4-739/3 | 4-739/3 |
21 MEI 2008
I. INLEIDING
Voorliggend wetsontwerp werd op 20 maart 2008 in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend als een wetsontwerp van de regering (stuk Kamer, nr. 52-1012/1).
Dit ontwerp werd er op 8 mei 2008 aangenomen door de plenaire vergadering met 99 tegen 16 stemmen bij 30 onthoudingen en op 9 mei 2008 overgezonden aan de Senaat.
Met toepassing van artikel 27.1, tweede lid, van het Reglement van de Senaat, heeft de commissie de bespreking van dit wetsontwerp aangevat vóór de eindstemming in de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De commissie heeft de onderdelen van dit wetsontwerp die naar haar werden verwezen besproken tijdens haar vergaderingen van 30 april, 7 en 21 mei 2008.
II. INLEIDENDE UITEENZETTINGEN EN ALGEMENE BESPREKING
II.1. Titel 2. Financiën
Inleidende uiteenzetting door de Vice-Eerste minister en minister van Financiën en van Institutionele Hervormingen
De minister van Financiën verklaart dat voorliggende bepalingen vooral een aantal bekrachtigingen of omzettingen van richtlijnen inhouden. Hij verwijst vervolgens naar de toelichting die hij in de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft gegeven (stuk Kamer, nr. 52-1012/010, blzn. 3 en 4).
Mevrouw Schelfhout vraagt naar het standpunt van de regering over een eventuele uitbreiding van de MIFID-regels tot de verzekeringssector alhoewel er in de richtlijn zelf, volgens het CBFA en Assuralia hier geen juridische grondslag voor aanwezig is.
De minister antwoordt dat de huidige tekst zich beperkt tot het navolgen van het advies van de Europese Commissie. De minister geeft echter aan dat hij bereid is om de vraag te onderzoeken.
II.2. Titel 6. Economie en Zelfstandigen
Inleidende uiteenzetting door de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid
Met betrekking tot hoofdstuk 2 (Orde van architecten) verwijst de minister naar de toelichting die zij in de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft gegeven (stuk Kamer, nr. 52-1012/011, blzn. 3 tot 6).
II.3. Titel 6. Hoofdstukken 1, 3 en 4
Inleidende uiteenzetting door de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen
Hoofdstuk 1 gaat over technische aanpassingen van de wetgeving inzake het auteursrecht en de naburige rechten. Hoofdstuk 3 heeft betrekking op de bekrachtiging van de koninklijke besluiten over de positie van bedrijfsrevisoren. Ten slotte gaat hoofdstuk 4 over het terugbrengen van de bewaartermijn van tien tot zeven jaar.
De wet van 30 juni 1994 betreffende auteursrecht en de naburige rechten voorziet onder meer in een regeling voor de thuiskopie. Voor thuiskopies moet een vergoeding worden betaald. Er worden evenwel een aantal uitzonderingen voorzien. Voor die uitzonderingen gebeurt er een terugbetaling. Die terugbetaling wordt beperkt tot dragers bestemd voor bewaring en gebruik ter plaatse. Er is een technische fout geslopen in artikel 57, tweede lid. In de huidige formulering slaat dit lid op alle categorieën van het eerste lid, terwijl uit de bespreking duidelijk is gebleken dat zulks niet de bedoeling was. Het moest enkel gaan om de bepaling in het eerste lid, 3º.
Het gevolg van die technische fout is dat Auvibel sinds 2005 geen terugbetalingen meer doet van die rechten aan onder meer de blinden, de slechtzienden, de doven en de slechthorenden, noch aan de erkende instellingen die voor hen werken. Om die sociale vrijstelling in ere te herstellen, wordt hier voorgesteld om de beperking meteen in te schrijven in het eerste lid, 3º.
In artikel 79bis, § 1, eerste lid, van dezelfde wet, wordt niet alleen verwezen naar artikel 80 maar ook naar artikel 82. In laatstgenoemd artikel is evenwel geen sprake van een misdrijf waardoor de verwijzing naar artikel 82 overbodig is. Bovendien moet daar ook de lijst met de uitzonderingen opgenomen in artikel 22 worden aangevuld.
