4-1053/2

4-1053/2

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

13 JANUARI 2009


Wetsvoorstel betreffende de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER VANDENBERGHE, C.S.

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/3, § 1, tweede lid, de woorden « dat de advocaat, de arts of de journalist persoonlijk betrokken was bij persoonlijk meewerkt of actief heeft meegewerkt aan het ontstaan of aan de ontwikkeling » vervangen door de woorden « dat de advocaat, de arts of de journalist persoonlijk en actief meewerkt of heeft meegewerkt aan het ontstaan of aan de ontwikkeling ».

Verantwoording

Tekstuele correctie en overeenstemming met de gebruikte terminologie in de andere artikelen van het wetsvoorstel.

Hugo VANDENBERGHE
Tony VAN PARYS
Pol VAN DEN DRIESSCHE
Sabine de BETHUNE.

Nr. 2 VAN MEVROUW DEFRAIGNE

Art. 5/1 (nieuw)

Een artikel 5/1 invoegen luidende :

« Art. 5/1 — In artikel 7, 1º van dezelfde wet de woorden « of elk ander fundamenteel belang van het land zoals gedefinieerd door de Koning op voorstel van het ministerieel Comité » doen vervallen. »

Verantwoording

Zoals de Raad van State en de Ligue des droits de l'homme erop hebben gewezen tijdens de hoorzitting over het oorspronkelijke ontwerp tijdens de vorige zittingsperiode, beantwoorden de opdrachten van de Veiligheid van de Staat waarvoor methoden voor het verzamelen van gegevens kunnen worden aangewend niet aan het wettigheidscriterium.

« Elk ander fundamenteel belang van het land, zoals gedefinieerd door de Koning op voorstel van het ministerieel Comité » is een opdracht die onbetwistbaar niet duidelijk genoeg is om de nieuwe inmengingen, de specifieke en uitzonderlijke methoden, maar volgens de indieners van het amendement, ook de gewone methoden, te verantwoorden.

In haar advies wijst de Ligue des droits de l'Homme op het volgende : « En effet, eu égard à la jurisprudence de la Cour, les ingérences dans l'exercice des droits fondamentaux des citoyens ne peuvent être que celles strictement nécessaires dans une société démocratique. De plus, comme on l'a déjà souligné, si les lois organisant les services de renseignement et de sécurité sont effectivement particulières, elles doivent d'autant plus définir de manière tout à fait claire le cadre dans lequel de telles atteintes peuvent être posées. La Cour européenne des droits de l'homme réaffirme ainsi régulièrement que « puisque les mesures de surveillance secrète échappent au contrôle des intéressés comme du public, la « loi », irait à l'encontre de la prééminence du droit si le pouvoir d'appréciation accordé à l'exécutif ne connaissait pas de limites. » Volgens het Hof moet de wet « définir l'étendue et les modalités d'exercice d'un tel pouvoir avec une netteté suffisante — compte tenu du but légitime poursuivi — pour fournir à l'individu une protection adéquate contre l'arbitraire » (1) . »

Christine DEFRAIGNE.

Nr. 3 VAN DE DAMES DEFRAIGNE EN TAELMAN

Art. 2

In de voorgestelde § 2, het 2º wijzigen als volgt :

« a) het tweede lid vervangen als volgt :

« Indien de methode als bedoeld in artikel 18/2 wordt toegepast op een advocaat of een geneesheer, in hun lokalen of op de communicatiemiddelen gebruikt voor beroepsdoeleinden, of nog in hun woonplaats, dan kan dat enkel als de stafhouder of de voorzitter van de Nationale Orde van Geneesheren hiervan vooraf op de hoogte werd gebracht door de voorzitter van de commissie. De voorzitter van de commissie moet hun de nodige informatie verschaffen. Zij dienen zich aan het beroepsgeheim te houden. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op overtredingen van het beroepsgeheim. »

b) In het vijfde lid de woorden « naargelang het geval, de voorzitter van de Orde van Franstalige en Duitstalige balies of de voorzitter van de Orde van Vlaamse balies » vervangen door de woorden « de stafhouder ». »

Verantwoording

Het advies van de OBFG tijdens de vorige zittingsperiode vermeldde dat de stafhouder van de Orde waarvan elke advocaat afhangt en niet de Orde van balies informatie moet ontvangen over de specifieke of uitzonderlijke methode die tegenover een advocaat wordt gebruikt.

Christine DEFRAIGNE.
Martine TAELMAN.

