4-485/2

4-485/2

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

30 JANUARI 2008


Voorstel van resolutie betreffende verkrachtingen en seksuele geweldplegingen tegen vrouwen in het oosten van de Democratische Republiek Congo


VERSLAG

NAMENS HET ADVIESCOMITÉ VOOR GELIJKE KANSEN VOOR VROUWEN EN MANNEN UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW HERMANS


I. Inleiding

Het voorstel van resolutie betreffende verkrachtingen en seksuele geweldplegingen tegen vrouwen in het oosten van de Democratische Republiek Congo is ingediend op 19 december 2007. Overeenkomstig artikel 86, § 4, van het reglement van de Senaat heeft het Adviescomité voor Gelijke Kansen voor vrouwen en mannen besloten om op eigen initiatief een advies te verstrekken aan de Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging.

Het Adviescomité heeft dit voorstel van resolutie besproken tijdens haar vergaderingen van 16 en 30 januari 2008. Op 16 januari 2008 werden hoorzittingen gehouden, waarop volgende personen aanwezig waren : mevrouw Christine De Schryver, Gesellschaft für technische Zusammenarbeit; mevrouw Françoise Guillitte, verantwoordelijke voor het Programme Droits des Femmes van Amnesty International Belgique francophone; de heer Kris Berwouts, directeur van EurAC; dokter Marleen Bosmans, International Centre for Reproductive Health (Ugent) en mevrouw Maddy Tiembe, Action des Femmes pour le Développement.

Op basis van de elementen die tijdens die hoorzittingen bekend werden, heeft het Adviescomité een advies uitgewerkt dat is besproken en aangenomen tijdens de vergadering van 30 januari 2008.

II. Inleidende uiteenzetting door mevrouw Smet, indiener van het voorstel van resolutie

De voorbije jaren werden op een nooit geziene schaal vrouwen en meisjes verkracht in de streek van de Kivu. De daders van deze verkrachtingen zijn niet enkel milities en gewapende groeperingen, voornamelijk afkomstig uit Rwanda, maar tevens het regeringsleger en de politie.

Exacte cijfers over dit seksueel geweld zijn moeilijk te vinden. De Verenigde Naties schatten dat er in Noord-Kivu alleen al 25 000 gevallen van seksueel geweld per jaar zijn. In Zuid-Kivu zou het om 27 000 gevallen gaan. Deze cijfers zijn waarschijnlijk onderschat, daar men niet op de hoogte is van een groot aantal gevallen. 60 % van de slachtoffers zou tussen de 11 en de 17 jaar zijn. Dr. Denix Mukwege, gynaecoloog in het Panzi-hospitaal in Bukavu, stelt dat de leeftijd van de slachtoffers varieert van 3 tot 75 jaar. Dit blijkt trouwens ook uit de documentaire « Le viol, une arme de guerre au Congo » die op 15 november 2007 werd uitgezonden op ARTE.

Stephen Lewis, de voormalige speciaal VN-AIDS afgezant voor Afrika, beschrijft de situatie als volgt : « Verkrachtingen en seksuele geweldplegingen jegens vrouwen en meisjes worden bij gewapende conflicten door de strijdende partijen vaak doelbewust als strategisch oorlogswapen gehanteerd, maar de nooit geziene schaal en wrede manier waarop deze in het oosten van Congo gebeuren, tarten elke verbeelding. In Oost-Congo worden verkrachtingen meestal gevolgd of voorafgegaan door het aanbrengen van opzettelijke verwondingen, bijvoorbeeld door het afsnijden van borsten, en foltering, alsook foltering van seksuele aard, bijvoorbeeld door verkrachting met een bajonet, een geweer, ijzeren staven of stokken, en het doden van de slachtoffers. De wreedheden vinden in het publiek plaats en voor de ogen van de familieleden van de slachtoffers. Mannen worden in sommige gevallen zelf gedwongen onder bedreiging van vuurwapens hun eigen dochters, moeders en zusters te verkrachten. Sommige vrouwen en meisjes worden groepsgewijs verkracht. Anderen worden meegenomen als seksslavinnen. »

De slachtoffers hebben verzorging nodig voor hun fysieke verwondingen. Bij velen is de wand tussen de genitale organen en de anus gescheurd. Zij kunnen nooit meer kinderen krijgen en kunnen zich niet meer normaal ontlasten. Naast de fysieke hulp hebben de vrouwen ook psychologische ondersteuning nodig. Ook de vaders, de broers zouden deze psychologische steun moeten krijgen.

De gevolgen voor de toestand in Kivu, ook wel de graanschuur van Congo genoemd, zijn dramatisch. In eerste instantie wordt de integriteit van de vrouwen vernietigd. Na wat zij en hun kinderen hebben meegemaakt, zijn een aantal vrouwen niet meer in staat verder te leven. Een groep vrouwen kan bijgevolg niets meer doen. De familie is eveneens vernietigd. Dit geldt ook voor de economie. Het zijn namelijk de vrouwen die de velden bewerken en oogsten. Bovendien is de bevolking door de oorlogstoestand nergens meer veilig. Er zijn honderdduizenden vluchtelingen die in de bossen bescherming proberen te zoeken.

Hoe treedt de internationale gemeenschap in deze context op ? De Verenigde Naties hebben een missie opgezet in Congo : de MONUC. Volgens de laatste resolutie van de VN (21 december 2007) zou de aanwezigheid van de troepen en de politie-eenheden worden opgedreven tot ongeveer 19 000 personen. Gezien de omvang van de streek is dit echter beperkt. Zuid-Kivu alleen is al zo groot als Ierland.

In de Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en de Landsverdediging, waar dit voorstel van resolutie eveneens besproken wordt, zal men zich vooral toespitsen op wat MONUC reëel doet. Er wordt namelijk gezegd dat er niets veranderd, ondanks de aanwezigheid van die 19 000 personen. Moet het mandaat van de MONUC gewijzigd worden ? Moet België daar inspanningen voor doen ?

Bovendien worden op regelmatige tijdstippen vredesgesprekken georganiseerd : in september 2007 met Uganda, in november 2007 met Rwanda. Dit gebeurt onder de hoed van de VN en in aanwezigheid van de Verenigde Staten en van Europa. De communiqués die daar ondertekend worden blijven meestal dode letter. Van 9 tot 17 januari 2008 heeft een vredesconferentie plaats in Goma. Daar is een vertegenwoordiger van België aanwezig. De conferentie gaat door op initiatief van Congo. President Kabila zou er eveneens aanwezig zijn.

Verder financiert België samen met de Europese Commissie, Nederland en het Verenigd Koninkrijk het REJUSCO-programma om de jurisdictionele capaciteiten terug op te bouwen. Het feit dat niemand gestraft wordt, is een groot probleem. Zolang de justitie niet opnieuw opgebouwd is en er te weinig optreden is van het leger, zal de situatie voortduren.