Ten slotte moet in artikel 81 van dezelfde wet niet alleen verwezen worden naar artikel 80, maar eveneens naar de artikelen 79bis, § 1, en 79ter om alles in overeenstemming te brengen met de richtlijn 2001/29/EG.
De minister onderstreept dat deze aanpassingen dringend zijn. De omzetting van de richtlijn via de wet van 22 mei 2005 gebeurde immers op zich al te laat. Hij voegt hieraan toe dat de hier voorgestelde wijzigingen een unaniem advies door de Raad voor de Intellectuele Eigendom, sectie naburige rechten en auteursrechten, genoten.
Hoofdstuk 3 strekt ertoe een reeks koninklijke besluiten te bekrachtigen tot uitvoering van artikel 102 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen, zo niet zijn die besluiten niet meer van kracht vanaf 1 augustus 2008.
Deze koninklijke besluiten zijn belangrijk omdat ze de nieuwe regels opleggen met betrekking tot de revisoren. Na het Enron-schandaal is er in de VS de Sarbanes-Oxleywet voor meer transparantie bij ondernemingen gekomen. De EU heeft een iets minder strenge richtlijn uitgevaardigd. Die is via voornoemde koninklijke besluiten in het Belgisch recht omgezet. Ze hebben onder andere betrekking op revisoren en handelen over nieuwe regels van onafhankelijkheid, een nieuwe organisatie van de tuchtprocedure bij het IBR, enz. Het betreft hier dus geen inhoudelijke wijzigingen. Alleen wordt bekrachtigd wat reeds eerder in voege is gesteld.
Het hoofdstuk 4 ten slotte betreft een aanpassing van de boekhoudwet. In de vorige legislatuur werd de bewaartermijn van boekhoudstukken voor BTW-doeleinden teruggebracht van tien naar zeven jaar. De boekhoudwet werd toen evenwel niet aangepast waardoor een discrepantie was ontstaan tussen de bewaartermijnen in beide wetgevingen. Vandaar heeft de huidige regering beslist om ook voor de boekhoudwet die termijn terug te brengen van tien naar zeven jaar. Daarover heeft de CBN een unaniem positief advies uitgebracht. Uiteraard betekent dat een besparing voor alle ondernemingen.
II.4. Titel 9. Energie
Inleidende uiteenzetting door de minister van Klimaat en Energie
Spreker verwijst naar de toelichting die hij in de Kamer van volksvertegenwoordigers heeft gegeven (stuk Kamer, nr. 52 1012/011, blzn. 13 en 14).
III. BESPREKING VAN DE AMENDEMENTEN
Artikel 21bis (nieuw)
De heer Martens dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 4-739/2, amendement nr. 1) dat ertoe strekt in de wet van 20 juli 2007 wat de private ziekteovereenkomsten betreft, een artikel 5 in te voegen. Dit nieuwe artikel wil bevestigen dat de wet eveneens van toepassing is op de ziekteverzekeringsovereenkomsten die voor de inwerkingtreding ervan zijn afgesloten, wat tot gevolg heeft dat de premieverhogingen beperkt worden tot de stijging van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Spreker merkt om dat het gegeven duidelijk de bedoeling was van de wetgever en dat het door de ombudsman ook zo werd verduidelijkt. Echter, een aantal verzekeringsmaatschappijen geven een andere interpretatie aan de bepaling en ze hebben de laatste maanden hun premies voor hospitalisatieverzekeringen aanzienlijk verhoogd. Daarbij gaan ze volledig voorbij aan de regels en aanpassingen die binnen de wet op de landverzekeringovereenkomst werden afgesloten.
De staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Financiën, verduidelijkt dat deze week nog een voorontwerp van wet betreffende, onder andere, deze materie aan de Ministerraad zal worden voorgelegd. Echter, het voorgestelde amendement biedt een onvoldoende antwoord op een reeks van problemen uit de sector en in die zin vraagt de staatssecretaris om het niet te aanvaarden.
De heer Martens erkent dat het amendement op zich onvoldoende is om de stijging van de premies te kunnen tegenhouden en dat ook de uitwerking van de medische index noodzakelijk is. Echter, in afwachting daarvan, kan al, als eerste belangrijke stap, worden verduidelijkt dat de criteria van de wet ook van toepassing zijn op de lopende verzekeringsovereenkomsten.