Nr. 4 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

Art. 11

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 11. — Artikel 16 van dezelfde wet wordt gewijzigd als volgt :

1º in het bestaande lid, worden de woorden « artikel 3, § 3, » vervangen door de woorden « artikel 3, § 4 »;

2º het artikel wordt aangevuld met twee leden, luidend :

« Wanneer de persoon of de organisatie die behoort tot de privésector meent de gevraagde inlichtingen niet aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten te kunnen verstrekken, stelt zij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer binnen de week van de ontvangst van de aanvraag schriftelijk in kennis van de aanvraag en van de redenen voor de weigering om de inlichtingen te verstrekken. Indien zij dit niet doet, is de persoon of de organisatie die behoort tot de privésector verplicht om de inlichtingen te verstrekken.

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer beslist, in voorkomend geval na de partijen gehoord te hebben, of de inlichtingen al dan niet verstrekt kunnen worden. Deze beslissing moet genomen worden binnen de week van de ontvangst van de aanvraag en van de weigering om de inlichtingen te verstrekken door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. »

Verantwoording

Artikel 16 van de organieke wet maakt het voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wettelijk mogelijk om inlichtingen, met inbegrip van persoonsgegevens, in te winnen bij elke persoon of organisatie die behoort tot de privésector.

Om definitief vast te stellen dat er geen sprake kan zijn van een algemene plicht om te verklikken, zoals de Liga voor de Mensenrechten vreest, stelt het amendement een specifieke filter in die niet alleen arbitraire aanvragen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten moet voorkomen, maar ook arbitraire weigeringen van personen of organisaties uit de privésector.

Zoals de Liga voor de Mensenrechten aanbeveelt, lijkt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer het gepaste onafhankelijke orgaan om objectief op grond van stukken — de aanvraag van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de redenen voor de weigering om op die vraag in te gaan — en eventueel na het horen van de partijen — personen of organisaties uit de privésector — te beoordelen of de inlichtingen al dan niet moeten worden verstrekt.

Dit amendement komt tegemoet aan de opmerkingen in het advies van de Liga voor de Mensenrechten : « L'article 16 suscite également des questions sur le caractère obligatoire de la communication des informations sollicitées et sur le caractère dérogatoire de cette loi par rapport à la loi du 8 décembre 1992. Il faut donc considérer, comme l'affirme W. Van Laethem, que la communication des données par des particuliers aux services de renseignement et de sécurité dans le cadre de l'article 16 n'est pas une obligation, mais seulement une invitation (2) . En effet, l'article 16 n'est certainement pas une exception générale à l'interdiction de la loi sur la vie privée de communiquer des données à caractère personnel traitées à un tiers (3) . Les travaux parlementaires ne vont pas dans ce sens. En effet, lorsque le Sénat a proposé d'insérer un article traitant du recueil d'informations près de particuliers, il justifiait cette insertion par le souci de confirmer la légitimité de la sollicitation des services de renseignement et de sécurité. Or il est évident que « la demande par le service de renseignement peut être légitime, sans que pour autant la communication par le particulier ne le soit » (4) . Mais on ne peut pas dire que la loi soit claire sur ce point, comme le sont les travaux préparatoires ou l'interprétation de la doctrine.

La communication des données à caractère personnel traitées par des particuliers est donc soumise aux deux conditions d'admissibilité et de légitimité que pose la loi du 8 décembre 1992. En vertu de l'article 5, e), l'admissibilité d'une communication par une personne privée à un service de renseignement et de sécurité peut être reconnue par la loi sur la protection de la vie privée. Par contre, la légitimité d'une telle communication n'est sûrement pas de mise en ce qui concerne la communication d'informations traitées par des particuliers aux services de renseignement. En effet, l'article 4, § 1er, 2º impose que la communication des données soit conciliable avec la finalité pour laquelle elles ont été collectées. Or il semble évident que des particuliers collectent rarement des données dans le but de les communiquer aux services de renseignement ... ».

Nr. 5 VAN MEVROUW DEFRAIGNE C.S.

Art. 12

Het voorgestelde artikel 17 aanvullen met twee leden, luidende :

« Wanneer de in het vorige lid bedoelde personen menen de gevraagde informatie niet te kunnen meedelen aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten delen zij het verzoek alsmede de redenen waarom geweigerd werd de informatie te verstrekken schriftelijk mee aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer binnen de week na de ontvangst van het verzoek. Doen zij dat niet, dan zijn zij verplicht de informatie te verstrekken.

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer beslist, eventueel na de partijen te hebben gehoord, of de informatie al dan niet kan worden meegedeeld. Die beslissing moet genomen worden binnen de week na de ontvangst door de Commissie voor de persoonlijke levenssfeer van het verzoek en de redenen waarom geweigerd werd de informatie te verstrekken. »

Verantwoording

Het nieuwe artikel 17 van de organieke wet verleent een wettelijke grondslag aan de mogelijkheid die de inlichtingen- en veiligheidsdiensten hebben om de inschrijvingsgegevens van reizigers te vragen aan de eigenaars, de exploitanten of aangestelden van hotelinrichtingen en andere logiesverstrekkende inrichtingen.

