4-875/1 | 4-875/1 |
14 JULI 2008
1. Situering
« Gelet op hun juridische dubbele hoedanigheid van, enerzijds, vreemdeling (nieuwkomer) en, anderzijds, minderjarige, ontlenen de (niet-begeleide) buitenlandse minderjarigen immers hun rechtspositie aan twee rechtsdomeinen met een wezenlijk andere finaliteit : het migratie- en migrantenrecht en de rechtstak die we hier gemakshalve het jeugd(beschermings)recht noemen » (Bouckaert, S., Documentloze Vreemdelingen. Grondrechtenbescherming doorheen Belgische en internationale rechtspraak vanaf 1985, Maklu, Antwerpen-Apeldoorn, 2007, blz. 720-722). Dit citaat geeft haarfijn de gewrongen rechtspositie weer waarin buitenlandse minderjarigen, en a fortiori niet-begeleide buitenlandse minderjarigen zich bevinden. Als vreemdeling hebben ze niet noodzakelijk verblijfsrecht, als minderjarige hebben ze evenwel recht op bescherming.
In de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wordt geen onderscheid gemaakt tussen minderjarige en meerderjarige vreemdelingen. In artikel 5 van de Voogdijwet (1) is een « niet-begeleide minderjarige vreemdeling » (NBMV) wel gedefinieerd;
het is elke persoon :
— van minder dan achttien jaar oud;
— niet begeleid door een persoon die het ouderlijk gezag of de voogdij over hem uitoefent;
— die onderdaan is van een land dat geen lid is van de Europese Economische Ruimte;
— en verkeert in één van de volgende situaties :
• ofwel de erkenning van de hoedanigheid van vluchteling hebben gevraagd;
• ofwel niet voldoen aan de voorwaarden inzake toegang tot en verblijf op het grondgebied vastgesteld in de wetten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
In 2007 werden er 2 630 signalementen van NBMV genoteerd, wat overeenkwam met 1 750 personen (één persoon kan meerdere keren gesignaleerd worden). Bij deze cijfers moet de bedenking worden gemaakt dat het enkel gaat om de NBMV die aangetroffen werden of die zichzelf melden. Het geeft absoluut geen zicht op het reële aantal NBMV dat ons land binnenkomt of hier verblijft.
2. Niet-begeleide minderjarigen : een veelheid aan subgroepen
Binnen de groep van NBMV is er een grote verscheidenheid. We beroepen ons op een analyse van verschillende subgroepen van de hand van Margot Cloet (2) . Er zijn evenwel geen cijfers voorhanden om aan te geven hoe groot elke subgroep is. Niet elke NBMV is ook op te delen in één categorie.
Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen zijn niet noodzakelijk alleen vertrokken in hun land van origine. Sommigen deden dit samen met hun ouders, hun voogd of familie. In tijden van conflict gebeurt dit niet zelden impulsief en kan het dat familieleden elkaar onderweg verliezen (doordat ze bijvoorbeeld andere transportmiddelen moeten gebruiken of een plaats van afspraak niet halen). Ook kan het dat NBMV in het land van bestemming worden achtergelaten door hun ouders, wetende/denkende dat hun kind meer rechten en kansen zal hebben wanneer het alleenstaand is.
Daarnaast zijn er de minderjarigen die door hun ouders « uitverkoren » zijn om naar het land van bestemming te gaan, waarover een ideaalbeeld bestaat.
Een derde groep zijn slachtoffers van mensenhandel, die als dusdanig beschouwd worden door de overheid. Kinderen worden in Europa aangetrokken en ingezet om te bedelen, als huispersoneel, als werkkracht of in de prostitutie, .... Zolang zij in procedure zijn, genieten ze bescherming en kunnen ze erkend worden mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan (zelfde procedure als voor meerderjarigen).
Een vierde categorie zijn potentiële slachtoffers van mensenhandel, in die zin dat ze nooit erkend werden omdat ze geen klacht indienden (bijvoorbeeld omdat ze niet durfden). Ze kregen dus geen toegang tot de procedure.
Een vijfde niet onbelangrijke categorie betreft jongeren die alleen rondzwerven. Ze nemen regelmatig een andere identiteit aan en bewegen zich onder wisselende groepen land- of lotgenoten. De reguliere opvang krijgt op deze jongeren geen greep.
Een volgende groep betreft de NBMV op doortocht naar een ander land (in het bijzonder het Verenigd Koninkrijk), terwijl ze in België worden opgepakt.
Sommige minderjarigen zijn ook onderweg naar hun ouders, c.q. familie. Of anders gesteld, soms hebben ook de ouders het land van herkomst verlaten en bevinden ze zich in een ander land. Gezinshereniging is essentieel, maar vraagt vaak lange procedures. Ouders en kind moeten hun biologisch ouderschap bewijzen, meestal via een DNA-test. Wanneer de ouders in een precair verblijfsstatuut zitten, zal gezinshereniging vaak nog veel moeilijker blijken.
Tot slot zijn er nog de NBMV die rondtrekken in groep, met mensen van dezelfde gemeenschap. Ze leven vaak van informele economie. Het leeuwendeel van deze jongeren behoort tot de Roma-gemeenschap (die een zeer verscheiden groep vormt).
3. Wie is bevoegd voor het beleid ten aanzien van de NBMV ?
De thematiek van de niet-begeleide minderjarigen is deels een bevoegdheid van de gemeenschappen, deels van de federale overheid. Voor bepaalde aspecten van het beleid is het duidelijk welke overheid de verantwoordelijkheid draagt, andere elementen geven meer aanleiding tot onduidelijkheid.
