4-621/1 | 4-621/1 |
6 MAART 2008
De wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding is in werking getreden op 1 september 2007. Deze wet vormt een belangrijke vooruitgang op weg naar een volledig schuldloze echtscheiding. Na deze hervorming kan het Belgische echtscheidingsrecht gewis nog niet als schuldloos bestempeld worden. Het bekomen van de echtscheiding in de zin van de verbreking van de huwelijksband is omzeggens volledig schuldloos, en dit niet alleen bij de voordien al bestaande vorm van schuldloze echtscheiding — de echtscheiding bij onderlinge toestemming — maar ook bij de echtscheiding op grond van de onherstelbare ontwrichting van het huwelijk.
Op het vlak van de gevolgen van een echtscheiding, meer bepaald wat betreft het al dan niet toekennen van alimentatie tussen de echtgenoten, blijft het foutbegrip een rol spelen.
Ten onrechte stellen zowel sommige voorstanders van een volledig schuldloze echtscheiding, als de opposanten van de nieuwe wet — wegens te soepel en te snel kunnen verbreken van de huwelijksband — dat de vechtscheidingen zullen verschuiven van het terrein van het toestaan van een echtscheiding naar de gevolgen van een echtscheiding.
Dit is om drie redenen manifest onjuist.
Ten eerste is er door de nieuwe wet de mogelijkheid eenzijdig en foutloos de echtscheiding te bekomen op basis van één jaar feitelijke scheiding, hetgeen sterk psychologisch preventief zal werken. Potentiële « rekprocedures » inzake het bekomen van een echtscheiding worden de facto zinloos omdat men weet dat het doek na één jaar sowieso valt, waardoor men nog sneller aan tafel zal zitten om een onderhandelde regeling te zoeken. Er zullen bijgevolg minder vechtscheidingen zijn.
Ten tweede, de marketing van de nieuwe wet als schuldloze echtscheiding wat betreft het bekomen van een echtscheiding, geeft in de praktijk het fout-denken over het einde van de huwelijksrelatie een serieuze dreun. Ook daardoor zullen er veel minder vechtscheidingen zijn : de « akkoord-echtscheidingscultuur » krijgt nog meer wind in de zeilen.
Ten derde, het is juist dat de vechtscheidingen betreffende de toekenning van alimentatie zullen blijven wegens behoud van het foutbegrip op dit vlak. Maar toch zal er geen verschuiving zijn van het gevecht over de fout inzake het bekomen van een echtscheiding naar de gevolgen van de echtscheiding. En dit om een voor de hand liggende reden die zonder meer enorm onderschat wordt : het aantal betwistingen over alimentatie gebaseerd op het criterium van de behoeftigheid (nieuwe wet) zal absoluut marginaal zijn; we leven immers in een samenleving waar het zogenaamde tweeverdienersmodel een zéér brede realiteit is.
Het behoud van de foutnotie bij de alimentatietoekenning verhindert dit helemaal niet.
Er is echter één héél belangrijke oorzaak van vechtscheidingen die de nieuwe echtscheidingswet niet hervormd heeft : de procedure van de vereffening en verdeling.
De procedure is om diverse redenen een bron van langgerekte onenigheid en ruzie tussen de gewezen echtgenoten.
Ten eerste, omdat de artikelen die momenteel de vereffening-verdeling regelen, niet in een echt bindende procedure voorzien, althans niet wat de termijnen en een procedurekalender betreft. Het is algemeen geweten dat een onwillige of onredelijke gedingvoerende partij alle ruimte en mogelijkheden heeft om de procedure bijzonder lang te rekken.
Ten tweede, in de bestaande wetgeving zit een mechanisme vervat dat de partijen « uitnodigt » tot een « stelling-tegen-stelling »-procedure en het conflictgehalte als dusdanig als het ware activeert en stimuleert. Er zijn zelfs diverse duidelijk herkenbare vechtfases in de huidige regelgeving te onderscheiden.
In eerste instantie moeten de partijen na de opening van de werkzaamheden door de aangestelde notaris hem hun standpunten uiteenzetten. In tweede instantie, bij gebreke van akkoord, zal de notaris een ontwerp van verdeling opstellen, waarop weerom de standpunten volgen. Bij gebrek aan akkoord volgt dan een PV van zwarigheden, waarna in derde instantie de eigenlijke procedure voor de rechtbank pas begint.
In huidig voorstel worden door toepassing van de aanstelling van een deskundige diverse « stellingenfases » uitgeschakeld. Een deskundige — de echtscheidingsvereffenaar — neemt vrij snel na de opstart van de vereffening en verdeling een standpunt in, geformuleerd in een deskundig verslag.
De besluiten die partijen kunnen nemen zijn geen stellingenoorlogen tegen mekaars standpunten meer, maar het zijn bemerkingen op het voorstel, alias deskundig verslag van de echtscheidingsvereffenaar. Er wordt uiteraard voorzien in een strikte tijdskalender.
Daartoe wordt voorzien dat wanneer de echtgenoten, ongeacht of één van hen de echtscheiding vraagt, dan wel of ze deze gezamenlijk vragen, geen akkoord hebben over de vereffening en verdeling van hun goederen, de rechtbank een deskundige (advocaat of notaris) aanstelt die binnen de zes (of negen, ingeval van ingewikkelde dossiers) maanden een volledig voorstel inzake vereffening en verdeling uitwerkt en, tegen het eind van die termijn, dat bezorgt aan de partijen en de rechter. De partijen hebben dan een maand om bij besluiten hun bedenkingen te laten gelden op dat voorstel. Daarna doet de rechter binnen de maand een definitieve uitspraak.