De indiener van het amendement voorziet dus in dezelfde filter als die welke wordt ingevoerd in het kader van een vraag om inlichtingen bij een persoon of een privé-instelling, bedoeld in artikel 16 van de organieke wet.

Christine DEFRAIGNE.
Martine TAELMAN.
Philippe MAHOUX.

Nr. 6 VAN DE DAMES DEFRAIGNE EN TAELMAN

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/3, § 1, het eerste lid vervangen als door de twee volgende leden :

« Indien de gewone methoden voor het verzamelen van gegevens ontoereikend blijken te zijn voor de voortzetting van een inlichtingenopdracht in het licht van de verzamelde relevante gegevens naar aanleiding van een potentiële bedreiging bedoeld in artikel 18/1, verleent het diensthoofd, na eensluidend advies van de commissie, machtiging tot het aanwenden van de in artikel 18/2, § 1, bedoelde specifieke methode voor het verzamelen van gegevens. De specifieke methode moet worden gekozen op basis van de graad van ernst van de potentiële bedreiging waarvoor de methode wordt aangewend.

De procedure voor de voorafgaande machtiging bedoeld in artikel 18/10 is van overeenkomstige toepassing. »

Verantwoording

Dit voorstel geeft een wettelijke basis aan de specifieke methoden voor het verzamelen van gegevens — bijzonder indringende maatregelen die de fundamentele rechten en vrijheden kunnen schenden. Anders dan voor de uitzonderlijke methoden voor het verzamelen van gegevens, oefent de Commissie bij de toepassing van specifieke methoden niet vooraf een controle uit op de wettigheid ervan (die ook de inachtneming van het evenredigheids- en subsidiariteitsbeginsel impliceert). Die voorafgaande controle wordt uitsluitend uitgeoefend door het diensthoofd, dit wil zeggen de pesoon die de specifieke methode effectief gaat gebruiken.

Net als de Ligue des droits de l'Homme en de onderzoeksrechter tijdens de hoorzittingen tijdens de vorige legislatuur, menen de indieners van het amendement dat de personen die de methode gaan gebruiken niet de nodige onafhankelijkheid bezitten om een onpartijdig oordeel uit te spreken over de wettigheid ervan. Als de gebruikte methode na de feiten door de commissie als onwettig wordt beschouwd, blijft de schending van het fundamenteel recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer bovendien een onomkeerbaar feit.

Daarom voorziet dit amendement in een voorafgaande controle door de commissie bij de toepassing van specifieke methoden. De procedure van voorafgaande machtiging, vastgesteld in het nieuwe artikel 18/10 van de organieke wet voor het aanwenden van uitzonderlijke methoden, is van overeenkomstige toepassing op de machtigingsprocedure voor specifieke methoden.

Bovendien stelt de nieuwe formulering van het eerste lid van § 1 van artikel 18/3 nog eens duidelijk de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit vast. De beperkingen van een gewone methode moeten duidelijk zijn gebleken alvorens een specifieke methode mag worden gebruikt.

Nr. 7 VAN DE DAMES DEFRAIGNE EN TAELMAN

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/7, paragraaf 2 vervangen als volgt :

« § 2. In geval van uiterst dringende met redenen omklede noodzakelijkheid kan het diensthoofd of de inlichtingenofficier bij mondelinge beslissing deze gegevens in werkelijke tijd vorderen met het voorafgaande mondelinge akkoord van de voorzitter van de commissie. Binnen vierentwintig uur na zijn mondelinge beslissing legt hij het in artikel 18/10, § 2, bedoelde voorstel tot machtiging voor aan de commissie die binnen achtenveertig uur na de ontvangst van het voorstel tot machtiging een eensluidend advies geeft.

Als de commissie een negatief advies geeft of geen advies geeft binnen de vastgestelde termijn, wordt de specifieke methode voor het verzamelen van gegevens beëindigd.

De beslissing van de commissie wordt onverwijld meegedeeld aan de operator van het elektronische communicatienetwerk of de verstrekker van de elektronische communicatiedienst die wordt gevorderd. »

Verantwoording

Het nieuwe artikel 18/7 staat met name de identificatie toe van een abonnee of een gebruiker van een communicatiedienst of van het gebruikte communicatiemiddel. Voor de toepassing van deze specifieke methode geldt een procedure van uiterste hoogdringendheid.