De federale overheid is regelgever voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en de bepaling van de hoedanigheid van vluchteling. Dit alles valt onder de bevoegdheid van de minister van Migratie- en Asielbeleid. De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) staat de minister bij bij de uitvoering van het vreemdelingenbeleid.
Het personen- en familierecht valt eveneens onder de werkingssfeer van de federale overheid, inclusief afstamming, het gezag over minderjarigen en de voogdij. Dit behoort tot de bevoegdheid van de minister van Justitie. Zo ressorteert de Dienst Voogdij onder de genoemde minister.
Dit brengt ons bij de materiële opvang. Hier moeten we een onderscheid maken tussen de minderjarigen die asiel aanvragen en zij die dat niet doen.
Voor de materiële opvang van de niet-begeleide minderjarige kandidaat-vluchtelingen is — net als voor de de opvang van andere kandidaat-vluchtelingen — de federale overheid bevoegd : meer bepaald de minister van Maatschappelijke Integratie. Fedasil is het Federaal Agentschap voor de Opvang van asielzoekers (3) .
Eenvoudig gezegd staan de gemeenschappen (4) in principe in voor de opvang van niet-begeleide minderjarigen die geen asiel aanvragen. Dit valt onder de bevoegdheid van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Hier doet men meestal een beroep op de Bijzondere Jeugdbijstand (BJB). NBMV kunnen een beroep doen op de BJB als er sprake is van een « problematische opvoedingssituatie ». Indien er geen plaats is in de diensten van de bijzondere jeugdzorg kunnen NBMV–(niet-asielzoekers) ook tijdelijk in federale opvangcentra terecht.
4. De impact van internationale rechtsontwikkelingen op de bijzondere beschermingsmaatregelen in België
De voorbije jaren werd stilaan een specifiek beschermingssysteem voor niet-begeleide minderjarigen in ons land uitgebouwd. Volgende internationale rechtsontwikkelingen speelden daarbij een rol.
Kinderrechtenverdrag
Op 20 november 1989 werd in de schoot van de Verenigde Naties het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind goedgekeurd. België ratificeerde het verdrag twee jaar later (5) . Het verdrag schrijft voor dat een kind dat het leven in het gezin waartoe het behoort tijdelijk of blijvend moet missen, recht heeft op bijzondere bescherming en bijstand van staatswege. Deze zorg kan onder meer plaatsing in een pleeggezin omvatten, adoptie of, indien noodzakelijk, plaatsing in geschikte instellingen voor kinderzorg. Bij het overwegen van oplossingen moet volgens artikel 20 van het Verdrag op passende wijze rekening worden gehouden met de wenselijkheid van continuïteit in de opvoeding van het kind en met de etnische, godsdienstige en culturele achtergrond van het kind en met zijn of haar achtergrond wat betreft de taal.
Europese resolutie
Een resolutie van 1997 van de Raad van de Europese Unie handelt over « niet-begeleide minderjarigen die onderdanen zijn van derde landen » (6) . In deze — weliswaar niet-bindende — resolutie staan richtlijnen met betrekking tot opvang, verblijf en terugkeer van niet-begeleide minderjarigen derdelanders.
« Arrest Tabita »
De zaak « Mubilanzila Mayeka en Kaniki Mitunga versus België » voor het Europees Hof voor de rechten van de mens (7) zorgde voor felle reacties en veranderingen in de wetgeving.
5. De precaire situatie van de NBMV vraagt bijzondere beschermingsmaatregelen
5.1. Voogdij
Sinds 1 mei 2004 moet de Dienst Voogdij voorzien in de juridische bescherming van NBMV, zoals vastgelegd in de Voogdijwet. Elke overheid die in contact komt met een niet-begeleide minderjarige dient deze te melden bij de Dienst Voogdij. Er wordt door de Dienst een voogd aangewezen wanneer de minderjarige aan de definitie van NBMV beantwoordt. De voogd zal niet zelf voorzien in de opvang van de NBMV, maar dient daarvoor een beroep te doen op de bevoegde instanties en diensten. De opdracht van de voogd bestaat onder meer uit het vertegenwoordigen van de minderjarige bij alle rechtshandelingen (bijvoorbeeld met betrekking tot zijn verblijf), het zorgen dat de minderjarige onderwijs kan volgen, en het nemen van alle passende maatregelen om de familieleden op te sporen. Volgens cijfers van de FOD Justitie behandelde de dienst Voogdij in 2006 1 852 meldingen van NBMV. Op 31 december 2007 waren er 1 713 lopende voogdijen, 958 hiervan waren in 2007 toegewezen.
5.2. Verblijf
NBMV die ons land binnenkomen en hier een legaal verblijf nastreven, kunnen asiel aanvragen of een andere verblijfsprocedure opstarten. Ze kunnen er evenwel ook voor kiezen (wanneer men niet in aanmerking komt voor de voorwaarden uit de verblijfswet) om geen procedure op te starten. In dat geval kunnen ze een beroep doen op het « bijzonder beschermingsstatuut » dat voor hen in het leven is geroepen vanuit de overtuiging dat minderjarigen nood hebben aan extra bescherming. Ook uitgeprocedeerde NBMV kunnen zich beroepen op het bijzonder beschermingsstatuut.
5.2.1. NBMV–asielzoeker : alleenstaande minderjarige asielzoeker (AMA) — verblijfswet
NBMV die in België een asielaanvraag hebben ingediend, worden alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA's) genoemd. Ze kunnen zelf de asielaanvraag indienen, ook zonder voogd. Zolang de asielprocedure loopt, hebben ze verblijfsrecht in ons land. De gewone asielprocedure is van toepassing. Binnen de DVZ behandelt het Bureau Minderjarigen van de directie Toegang en Verblijf de aanvraag. In 2007 dienden in totaal 519 NBMV een asielaanvraag in België in.
