4-1138/1 | 4-1138/1 |
21 JANUARI 2009
Over de discrete bevalling zijn verschillende wetsvoorstellen ingediend, onder andere tijdens de vorige zittingsperiode. Zo werden in de Senaat voorstellen ingediend door de heer Philippe Monfils (4-152/1), de dames Nahima Lanjri en Sabine de Bethune, (4-999/1), de heer Guy Swennen (4-358/1) en de heer Patrik Vankrunkelsven (4-1026/1).
Al deze voorstellen streven een gemeenschappelijk doel na : het mogelijk maken om te bevallen zonder dat de naam van de moeder op de geboorteakte staat. Het is de bedoeling om zoveel mogelijk drama's te voorkomen, zoals die recent nog werden gesignaleerd, waarbij wanhopige moeders die hun zwangerschap niet willen toegeven, alleen bevallen en hun kind in levensgevaar, of al dood, achterlaten en dat in erbarmelijke hygiënische omstandigheden. Soms trekken deze moeders ook naar Frankrijk, waar anoniem bevallen mogelijk is.
Indien de moeder haar kind niet wil houden, bestaan er natuurlijk oplossingen zoals abortus. Bovendien bestaan er heel wat maatschappelijke organisaties die de betrokkene kunnen opvangen en advies of aangepaste hulp kunnen verlenen.
Dat neemt evenwel niet weg dat in bepaalde — gelukkig weinig talrijke — gevallen de moeder geen van die mogelijkheden heeft benut. Aangezien ze niet wil dat haar naam op de geboorteakte staat, bevalt ze alleen, kwetsbaar, met alle risico's van dien voor het kind en haarzelf.
Naast de gemeenschappelijke doelstelling bevatten alle voorstellen tevens de mogelijkheid, althans voor het kind, om zijn biologische moeder te zoeken. De afstamming kan uiteraard enkel worden opgezocht indien de identificatiedocumenten zijn bewaard. Deze gegevens moeten worden opgeslagen binnen een orgaan dat de geheimhouding van de identificeerbare gegevens uiteraard eerbiedigt, waarbij geheimhouding in bepaalde omstandigheden wel kan worden opgeheven.
Dit wetsvoorstel bundelt de genoemde voorstellen in één enkele tekst. Voor de details van de verantwoordingen en doelstellingen wordt verwezen naar de uitgebreide toelichting bij elk van deze voorstellen.
Artikel 2
Dit artikel neemt de mogelijkheid van de discrete bevalling in het Burgerlijk Wetboek op. Het geeft tevens aan welke gegevens de moeder verplicht of facultatief moet of mag meedelen.
Artikel 3
Dit artikel geeft de moeder een termijn van twee maanden om eventueel op haar verzoek om een discrete bevalling terug te komen. Indien ze bij haar standpunt blijft, wordt zij na afloop van deze termijn geacht in te stemmen met adoptie.
Artikel 4
Het artikel biedt de man die het vaderschap opeist de mogelijkheid om zich gerechtelijk te verzetten tegen het verzoek om een discrete bevalling.
Artikel 5
Dit artikel stelt de nadere regels vast inzake bewaring van de gegevens door de federale centrale autoriteit bedoeld in artikel 360-1 van het Burgerlijk Wetboek en de te volgen procedure in geval van een verzoek om de biologische moeder terug te vinden. Indien de moeder de geheimhouding van haar identiteit weigert op te heffen, wordt er een beroep gedaan op een bemiddelaar die de moeder zal uitleggen hoe belangrijk het voor het kind is om zijn afkomst te kennen.
Artikel 6
Dit artikel regelt, wat de erkenning betreft, het geval waarbij de moeder heeft geopteerd voor een discrete bevalling en hierop niet is teruggekomen binnen een termijn van twee maanden na de geboorte.
Artikel 9
Dit artikel bepaalt de nadere regels omtrent terugbetaling in geval van een discrete bevalling. Het is uiteraard de instelling waar de bevalling heeft plaatsgevonden die deze terugbetaling geniet, aangezien de identiteit van de moeder geheim is en blijft.