Omdat de indieners van het amendement menen dat elke specifieke maatregel vooraf moet worden gecontroleerd door de commissie, past dit amendement de procedure van uiterste hoogdringendheid aan.

Er wordt voorgesteld dat het voorafgaande mondelinge akkoord van de voorzitter van de commissie moet worden verkregen en dat dit door de commissie zeer snel in zijn geheel wordt bevestigd of verworpen. Als het akkoord wordt verworpen of geen advies wordt gegeven binnen de gestelde termijn, wordt afgezien van het gebruik van de methode.

Op die manier kunnen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten met toepassing van de hoogdringendheidsprocedure snel en efficiënt blijven reageren, terwijl de fundamentele rechten van de burgers toch worden beschermd doordat een onafhankelijke instantie controle uitoefent en een einde kan maken aan elke onwettige maatregel.

Nr. 8 VAN DE DAMES DEFRAIGNE EN TAELMAN

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/8, paragraaf 2 vervangen als volgt :

« § 2. In geval van uiterst dringende met redenen omklede noodzakelijkheid, kan het diensthoofd of de inlichtingenofficier bij mondelinge beslissing deze gegevens in werkelijke tijd vorderen met het voorafgaande mondelinge akkoord van de voorzitter van de commissie. Binnen vierentwintig uur na zijn mondelinge beslissing legt hij het in artikel 18/10, § 2, bedoelde voorstel tot machtiging voor aan de commissie die binnen achtenveertig uur na de ontvangst van het voorstel tot machtiging een eensluidend advies geeft.

Als de commissie een negatief advies geeft of geen advies geeft binnen de vastgestelde termijn, wordt de specifieke methode voor het verzamelen van gegevens beëindigd.

De beslissing van de commissie wordt onverwijld meegedeeld aan de operator van het elektronische communicatienetwerk of de verstrekker van de elektronische communicatiedienst die wordt gevorderd. »

Verantwoording

Het nieuwe artikel 18/8 staat met name de identificatie toe van een abonnee of een gebruiker van een communicatiedienst of van het gebruikte communicatiemiddel. Voor de toepassing van deze specifieke methode geldt een procedure van uiterste hoogdringendheid.

Omdat de indieners van het amendement menen dat elke specifieke maatregel vooraf moet worden gecontroleerd door de commissie, past dit amendement de procedure van uiterste hoogdringendheid aan.

Er wordt voorgesteld dat het voorafgaande mondelinge akkoord van de voorzitter van de commissie moet worden verkregen en dat dit door de commissie zeer snel in zijn geheel wordt bevestigd of verworpen. Als het akkoord wordt verworpen of geen advies wordt gegeven binnen de gestelde termijn, wordt afgezien van het gebruik van de methode.

Op die manier kunnen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten met toepassing van de hoogdringendheidsprocedure snel en efficiënt blijven reageren, terwijl de fundamentele rechten van de burgers toch worden beschermd doordat een onafhankelijke instantie controle uitoefent en een einde kan maken aan elke onwettige maatregel.

Nr. 9 VAN DE DAMES DEFRAIGNE EN TAELMAN

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/9, § 1, eerste lid, de woorden « indien de gewone en specifieke methoden ontoereikend blijken te zijn » vervangen door de woorden « indien de specifieke methoden voor het verzamelen van gegevens daadwerkelijk zijn aangewend en ontoereikend blijken te zijn ».

Verantwoording

De nieuwe formulering van het eerste lid van § 1 van artikel 18/9 strekt ertoe de proportionaliteits- en subsidiariteitsprincipes na te leven. Het moet blijken dat een specifieke methode ontoereikend is voordat gebruik kan worden gemaakt van een uitzonderlijke methode.

Christine DEFRAIGNE.
Martine TAELMAN.

Nr. 10 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 2

In het 3º, in het eerste lid van de voorgestelde § 3 tussen de woorden « natuurlijk persoon » en de woorden « met een wettelijk belang », de woorden « of rechtspersoon » invoegen.

Verantwoording

Aangezien de methoden voor het verzamelen van gegevens ook op rechtspersonen kunnen worden toegepast, lijkt het logisch om hen net als de natuurlijke personen de mogelijkheid te bieden om kennis te nemen van een methode bedoeld in artikel 18/2, §§ 1en 2, en wel onder de voorwaarden waarin artikel 2, § 3 voorziet.

Nr. 11 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 3

Het voorgestelde 16º en 17º aanvullen met de woorden « gewijzigd bij de wet van 9 mei 2006 ».