5.2.2. NBMV–niet-asielzoeker — omzendbrief van 15 september 2005
Twee categorieën :
— Zij die zich niet kunnen beroepen op een procedure zoals voorzien in de Vreemdelingenwet;
— Zij die een procedure zoals bepaald in de Vreemdelingenwet hebben uitgeput.
Het Bijzonder beschermingsstatuut van de Dienst Vreemdelingenzaken is in het leven geroepen om het verblijf te regelen van NBMV die geen asiel aanvragen, of van NBMV die zich niet (meer) kunnen beroepen op de asielprocedure of een andere verblijfsprocedure. Het statuut is geregeld in de omzendbrief van 15 september 2005 betreffende het verblijf van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (Belgisch Staatsblad van 7 oktober 2005) (8) .
De bijzondere verblijfsprocedure van deze omzendbrief is voor deze groep NBMV de enige reglementaire basis om verblijfrecht te krijgen. Het is geen recht, er kan in individuele gevallen van afgeweken worden.
Enkel NBMV die door de Dienst Voogdij als dusdanig geïdentificeerd zijn en die niet (meer) in een andere verblijfsprocedure zitten, kunnen zich beroepen op het beschermingsstatuut. De aanvraag moet gebeuren door de voogd.
5.2.3. Slachtoffers mensenhandel
Niet-begeleide minderjarigen kunnen in België, net als volwassenen, een procedure « slachtoffer van mensenhandel » opstarten. Zolang de procedure bezig is, genieten ze bescherming. Een erkenning als slachtoffer en een daaraan gekoppelde verblijfsvergunning volgt indien volgende voorwaarden vervuld zijn.
5.3. Opvang
In een eerste fase gaan NBMV naar een (federaal) observatie- en oriëntatiecentrum (OOC). Er zijn twee OOC : één in Steenokkerzeel en één in Neder-over-Heembeek. Daar krijgen ze een voogd toegewezen en kunnen ze vijftien dagen blijven, eenmaal verlengbaar met 5 dagen mits bijzonder gemotiveerde omstandhigheden, waarbinnen de terugdrijvingsmaatregel door de dienst Grensinspectie van de DVZ dient uitgevoerd te worden. Dit gebeurt enkel indien de nodige garanties aanwezig zijn voor opvang vanwege de ouders of opvangvoorziening in het land van herkomst of een derde land. In de praktijk verblijven ze er wel langer, namelijk tussen de 1 en 2 maanden en dit door een gebrek aan vervolgopvang. Lukt dit niet, wordt de minderjarige gemachtigd het grondgebied te betreden en wordt aan de voogd een beslissing tot terugleiding betekend. Indien er twijfels bestaan omtrent de verklaarde leeftijd van de betrokkene, wordt hij of zij vastgehouden in een aan de grens gelegen plaats tot de Dienst Voogdij een beslissing over diens leeftijd aan de DVZ laat toekomen. Dit dient plaats te vinden binnen een termijn van 3 werkdagen, eenmaal verlengbaar. Indien de minderjarigheid wordt aangetoond, wordt gehandeld zoals hierboven beschreven. Indien de betrokkene meerderjarig blijkt te zijn, dan blijft hij vastgehouden met het oog op zijn terugdrijving.
Indien er twijfel bestaat over de leeftijd van jongeren die niet aan de grens, maar in het binnenland worden aangetroffen, dan gebeurt de leeftijdsbepaling in het OOC. Daar loopt de gemiddelde termijn echter op tot 33 dagen, hetgeen veel te lang is. Vaak verdwijnen deze « jongeren » dan ook voor men de leeftijd kon vaststellen.
Vanuit het OOC gaat men op zoek naar vervolgopvang. Minderjarige asielzoekers worden toegewezen aan een federale opvangvoorziening waar ze materiële hulp ontvangen. NBMV die geen asiel aanvragen kunnen een beroep doen op de Bijzondere Jeugdbijstand wanneer er sprake is van een « problematische opvoedingssituatie ». Ook slachtoffers van mensenhandel kunnen soms direct naar de Bijzondere Jeugdbijstand. Als de diensten van de bijzondere jeugdzorg NBMV niet kunnen opvangen, dan kunnen ook zij (eventueel in afwachting) terecht in een federale opvangvoorziening.
In een derde fase is het de bedoeling dat de minderjarigen doorstromen naar « duurzame opvang ». Deze opvang kan bij vrienden of familie zijn, maar ook binnen de (niet-categoriale) opvang van de bijzondere jeugdzorg (begeleidingstehuizen, begeleid zelfstandig wonen, enzovoort) of eventueel in federale centra. Om in de opvangvormen terecht te kunnen binnen de bijzondere jeugdzorg moeten de NBMV altijd eerst via de categoriale opvangvormen van de bijzondere jeugdzorg (met uitzondering van pleegzorg) hiernaar georiënteerd worden.
Heel wat NBMV verdwijnen terwijl ze opgevangen worden, het overgrote deel tijdens de eerste opvangfase. Het overgrote deel verdwijnt vanuit de twee observatie- en oriëntatiecentra in Neder-over-Heembeek en Steenokkerzeel. Er werden uit deze centra in 2007 619 verdwijningen van NBMV bij de politie gemeld. In totaal gaat het om 46,7 % nl. 619 op 1 325 jongeren die in 2007 werden opgevangen. De meesten verdwenen binnen de 48 uur na aankomst. Child Focus werd evenwel maar gecontacteerd voor 36 nieuwe dossiers van NBMV. Verklaring hier is dat de verdwijning vaak wordt beschouwd als een vrijwillig vertrek. Daarom is het noodzakelijk om goede informatie in te winnen over de betrokkenen bij aankomst. Er is immers meestal erg weinig informatie om een inschatting te maken over het feit of een verdwijning al dan niet « onrustwekkend » is.