Philippe MONFILS. Nahima LANJRI. Guy SWENNEN. Patrik VANKRUNKELSVEN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 57 van het Burgerlijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1º de bepaling onder 2º wordt vervangen als volgt :
« 2º het jaar, de dag, de plaats van de geboorte, de naam, de voornamen en de woonplaats van de moeder, behalve indien zij bij de bevalling heeft gevraagd om haar opname en haar identiteit geheim te houden, en de naam en de voornamen van de vader, zo de afstamming langs vaderszijde vaststaat; »;
2º het artikel wordt aangevuld met de volgende leden :
« Indien de moeder heeft gevraagd om haar opname en haar identiteit geheim te houden, moet zij vóór de bevalling uitvoerig worden voorgelicht over de rechten, de bijstand en de voordelen die bij wet en decreet worden toegekend aan gezinnen en aan al dan niet alleenstaande moeders, alsook over de mogelijkheden van psychologische en sociale hulpverlening die wordt verstrekt door bij wet of decreet erkende instellingen en verenigingen.
Daarenboven wordt aan de moeder meegedeeld dat het kind het recht zal hebben zijn afstamming te achterhalen onder de voorwaarden opgesomd in artikel 62quater.
De moeder wordt erover ingelicht dat zij onder gesloten omslag een lijst met identificeerbare gegevens moet achterlaten.
Er wordt haar ook meegedeeld dat zij :
a) alle inlichtingen kan geven over haar gezondheid en over die van de vader, over de afstamming van het kind en de omstandigheden van zijn geboorte. Deze inlichtingen vormen de lijst met niet-identificeerbare gegevens;
b) te allen tijde kan afzien van de geheimhouding van haar identiteit en dat, wanneer zij dat niet doet, haar identiteit alleen mag worden meegedeeld onder de voorwaarden bepaald in artikel 62quater;
c) te allen tijde de inlichtingen die zij bij de geboorte heeft gegeven voor het opstellen van de lijst met niet-identificeerbare gegevens, kan aanvullen of intrekken.
De voornamen die aan het kind zijn gegeven en eventueel de vermelding van het feit dat de voornamen gegeven werden door de moeder, alsook het geslacht van het kind en de datum, de plaats en het uur van zijn geboorte worden vermeld in de lijst met niet-identificeerbare gegevens.
Voor de toepassing van dit artikel is elk onderzoek overbodig. ».
Art. 3
Artikel 57bis van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 31 maart 1987, wordt hersteld als volgt :
« Art. 57bis — Een vrouw heeft de mogelijkheid te kiezen voor de procedure van een discrete bevalling. Zij kan haar toestemming voor een discrete bevalling intrekken binnen twee maanden na de geboorte. ».
Art. 4
In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 57ter ingevoegd, luidende :
« Art. 57ter — De man die het vaderschap opeist en die vermoedens heeft over of kennis heeft van een zwangerschap bij zijn echtgenote of partner, maar geen afstammingsbanden kan vestigen ten opzichte van het kind vanwege de discrete bevalling, kan verzet aantekenen binnen twee maanden na de geboorte.
Het verzet wordt aangetekend bij verzoekschrift gericht aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, die zitting houdt zoals in kort geding.
Het verzoek wordt behandeld in raadkamer.
Indien het verzoek wordt ingewilligd, herleven de gewone afstammingsbanden tussen de vader en het kind. ».
Art. 5
In hetzelfde Wetboek, Boek I, Titel II, wordt een hoofdstuk IIbis, dat een artikel 62quater bevat, ingevoegd, luidende :
« Hoofdstuk IIbis : Discrete bevalling
Art. 62quater. — § 1. Teneinde te voldoen aan de aanvragen die haar worden voorgelegd, ontvangt de federale centrale autoriteit, bedoeld in artikel 360-1, van de bevoegde persoon bedoeld in artikel 56, de informatie die is ingewonnen naar aanleiding van elke discrete bevalling alsmede de gesloten omslag die de identificeerbare gegevens van de moeder bevat.
§ 2. De federale centrale autoriteit zorgt voor de bewaring en het beheer van de door het ziekenhuis bezorgde gegevens in verband met de herkomst van het kind waarover zij beschikt. Voor de kinderen geboren na een discrete bevalling wordt een register aangelegd met twee lijsten. De ene lijst bevat niet-identificeerbare gegevens en de andere lijst bevat de identificeerbare gegevens van de moeder.
§ 3. De federale centrale autoriteit garandeert onder de voorwaarden van deze wet de toegang van de personen bedoeld in § 5, 2º, tot deze informatie.
§ 4. De persoonlijke gegevens die de federale centrale autoriteit heeft verkregen, mogen niet mogen worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarvoor ze zijn verkregen.