De voorzitter merkt op dat naast het probleem van de stijgende kostprijs van de hospitalisatieverzekeringen er ook het probleem is van de toegankelijkheid ervan. Hij stelt daarom voor om in de toekomst het onderwerp in zijn globaliteit te bekijken.
Artikel 35
De heer Martens dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 4-739/2, amendement nr. 2) dat ertoe sterkt in het voorgestelde artikel 35 de woorden « dezelfde wet » te vervangen door de woorden « de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten ». Spreker verwijst vervolgens naar zijn schriftelijke verantwoording.
De voorzitter merkt op dat de voorgestelde wijziging eerder een technische correctie inhoudt en als dusdanig dan ook, met het akkoord van de indiener en de commissie, aan de plenaire vergadering zal worden voorgelegd.
Het voorgestelde amendement wordt ingetrokken.
Artikel 40
De heer Martens dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 4-739/2, amendement nr. 3) dat ertoe strekt in de Nederlandse tekst van artikel 40, § 1 de woorden « en e) » te doen vervallen. Spreker verwijst naar zijn schriftelijke verantwoording.
De voorzitter merkt op dat de voorgestelde wijziging eerder een technische correctie inhoudt en als dusdanig dan ook, met het akkoord van de indiener en de commissie, aan de plenaire vergadering zal worden voorgelegd.
Het voorgestelde amendement wordt ingetrokken.
Artt. 85bis tot quater (nieuw)
De heer Martens dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 4-739/2, amendement nr. 4) dat ertoe strekt het mogelijk te maken dat de regering, op voorstel van de CREG, een prijsplafond oplegt voor de whole sale elektriciteitsprijzen die op de groothandelsmarkt door de dominante marktspeler worden gevraagd. Gezien de laatste dagen opnieuw de nefaste invloed van Electrabel op het geheel van onze energiemarkt is gebleken namelijk prijsmanipulatie, gratis verkregen CO2-uitstootrechten toch integraal doorrekenen aan de cliënteel met 1,2 miljard euro extra kosten als gevolg, wil de indiener paal en perk stellen aan de misbruiken die het gevolg zijn van de monopoliepositie.
Daarom wordt in het amendement, als overgangsmaatregel, het volgende voorgesteld :
— Definiëring van het begrip dominante marktspeler;
— Voorzien van de mogelijkheid dat voor deze dominante spelers maximumprijzen worden vastgelegd.
De staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Financiën, verklaart dat de regering het niet eens is met het voorstel om te voorzien in de mogelijkheid tot het invoeren van maximumprijzen. Wel heeft de regering de CREG gevraagd een monitoring uit te voeren betreffende de prijsbepaling in de elektriciteitssector. Slechts na het verslag van de CREG zal de regering beslissen hoe ze de prijsverhoging zal aanpakken.
De heer Martens vindt het antwoord van het regeringslid, gezien de duidelijk stijgende prijzen, cfr studie CREG, en misbruiken, zeer teleurstellend. Er zijn immers nu instrumenten nodig die de overheid in staat stellen om de prijzen te plafonneren. Is het misschien zo dat de overheid wil blijven ontkennen dat er een probleem is van machtsmisbruik ? Welke bijkomende bewijzen zijn er daarvoor nog nodig ?
De heer Daras merkt een zekere paradox op aangezien enerzijds, in de voorliggende bepalingen, de bevoegdheden van de CREG worden gewijzigd en er anderzijds nog op een verslag wordt gewacht. Immers, bepaalde problemen zijn overduidelijk. In die zin is het belangrijk om het begrip van een gereguleerde markt duidelijk te definiëren waarbij de CREG optreedt als regulator op de gereguleerde markt en om te erkennen dat er geen sprake is van een concurrentiële markt waardoor het optreden van de CREG noodzakelijk is.