Verantwoording

Het gaat om een technische correctie. Bovendien moet eraan worden herinnerd dat die wet van 9 mei 2006 de bescherming van de journalisten heeft versterkt door artikel 5 van de wet van 7 april 2005 te wijzigen met de bepaling dat er geen enkele opsporings- of onderzoeksmaatregel mag worden genomen in verband met gegevens betreffende de informatiebronnen van de personen bedoeld in artikel 2 van de wet, tenzij het aan de hand van die gegevens mogelijk is het plegen van misdrijven bedoeld in artikel 4 te voorkomen, met naleving van de voorwaarden die daar zijn bepaald.

Artikel 4 luidt als volgt : « De personen bedoeld in artikel 2 kunnen enkel op vordering van de rechter ertoe gedwongen worden de informatiebronnen bedoeld in artikel 3 vrij te geven, indien die van aard zijn misdrijven te voorkomen die een ernstige bedreiging opleveren voor de fysieke integriteit van één of meer personen, daarin begrepen de misdrijven bedoeld in artikel 137 van het Strafwetboek, in de mate zij de fysieke integriteit in het gedrang brengen, en indien de volgende cumulatieve voorwaarden vervuld zijn :

1º de gevraagde informatie is van cruciaal belang voor het voorkomen van deze misdrijven;

2º de gevraagde informatie kan op geen enkele andere wijze verkregen worden. »

Nr. 12 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 8

Het derde lid van het voorgestelde artikel 13ter vervangen als volgt :

« Indien de inlichtingen- en veiligheidsdienst vaststelt dat de toepassing van methoden voor het verzamelen van gegevens bedoeld in artikel 18/2 het vermelde opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek kan schaden, brengt hij de commissie hiervan onmiddellijk op de hoogte en schorst hij de uitvoering van vermelde methoden in afwachting van een beslissing van de commissie. Die beslist in overleg met het federaal parket en het hoofd van de betreffende dienst of, en volgens welke modaliteiten, de inlichtingen- en veiligheidsdienst het onderzoek kan voortzetten. De commissie brengt het Vast Comité I op de hoogte van haar beslissing. De inlichtingen- en veiligheidsdienst voert zijn opdracht uit overeenkomstig de beslissing van de commissie. De commissie ziet toe op de naleving van haar beslissing. ».

Verantwoording

Het is met dit nieuwe artikel de bedoeling de lopende opsporingsonderzoeken en gerechtelijke onderzoeken maximaal te beschermen. Bijgevolg is het aangewezen de modaliteiten te bepalen die moeten worden nageleefd wanneer een inlichtingen- en veiligheidsdienst door de toepassing van de methoden voor het verzamelen van gegevens op het terrein van die onderzoeken dreigt te komen.

Nr. 13 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

Het eerste lid van het voorgestelde artikel 18/3, § 1, vervangen als volgt :

« § 1. Indien de gewone methoden voor het verzamelen van gegevens ontoereikend blijken te zijn voor het voortzetten van een inlichtingenopdracht in het licht van de verzamelde relevante gegevens naar aanleiding van een potentiële bedreiging bedoeld in artikel 18/1, worden de specifieke methoden voor het verzamelen van gegevens bedoeld in artikel 18/2, § 1, toegestaan vooraleer ze worden uitgevoerd op grond van een schriftelijke en gemotiveerde beslissing van het diensthoofd, na eensluidend advies van de commissie overeenkomstig artikel 18/10. De specifieke methode moet worden gekozen op basis van de graad van ernst van de potentiële bedreiging waarvoor de methode wordt aangewend. ».

Verantwoording

Gezien het belang van de specifieke methoden en de impact die ze kunnen hebben op onder andere de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, wil men met dit amendement de controleprocedure voor de specifieke methoden in overeenstemming brengen met de procedure die geldt voor de uitzonderlijke methoden, door vooraf, voor elke uitvoering, het advies te vragen van de commissie. Op die manier worden de proportionaliteit en de subsidiariteit getoetst nog voor iets wordt uitgevoerd, zodat die beginselen beter gewaarborgd worden.

Nr. 14 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/3, § 1, tweede lid, de woorden « en nadat de commissie een eensluidend advies uitgebracht heeft op het voorstel van het diensthoofd, overeenkomstig de bepalingen van artikel 18/10 » doen vervallen.

Verantwoording

Omdat het voorafgaande advies van de commissie wordt gevraagd voor elke specifieke maatregel, dient dit niet specifiek te worden vermeld voor advocaten, artsen of journalisten.