Op die manier wordt de duurtijd de vereffeningen en verdelingen bij echtscheiding tot ongeveer een jaar ingeperkt daar waar deze momenteel soms jaren aanslepen.
Een belangrijke kwestie is uiteraard wie als echtscheidingsvereffenaar kan fungeren. Naar onze mening dienen dat mensen te zijn met voldoende ervaring inzake echtscheidingen en de samenhangende vereffeningen en verdelingen. Daarom stellen wij voor dat het moet gaan om advocaten met minstens 10 jaar balie-ervaring of notarissen met minstens 10 jaar notariaatervaring (of een combinatie van beide).
Artikel 2
Dit artikel voegt in artikel 1257 van het Gerechtelijk Wetboek een verwijzing in naar de echtscheidingsvereffenaar en de procedure inzake vereffening en verdeling.
Artikel 3
Indien de echtgenoten geen of slechts een deelakkoord hebben over de vereffening, verwijst de rechter het dossier voor verdere afhandeling naar de echtscheidingsvereffenaar, advocaat of notaris. Die beschikt over een termijn van zes maanden om een voorstel op papier te zetten.
Uiteraard dient hij van de echtgenoten, binnen de drie maand na zijn aanstelling, een zo correct mogelijk beeld te krijgen van hun situatie en moet hij beschikken over de nodige controle daarop. Tevens is voorzien dat hij een verlenging van zijn opdracht (met nogmaals drie maanden) kan krijgen als de voorgelegde zaak vrij ingewikkeld is
Het statuut van deskundige is op hem van toepassing, behoudens afwijkende bepalingen in deze wet. Ook de regels inzake vertrouwelijkheid, geheimhouding en beroepsgeheim gelden onverminderd.
Artikel 4
Echtscheidingsvereffenaars dienen gelet op hun opdracht vertrouwd te zijn met vereffening en verdeling bij echtscheiding, hetgeen gegarandeerd lijkt bij advocaten of notarissen met minstens 10 jaar beroepservaring.
Artikel 5
Het verslag van de vereffenaar wordt overgezonden aan de rechter en de echtgenoten die in voorkomend geval bedenkingen kunnen formuleren bij dit verslag en dat binnen de maand, waarna de rechter zich uitspreekt, opnieuw binnen de maand.
Guy SWENNEN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 1257, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld als volgt :
« overeenkomstig de artikelen 1259 en volgende ».
Art. 3
Artikel 1259 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 27 april 2007, wordt hersteld in de volgende lezing :
« Art. 1259. — § 1. Indien de echtgenoten geen akkoord of slechts een gedeeltelijk akkoord bereikt hebben over de vereffening en verdeling, wijst de rechter een echtscheidingsvereffenaar aan en bepaalt hij de datum van de eerstvolgende zitting, uiterlijk binnen zes maanden.
§ 2. Behoudens andersluidende bepalingen is afdeling VI van het vierde deel, boek II, titel III, van dit Wetboek van toepassing op de echtscheidingsvereffenaar.
§ 3. Behoudens bij uitzonderlijke moeilijkheidsgraad, in welk geval de echtscheidingsvereffenaar om een verlenging van de termijn met maximaal drie maanden kan verzoeken, stelt de echtscheidingsvereffenaar tegen de datum bedoeld in § 1 een omstandig en gemotiveerd voorstel van regeling met betrekking tot de vereffening en verdeling van het huwelijksvermogensstelsel dan wel van de onverdeeldheden op. Het voorstel wordt overgezonden aan de rechter en aan de echtgenoten.
§ 4. De echtscheidingsvereffenaar vraagt daartoe aan iedere echtgenoot of aan één van hen, binnen drie maanden na zijn aanstelling, de overzending van :
1º een stuk waaruit het huwelijksvermogensstelsel blijkt en desgevallend een afschrift van de huwelijksovereenkomst, de wijzigingen daarvan, de huwelijksvoorwaarden en de schenkingen tussen de echtgenoten;
2º een getrouwe en volledige inventaris van alle roerende en onroerende goederen, waarden en gerechtigdheden waarin de echtgenoten of één van hen betrokken zijn, dan wel er eigenaar van zijn;
3º een precies, gedetailleerd en volledig voorstel tot regeling van de vereffening en deling van het huwelijksvermogensstelsel en de tussen de echtgenoten bestaande onverdeeldheden.
Het voorstel vermeldt desgevallend de toebedeling, dan wel de afstand van eigen roerende of onroerende goederen en waarden of van de gerechtigdheden daarin.
§ 5. De echtscheidingsvereffenaar is gerechtigd op eenvoudig verzoek de getrouwheid van de door de echtgenoten verschafte gegevens te verifiëren bij elke openbare of private dienst of instelling en is gemachtigd alle nodige bijkomende inlichtingen in te winnen.
Art. 4
Artikel 1260 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 30 juni 1994, wordt hersteld in de volgende lezing :
« Art. 1260. — De echtscheidingsvereffenaar wordt gekozen uit advocaten en notarissen met minstens tien jaar beroepservaring. »
Art. 5
Artikel 1260bis van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 30 juni 1994, wordt hersteld in de volgende lezing :
« Art. 1260bis. — Ieder der echtgenoten kan binnen de maand na ontvangst van het voorstel van de echtscheidingsvereffenaar zijn bedenkingen op het voorstel bezorgen aan de rechter en de andere echtgenoot.
De rechter bepaalt de datum van de terechtzitting, waarop hij zich uitspreekt over de vereffening en verdeling, binnen de maand na verloop van de in het eerste lid bedoelde termijn »
28 februari 2008.
Guy SWENNEN. |