5.4. Gezondheidszorg
Een belangrijk knelpunt is ondertussen (bijna) door de regelgeving ondervangen. Het betreft een aanpassing van de zogenaamde Gezondheidswet (9) . Het is nu enkel nog wachten op een omzendbrief.
Betreffende de verzekering van personen ten laste van de NBMV : volgens deze regelgeving hebben NBMV uit eigen hoofde recht op terugbetaling, maar het recht op terugbetaling voor personen ten laste werd uitgesloten. (Tenzij de NBMV valt onder een andere categorie (dan NBMV) rechthebbenden van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.) Dit betekent dat de NBMV die een kind hebben voor dit kind niet kunnen terugvallen op de verzekering. De kinderen van NBMV zijn immers zelf geen NBMV. Toch kan men bezwaarlijk stellen dat zij minder kwetsbaar zijn. Deze lacune in de wetgeving vraagt om een oplossing.
Nahima LANJRI. |
De Senaat,
A. Overwegende dat er een gebrek is aan concrete cijfers over het aantal NBMV die zonder ouder of voogd jaarlijks ons land binnenkomen;
B. Overwegende dat onderzoek (10) op het niveau van de luchthaven heeft aangetoond dat de huidige procedures en praktijken inzake alleenreizende minderjarigen misbruiken faciliteren en die jongeren het risico lopen ten prooi te vallen aan allerlei criminaliteitsvormen, waaronder mensenhandel en mensensmokkel;
C. Overwegende dat in het belang van de minderjarige al het nodige dient gedaan te worden opdat die wordt herenigd met zijn ouders of familie en rekening houdend met het feit dat sommige Europese landen weigeren om NBMV toe te laten op hun grondgebied om ze alzo te herenigen met hun ouders omdat deze niet over de vereiste verblijfsdocumenten beschikken;
D. Overwegende dat de opvang in een federale en gemeenschapsvoorziening sterk verschilt, zowel op het vlak van accommodatie als op het vlak van begeleiding, en de opvang nog teveel afhankelijk is van het verblijfsstatuut van de NBMV en dit terwijl de noden van de betrokkenen zouden moeten bepalen welke opvang het meest geschikt is;
E. Overwegende dat er een onrustwekkend aantal verdwijningen is genoteerd van de opgevangen NBMV (cf. supra punt 5.3 laatste lid);
F. Overwegende dat door de manier waarop in België invulling is gegeven aan de voogdijregeling er vandaag nog grote ongelijkheid bestaat in begeleiding, afhankelijk van de voogd die men krijgt toegewezen : tussen privé- en werknemersvoogden en tussen privévoogden onderling. De tijdsinvestering, de kennis en achtergrond verschilt sterk in het voor- of in het nadeel van de NBMV in kwestie. Bovendien ontbreekt een globaal werkingskader en is een veel betere taakverdeling nodig tussen de verschillende betrokken partners : de voogd, de diensten, de sociaal consulent, advocaat, ...;
G. Overwegende dat niet-begeleide minderjarigen die wel onderdaan zijn van een EER-land, volgens de huidige gehanteerde definitie (artikel 5 van de Voogdijwet) niet vallen onder de Voogdijwet en deze minderjarigen bijgevolg geen beroep kunnen doen op de specifieke bescherming die geldt voor NBMV en ze geen voogd toegewezen krijgen. Er is dus sprake van een feitelijke discriminatie. Ook andere instrumenten die specifiek in het leven zijn geroepen voor erkende NBMV, gelden niet voor hun Europese lotgenoten : de omzendbrief van 15 september 2005 betreffende het verblijf van NBMV en de regeling inzake terugbetaling van gezondheidszorg voor NBMV. Recentelijk is reeds een eerste stap genomen om deze problematiek te verhelpen. Er kwam op 2 augustus 2007 een omzendbrief (11) « betreffende niet-begeleide Europese minderjarigen in kwetsbare toestand » die de tijdelijke plaatsing van deze niet-begeleide minderjarigen onder hoede beoogt. Dit wordt georganiseerd door de Dienst SEMK, Dienst Signalement van niet-begeleide Europese minderjarigen. Er wordt geen voogd toegewezen, maar de minderjarigen worden doorverwezen naar een observatie- en oriëntatiecentrum of de bijzondere jeugdzorg. Dit is evenwel slechts een gedeeltelijke oplossing. In een tweede fase zou ook een voogd moeten worden toegewezen. Bescherming van deze minderjarigen is nodig aangezien het veelal de nieuwtoegetreden landen bij de EER zijn die tevens de herkomstlanden zijn van NBMV die slachtoffers zijn van mensenhandel en/of smokkel;
H. Overwegende dat het verblijfsstatuut van de NBMV niet geregeld is in een wet maar in een omzendbrief;
I. Overwegende dat een NBMV–niet-asielzoeker na verloop van zes maanden een voorlopige verblijfstitel kan krijgen (Bewijs van inschrijving in het Vreemdelingenregister (BIVR) voor tijdelijk verblijf) maar dit enkel kan op voorlegging van een nationaal paspoort en dat van deze vereiste slechts uitzonderlijk afgeweken wordt en dat vele NBMV evenwel niet in het bezit zijn van identiteitsdocumenten en het voor sommigen quasi onmogelijk is om er aan te geraken;
J. Overwegende dat enerzijds NMBV sinds 1 januari 2008 een eigen recht op verzekerbaarheid hebben inzake gezondheidzorg (afhankelijk van een aantal voorwaarden); dat vandaag dit recht ingeschreven is in de wet, en ook het uitvoerings-koninklijk besluit is afgekondigd en de budgettaire middelen uitgetrokken zijn, maar er evenwel nog een omzendbrief ontbreekt van de Dienst administratieve controle van het RIZIV in verband met de bewijzen die de NBMV moeten voorleggen aan het ziekenfonds voor inschrijving; en er anderzijds een lacune is in de wet betreffende de verzekering van personen ten laste van de NBMV, met name voor die gevallen waar de NBMV zelf een kind heeft;
