassing van artikel 383bis van het Strafwetboek betreft.
De Kamer heeft geoordeeld dat dit voorbehoud enige verwarring schept omdat het de indruk geeft dat de wet van 11 april 1936 waarbij de regering gemachtigd wordt het in België binnenbrengen van sommige vreemde publicaties te verbieden, van kracht blijft wat pornografie betreft, en opgeheven wordt wat de rest betreft. Omdat een dergelijke interpretatie niet strookt met de bedoelingen van de Senaat, heeft de Kamer besloten om in limine van artikel 2, de woorden « Onverminderd artikel 383bis van het Strafwetboek, wordt » te schrappen.
De regering oordeelt dat de bepalingen van het Strafwetboek en van het Wetboek van strafvordering afdoende zijn om kinderporno op het net te bestrijden, en dat de wet van 11 april 1936 hiervoor niet langer wordt gebruikt. De regering is het dus eens met de door de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen tekst.
III. Bespreking
De heer Mahoux is het eens met de regering. Wat betreft de intenties van de Senaat met betrekking tot de draagwijdte van de tekst die hij heeft aangenomen, verwijst spreker naar de besprekingen in de commissie voor de Justitie (zie stuk Senaat, nr. 4-594/3). Het voorbehoud dat in eerste lezing werd aangenomen, en dat voortvloeide uit een door hem ingediend amendement (amendement nr. 2 van de heer Mahoux, stuk Senaat, nr. 4-594/2) was bedoeld om binnen de commissie een ruime meerderheid tot stand te laten komen om de wet van 1936 op te heffen.
Spreker voegt hieraan toe dat hij vond dat het amendement misschien overbodig was, gelet op de bestaande strafrechtelijke instrumenten. Dankzij het voorbehoud dat in zijn amendement is opgenomen, kon de tekst eenparig worden aangenomen.
Inhoudelijk is de heer Mahoux het eens met de tekst van de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Mevrouw Taelman kan zich aansluiten bij de vorige spreker. Het strafrechtelijk arsenaal lijkt inderdaad te volstaan om derivaties te vermijden en op te treden tegen publicaties met pedofiele inslag. Hoewel uiteraard tegen pedofilie in alle mogelijke vormen moet worden opgetreden is de tekst die door de Senaat aan de Kamer werd overgezonden wetgevingstechnisch niet zuiver. Spreekster verwijst ter zake naar haar opmerkingen geuit bij de bespreking van haar wetsvoorstel in de Senaat (nr. 4-594/3). Om die reden had zij zich trouwens onthouden bij het amendement dat verwijst naar artikel 383bis van het Strafwetboek. Dit werd aangenomen met 7 stemmen bij 5 onthoudingen in de commissie. De voorliggende tekst werd door de plenaire vergadering van de Kamer goedgekeurd met 141 stemmen tegen 1 stem.
De heer Vandenberghe werpt op dat de stemming in de ene Kamer geen pertinent argument kan vormen in de andere Kamer. De tekst zoals goedgekeurd door de Senaat werd in de Kamer en in de pers dubbelzinnig voorgesteld.
Spreker verwijst naar de tekst van artikel 383bis van het Strafwetboek, die nochtans duidelijk is. Een persoon die stukken met pedofiele inslag over de grens binnenbrengt, valt inderdaad onder de toepassing van de strafwet. Dit betekent niet dat preventief optreden en controle van de regering overbodig worden. Vanwaar plots de idee dat preventief beleid niet meer noodzakelijk is omdat de geviseerde handeling in het Strafwetboek staat ? Men mag niet vergeten dat slechts vier personen op het federaal parket betrokken zijn in de strijd tegen de kinderpornografie. Indien men geen preventief beleid voert, wenst spreker te weten hoe de minister de toepassing van artikel 383bis bij invoering van vreemde publicaties in concreto zal organiseren. Bestaat hierover een beleidsplan van het college van procureurs-generaal ? Beschikt men over de nodige budgetten en knowhow ?
Het is evident dat de regering administratieve maatregelen kan nemen ter ondersteuning van het strafrecht. Dit gebeurt in vele andere materies. Waarom zou een administratieve ondersteuning van artikel 383bis niet mogelijk zijn ? Men mag geen gelegenheid geven voor een sluipweg voor vreemde publicaties met pedofiele inslag zodat men minder actief zou optreden dan in het verleden. Dit zou neerkomen op een afzwakking van artikel 383bis, wat dan ten goede komt aan de personen die zich verrijken met pedofiele publicaties.