Spreker merkt verder op dat uit persmededelingen van de grootste marktspelers (SPE en Suez) blijkt dat ze geen rekening houden met de productiefactoren en een normale winst voor de prijsbepaling van de elektriciteit maar wel met de vraag en het aanbod. Niet enkel de kleine consument maar ook de ondernemingen zijn van dit gegeven, de hoge prijsbepaling, de dupe. De spreker vraagt in die zin of de regering nog lang gaat wachten om deze situatie te verhelpen. In dit kader erkent de heer Daras wel dat de vorige regering, die de bevoegdheden van de CREG heeft ingeperkt, een fout heeft gemaakt. Toch zou het de bedoeling moeten zijn om de markt te reguleren en de situatie met gepaste maatregelen aan te pakken.
De voorzitter merkt op dat, hoewel de kostprijs per eenheid is gestegen, de globale energiekost voor de meeste gezinnen, gezien de zachte winter, niet is toegenomen.
De heer Martens repliceert dat beter niet wordt gehoopt op de klimaatopwarming om de energiekosten binnen de perken te houden. Bovendien bevestigt de CREG wel degelijk een prijsstijging per eenheid product. Hierdoor worden de consumenten bij gelijk verbruik geconfronteerd met hogere voorschotfacturen.
Rekening houdende met de melkkoeien van de afgeschreven centrales wordt door de regering aanvaard dat de verkoopsprijzen van Electrabel niet in verhouding staan tot de productiekosten. Daarom zal er onderhandeld worden over een « vrijwillige bijdrage » van Suez aan de Belgische overheid. Echter, in dit kader uit de heer Martens zijn bezorgdheid dat de « bijdrage » evenredig of meer dan evenredig aan de consumenten zal worden doorgerekend. Daarom ook pleit hij voor het aanvaarden van de voorgestelde amendement waardoor een maximumprijs kan worden bepaald en waardoor er aan de schrijnende toestand van eenzijdige verhoging van gas- en elektriciteitsprijzen kan worden geremedieerd.
Mevrouw Van Hoof verwijst naar het voorgestelde artikel 87, waarin wordt bepaald dat de prijzen van een elektriciteitsbedrijf op een objectief verantwoorde wijze in verhouding te staan tot de kosten van het bedrijf en dat de commissie deze verhouding beoordeelt en veronderstelde inbreuken meedeelt aan de Raad voor de Mededinging en de minister. Ze stelt dan ook dat de regering wel bekommert is om eventuele wanverhoudingen en dat de regering hier wel degelijk begrip voor heeft.
De heer Martens verklaart dat hier sprake is van een klein kapstokje maar dat de Raad voor de Mededinging voorlopig een tandeloze tijger is die zich liever met andere onderwerpen bezighoudt. In die zin twijfelt de spreker eraan of deze maatregel tot resultaten leidt. Hij geeft zeker de voorkeur aan zijn amendement.
De staatssecretaris verklaart dat de CREG de markt slechts reguleert voor de deelaspecten transport en distributie.
In de voorgestelde bepalingen echter wordt aan de CREG gevraagd naar meer informatie over de andere deelaspecten van de elektriciteitsmarkt namelijk de productie en de levering opdat er een compleet beeld zou kunnen ontstaan over de wijze waarop de elektriciteitsprijzen worden samengesteld en worden doorgerekend. Bovendien wordt aan de CREG een advies gevraagd over de manier waarop de markt beter zou kunnen gereguleerd worden.
Wat de opmerkingen over de koopkracht betreft, merkt de spreker op dat de regering, in afwachting van andere maatregelen, voorziet in een forfaitaire vermindering voor aardgas of elektriciteitslevering voor verwarming indien aan bepaalde inkomensvoorwaarden wordt voldaan.
De heer Martens uit zijn waardering voor de bepalingen waarin wordt voorgesteld om de bevoegdheden van de CREG te verruimen. Hij hoopt dat daar ook effectief reglementaire bepalingen gaan uit voortvloeien.
De voorzitter merkt op dat de belangrijkste maatregel de daling van de energieconsumptie is. Hij stelt vast dat verschillende overheden hiervoor maatregelen uitvaardigen.
Titel 9. Hoofdstuk 1
De heer Martens dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 4-739/2, amendement nr. 5) dat ertoe strekt om eveneens het opschrift van het nieuwe voorgestelde hoofdstuk 1 te wijzigen. Er wordt verwezen naar de voorafgaande discussie.