De Europese Unie heeft ook twee programma's lopen om de versterking van de veiligheidsdiensten in Congo te steunen : een programma voor de hervorming van het leger en een ander voor de hervorming van de politie.

III. Hoorzittingen

III.1. Uiteenzetting van mevrouw Christine De Schryver, Gesellschaft für technische Zusammenarbeit

Als mensenrechtenactiviste wil mevrouw De Schryver eerst en vooral verklaren dat de toestand van de Congolese vrouwen ondraaglijk is geworden. Enkele weken voor de hoorzitting heeft zij te maken gehad met het geval van een meisje van drie dat in uiterst wrede omstandigheden verkracht werd. Deze toestand is nu al meer dan tien jaar aan de gang.

Een van de eerste slachtoffers, in 1998, was een jonge kleurlinge, een vriendin van mevrouw De Schryver. Nadat zij haar naar het ziekenhuis gebracht had, en ten gevolge van deze traumatiserende ervaring, heeft mevrouw De Schryver hartritmestoornissen gehad. Sinds tien jaar neemt zij aan vele conferenties deel en ontmoet zij verschillende internationale persoonlijkheden, waaronder John Holmes en Louise Arbour.

Vandaag vragen de Congolese vrouwen dat de internationale gemeenschap erkent dat daders van de genocide in 1996 naar Congo gebracht zijn. Bijgevolg is de internationale gemeenschap deels verantwoordelijk voor de huidige toestand. Bovendien hebben ook de wettige Congolese regering en de democratisch verkozen president een rol te spelen.

In de provincie Zuid-Kivu telt men reeds meer dan 100 000 slachtoffers, maar niemand beschikt over precieze cijfers. Omdat verkrachting een taboe is in Congo, kan men moeilijk precies weten hoeveel vrouwen er het slachtoffer van geweest zijn. De vrouwen die aanvaarden om zich te laten registreren en de moed hebben om naar het ziekenhuis te gaan, zijn er vaak het ergst aan toe. Deze slachtoffers, tussen 6 maanden en 86 jaar oud, hebben nood aan reconstructieve chirurgie.

Wat mogen de vrouwen verwachten van de vredesconferentie van Goma van 9 tot 17 januari ? Zoals andere gelijkaardige conferenties, vindt zij plaats onder internationale druk. De Congolese vrouwen zijn vrij pessimistisch over de uitslag van de conferentie. Zij hebben al lang de indruk dat wie belangen heeft in Congo de versplintering van het land en de kleine opstanden in stand wil houden om deze belangen veilig te stellen. Volgens mevrouw De Schryver gaat het vooral om een economische oorlog.

Vandaag hebben velen de indruk dat de Afrikanen elkaar aan het uitmoorden en verkrachten zijn. Spreekster spreekt echter niet meer van verkrachting, maar van seksueel terrorisme. Wie ooit in een van de ziekenhuizen in Kivu geweest is, zal zich de geur herinneren van de dood en van rottend vlees, en zal zich de gewonde vrouwen herinneren. Men kan niet langer onverschillig blijven.

In Congo is iedereen het laatste restje menselijkheid kwijtgeraakt. Als Belgische vraagt mevrouw De Schryver zich af wat zij nog in Congo doet. Het is niet langer mogelijk te doen alsof men niets ziet. Iedereen is erbij betrokken. Zij wenst dat de senatoren de Congolezen helpen de vrede te herstellen door druk uit te oefenen op al diegenen die in Congo economische belangen hebben.

Congo vraagt geen geld, geen ontwikkelingsprogramma's die alleen steden als Bukavu, Goma of Kinshasa ten goede komen. Het binnenland van de provincie Kivu, waar de mensen afhankelijk zijn van externe voedselhulp, moet ontwikkeld worden. Mevrouw De Schryver noemt dit een misdaad tegen de economie : de bevolking werkt niet meer op het land. En als ze al eens zaaien, zijn het gewapende groepen die oogsten.

III.2. Uiteenzetting van mevrouw Françoise Guillitte, verantwoordelijke voor het Programme Droits des Femmes, Amnesty International Belgique francophone

Mevrouw Guillitte dankt de senatoren voor hun initiatief rond seksuele geweldpleging tegen vrouwen in Congo. Het is immers tijd dat er efficiënt wordt gehandeld en dat men zich van de middelen om te handelen voorziet. Politieke wil is noodzakelijk. Velen hebben bijgevolg hun hoop op voorliggende tekst gevestigd.

Zoals mevrouw Smet verklaart in de toelichting bij het voorstel van resolutie, zijn tienduizenden vrouwen en meisjes het slachtoffer geworden van systematische verkrachting en seksuele agressie door de strijdkrachten in het gewapend conflict in het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC). De cijfers die we hebben stroken overigens helemaal niet met de realiteit.

Vrouwen en meisjes werden thuis, op het veld of bij hun dagelijkse bezigheden aangevallen. Velen onder hen werden herhaaldelijk verkracht of werden het slachtoffer van groepsverkrachting door soldaten. Die verkrachtingen gingen soms gepaard met of werden gevolgd door het aanbrengen van ernstige verwondingen, foltering of zelfs moord. Vaak gebeurt dit in het publiek, voor de ogen van de familieleden van het slachtoffer, onder andere de kinderen. Sommige vrouwen werden zelfs verkracht naast de lijken van hun familieleden. Uit de leeftijd van de slachtoffers blijkt dat het werkelijk om een ondraaglijk gruwelklimaat gaat.

Er werd opzettelijk en op strategische wijze gebruik gemaakt van verkrachting om de fundamentele waarden van de gemeenschap te vernietigen, om mensen die ervan worden verdacht een vijandelijke groep te steunen, te terroriseren en te vernederen en de suprematie van een groep op te leggen.

Wegens de vooroordelen, werden vele vrouwen door hun man verlaten en uit de gemeenschap verstoten, wat hen en hun kinderen, vaak de vrucht van de verkrachting, tot extreme armoede heeft veroordeeld. Het gerechtelijk apparaat moet machteloos toezien, er is geen gerechtigheid noch herstel voor de geleden misdaden. Het klimaat van voortdurende onveiligheid impliceert dat de vrouwen leven in angst voor nieuwe aanvallen of represailles indien ze het wagen de stilte te breken om hun belagers aan te klagen.

Het zijn geen vaststellingen van alleenstaande gevallen, in sommige dorpen gaat het om een bijna dagelijkse en actuele realiteit. Alle ngo's die zich in dit probleem verdiept hebben, zijn het eens : de toestand in het oosten van Congo is misschien erger dan die welke we momenteel in Darfoer beleven.