De heer Delpérée herinnert eraan dat hij geen voorstander was van het oorspronkelijke wetsvoorstel. Vooral de toelichting bij het voorstel was voor hem een probleem, omdat er gewag werd gemaakt van persvrijheid, censuur, enz. Deze grondwettelijke vrijheden hebben echter een territoriale draagwijdte. Spreker meent dat de wet van 1936 niets te maken heeft met de persvrijheid, maar met de invoer van goederen en koopwaar.
Na de eerste lezing en het indienen van een amendement werd spreker het eens met het uitgewerkte compromis, waarbij de wet van 11 april 1936 werd opgeheven, maar met de vermelding dat deze opheffing geen afbreuk doet aan de toepassing van artikel 383bis van het Strafwetboek.
De heer Delpérée verbaast zich er dan ook over dat sommigen beweren dat de Senaat de wet van 11 april 1936 volledig wil opheffen. De bedoeling was net om deze wet op te heffen zonder afbreuk te doen aan artikel 383bis van het Strafwetboek. De wet van 1936 blijft dus van toepassing voor de misdrijven bedoeld in artikel 383bis van het Strafwetboek. Spreker wil trouw blijven aan de compromistekst die de Senaat in eerste lezing heeft aangenomen. Hij kan zich niet scharen achter de radicalere tekst die de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft overgezonden.
De heer Vankrunkelsven preciseert dat het wetsvoorstel de toepassing van artikel 383bis geenszins wil hypothekeren.
Daarom ook heeft zijn fractie zich onthouden bij het amendement nr. 2 van de heer Mahoux.
Spreker meent echter dat voorliggende tekst en het huidige wetgevend arsenaal voldoende speelruimte biedt aan de regering om preventief op te treden. Spreker kan aldus instemmen met de stelling van de Kamer.
De heer Vandenberghe behoudt zijn standpunt en meent dat de huidige tekst een sluipweg toelaat voor de invoer van pedofiele publicaties. Spreker wenst het precieze beleid te kennen op dat vlak. Zijn er richtlijnen van het college van procureurs-generaal ? Is er controle aan de grens ?
Men mag niet vergeten dat minderjarigen worden geconfronteerd met een toenemende druk. Dit heeft niets met censuur te maken.
Spreker vindt geen inhoudelijke argumenten, noch in de uiteenzetting van de regering, noch in het verslag van de Kamer, om zijn standpunt te weerleggen.
Hij dient amendement nr. 3 in (stuk Senaat, nr. 4-594/6) dat ertoe strekt het artikel aan te vullen met de woorden « , behoudens wat betreft het invoeren van publicaties van pedofiele aard in het licht van artikel 383bis van het Strafwetboek ».
Mevrouw Taelman betwist niet dat de minderjarigen moeten worden beschermd en dat alle ontsporingen moeten worden vermeden.
Spreekster meent echter dat de niet meer toegepaste wet van 11 april 1936 niet het geijkte instrument is om dergelijke ontsporingen te vermijden. Het huidige wettelijke instrumentarium is afdoende.
Spreekster zal zich dan ook onthouden bij de stemming van het amendement nr. 3 van de heer Vandenberghe.
De minister bevestigt dat de strijd tegen kinderpornografie voor de regering een prioriteit is. Hij herinnert eraan dat verschillende protocolakkoorden zijn gesloten met providers om de toegang tot gegevens van pedofiele aard onmogelijk te maken.
Binnen het College van procureurs-generaal bestaat er een werkgroep die belast is met het bestrijden van iedere vorm van kinderporno op het internet, maar ook van het verspreiden van geschriften of aansporingen tot onwettige daden. Het College volgt deze hele problematiek op de voet. Binnenkort publiceert het een richtlijn inzake kinderporno.
Spreker verwijst ook naar het nationaal plan ter bestrijding van de mensenhandel, dat de regering in juli 2008 heeft goedgekeurd. Een aanzienlijk deel van dit plan heeft betrekking op kinderporno.
IV. Stemmingen
Amendement nr. 3 wordt aangenomen met 8 tegen 2 stemmen bij 1 onthouding.
Het geamendeerde wetsvoorstel in zijn geheel wordt aangenomen met 9 stemmen bij 3 onthoudinden.
Vertrouwen wordt geschonken aan de rapporteur.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Tony VAN PARYS. | Patrik VANKRUNKELSVEN. |