Vraagt de federale regering :
1. Een centrale databank te creëren, wat een noodzakelijke eerste stap is om een coherent beleid afgestemd op de doelgroep uit te stippelen. Er is nood aan een systematische registratie van de NBMV met vingerafdrukken voor jongeren vanaf 14 jaar en aan een centrale databank waar de gegevens worden bijgehouden en raadpleegbaar zijn voor de betrokken diensten; dit evenwel met respect voor de privacy van de betrokkenen en op voorwaarde dat de gegevens geen ander doel kunnen dienen dan het opvolgen van de NBMV en met dien verstande dat de gegevens niet toegankelijk zijn voor diensten die instaan voor de verwijdering van NBMV van het Belgisch grondgebied. Een centrale databank kan maar tot stand komen indien de NBMV daadwerkelijk worden gesignaleerd. In dit kader is het van belang alle betrokken instanties te sensibiliseren zodat elke NBMV als dusdanig wordt (h)erkend. Een uniforme definitie van een NBMV voor alle diensten dringt zich op. Ook dient de termijn waarbinnen de leeftijdsbepaling dient te gebeuren beperkt te worden tot maximaal 3 dagen;
2. Werk te maken van de concrete aanbevelingen in bijlage van het onderzoek van de federale politie en Child Focus (12) teneinde de NBMV beter te beschermen meer bepaald door beter zicht te krijgen op wie minderjarig is en alleen reist, de signalen te herkennen van mogelijk (risico op) slachtofferschap van mensenhandel, en de NBMV naar de juiste opvang te verwijzen;
3. Alle mogelijke maatregelen te nemen om kinderen met hun ouders te herenigen en bovendien in Europees verband de nog bestaande hindernissen weg te werken, zodat NBMV met hun ouders kunnen herenigd worden indien die zich in een ander Europees land bevinden en dit in het land waar de ouders zich bevinden, ongeacht het verblijfsstatuut van die ouders;
4. Werk te maken van een onafhankelijke multidiciplinaire dispatching met experts van Fedasil en de gemeenschappen om de NBMV te verwijzen naar de juiste opvang op basis van hun noden en niet op basis van hun statuut en hiervoor samenwerkingsakkoorden af te sluiten met de gemeenschappen. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan een aangepaste opvang voor kinderen onder de twaalf jaar. De Programmawet van 22 december 2003 voorziet in een uitbreiding van de opdrachten van Fedasil, het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers (artikel 495). Fedasil wordt bevoegd voor de coördinatie van de verschillende manieren van opvang van NBMV. Hiertoe moet een koninklijk besluit de modaliteiten regelen. Eerst moet een samenwerkingsakkoord worden afgesloten tussen de federale overheid en de gemeenschappen om de organisatie, de financiering en de begeleiding te regelen;
5. Enerzijds werk te maken van een goede informatiedoorstroming en samenwerking tussen de verschillende instanties (onder andere de Dienst Voogdij, opvangcentra en Child Focus), dat moet leiden tot een duidelijke en eenvormige procedure bij verdwijningen, en anderzijds in een veilige vorm van opvang te voorzien om te verhinderen dat een kind (verder) wordt blootgesteld aan risico's op mensenhandel, mensensmokkel of andere vormen van misbruik of uitbuiting. Dit geldt in het bijzonder voor centra die instaan voor de eerste opvang van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Tijdens de opvang in de eerste fase in de OOC moet er een pedagogisch klimaat worden gecreëerd dat toelaat de minderjarige van nabij op te volgen. Hiertoe is het onder meer noodzakelijk een voldoende uitgebreid en opgeleid personeelskader te hebben, te werken in kleine leefgroepen, de infrastructuur aan de eisen van een voldoende beveiligde opvang aan te passen, enz. De nodige middelen en personeel dienen hiertoe ter beschikking te worden gesteld;
6. Een globaal werkingskader te creëren voor de voogden (wat betreft opleiding, deontologische code, supervisie en evaluatie door de Dienst Voogdij, enzovoort) en ook te zorgen voor een een betere taakverdeling tussen de verschillende betrokken partners (de voogd, de diensten, de consulent van het Comité van de Bijzondere Jeugdzorg, de advocaat) dat moet zorgen voor professionalisering. Voorts kan onderzoek gedaan worden naar de wenselijkheid van het oprichten van een multidisciplinair team waarin dossiers van NBMV aan bod kunnen komen. Voogden zijn immers actief in verschillende domeinen die telkens een andere expertise vereisen. Ook kan via het team overleg gepleegd worden om te zoeken naar de beste duurzame oplossing voor de NBMV.
7. Een tijdelijke verruiming van de definitie op te nemen in de Voogdijwet, zodat ook niet-begeleide Europese minderjarigen specifieke bescherming genieten, een apart statuut krijgen dat aanleunt bij dat van Belgische minderjarigen en een voogd toegewezen krijgen. Hiertoe kan werk gemaakt worden van het wetsvoorstel nr. 4- 578/1 (13) .