Blijkbaar is verkrachting in de DRC vaak als een bewuste oorlogsstrategie gebruikt en vond ze dus niet alleen om individuele motieven plaats. Minstens in bepaalde gevallen werden die daden gepleegd na aanmoediging of op bevel van militaire bevelhebbers. Door gebruik te maken van seksueel geweld, hebben gewapende groepen gepoogd hun tegenstanders te destabiliseren door de mannen, de vrouwen en de kinderen van de gemeenschap waartoe hun tegenstanders behoorden te terroriseren en te vernederen.

Verkrachting wordt ook gebruikt als vergelding tegen personen, families of gemeenschappen. Dat heeft er soms toe geleid dat gewapende groepen gewelddaden, onder andere verkrachtingen, pleegden tegen leden van hun eigen gemeenschap. De daders van die verkrachtingen hebben ook geprobeerd de fundamentele waarden en de maatschappelijke structuur van de gemeenschap aan te vallen, door het slachtoffer en de getuigen van die handelingen te vernederen. Vaak wordt melding gemaakt van de verkrachting van een moeder en haar dochters, in aanwezigheid van hun familie, van groepsverkrachtingen, van publieke verkrachtingen of van slachtoffers die ertoe worden gedwongen seks te hebben met familieleden. Vaak gaan die verkrachtingen gepaard met onvoorstelbare brutaliteiten en wreedheden.

De plegers van dat zware geweld zijn dienstplichtigen, militairen, maar ook burgers. Ondanks de spectaculaire omvang van het seksueel geweld in de DRC, heeft bijna geen enkele vermoedelijke dader verantwoording moeten afleggen voor zijn daden. Die toestand van bijna volledige straffeloosheid moedigt aan tot het plegen van nieuwe verkrachtingen, aangezien de daders bijna zeker weten dat ze niet zullen worden vervolgd. Voor zover Amnesty International weet, werden weinig vermoedelijke daders voor het gerecht gebracht en is geen enkele onderofficier gerechtelijk vervolgd of disciplinair gestraft voor een verkrachting die door hemzelf of door soldaten onder zijn bevel is gepleegd. De militaire rechtbanken hebben slechts enkele gevallen van verkrachting onderzocht.

De oorlog heeft van het oosten van Congo een rechteloos gebied gemaakt, met een bijna volledig ontredderd gerechtelijk apparaat. In de meeste provincies functioneren de civiele rechtscolleges niet meer normaal en in vele streken is er zelfs geen gerechtelijk personeel meer, zijn er geen advocaten, officieren van gerechtelijke politie of speurders meer. De gerechtelijke instellingen worden geconfronteerd met een gebrek aan middelen en zelfs aan essentiële wetteksten, zoals de nationale wetboeken. Het gerechtelijk personeel is in geen maanden meer betaald, zodat het niet geneigd is zijn werk te doen. De magistraten hebben zelden een opleiding in internationaal recht en in mensenrechten genoten. Er is een gebrek aan kantoormaterieel. De gebouwen, ook de gevangenissen en de detentiestructuren, zijn vervallen, waardoor het vaak tot ontsnappingen komt. In het hele land ontbreekt het het gerechtelijk apparaat aan onafhankelijkheid. Het staat onder controle of onder invloed van de politieke en militaire overheid, ook van de gewapende groepen, die in werkelijkheid het gezag uitoefenen.

De slachtoffers worden nog met andere obstakels geconfronteerd wanneer ze hun recht voor de rechter willen afdwingen, ook obstakels van financiële aard. Het zijn immers de slachtoffers die de dagvaardings- en rechtsplegingskosten moeten betalen, welke veel te hoog zijn voor de meerderheid van de Congolezen. De onvermogende slachtoffers moeten die kosten in principe niet betalen, maar velen weten dat niet. Die onwetendheid wordt in stand gehouden door het gerechtelijk personeel, dat van de gerechtskosten afhankelijk is om te overleven. Er is bijgevolg sprake van een vicieuze cirkel.

Inmiddels staan bepaalde Congolezen er echt op dat recht geschiedt en dat de slachtoffers van verkrachting op een dag herstel krijgen. Ze blijven informatie verzamelen over gevallen van verkrachting en dossiers aan de gerechtelijke overheid overzenden.

Amnesty International vraagt de regering van de DRC en de internationale geldschieters om van de wederopbouw en de hervorming van het gerechtelijk apparaat één van de belangrijkste prioriteiten te maken. Er moet ook dringend worden gereageerd op de andere behoeften van de slachtoffers van verkrachting, vooral op medisch gebied en in de context van de AIDS-bestrijding. De Congolese regering moet haar verantwoordelijkheid nemen om het seksueel geweld te voorkomen, te bestraffen en uit te roeien.

Voorrang moet daarbij worden verleend aan de coördinatie van de inspanningen op nationaal en internationaal niveau om de veiligheid in het oosten van het land te verbeteren, onder andere door de aanwezigheid en het mandaat te versterken van de troepen van de Verenigde Naties die in die regio de vrede moeten handhaven en door eenheden in te zetten die vrouwen in de gebieden waar ze het kwetsbaarst zijn voor de aanvallen moeten beschermen.

Amnesty International steunt de aanbevelingen van het ontwerp van resolutie en voegt er met nadruk de volgende punten aan toe :

— Men moet maatregelen nemen opdat wetten, besluiten, militaire reglementen en bevelen geweld tegen vrouwen verbieden en in passende straffen voor de plegers van dergelijke daden voorzien. De nationale wetgeving moet overeenstemmen met het internationaal recht en met de definities van de misdrijven die daarin worden gegeven, zoals de definitie van verkrachting in het Statuut van Rome tot oprichting van het Internationaal Strafhof.

— Er moet krachtdadiger worden opgetreden om een einde te maken aan de straffeloosheid die de verkrachters genieten en om de slachtoffers van seksueel geweld de mogelijkheid te bieden herstel te verkrijgen voor de rechtbanken, in het raam van een algemenere hervorming en de wederopbouw van het nationaal gerechtelijk apparaat.

— Men moet dus de advocaten, magistraten, officieren van gerechtelijke politie en het gerechtelijk personeel opleiden en vooral de rechtbanken van middelen voorzien opdat de gerechtelijke overheid dossiers kan samenstellen over gevallen van seksueel geweld en namens de slachtoffers rechtsvorderingen kan instellen.

— Er moet worden voorzien in beschermingsmechanismen voor de slachtoffers en de getuigen in het raam van opsporings- en onderzoeksprocedures en men moet er zich van vergewissen dat ze intimidatie noch represailles moeten vrezen.

— Wat het Internationaal Strafhof betreft, moet men wetten afkondigen waardoor het Statuut van Rome tot oprichting van het Internationaal Strafhof werkelijk ten uitvoer kan worden gelegd en men moet het Internationaal Strafhof zoveel mogelijk hulp bieden inzake bescherming van de slachtoffers, de getuigen en de onderzoekers van het Internationaal Strafhof, het delen en bewaren van informatie, de bescherming van bronnen bij het onderzoek, waarbij de personen die door het Internationaal Strafhof worden aangeklaagd, onverwijld worden gearresteerd en uitgeleverd. Het is belangrijk dat hoge gezagdragers weten dat ze op een dag verantwoording voor die daden zullen moeten afleggen voor het Internationaal Strafhof.