Art. 86bis (nieuw)
De heer Martens dient amendement in (stuk Senaat, nr. 4-739/2, amendement nr. 6) dat ertoe strekt een maatregel voor te stellen die leidt tot eigendomsontvlechting. Immers, momenteel zijn elektriciteitsleveranciers en producenten een belangrijke aandeelhouder in de maatschappijen die het beheer van de netten op zich nemen. Aangezien de spreker, net als de Europese Commissie, van mening is dat het beheer van de netten op een meer onafhankelijke manier moet gebeuren, wordt voorgesteld dat producenten en leveranciers in de ondernemingen die het beheer van de netten op zich nemen geen blokkeringminderheid mogen bezitten. Op die manier kan op een onafhankelijke manier de toegang voor de nieuwe spelers worden gegarandeerd.
De staatssecretaris verwijst naar het Regeerakkoord waarin werd besloten om de bedoelde blokkeringminderheden te verbieden. Echter, spreker is van mening dat deze beslissing niet in de wet moet worden ingeschreven. Hiervoor wordt immers verwezen naar het overleg in het kader van de Pax Electrica II waar dit punt één van de onderwerpen zal vormen voor het overleg en op een onderhandelde basis zal worden geregeld. Indien er geen onderling akkoord kan worden bereikt, kan er nog een wettelijke beslissing worden getroffen.
De heer Martens merkt op dat alle heil wordt verwacht van het vrijwillige overleg terwijl hij zelf voorstander is van een parlementaire weg cf. Nederland en Verenigd Koninkrijk. Overleg houdt immers toegevingen en het betalen van een bepaalde prijs in. Het amendement echter, maakt op een duidelijke transparante en afdwingbare manier mogelijk wat werd ingeschreven in het regeerakkoord. Zonder dat een prijs moet worden betaald. Je moet immers de markt durven aanpakken en regelgevend regulerend durven optreden. Slechts op die manier immers kan het nodige vertrouwen worden geschonken aan de nieuwe spelers op de markt.
De staatssecretaris stelt dat het geheel moet worden beschouwd en dat het niet verstandig is om een deel van de onderwerpen in het Parlement te beslissen.
Artt. 93bis tot quater (nieuw)
De heer Martens dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 4-739/2, amendement nr. 7) dat ertoe strekt om de mogelijkheid in te voeren om maximumprijzen te bepalen op het niveau van de whole sale gasprijzen. Er wordt verwezen naar de bespreking bij het amendement nr. 4.
IV. STEMMINGEN
De amendementen 1 en 4 tot 7 op respectievelijk artikel 21bis, de artikelen 85bis tot quater, Titel 9, Hoofdstuk 1, artikel 86bis en de artikelen 93bis tot quater worden verworpen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
De amendementen 2 en 3 werden ingetrokken en zullen als tekstcorrecties aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden voorgelegd.
Het geheel van de artikelen verwezen naar deze commissie, zijnde deze opgenomen in de Titels 1, 2, 6 (artt. 35 tot 56) en 9, wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem bij 1 onthouding.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Anke VAN DERMEERSCH. | Wouter BEKE. |
Behoudens onderstaande tekstcorrecties zijn de teksten van de door de commissie aangenomen artikelen dezelfde als die overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers (stuk Kamer, nr. 52-1012/15)
Door de commissie voorgestelde tekstcorrecties :
1) Art. 35
In de inleidende zin worden de woorden « dezelfde wet » vervangen door de woorden « van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten ».
2) Art. 40
In de Nederlandse tekst van § 1, punt 1º, worden de woorden « en e) » geschrapt. De Franse tekst is immers de juiste.
3) Artt. 85 en 89
Punt 2º wordt vervangen als volgt : « 2º het 3ºbis, opgeheven bij de wet van 16 maart 2007, wordt hersteld in de volgende lezing : « 3ºbis (de objectief verantwoorde ...) ».
4) Art. 86
In de Franse tekst van het voorgestelde artikel 23bis, eerste lid, het woord « pertinent » vervangen door het woord « performant ».