§ 5. De federale centrale autoriteit heeft eveneens tot taak de toegang te bevorderen tot de persoonlijke afstammingsgegevens als bedoeld in artikel 57.
Daartoe ontvangt zij :
1º de aanvraag tot toegang tot de lijst van de niet-identificeerbare gegevens door de personen, bedoeld in de bepaling onder 2º van datzelfde artikel;
2º de aanvraag tot toegang tot de lijst van de identificeerbare gegevens van de moeder door het kind, die uitgaat :
— van het kind zelf indien het meerderjarig is;
— van zijn wettelijke vertegenwoordiger(s) of van het kind zelf met instemming van die vertegenwoordigers indien het kind minderjarig is;
— van zijn voogd indien het kind meerderjarig is doch onder voogdij staat;
3º de uitdrukkelijke verklaring van de moeder, waarin wordt afgezien van de geheimhouding van haar identiteit; deze verklaring kan te allen tijde worden ingetrokken.
4º het verzoek van de moeder waarin zij informeert of de persoon of personen, bedoeld in § 5, 2º, haar zoekt of zoeken.
§ 6. De federale centrale autoriteit deelt de persoon of personen vermeld in 5, 2º, die hierom verzoekt of verzoeken, de lijst met de niet-identificeerbare gegevens mee waarover ze beschikt overeenkomstig § 2.
§ 7. De aanvraag tot toegang tot de lijst met de identificeerbare gegevens van de moeder wordt schriftelijk ingediend bij de commissie; zij kan te allen tijde schriftelijk worden ingetrokken.
§ 8. Aan de moeder die een uitdrukkelijke verklaring heeft opgesteld waarin wordt afgezien van de geheimhouding van haar identiteit, wordt meegedeeld dat die verklaring enkel aan de persoon of personen, bedoeld in § 5, 2º, wordt meegedeeld indien die zelf een aanvraag tot toegang tot de lijst van de identificeerbare gegevens van de moeder indient of indienen.
§ 9. De federale centrale autoriteit informeert de moeder over de aanvraag tot toegang tot de lijst van haar identificeerbare gegevens die is ingediend door de persoon of personen, bedoeld in § 5, 2º.
Indien de voorwaarden bepaald in § 5, 3º, vervuld zijn, deelt de commissie de persoon of personen, vermeld in § 5, 2º, de identiteit van de moeder mee.
Indien de moeder zich verzet tegen de opheffing van de geheimhouding van haar identiteit, wijst de federale centrale autoriteit een bemiddelaar aan. Die neemt contact op met de biologische moeder om haar alle elementen van de situatie uit te leggen, zodat ze haar definitieve beslissing met kennis van zaken neemt.
De bemiddelaar is verplicht tot geheimhouding wat de identificeerbare gegevens van de moeder betreft.
Is de moeder overleden, dan wordt de aanvraag tot het achterhalen van haar identiteit onontvankelijk verklaard, tenzij de moeder voorafgaandelijk in een verklaring uitdrukkelijk heeft ingestemd met de opheffing van de geheimhouding van haar eigen identiteit. ».
Art. 6
Artikel 313, § 2, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :
« De erkenning is evenmin ontvankelijk indien de moeder heeft geopteerd voor de procedure van de discrete bevalling waarop zij niet is teruggekomen binnen twee maanden na de bevalling en zij niet heeft beslist om de geheimhouding van haar identiteit op te heffen binnen het kader van de voorwaarden in artikel 62quater. »
Art. 7
Artikel 314, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende zinsdeel :
« en indien de moeder bij de bevalling heeft gevraagd om haar opname en haar identiteit geheim te houden en zij niet heeft afgezien van de geheimhouding van haar identiteit onder de voorwaarden bepaald in artikel 62quater.
Art. 8
Artikel 348-4 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :
« Indien de naam van de moeder niet vermeld staat in de akte van geboorte wordt zij, twee maanden na de geboorte van het kind, geacht haar toestemming te hebben gegeven indien zij op dat moment het kind niet heeft erkend. ».
Art. 9
In artikel 25 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd :
« Indien de moeder binnen twee maanden na de geboorte het kind niet heeft erkend, worden de in artikel 34, 2º, bedoelde verstrekkingen vergoed aan de instelling die een discrete bevalling heeft uitgevoerd en blijft de identiteit van de moeder daarbij geheim. ».
8 december 2008.
Philippe MONFILS. Nahima LANJRI. Guy SWENNEN. Patrik VANKRUNKELSVEN. |