— We moeten ook begaan zijn met de levensomstandigheden van de kinderen, vooral van de meisjes en kleine meisjes die door de regeringsstrijdkrachten en de diverse gewapende groepen gerekruteerd zijn. Wat wordt er van die meisjes ? Men weet dat er bitter weinig via de re-integratiecentra doorstromen. Soms worden ze teruggewezen, omdat het centrum niet geschikt is om hen op te vangen. Wat gebeurt er met de vrouwen en meisjes die de « gezellinnen-seksuele slavinnen » waren van de strijders en waarmee geen rekening is gehouden in het DDR-proces (demobilisatie, demilitarisatie en rehabilitatie) ? Ze worden nu vaak aan hun lot overgelaten, met hun kinderen die geboren zijn uit verkrachting, worden door hun familie verstoten en moeten de schande alleen dragen.

Er moet hun emotionele steun worden geboden, hun re-integratie in het maatschappelijk leven moet worden aangemoedigd, zowel door onderwijs als door werkgelegenheid. Er moet ook speciaal aandacht worden geschonken aan de behoeften van meisjes en kleine meisjes, die vaak de handicap van een sociaal stigma moeten dragen.

Er moeten onmiddellijk maatregelen worden genomen om de rekruteringen, die helaas vandaag nog doorgaan, te doen ophouden en men moet erop toezien dat de jongeren die reeds gerekruteerd zijn niet meer rechtstreeks bij vijandelijkheden betrokken worden. De overheden moeten werkelijk meewerken met de intiatieven die genomen worden om hen te demobiliseren en te re-integreren in de lokale gemeenschappen. Nu is het DDR-proces niet efficiënt genoeg.

Het is echter even belangrijk het lot van de kindsoldaten die gedood hebben, bloedbaden hebben aangericht, verkrachtingen en andere wreedheden hebben gepleegd niet te veronachtzamen. Vaak handelden zij onder dwang omdat ze niet terug konden. Wat is het psychologische lot en de toekomst van die jongeren ?

— De rol van de plaatselijke civiele samenleving is belangrijk voor de rehabilitatie en de re-integratie van de slachtoffers. Die samenlevinhg moet daarin worden ondersteund. De re-integratie van de slachtoffers hangt ervan af.

Tot slot beklemtoont mevrouw Guillitte dat elke lopende of afgeronde actie of elk lopend of afgerond project, absoluut kwalitatief en kwantitatief geëvalueerd moet worden, om de zo vitale steun en hulp voor de vrouwen en de bevolking in het algemeen van dat mooie land niet te versnipperen en te verspillen.

III.3. Uiteenzetting door de heer Kris Berwouts, directeur EurAC

De heer Berwouts, directeur van EurAC, het netwerk van Europese ngo's voor het politieke werk in Centraal-Afrika, besteedt meer aandacht aan het aspect onveiligheid van het seksueel geweld, teneinde een aantal aanbevelingen aan de Belgische regering te doen.

Centraal-Afrika wordt gekenmerkt door een zeer ingewikkelde regionale dynamiek met lokale tegenstellingen en nationale conflicten met grensoverschrijdende dimensies. Elk land van de regio heeft een ingewikkelde interne situatie en een gewelddadig recent verleden, waarbij interne tegenstellingen op de spits zijn gedreven en verweven zijn geraakt met die van de buurlanden. Aan het einde van de koude oorlog, is de regionale dynamiek verworden tot de moorddadige en destructieve lawine van de jaren '90. Tijdens de twee oorlogen in Congo (1996-1997 en 1998-2002) zijn de DRC en vooral de provincies van Kivu het slagveld geworden van de « eerste Afrikaanse wereldoorlog ». De rijkdom van de Congolese natuurlijke bronnen speelt een doorslaggevende rol in deze oorlogen. Het resultaat is een ontmantelde staat, een volstrekte straffeloosheid en vooral een lijdensweg voor de bevolking. Meer dan vier miljoen mensen zijn omgekomen : het meeste dodelijke conflict sedert de Tweede Wereldoorlog. Noch de overgang, noch de verkiezingen, noch de oprichting van instellingen hebben vrede en veiligheid gebracht in Kivu.

De overgangsregering is er niet in geslaagd de integratie van het leger tot een goed einde te brengen. De voortzetting van de moeizame integratie van de nationale strijdkrachten en de oprichting van een nationale politiedienst moeten volgens EurAC de absolute prioriteiten zijn van de nieuwe regering bij haar inspanningen om de Staat herop te bouwen en het vertrouwen van de bevolking te herwinnen. De voortdurende aanwezigheid van niet-geďntegreerde gewapende troepen blijft de voornaamste oorzaak van de onveilige situatie waarin de bevolking zich bevindt.

Het probleem van de verkrachtingen in Centraal-Afrika is niet ontstaan door de burgeroorlogen die in de regio woeden sinds de jaren '90, al lijdt het geen twijfel dat die oorlogen deze vorm van geweld enorm hebben aangewakkerd. Volgens spreker heeft het seksueel geweld zich in drie fasen voorgedaan. In de eerste fase was verkrachting een ontsporing van de vijandigheden die deel uitmaakt van het recht van de sterkste. Een militie die een overwonnen dorp inneemt, plundert de huizen, slacht de geiten, drinkt het bier en verkracht de vrouwen.

In een twee fase wordt verkrachting een oorlogswapen dat doelgericht wordt ingezet tegen een gemeenschap om haar te ontwrichten en haar te treffen op haar gevoeligste plek. De lichamelijke, psychische en emotionele gevolgen zijn enorm zwaar voor de slachtoffers en hun familie; ook het sociale stigma is groot aangezien veel verkrachte vrouwen en meisjes door hun man of vader worden verstoten. Seksueel geweld creëert een klimaat waarin vrouwen niet meer naar het veld en meisjes niet meer naar school durven. Seksueel geweld haalt op die manier de sociale en economische cohesie van een gemeenschap onderuit.

In een derde fase, waarin het conflict naar een oplossing lijkt toe te groeien, blijft verkrachting de enige schending van de mensenrechten die niet vermindert. Dat is bijzonder verontrustend. Het betekent dat al dit seksueel geweld de normen en waarden heeft aangetast en dat het in de loop van het conflict in de cultuur is binnengesijpeld. Seks wordt iets dat je neemt als je het nodig hebt, en vrouwen worden wegwerpprodukten. De daders zijn niet langer alleen strijdende partijen en moeilijk te identificeren milities, maar ook reguliere ordediensten en in toenemende mate ook niet-gewapende actoren : familieleden, buren, vrienden of leraren. De slachtoffers worden ook steeds jonger. Het wijdverbreide geloof dat seks met een maagd aids kan genezen of voorkomen, versterkt deze tendens nog.