Nr. 15 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

Het voorgestelde artikel 18/5, § 2, vervangen als volgt :

« § 2. Indien het onderzoek van een in paragraaf 1 bedoeld voorwerp niet ter plaatse kan gebeuren en indien het verzamelen van gegevens niet op een andere manier kan gebeuren, is het de betrokken dienst toegestaan dit voorwerp mee te nemen voor een strikt beperkte duur. Die duur wordt door het diensthoofd bepaald in een schriftelijke en met redenen omklede beslissing zoals bedoeld in artikel 18/3, § 1. Na die termijn wordt het bewuste voorwerp teruggeplaatst. ».

Verantwoording

Het is niet logisch om in dit artikel te bepalen dat de betrokken dienst een voorwerp voor een strikt beperkte duur tijd kan meenemen wanneer die duur nergens wordt vermeld en het de dienst vrij staat het voorwerp in elk geval te bewaren in naam van « het goede verloop van de dienst ».

Nr. 16 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

In de Franse tekst van het voorgestelde artikel 18/8, § 2, de woorden « Cette décision verbale est confirmée dans les plus brefs délais par une décision verbale motivée » vervangen door de woorden « Cette décision verbale est confirmée dans les plus brefs délais par une décision écrite motivée ».

Verantwoording

Het gaat om een technische correctie omdat in de Nederlandstalige versie bepaald wordt dat het om een « schriftelijke beslissing » gaat.

Nr. 17 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

Het voorgestelde artikel 18/9, § 1, vervangen als volgt :

« § 1 Bij uitzondering en indien de gewone en specifieke methoden ontoereikend blijken te zijn voor de voortzetting van een inlichtingenopdracht in het licht van de relevante verzamelde gegevens naar aanleiding van een potentiële bedreiging zoals hierna bedoeld, worden de in artikel 18/2, § 2, bedoelde uitzonderlijke methoden voor het verzamelen van gegevens voorafgaandelijk aan de uitvoering ervan op basis van een schrifelijke en met redenen omklede beslissing van het diensthoofd gemachtigd, na overeenstemmend advies van de commissie, overeenkomstig artikel 18/10 ».

Verantwoording

De bedoeling is de procedures voor specifieke en uitzonderlijke maatregelen op één lijn te brengen door een met redenen omklede brief in het dossier op te leggen.

Nr. 18 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

Het voorgestelde artikel 18/10, § 1, wijzigen als volgt :

1º in het eerste lid, tussen de woorden « het aanwenden van de » en de woorden « uitzonderlijke methode voor het verzamelen van gegevens » de woorden « specifieke of » invoegen;

2º in het vierde lid, tussen de woorden « is verplicht de » en de woorden « uitzonderlijke methode » de woorden « specifieke of » invoegen en tussen het woord « de » en het woord « methode » de woorden « specifieke of uitzonderlijke » invoegen.

Verantwoording

Het gaat om technische wijzigingen die vereist zijn omdat de commissie de specifieke methodes vooraf moet controleren, net als uitzonderlijke methodes.

Nr. 19 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/10, § 2, de volgende wijzigingen aanbrengen :

a) in de bepaling onder 1º, tussen de woorden « bedreigingen die de » en de woorden « uitzonderlijke methode » de woorden « specifieke of » invoegen;

b) in de bepaling onder 2º, tussen de woorden « waarom de » en de woorden « uitzonderlijke methode » de woorden « specifieke of » invoegen;

c) in de bepaling onder 3º, tussen de woorden « voorwerp uitmaken van de » en de woorden « uitzonderlijke methode » de woorden « specifieke of » invoegen;

d) in de bepaling onder 4º, tussen de woorden « gebruikt wordt om de » en de woorden « uitzonderlijke methode » de woorden « specifieke of » invoegen;

e) in de bepaling onder 5º, tussen de woorden « tijdens welke de » en de woorden « uitzonderlijke methode » de woorden « specifieke of » invoegen;

f) in de bepaling onder 6º, tussen de woorden « de uitvoering van de » en de woorden « uitzonderlijke methode » de woorden « specifieke of » invoegen.

Verantwoording

Het gaat om technische wijzigingen die vereist zijn wegens het principe van de voorafgaande controle door de commissie van de specifieke methoden, naar het voorbeeld van de procedure die geldt voor de uitzonderlijke methoden.

Nr. 20 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/10, § 3, de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º in het tweede lid, tussen de woorden « mag de » en de woorden « uitzonderlijke methode » de woorden « specifieke of » invoegen;

2º in het vierde lid, tussen de woorden « van de toegelaten » en de woorden « uitzonderlijke methode » de woorden « specifieke of » invoegen;

3º In het vijfde lid, tussen de woorden « beslissing om de » en de woorden « uitzonderlijke methode » de woorden « specifieke of » invoegen.