8. Het beschermingsstatuut te verankeren in de Verblijfswet. Een wettelijke verankering van het beschermingsstatuut zal voor meer juridische zekerheid voor de NBMV zorgen. Door het statuut in de wet zou Dienst Vreemdelingenzaken telkens verplicht omstandig dienen te motiveren waarom een bijlage 38 werd afgeleverd. Aan dit punt kan uitvoering worden gegeven door wetsvoorstel nr. 4-695/1 (14) ;
9. Een versoepeling te onderzoeken van de administratieve formaliteit om een nationaal paspoort te kunnen voorleggen voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning;
10. Werk te maken van een omzendbrief van de Dienst administratieve controle van het RIZIV in verband met de bewijzen die de NBMV moet voorleggen aan het ziekenfonds voor inschrijving en de lacune in de wet weg te werken betreffende de verzekering van personen ten laste van de NBMV.
30 april 2008.
Nahima LANJRI Berni COLLAS Nele LIJNEN Philippe MOUREAUX Geert LAMBERT Isabelle DURANT Freya PIRYNS Dirk CLAES Sabine de BETHUNE. |
Bijlage 1 :
Uit : Fedasil, jaarverslag 2007, pagina 45
Bijlage 2 :
AANBEVELINGEN IN HET KADER VAN DE PROBLEMATIEK VAN « ALLEENREIZENDE MINDERJARIGEN » (1) — RECOMMANDATIONS DANS LE CADRE DE LA PROBLÉMATIQUE DES « MINEURS VOYAGEANT SEULS » (1) | |||
AANBEVELING — RECOMMANDATION | Termijn (2) — Délai (2) | Niveau (3) | |
I. | ALGEMEEN — GÉNÉRALITÉS | ||
1.1 | De problematiek van alleenreizende minderjarigen dient in kaart gebracht te worden, waarbij een gedetailleerde risk assessment wordt geïnitieerd en als uitgangspunt voor de werkzaamheden van de « Task Force » gehanteerd. — Il convient de dresser le tableau de la problématique des mineurs voyageant seuls, tout en développant une analyse de risque détaillée, qui servira de base aux travaux de la « Task Force ». | KT — CT | B |
1.2 | De taken en bevoegdheden van alle actoren betrokken bij de problematiek van alleenreizende minderjarigen dienen op elkaar afgestemd te worden. Hiertoe dienen samenwerkingsprotocollen en een geïntegreerd en gefaseerd actieplan te worden opgesteld. Dit alles dient geïnitieerd, opgevolgd en geëvalueerd te worden door de « Task Force ». — Il y a lieu de mettre en concordance les tâches et compétences de tous les acteurs impliqués dans la problématique des mineurs voyageant seuls. Pour ce faire, des protocoles de collaboration et un plan d'action intégré et échelonné en plusieurs phases doivent être établis. La « Task Force » doit se charger du lancement, du suivi et de l'évaluation de l'ensemble des opérations. | MT | B/EU |
1.3 | Er dient te worden nagegaan of de betrokken actoren over voldoende capaciteit en mogelijkheden beschikken om het gegeven van alleenreizende minderjarigen adequaat aan te pakken. — Il convient de vérifier que les acteurs impliqués disposent d'une capacité et de ressources suffisantes pour aborder correctement la problématique des mineurs voyageant seuls. | MT | B |
1.4 | Er dient een informatiegestuurd rechercheplan uitgewerkt en geïmplementeerd te worden voor de detectie, identificatie en het onderzoek naar alleenreizende minderjarigen als potentiële slachtoffers van mensenhandel/-smokkel. — Il convient d'élaborer et de mettre en œuvre une enquête criminelle guidée par l'information pour la détection, l'identification et la recherche de mineurs voyageant seuls en tant que victimes potentielles de traite ou de trafic des êtres humains. | MT | B |
II. | VOOR EN TIJDENS HET REISTRAJECT van de ALLEENREIZENDE MINDERJARIGE — AVANT ET PENDANT LE VOYAGE du MINEUR VOYAGEANT SEUL | ||
2.1 | In het reisdossier moet de leeftijd van reizigers vermeld worden zodat een minderjarige als zodanig kan geïdentificeerd worden (4). — Le dossier de voyage doit indiquer l'âge des voyageurs afin qu'un mineur puisse être identifié en tant que tel (4). | KT — CT | B |
2.2 | Passagiersinformatie (PNR-gegevens) moet toegankelijk gemaakt worden om a priori een risk assessment te kunnen uitvoeren en zowel tactisch als operationeel risicoprofielen te detecteren (5). — Les informations sur les passagers (données PNR) doivent être rendues accessibles pour pouvoir effectuer a priori une analyse de risque et détecter les profils à risques, au niveau tant tactique qu'opérationnel(5). | MT | B/EU/ INT |
2.3 | Minderjarigen dienen over eigen reisdocumenten te beschikken. — Les mineurs doivent disposer de leurs propres documents de voyage. | KT/MT — CT/MT | B/EU/ INT |
2.4 | Een schriftelijke ouderlijke toestemming dat een kind alleen mag reizen (ev. met vermelding van begeleider) moet verplicht worden. — Une autorisation parentale écrite stipulant qu'un enfant est autorisé à voyager seul (et mentionnant éventuellement le nom de son accompagnateur) doit être rendue obligatoire. | KT/MT — CT/MT | B/EU/ INT |
2.5 | Er dient een richtlijn te worden ontwikkeld om gebruik/misbruik van authentieke maar op frauduleuze wijze verworven documenten te voorkomen, met participatie van alle betrokken overheden en diensten. — Il convient d'élaborer une directive pour prévenir le problème de l'utilisation ou de l'abus de documents authentiques mais acquis frauduleusement, avec la participation de toutes les autorités et services concernés. | KT — CT | B |
2.6 | De leeftijd voor het verplicht reizen als « Unaccompanied Minor » (met hierbij horende begeleiding) dient te worden opgetrokken tot 14 jaar. — L'âge pour voyager obligatoirement en tant que « mineur non accompagné » (avec l'accompagnement obligatoire) doit être porté à 14 ans. | MT | B/EU/ INT |
2.7 | Een uniformisering van documenten en van procedures voor « Unaccompanied Minors » is aangewezen. — Il convient d'uniformiser les documents et procédures concernant les mineurs non accompagnés. | MT | EU — INT |
2.8 | De interne procedures van de luchtvaartmaatschappijen zoals vastgelegd in de IATA-normen moeten afdwingbaar gemaakt worden op internationaal niveau. — Le respect des procédures internes des compagnies aériennes, telles que fixées par les normes IATA, doit être rendu contraignant au niveau international. | MT | EU — INT |