Er zijn geen snelle oplossingen voor de verkrachtingen. Een vredesakkoord of een staakt-het-vuren maken geen einde aan het seksueel geweld. Congo moet worden geholpen om de instrumenten van de rechtsstaat te herstellen, waaronder een geloofwaardig, eengemaakt en gedisciplineerd leger en een goed functionerend gerecht.

De heer Berwouts heeft enkele aanbevelingen voor de senatoren :

1. EurAC pleit voor de voortzetting van een sterke betrokkenheid van de Europese Unie bij de Hervormingen van de Veiligheidssector (SSR) in het algemeen en de eenmaking van het leger in het bijzonder. Volgens hem is het een zeer belangrijk dossier : de Staat heeft nood aan de instrumenten van een rechtsstaat. Er is een tweeledig probleem van samenhang :

a) Deze betrokkenheid veronderstelt een gemeenschappelijke aanpak van de EU en haar lidstaten. Ondanks alle inspanningen van overleg en coördinatie aangaande de SSR stellen wij vast dat bepaalde bilaterale projecten van lidstaten (waaronder België) niet volledig overeenstemmen met de collectieve aanpak. Dit verzwakt de geloofwaardigheid en de impact van het engagement van de EU. EurAC vraagt België om zich strikt binnen de grenzen van de Europese aanpak te houden. Bepaalde landen zoeken misschien het voorplan op, wat de samenhang van het gemeenschappelijk engagement kan schaden.

b) Ook de samenhang tussen de Europese aanpak en het optreden van de VN is zoek : zij zijn niet onderling verenigbaar. De EU hanteert een langetermijnvisie terwijl MONUC onmiddellijk resultaat wil boeken. EurAC pleit voor één plan van begeleiding door de internationale gemeenschap inzake de veiligheid in Congo met een langetermijnvisie, een duidelijke taakverdeling en een volledig benutte complementariteit tussen de EU en de VN. België is, als EU-lidstaat die actief is in de DRC en als tijdelijk lid van de VN-Veiligheidsraad goed geplaatst om te pleiten voor een grotere samenhang tussen het optreden van respectievelijk de VN en de EU.

2. De internationale gemeenschap heeft tijdens de overgangsperiode een constructieve rol gespeeld door enerzijds loyale steun en aanzienlijke financiële middelen te verstrekken en anderzijds politieke pressie uit te oefenen op de actoren die het proces probeerden te vertragen. De Europese Unie en België moeten een nieuwe toon, een nieuwe vorm en een nieuwe inhoud zoeken voor een gestructureerde politieke dialoog tussen de DRC en alle bilaterale en multilaterale partners, om zo bij te dragen aan de versterking van deze prille democratie.

3. De polarisatie en de confrontaties van de laatste maanden van 2007 hebben geleid tot een enorme toename van het aantal slachtoffers van geweld tegen vrouwen. Omdat de militaire oplossing voor het conflict in Noord-Kivu enorme risico's op uitwassen met zich brengt, moet België streven naar een oplossing via onderhandelingen én naar de uitvoering daarvan.

4. EurAC beseft dat MONUC een belangrijke factor ter plaatse is die, zeker op korte termijn, een onontbeerlijke rol zal spelen in de bescherming van het vredes- en democratiseringsproces. De terugtrekking van MONUC zou onmiddellijk leiden tot meer onveiligheid en meer schendingen van de mensenrechten. Opdat MONUC zijn rol op een geloofwaardige manier kan spelen, is het belangrijk dat :

a) ze haar mandaat op meer proactieve wijze opvat. EurAC is van mening dat MONUC de marges van zijn mandaat onvoldoende benut.

b) zij op een meer efficiënte manier communiceert over haar mandaat, haar doelstellingen, haar werking en haar optreden. De bevolking heeft het niet zo op MONUC begrepen, waardoor MONUC minder goed werk kan leveren.

c) zij beschikt over opgeleid, getraind, uitgerust en begeleid personeel. De VN-soldaten die afkomstig zijn uit landen waarvan het leger een twijfelachtige rol speelt in het democratiseringsproces van het betrokken land, doen afbreuk aan de geloofwaardigheid van MONUC. De heer Berwouts geeft als voorbeeld de Pakistaanse blauwhelmen.

d) ze moet een zero tolerance beleid hanteren ten aanzien van haar personeel, vooral wat seksuele uitbuiting en de plundering van natuurlijke bronnen betreft.

5. EurAC pleit ervoor dat daders van schendingen van de mensenrechten, van oorlogsmisdaden, van misdaden tegen de menselijkheid en van seksueel geweld tegen vrouwen, en zij die betrokken zijn bij de rekrutering van kindsoldaten worden geďdentificeerd, aangeklaagd, vervolgd en gestraft overeenkomstig het nationaal en het internationaal recht.

6. Om de sociale cohesie te herstellen en het seksueel geweld uit de cultuur te krijgen, moet een nieuwe gemeenschapsdynamiek worden opgebouwd van onderaan. De burgermaatschappij in het algemeen en de vrouwenbeweging in het bijzonder hebben hier een sleutelrol te spelen. De basisorganisaties en netwerken zijn er al, de vrouwelijke leidersfiguren ook. Met wat begeleiding en middelen kunnen ze een heel eind geraken.

III.4. Uiteenzetting door mevrouw Marleen Bosmans, International Centre for Reproductive Health

De studie rond seksueel geweld, alsmede de studies die gericht zijn op de verbetering van interventies voor hulpverlening aan slachtoffers en de preventie van seksueel geweld, vormen één van de grote prioriteiten van het Internationaal Centrum voor Reproductieve Gezondheid.

Mevrouw Bosmans wenst de resultaten van een onderzoek, uitgevoerd in 2003-2004 voor de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, met de senatoren te delen. Het onderzoek handelde over de seksuele en reproductieve rechten van kinderen die in oorlogssituaties leven. Op uitnodiging van het Centre Olame in Bukavu werd toen een terreinstudie uitgevoerd in Kinshasa en in Bukavu. Later werden de resultaten van het onderzoek besproken tijdens een seminarie in Bukavu. Wanneer men werkt rond seksuele rechten in conflictsituaties, dan komt de thematiek van seksueel geweld onvermijdelijk ook aan bod.

Spreekster wijst erop dat seksueel geweld in Congo dikwijls wordt gelijkgesteld met verkrachting. Seksueel geweld gaat echter over alle vormen van afdwingen van seksuele diensten. Als men deze definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie hanteert, dan betreft het seksueel geweld in Congo en de strijd tegen seksueel geweld niet alleen de strijd tegen verkrachtingen, maar over de strijd tegen alle mogelijke vormen van seksueel misbruik en uitbuiting, van gedwongen prostitutie en zwangerschappen, van seksuele slavernij en van gedwongen abortus.