Verantwoording

Het gaat om technische wijzigingen die vereist zijn wegens het principe van de voorafgaande controle door de commissie van de specifieke methoden, naar het voorbeeld van de procedure die geldt voor de uitzonderlijke methoden.

Nr. 21 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/10, § 3, derde lid, de woorden « kan de betrokken dienst » vervangen door de woorden « moet de betrokken dienst ».

Verantwoording

De betrokken dienst kan niet kiezen of hij de bevoegde minister inderdaad aanspreekt over de beslissing om al dan niet over te gaan tot de methode; het betreft immers een noodzakelijke controleverplichting.

Nr. 22 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/10, § 4, derde lid, de woorden « kan de betrokken dienst » vervangen door de woorden « moet de betrokken dienst ».

Verantwoording

De betrokken dienst kan niet kiezen of hij de bevoegde minister inderdaad aanspreekt over de beslissing om al dan niet over te gaan tot de methode; het betreft immers een noodzakelijke controleverplichting.

Nr. 23 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

Het voorgestelde artikel 18/11, eerste lid, aanvullen met de woorden « met inachtneming van artikel 18/9, § 4 ».

Verantwoording

Om verwarring te voorkomen, moet eraan worden herinnerd dat artikel 18/9, § 4, voorziet in een beperking van alle uitzonderlijke methoden wanneer het gaat om advocaten, artsen en journalisten, waarbij deze methoden slechts kunnen worden aangewend op voorwaarde dat de inlichtingendienst voorafgaandelijk over concrete aanwijzingen beschikt dat de advocaat, de arts of de journalist persoonlijk en actief meewerkt of heeft meegewerkt aan het ontstaan of aan de ontwikkeling van de ernstige bedreigingen bedoeld in § 3, 1º en 2º.

Nr. 24 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/13, § 1, eerste lid, tussen de woorden « of een journalist, » en de woorden « de inhoud van gesloten voorwerpen », de woorden « met inachtneming van artikel 18/9, § 4, » invoegen.

Verantwoording

Om verwarring te voorkomen moet eraan worden herinnerd dat artikel 18/9, § 4, voorziet in een beperking op alle bijzondere methoden wanneer het gaat om advocaten, artsen en journalisten, waarbij deze methoden slechts kunnen worden aangewend op voorwaarde dat de inlichtingendienst voorafgaandelijk over concrete aanwijzingen beschikt dat de advocaat, de arts of de journalist persoonlijk en actief meewerkt of heeft meegewerkt aan het ontstaan of aan de ontwikkeling van de ernstige bedreigingen bedoeld in § 3, 1º en 2º.

Nr. 25 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

Het voorgestelde artikel 18/13, § 2, vervangen als volgt :

« § 2. Indien het onderzoek van een in paragraaf 1 bedoeld voorwerp niet ter plaatse kan gebeuren en indien het verzamelen van gegevens niet op een andere manier kan gebeuren, is het de betrokken dienst toegestaan dit voorwerp mee te nemen voor een strikt beperkte duur, die in de schriftelijke en met redenen omklede beslissing bedoeld in artikel 18/9, § 1, bepaald moet worden. Na afloop van deze termijn wordt het bewuste voorwerp teruggeplaatst. ».

Verantwoording

Het is onlogisch om in dit artikel te bepalen dat de betrokken dienst het voorwerp voor een strikt beperkte duur mag meenemen, terwijl deze duur nergens bepaald wordt en de dienst het desgewenst mag bijhouden « voor het goede verloop van de opdracht ».

Nr. 26 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 14

In het voorgestelde artikel 18/17, § 2, tussen de woorden « of een journalist, » en de woorden « buiten medeweten van de eigenaar », de woorden « met inachtneming van artikel 18/9, § 4, » invoegen.

Verantwoording

Om verwarring te voorkomen moet eraan worden herinnerd dat artikel 18/9, § 4, voorziet in een beperking op alle bijzondere methoden wanneer het gaat om advocaten, artsen en journalisten, waarbij deze methoden slechts kunnen worden aangewend op voorwaarde dat de inlichtingendienst voorafgaandelijk over concrete aanwijzingen beschikt dat de advocaat, de arts of de journalist persoonlijk en actief meewerkt of heeft meegewerkt aan het ontstaan of aan de ontwikkeling van de ernstige bedreigingen bedoeld in § 3, 1º en 2º.

Nr. 27 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 15

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 15. — In dezelfde wet wordt een artikel 19bis ingevoegd, luidende :

« Art. 19bis. — Wanneer de aanwending van de specifieke of uitzonderlijke methoden ernstige aanwijzingen aan het licht brengt over het plegen van een misdaad of wanbedrijf, brengen de betrokken diensten dit onverwijld ter kennis aan de commissie met het oog op de toepassing van artikel 29 van het wetboek van Strafvordering. Deze commissie onderzoekt de verzamelde gegevens ongeacht de wijze waarop ze vastgelegd werden.