2.9 | De standaarden voor goede praktijken van IATA dienen geharmoniseerd te worden. — Il convient d'harmoniser les normes pour de bonnes pratiques de l'IATA. | MT | EU — INT |
2.10 | Een duidelijke, eenvormige en schriftelijk vastgelegde procedure van het traject dat de alleenreizende minderjarige doorloopt moet op punt worden gesteld en moet verplichtend opgelegd worden aan alle betrokken diensten. — Une procédure claire, univoque et fixée par écrit du trajet effectué par le mineur voyageant seul doit être mise au point et imposée obligatoirement à tous les services concernés. | KT — CT | B |
2.11 | Bijkomende vraagstelling door de bevoegde actoren is aangewezen over onder andere de afhaler, het reismotief, het verblijfsadres en de bestemming van Unaccompanied Minors. — Il est souhaitable que les acteurs compétents posent des questions supplémentaires à propos de la personne qui vient chercher le mineur non accompagné, du motif du voyage, de l'adresse de séjour, de la destination, etc. | KT — CT | B |
III. | NA AFLOOP HET REISTRAJECT van de ALLEENREIZENDE MINDERJARIGE — À L'ISSUE DU VOYAGE du MINEUR VOYAGEANT SEUL | ||
3.1 | Alle alleenreizende minderjarigen dienen in België op uniforme wijze te worden geregistreerd. — Tous les mineurs voyageant seuls doivent être enregistrés en Belgique de façon uniforme. | KT — CT | B |
3.2 | Er dienen richtlijnen te worden uitgevaardigd zodat betrokken actoren bij aantreffen van een alleenreizende minderjarige bijkomende vragen stellen (onder andere over afhaler, reismotief, verblijfsadres, bestemming, ...) om mogelijke risico's voldoende te kunnen inschatten. — Il convient d'élaborer des directives afin que lors de l'interception d'un mineur voyageant seul, les acteurs concernés posent des questions supplémentaires (notamment à propos de la personne qui vient chercher le mineur, du motif du voyage, de l'adresse de séjour, de la destination, etc.) leur permettant de procéder à une évaluation suffisante des risques éventuels. | KT — CT | B |
3.3 | Er is nood aan een efficiënte, snelle opvolging door de lokale overheden om potentiële gevallen mensenhandel en -smokkel van nabij op te volgen. — Un suivi efficient et rapide de la part des autorités locales est nécessaire en vue de suivre de près les cas potentiels de traite et trafic des êtres humains. | KT — CT | B |
3.4 | Verhoren van kinderen moeten gebeuren door een hiertoe opgeleide verhoorder, in aanwezigheid van een tolk die de moedertaal van de minderjarige spreekt en een vertrouwenspersoon, i.e. de voogd indien mogelijk. — Les enfants doivent être entendus par une personne spécialement formée, en présence d'un interprète parlant la langue maternelle du mineur et d'une personne de confiance, si possible le tuteur. | KT — CT | B |
3.5 | Een veilige vorm van opvang moet verhinderen dat een kind (verder) blootgesteld wordt aan risico's op mensenhandel, mensensmokkel of andere vormen van misbruik of uitbuiting (cf. de opvang zoals nu georganiseerd door Juna VZW, Minor-Ndako en Esperanto). Dit geldt in het bijzonder voor de centra die instaan voor de eerste opvang van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. — Une forme sécurisée d'accueil doit permettre d'éviter qu'un enfant soit (ou continue à être) exposé à des risques de traite et de trafic des êtres humains ou à d'autres formes d'abus ou d'exploitation (cf. l'accueil tel qu'il est organisé actuellement par l'ASBL Juna, Minor N'dako et Esperanto). Cela vaut en particulier pour les centres qui ont pour mission l'accueil en première ligne des mineurs étrangers non accompagnés. | KT — CT | B |
IV. | INFORMATIE, SENSIBILISERING & VORMING — INFORMATION, SENSIBILISATION & FORMATION | ||
4.1 | Op maat gesneden informatie, sensiblisering en vorming is noodzakelijk voor alle betrokken actoren, zoals luchthavenactoren, migratieoverheden, lokale overheden, politiediensten, dienst voogdij, voogden, opvangvoorzieningen, .... Belangrijke thema's zijn onder meer : herkennen van signalen van mogelijk (risico op) slachtofferschap van mensenhandel, doorverwijskanalen, gespecialiseerd kinderverhoor, psychische impact van mensenhandel/-smokkel, ... — Une information, une sensibilisation et une formation sur mesure sont indispensables pour tous les acteurs concernés, tels que les acteurs de l'aéroport, les autorités migratoires, les autorités locales, les services de police, le service des Tutelles, les tuteurs, les milieux d'accueil, etc. Les thèmes importants sont notamment les suivants : la reconnaissance des signaux (d'un risque) d'une victimisation potentielle de trafic des êtres humains, les canaux d'orientation, la spécialisation dans l'audition d'enfants, les conséquences psychologiques du trafic ou de la traite des êtres humains, etc. | KT — CT | B |
4.2 | Informatiecampagnes volgend op de verschillende initiatieven genomen op regelgevend vlak dienen de betrokken actoren en het grote publiek voldoende te informeren en te sensibiliseren. — Des campagnes d'information organisées à la suite des diverses initiatives prises au plan réglementaire devront permettre d'informer et de sensibiliser correctement les acteurs concernés et le grand public. | MT | B |
V. | ONDERZOEK — ÉTUDE | ||
5.1 | Er is nood aan verder onderzoek naar de problematiek van alleenreizende minderjarigen zowel in België als op Europees en internationaal vlak. — Il est nécessaire de réaliser une étude approfondie de la problématique des mineurs voyageant seuls, tant au niveau de la Belgique qu'au niveau de l'Europe et de la communauté internationale. | KT — CT | B — EU |
(1) Voor een volledig overzicht van alle aanbevelingen die in het kader van deze studie werden gemaakt verwijzen we naar het volledige onderzoeksrapport dat terug te vinden is op de website www.childfocus.be : Lippens, V. (2007). De luchthaven, een veilige plek voor alleenreizende minderjarigen ? Verkennend onderzoek naar het risico op slachtofferschap van misbruik op Brussels Airport. Brussel : Child Focus.