In Congo wordt seksueel geweld gebruikt als oorlogswapen. Het wordt dan ook erkend als oorlogsmisdaad en als misdaad tegen de menselijkheid. Daaraan zijn echter wel een aantal voorwaarden verbonden : er moet voor het Internationaal Gerechtshof aangetoond worden dat het gaat om het moedwillig, systematisch en wijdverspreid gebruik van seksueel geweld als oorlogswapen.

Officieel is er vrede in Congo, ook al blijven de conflicten in Oost-Congo bestaan. Met betrekking tot de hulpverlening aan slachtoffers en de strijd tegen de straffeloosheid is het belangrijk in overweging te nemen dat er in Congo, door de jarenlange oorlog en corruptie, nog weinig efficiënt werkt. Zo functioneert bijvoorbeeld het gezondheidssysteem in het binnenland bijna niet meer zoals het hoort. Dit geldt eveneens voor het rechtssysteem door het ontbreken van het nodige materiaal, het niet uitbetalen van de salarissen en onderbemanning.

Mevrouw Bosmans benadrukt ook dat de juridische, politieke en sociale status van vrouwen in Congo ongelooflijk laag is. Er is geen sociale gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Dit kan één van de verklaringen zijn voor de grote toename aan seksueel geweld jegens vrouwen en de gevolgen die eraan verbonden zijn.

Spreekster wijst er tevens op dat seksueel geweld als oorlogswapen in Congo gebruikt wordt door alle groepen, dus zowel door Congolese als buitenlandse troepen, die betrokken zijn bij het conflict. Vooral in Zuid-Kivu wordt het gebruik van seksueel geweld verbonden met de Rwandezen. Men vergeet heel dikwijls, of kan niet aanvaarden, dat ook de Congolezen Congolese vrouwen verkrachten. Congolezen zeggen dan dikwijls dat in hun cultuur nooit vrouwen verkracht zijn.

Seksuele geweldpleging gebeurt bovendien niet alleen door gewapende mensen in uniform; burgers (familieleden, buren, vrienden en hulpverleners) nemen eveneens deel aan verkrachtingen. Ook andere vormen van seksueel geweld, zoals seksueel misbruik van kinderen of meisjes die hun diensten aanbieden in ruil voor materiële hulp, worden bijna als normaal beschouwd. De straffeloosheid van dit soort geweld is het logische gevolg van het feit dat heel vaak de daders van verkrachtingen niet gekend zijn.

Wat de slachtoffers betreft, maakt mevrouw Bosmans een onderscheid tussen directe en indirecte slachtoffers. Er zijn geen exacte cijfers beschikbaar voor het aantal directe slachtoffers. Sommige verkrachtingen gebeuren « en public », voor de familie, het dorp of de gemeenschap. Zij vormen de indirecte slachtoffers, want ze zijn ook getraumatiseerd door deze gruwelijke ervaring.

Men heeft echter vastgesteld dat de hulpprogramma's voor hulpverlening aan slachtoffers zich vaak slechts focussen op de directe slachtoffers, en veel minder op hulpverlening, traumaverwerking en economische ondersteuning van de indirecte slachtoffers. Dit zou één van de redenen kunnen zijn voor de sterke toename van allerlei vormen van seksueel geweld.

Omwille van de lage status van de vrouw, worden de slachtoffers dikwijls gestigmatiseerd en verstoten uit de gemeenschap. Vrouwen zijn deels verantwoordelijk voor de status van de familie. Een schending van de eerbaarheid van de vrouw is een schending van de eerbaarheid van de echtgenoot en de familie. Een vrouw kan maar terug geďntegreerd worden in de familie als een zoenoffer gebracht wordt om de eer te herstellen. Veel hulpverleningsprogramma's houden daar te weinig rekening mee.

Bovendien stelt men een algemeen verlies van sociale en culturele waarden en normen vast. Dit is tevens het geval in andere landen, zoals Rwanda en Burundi, en heeft grote gevolgen voor de bevolking en meer bepaald voor de vrouwen.

Mevrouw Bosmans wijst erop dat men speciale aandacht moet hebben voor het lot van jonge meisjes die verkracht worden. In Congo bestaat geen sociaal zekerheidssysteem zoals in België. De sociale zekerheid van vrouwen is sterk verbonden aan hun huwelijk. Meisjes die verkracht zijn, hebben geen kansen meer om nog naar school te gaan, worden verstoten. Hun toekomstmogelijkheden worden volledig teniet gedaan, want ze zijn niet meer huwbaar. Hun enige toekomstperspectief is maîtresse te worden of uitgehuwd te worden aan een oude weduwnaar. Bij hulpverlening aan slachtoffers moet men verder gaan dan de medische hulpverlening en de strijd tegen straffeloosheid; men moet toekomstperspectieven op lange termijn creëren.

Bijgevolg zijn verschillende soorten hulpverlening nodig. Er is niet alleen nood aan medische hulpverlening; ook psychosociale, economische en juridische hulpverlening en bescherming en veiligheid moeten aangeboden worden. Het is echter heel moeilijk dit te organiseren in een land waar het sociaal apparaat nog moeilijk functioneert. Veel hulpverleningsinitiatieven focussen op één of twee aspecten, maar bieden zelden het totaalpakket.

Spreekster haalt het voorbeeld aan van de verstoten slachtoffers die op straat leven. Om te overleven, prostitueren ze zichzelf. Deze vrouwen worden zo nogmaals het slachtoffer van seksueel geweld. In de hulpverlening is daar weinig aandacht voor : het slachtoffer krijgt medische hulp in het ziekenhuis, maar men heeft geen oog voor de omringende factoren.

Hoe kan een hospitaal de hulpverlening aan de slachtoffers organiseren indien het afhankelijk blijft van de humanitaire hulpverlening ? Humanitaire hulpverlening gaat uit van een korte termijnperspectief van 3 tot maximaal 6 maanden. Een hospitaal dat steeds moet werken met budgetten voor drie maanden kan geen lange termijnplanning ontwikkelen.

Met het oog op de heropbouw van de maatschappij, moet de psychosociale hulpverlening, zowel voor het slachtoffer als haar familieleden, even kwaliteitsvol zijn als de medische hulp. De economische hulpverlening is van essentieel belang voor vrouwen die verstoten zijn door de dorpsgemeenschap.

Wat de juridische hulpverlening betreft, is de situatie veel complexer. Het justitieel apparaat functioneert nog amper : er wordt veel lippendienst bewezen, maar de data stapelen zich op. De daders van de verkrachtingen zijn niet bekend en de hogere klasse van de maatschappij wordt amper voor de rechter gedaagd. Moet men in deze context niet eerder zoeken naar alternatieve vormen om het recht te doen geschieden ?