Indien de commissie het bestaan vaststelt van ernstige aanwijzingen die kunnen leiden tot het plegen van een misdaad of wanbedrijf of, op grond van een redelijk vermoeden van te plegen of reeds gepleegde maar nog niet aan het licht gebrachte strafbare feiten, stelt de voorzitter daarvan een niet geclassificeerd proces-verbaal op. Dit proces-verbaal wordt onverwijld overgemaakt aan het federaal parket, nadat het diensthoofd vooraf gehoord werd over de voorwaarden van deze overmaking.

Dit proces-verbaal dient te preciseren in welke context de inlichtingenopdracht heeft plaatsgevonden, welk doel werd nagestreefd door de betrokken inlichtingen- en veiligheidsdienst, in welke context de ernstige aanwijzingen werden verzameld en die relevant zijn voor een eventuele gerechtelijke finaliteit.

De federale procureur licht de voorzitter van de commissie in over de gevolgen die aan de overmaking van het proces-verbaal worden gegeven. De voorzitter van de commissie licht op zijn beurt het diensthoofd van de betrokken dienst in. ».

Verantwoording

Het in de voorliggende tekst voorgestelde artikel is veel uitgebreider dan dat van het vorige ontwerp.

Dit vorige ontwerp had immers alleen betrekking op de inlichtingen die de inlichtingendiensten dank zij de aanwending van specifieke of uitzonderlijke methoden verkregen hadden.

De voorgestelde tekst echter bepaalt dat alle inlichtingen waarover de inlichtingendienst beschikt aan de federale Procureur doorgegeven moeten worden, wat overdreven lijkt aangezien de inlichtingendiensten niet de taak hebben om strafbare feiten op te sporen of vast te stellen.

Bovendien voorzag het ontwerp in de mededeling van deze bijzondere inlichtingen aan de commissie, die moest onderzoeken of er ernstige aanwijzingen waren dat er strafbare feiten werden gepleegd. Na het doorlopen van deze eerste filter door magistraten, bezorgt de commissie vervolgens een proces-verbaal aan het federaal parket.

Deze werkwijze biedt een betere waarborg voor de rechten van de partijen in het geding.

Dit niet geclassificeerd proces-verbaal :

1º dient immers te preciseren in welke context de inlichtingenopdracht heeft plaatsgevonden, welk doel werd nagestreefd door de betrokken inlichtingen- en veiligheidsdienst, in welke context de ernstige aanwijzingen werden verzameld en die relevant zijn voor een eventuele gerechtelijke finaliteit.

2º wordt bij het strafdossier gevoegd en is onderworpen aan de tegenspraak van de partijen.

Een « schriftelijke nota » die noch « de exclusieve grond, noch de overheersende maatregel kan zijn voor de veroordeling van een persoon », en waarvan men niet goed weet wat zij moet bevatten of zelfs of zij bij het dossier wordt gevoegd, lijkt ons te vaag om de rechten van de partijen in het geding te waarborgen.

Het lijkt ons dus wenselijk om de ontwerptekst in de oorspronkelijke lezing te herstellen.

Nr. 28 VAN DE HEER MAHOUX EN MEVROUW VIENNE

Art. 19

In het voorgestelde artikel 43/5, derde streepje, de woorden « van een ieder » vervangen door de woorden « van iedere natuurlijke of rechtspersoon ».

Verantwoording

Aangezien de methoden voor het verzamelen van gegevens ook op rechtspersonen kunnen worden toegepast, lijkt het logisch om hen net als de natuurlijke personen de mogelijkheid te bieden om klacht in te dienen bij het Vast Comité I.

Philippe MAHOUX.
Christiane VIENNE.

(1) EHRM, arrest van 6 juni 2006, Segerstedt-wiberg en anderen t. Zweden, § 76; EHRM, arrest van 16 februari 2000, Amann t. Zwitserland, § 56; EHRM, arrest van 4 mei 2000, Rotaru t. Roemenië, § 55; EHRM, arrest van 26 maart 1987, Leander t. Zweden, § 51 en EHRM., arrest van 14 februari 2006, Turek t. Slowakije, § 13.

(2) W. Van Laethem, « Un Service de renseignement peut-il ou doit-il compter sur votre collaboration ? », Vigiles (F), 2004, no 4, blz. 114.

(3) W. Van Laethem, op.cit., blz. 115.

(4) W. Van Laethem, op.cit., blz. 116.