4-1108/1

4-1108/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

12 JANUARI 2009


Wetsvoorstel betreffende de opheffing van de leeftijdsgerelateerde degressie van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen

(Ingediend door de heer Philippe Mahoux c.s.)


TOELICHTING


In ons land bestaat een gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen (het GGMMI), dat geïndexeerd wordt en dat de benedengrens bepaalt van het loon voor een voltijdse werknemer die ouder is dan 21 jaar.

Werknemers van 16 tot 21 jaar genieten eveneens het GGMMI, maar het bedrag ervan vermindert met de leeftijd.

Het bedrag van het GGMMI verhoogt ook met de ervaring en is voor werknemers van 21 jaar en ouder vastgelegd door de collectieve overeenkomst nr. 43 van 2 mei 1988.

De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 50 van oktober 1991 bepaalt het GGMMI voor werknemers die jonger zijn dan 21 jaar.

Die overeenkomst is van toepassing op de werknemers onder de 21 jaar die normale voltijdse arbeidsprestaties verrichten krachtens een arbeidsovereenkomst alsmede op hun werkgevers, in de sectoren of activiteiten die onder geen paritair comité ressorteren of die ressorteren onder een niet-samengesteld paritair comité en in de sectoren waarvoor het paritair comité geen minima of lonen voor de werknemers onder de 21 jaar heeft vastgesteld.

Ze is niet van toepassing op de personen die tewerkgesteld zijn in een familiebedrijf waar gewoonlijk alleen bloedverwanten, aanverwanten of pleegkinderen arbeid verrichten onder het uitsluitende gezag van de vader, de moeder of de voogd.

Ze is evenmin van toepassing op werknemers die gewoonlijk zijn tewerkgesteld gedurende periodes die minder dan een kalendermaand bedragen.

De werknemers onder de 21 jaar waarop de overeenkomst van toepassing is, hebben recht op een gemiddeld minimum maandinkomen dat gelijk is aan de volgende percentages van het gewaarborgd inkomen, bepaald in de artikelen 3 en 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988 houdende wijziging en coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 21 van 15 mei 1975 en nr. 23 van 25 juli 1975 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen voor de werknemers die 21 jaar of ouder zijn, zoals gewijzigd en aangevuld door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 1989 en 1991 :

a) op 20 jaar : 94 %;

b) op 19 jaar : 88 %;

c) op 18 jaar : 82 %;

d) op 17 jaar : 76 %;

e) op 16 jaar en jonger : 70 %.

De doelstelling van dit wetsvoorstel is die degressie voor werknemers die jonger zijn dan 21 jaar op te heffen.

Op die manier zal het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen van een werknemer met een normale, voltijdse arbeidsovereenkomst, worden bepaald op basis van diens ervaring, ongeacht zijn leeftijd.

Met het wetsvoorstel stellen wij de vraag of het nog opgaat het GGMMI te bepalen aan de hand van de leeftijd van 21 jaar.

Onder punt 2.d, van het IPA 2007-2008 staat immers :

Daarnaast zullen de sociale partners, in het kader van hun ruimere discussie over de leeftijdsbarema's en het daar afgesproken tijdspad (cf. ankerpunt 1), onderzoeken of de leeftijdsgerelateerde jeugdlonen (CAO nr. 50) de toets van de Europese kaderrichtlijn 2000/78/EG (en meer bepaald art. 6.1) en de Belgische anti-discriminatiewetgeving doorstaan, waarbij rekening dient te worden gehouden met het belang ervan voor de opleidings- en tewerkstellingskansen van deze jongeren. In voorkomend geval zullen ze het systeem van de jeugdlonen in het kader van CAO nr. 50 herbekijken en uiterlijk begin 2009 afspraken maken over de stapsgewijze wegwerking van de bestaande leeftijdsbarema's binnen een dan af te spreken termijn.

Ook de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie gaat duidelijk uit van het beginsel dat discriminatie op grond van leeftijd verboden is.

Op dat beginsel bestaat weliswaar een uitzondering (art. 12), namelijk :

« Op het vlak van de arbeidsbetrekkingen (...), vormt een direct onderscheid op grond van leeftijd geen discriminatie wanneer het objectief en redelijk wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel, met inbegrip van legitieme doelstellingen van het beleid op het terrein van de werkgelegenheid, de arbeidsmarkt of elke ander vergelijkbaar legitiem doel, en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. »

De FOD Werkgelegenheid heeft een analyse gemaakt van de legitieme doelen die verschillende behandelingen op grond van leeftijd kunnen verantwoorden.

Er blijken heel wat mogelijke verantwoordingen te zijn. Een ervan is dat er moet worden gezorgd voor een gewaarborgd minimuminkomen of het bevorderen van de inschakeling in het arbeidsleven van risicogroepen.

Tevens weet men dat de CAO's 43 en 50 met het vastleggen van een GGMMI eenvormigheid wilden brengen in de sectoren en de arbeidsvoorwaarden wilden stroomlijnen.

Men mag echter niet vergeten dat toen, dat was in 1975, de meerderjarigheid op 21 jaar lag.

De wet van 19 januari 1990 bracht de meerderjarigheid op 18 jaar. Toch bleef de spilleeftijd voor het bepalen van het GGMMI 21 jaar.

Nu die twee « spilleeftijden » niet meer samenvallen en in de wetgeving elke vorm van discriminatie wordt bestreden, moeten we vaststellen dat de degressie in deze materie op geen enkele wijze meer kan worden verantwoord.

Elke werknemer moet aanspraak kunnen maken op het volledig gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen, ongeacht zijn leeftijd.

Het is zelfs denkbaar dat werknemers jonger dan 21 jaar de CAO's 43 en 50 op grond van dat beginsel voor de rechtbanken betwisten en de toekenning van het volledige GGMMI eisen.

Daarom wenst dit wetsvoorstel de leeftijdsgerelateerde degressie voor het bepalen van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen op te heffen.

Noot : Het op 1/10/2008 vastgelegde bedrag van het GGMMI bedraagt 1 387,49 euro voor een werknemer van 21 jaar of ouder.

Voor de volgende leeftijdscategorieën gelden andere bedragen :

— Werknemers die ten minste 21 en een half jaar oud zijn met 6 maanden anciënniteit : 1 424,31 euro.

— Werknemers die ten minste 22 jaar oud zijn met 12 maanden anciënniteit : 1 440,67 euro.

Philippe MAHOUX.
Sfia BOUARFA.
Christiane VIENNE.
Joëlle KAPOMPOLÉ.
Olga ZRIHEN.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Deze wet is van toepassing op werknemers die normale voltijdse arbeidsprestaties verrichten.

Personen die werkzaam zijn in een familiebedrijf en die werkzaam zijn gedurende periodes die minder dan een kalendermaand bedragen, zijn van toepassing ervan uitgesloten.

Voor deeltijdse werknemers wordt het bedrag van het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen proportioneel met hun arbeidstijd bepaald.

Art. 3

Voor de in artikel 2 bedoelde werknemers wordt een gemiddeld minimum maandinkomen gewaarborgd.

Het bedrag ervan komt overeen met hetgeen momenteel is vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988 voor werknemers die ten minste 21 jaar zijn.

Het bedrag varieert afhankelijk van de anciënniteit van de werknemer en er mag geen leeftijdsgerelateerde degressie op worden toegepast.

Art. 4

Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

3 december 2008.

Philippe MAHOUX.
Sfia BOUARFA.
Christiane VIENNE.
Joëlle KAPOMPOLÉ.
Olga ZRIHEN.