Ten slotte moet worden voorzien in de bescherming en de opvang van de slachtoffers. Slachtoffers die kunnen terugkeren naar hun dorp worden namelijk vaak nogmaals het slachtoffer van de gewapende troepen. Ook de dorpsgemeenschap moet gesensibiliseerd worden voor het feit dat eender welke vorm van seksueel geweld onaanvaardbaar is.

Toch benadrukt mevrouw Bosmans dat niet alles negatief is. Zowel nationaal als internationaal is men zich bewust van de grootte en de waanzin van de problematiek van seksueel geweld in Oost-Congo. Ook de Congolese overheid is daarvan overtuigd : in de nieuwe Grondwet is de strijd tegen seksueel geweld één van de prioriteiten geworden. Ook de internationale agentschappen van de Verenigde Naties en plaatselijke ngo's zijn actief op het terrein.

Spreekster sluit haar uiteenzetting af met de opsomming van enkele grote uitdagingen voor de hulpverlening. Eerst en vooral is een holistische benadering van de hulpverlening noodzakelijk. Ten tweede moet er gewerkt worden aan de versterking van de lokale capaciteit vanuit de lokale cultuur. Veranderingen moeten in Congo gebeuren, zowel inzake de hulpverlening aan de slachtoffers, als de preventie van alle vormen van seksueel geweld.

Ten derde moet men de strijd tegen de straffeloosheid zowel regionaal als op het niveau van de gemeenschappen voeren via sensibilisering en bewustmaking. Ten laatste moeten de hulpverleningsprogramma's duidelijk kaderen binnen het opbouwen van het bewustzijn rond gelijke rechten van vrouwen en kinderen.

III.5. Uiteenzetting van mevrouw Maddy Tiembe, Action des Femmes pour le Développement

Mevrouw Tiembe dankt allereerst de senatoren omdat ze haar hebben gevraagd het woord te nemen namens Action des Femmes pour le Développement en alle Congolezen die het slachtoffer zijn van gewelddaden. Deze mensen — kinderen, adolescenten, volwassenen, ouders, grootouders — leven of hebben geleefd in verschrikkelijke en mensonwaardige omstandigheden.

Sinds meer dan tien jaar is het lot van de Democratische Republiek Congo omgegooid door een ongekende tragedie. Mensen verloren verschillende familieleden, de boezems en lichamen van meisjes en vrouwen werden verminkt om hen alle menselijkheid te ontnemen en zo het maatschappelijke en economische weefsel van Congo aan te vallen.

Hoewel de oorlog in het oosten van Congo een van de bloedigste conflicten sinds de Tweede Wereldoorlog is, wordt er in de Belgische en internationale media slechts zeer weinig gesproken over de strijd die er sinds augustus 2007 woedt tussen de milities van Laurent Nkundabatware en de Congolese strijdkrachten. Tussen 1996 en 2003 heeft deze oorlog aan bijna 4 miljoen mensen het leven gekost. Heel wat burgers zijn bij de gevechten om het leven gekomen, zijn omgekomen van honger, van uitdroging door hun lange tocht door de bossen of zijn bezweken aan diverse ziekten (cholera, pest, meningitis, malaria, enz.). De humanitaire en sanitaire situatie in dit land, dat een van de landen met het grootste aantal natuurlijke rijkdommen ter wereld is, is rampzalig.

Vandaag zijn er ongeveer een miljoen mensen met HIV. De Verenigde Naties maken gewag van 400 000 Congolese vluchtelingen in de buurlanden en meer dan 1,7 miljoen burgers die moeten vluchten voor het geweld of de rechteloze zones in het land met 800 000 interne vluchtelingen in Noord-Kivu.

In het oosten van Congo voeren de verschillende gewapende groepen represailles tegen de lokale bevolking uit. MONUC heeft gesignaleerd dat kinderen in de vluchtelingenkampen gedwongen worden ingelijfd bij deze groepen. De gezondheidscentra en de ziekenhuizen, de civiele maatschappij en de hoge vertegenwoordigers van de humanitaire agentschappen waarschuwen de Congolese en internationale opinie regelmatig voor de omvang, de brutaliteit en de gevolgen op lange termijn van de verkrachtingen in deze regio, waarbij de leeftijd van de slachtoffers schommelt tussen 3 en 85 jaar. In april 2007 werd zelfs een baby van 10 maanden oud, die door de gewapende groepen was verkacht, in een ziekenhuis in Bukavu opgevangen. Ook werden feiten van kannibalisme gerapporteerd door overlevenden die zijn weten te ontsnappen uit de kampen in het woud waar de milities hen willekeurig vasthouden.

Mevrouw Tiembe bevestigt dat zowel de gewapende groepen in de regio als de regeringstroepen (Congolese soldaten of officieren van de ordediensten) zich schuldig maken aan verkrachtingen. Er zou zelfs seksueel geweld op minderjarigen door MONUC zijn gepleegd. Bovendien vormt de toename van seksuele agressie door burgers een nieuw fenomeen. Het DDR-programma voor ontwapening, demobilisatie en re-integratie vertoont bijgevolg zwakke punten, vooral met betrekking tot de re-integratie van gedemobiliseerde militairen alsook het samenleven van deze personen met de lokale bevolking in een algemeen klimaat van geweld en omloop van allerlei wapens.

Van alle misdaden die worden gepleegd, zijn seksuele misdaden een van de gruwelijkste : de gruwel wordt op de spits gedreven door het lichaam van vrouwen in te zetten als oorlogswapen.

Spreekster geeft enkele cijfers. In Ituri, waar er sprake is van min of meer duurzame vrede, werden sinds januari 2006 2 700 gevallen van verkrachting genoteerd. In Zuid-Kivu werden ongeveer 27 000 gevallen van seksuele agressie geteld. In de provincie Noord-Kivu zou er sprake zijn van bijna 2 700 gevallen. Van al deze gevallen zouden 16 % van de slachtoffers kinderen zijn. De slachtoffers zijn voornamelijk vrouwen en meisjes, maar er zijn ook tussen 2 en 4 % mannen en jongens onder de slachtoffers van deze praktijken geteld. Op dit moment wordt een aanzienlijk toename van het aantal opnames van kinderen in de gezondheidscentra vastgesteld, met name ten gevolge van agressie door burgers.