(2) De kolom « termijn » geeft een indicatie van de termijn waarop een bepaalde aanbeveling kan worden uitgevoerd; KT = korte termijn (< 6 maanden), MT = middellange termijn (6 — 12 maanden).
(3) De kolom « niveau » geeft een aanduiding van het beleidsniveau waarop een aanbeveling dient te worden geïmplementeerd; B = België, EU = Europese Unie (inclusief België), INT = internationaal (wereldschaal).
(4) Uitvoering van de « Spaanse Directive » 2004-82-EG van 29.04 2004 (K.B. 11.12 2006 betreffende de verplichting van luchtvervoerders om passagiersgegevens door te geven.
(5) Cf. « Proposal for a Council Framework Decision on the Use of Passenger Name Record (PNR) for Law Enforcement Purposes.
(1) Onder « Voogdijwet » wordt verstaan : titel XIII van het hoofdstuk 6 « voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen » van de Programmawet van 24 december 2002, gewijzigd bij de programmawetten van 22 december 2003 en 27 december 2004.
(2) Cloet, M. (2007) « Voldongen feit ? Opvang en begeleiding van buitenlandse niet-begeleide minderjarigen », Garant, blz. 36-45.
(3) Wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen : De materiële hulp : de hulp die verleend wordt door het Agentschap [Fedasil] of de partner binnen een opvangstructuur en die met name bestaat uit huisvesting, voedsel, kleding, medische, maatschappelijke en psychologische begeleiding en de toekenning van een dagvergoeding. Zij omvat eveneens de toegang tot juridische bijstand, de toegang tot diensten als tolkdiensten of opleidingen, evenals de toegang tot een programma voor vrijwillige terugkeer.
(4) Artikel 5 § 1, II, 2o, 3o en 6o, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 op de hervorming van de instellingen stelt dat gemeenschappen wat bijstand betreft bevoegd zijn voor volgende persoonsgebonden aangelegenheden bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet : ... 2o Het beleid betreffende het maatschappelijk welzijn met inbegrip van organieke regels betreffende openbare centra voor maatschappelijk welzijn met uitzondering van (...); 3o Het beleid inzake onthaal en integratie van inwijkelingen. 6o De jeugdbescherming, met inbegrip van de sociale bescherming en de gerechtelijke bescherming met uitzondering van : a) de burgerrechtelijke regels met betrekking tot het statuut van de minderjarigen en van de familie, zoals die vastgesteld zijn door het Burgerlijk Wetboek en de wetten tot aanvulling ervan (...)
(5) België ratificeerde het verdrag op 16 december 1991.(Belgisch Staatsblad van 17 januari 1992).
(6) Council Resolution 97/C 221/03.
(7) European Court of Human Rights, Case of Mubilanzila Mayeka and Kaniki Mitunga versus Belgium, Chamber Judgement, Application no. 13178/03, Strasbourg, 12 oktober 2006.
(8) Voordien bestond dit reeds in de dienstnota B.44 van 1 maart 2002.
(9) Wet van 13 december 2006 houdende diverse bepalingen betreffende gezondheidszorg (Belgisch Staatsblad van 22 december 2006) : artikel 120 voegt aan artikel 32 van de Ziekte- en Invaliditeitswet een punt 22o toe. Het koninklijk besluit van 3 augustus 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996.
(10) Lippens, V. (Child Focus, Koning Boudewijnstichting, Federale Gerechtelijke Politie), (2007). « De luchthaven, een veilige plek voor alleenreizende minderjarigen ? », Impressor, blz. 244.
(11) 2 augustus 2007, Omzendbrief betreffende niet-begeleide Europese minderjarigen in kwetsbare toestand, Belgisch Staatsblad 17 september 2007.
(12) Lippens, V. Idem.
(13) Lanjri N., Stuk Senaat nr. 4-578/1, 2007/2008, Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 479 van de Programmawet (I) van 24 december 2002 met betrekking tot de voogdij over niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, 22 februari 2008.
(14) Lanjri N., Stuk Senaat, nr. 4-694/1, 2007/2008, Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen met het oog op de toekenning van een tijdelijke machtiging tot verblijf aan de niet-begeleide minderjarige vreemdeling, 14 april 2008.