Tot dusver is nagenoeg niets gedaan ter bescherming van de Congolese bevolking, die een zware tol betaalt voor de gewapende conflicten die sinds bijna 13 jaar op haar grondgebied plaatsvinden. Kleine kinderen — meisjes en jongens — worden met geweld gerekruteerd als dragers, strijders, spionnen, seksuele slaven, kamphulpjes, koks. Duizenden gezinnen moeten vluchten, omdat ze door de gevechten in het nauw worden gedreven. Woningen, gezondheidscentra, ziekenhuizen en scholen zijn helaas vernield, verbrand of geplunderd. Gezinnen hebben geen water, beschutting en basisdiensten meer. Velen moeten voor de tweede of zelfs de derde keer op de vlucht, met de gezinnen die hen hebben opgevangen. De mensen die op zoek zijn naar een schuiloord, zijn vaak het slachtoffer geweest van plunderingen, schendingen van hun lichamelijke integriteit of van seksueel geweld. Bovendien komen uit de vluchtelingenkampen meldingen van een gebrek aan leerkrachten en onderwijsmogelijkheden, alsook van zwaar seksueel en seksistisch geweld.

Dat geweld is een algemene schending van de grondrechten en een huizenhoog obstakel voor gendergelijkheid, ontwikkeling en vrede in Congo. Het Congolese gerecht heeft zijn zwakte getoond bij de vervolging van de verkrachters en er blijken geen voorzieningen te bestaan om de slachtoffers te helpen.

De wet betreffende seksuele geweldpleging werd in juni 2006 afgekondigd. Het is evenwel betreurenswaardig dat de Congolese hoven en rechtbanken hem miskennen en dat hij niet in brede kring bekend is. Hij wordt in slechts 6 provincies toegepast. Inzake bewijsvoering betreuren de Congolese advocaten en magistraten het gebrek aan gerechtelijke lijkschouwers, naast de vele andere tekortkomingen in verband met de door de wet opgelegde vervolgingstermijn, de voorlopige vrijheid voor de geweldpleger wanneer hij een borg betaald, het gebrek aan middelen om onderzoeken te gelasten, de klachten en het gerechtelijk gevolg dat eraan wordt gegeven, of nog in verband met de follow-up van het handvol veroordelingen.

Momenteel werden slechts zes effectieve veroordelingen opgetekend wegens het gebruik van verkrachting als oorlogswapen. Toch zijn de plegers ervan snel weer op vrije voeten, na een ontsnapping uit de gevangenis, die een gedeeltelijke of volledige bouwval is. In Congo komt het vaak voor dat de militaire en politieke overheden ingrijpen in de rechtsbedeling. Dat zet de slachtoffers er niet toe aan klacht in te dienen.

Thomas Lubanga en Germain Katanga — gewezen rivalen in de strijd om de rijke oostelijke provincie Ituri — zijn de twee enige Congolese gevangenen die aan het Internationaal Strafhof zijn overgedragen, maar dan alleen voor de rekrutering van kindsoldaten en niet voor seksuele misdaden, hoewel het Internationaal Strafhof verkrachting erkent als oorlogsmisdaad en als misdaad tegen de menselijkheid. Het is de eerste permanente rechtbank die bevoegd is om te oordelen over genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. In juni 2004 heeft het een onderzoek geopend over de geweldplegingen in het oosten van de DRC, maar tot dusver is het werk zeer ontoereikend.

Wanneer de staat er niet in slaagt de seksuele geweldplegers te straffen, installeert er zich in de samenleving een straffeloosheid die andere vormen van geweldpleging met zich brengt. Bovendien is ze een voedingsbodem voor het idee dat geweld tegen vrouwen en meisjes aanvaardbaar en normaal is. Het is dus de taak van de Congolese staat ervoor te zorgen dat die mensen tegen seksueel geweld worden beschermd, dat de schuldigen gedwongen worden verantwoording af te leggen voor hun daden, dat recht geschiedt en dat de slachtoffers genoegdoening krijgen.

Mevrouw Tiembe vindt bijgevolg dat het van essentieel belang is dat alle aandacht naar het veiligheidsprobleem gaat, want dat is de onderliggende oorzaak van het Congolese probleem. Het is het voorwendsel voor de illegale winning van de grondstoffen die de DRC heeft en voor de wapensmokkel die te maken heeft met de aanwezigheid van diverse gewapende groepen op het Congolese grondgebied. Die oorlog bedruipt zichzelf. Zoals in Angola, waar de Volksbeweging voor de Bevrijding van Angola en de Nationale Unie voor de volledige onafhankelijkheid van Angola respectievelijk van de olie en de diamant hebben geprofiteerd om hun bewapening te financieren, hebben de oorlogvoerende partijen in Congo de middelen om een lange oorlog te financieren. Dankzij plunderingen en de illegale ontginning van grondstoffen kunnen ze wapens kopen en dorpen aanvallen.

De buurlanden van de DRC, zoals Rwanda, blijven wijzen op het noodzakelijk herstel van de veiligheid en dreigen met het spookbeeld van een gewapende inval op Congolees grondgebied. Men schat dat op die manier tussen 10 000 en 40 000 manschappen dankzij operatie Turquoise op Congolees grondgebied zijn gekomen. Artsen zonder Grenzen heeft zich reeds in 1994 uit de vluchtelingenkampen teruggetrokken omdat er zoveel wapens in omloop zijn.

Mevrouw Tiembe is door de volgende vaststelling van streek : de plaatselijke en buitenlandse milities die op het Congolese grondgebied aanwezig zijn, zetten meer middelen en energie in om de mijnstreken waar ze zich bevinden te ontginnen en om de plaatselijke bevolking te terroriseren, dan om te proberen vrede te doen heersen. Naargelang van het bezettingsgebied, wanneer de militairen en/of de militieleden de mineralen niet zelf ontginnen, leggen ze de mijnwerkers een taks op. Dat geldt voor de olie van het Albertmeer en voor het Congolese woud en de uitgestrekte weidegronden die de hebzucht aanwakkeren van de buurlanden en van de multinationals die op zoek zijn naar hulpbronnen.

Hun ambitie beperkt zich niet tot het plunderen van mineralen die gemakkelijk te bereiken en te commercialiseren zijn, zoals goud en diamant. De bodem van het oosten van Congo bevat mineralen die in spitstechnologie wordt gebruikt, zoals niobium en coltan. Die mineralen zijn bijzonder goed bestand tegen koude en hitte en kunnen worden gebruikt in zeer ductiele legeringen. De ontginning en de commercialisering ervan is een monopolie van een handvol Congolezen, die beschermd worden door de militairen en verscheidene internationale ondernemingen, die werden aangeklaagd in verscheidene VN-deskundigenverslagen alsook door de onderzoekscommissie « Grote Meren » van de Belgische Senaat in 2002.

Om al die redenen lijkt het van primordiaal belang de aandacht van de Belgische en internationale publieke opinie te vestigen op de sanitaire en humanitaire toestand in de DRC en op het probleem van de seksuele geweldpleging in het bijzonder. Men moet de mensen wakker schudden en de kans grijpen die de aanwezigheid van België in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties biedt om concrete voorstellen te doen. Bovendien moet men erop toezien dat resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad, die vrouwen als vredesactoren beschouwt en de mensenrechten van vrouwen op de agenda zet van de onderhandelingen over vrede en wederopbouw na conflicten, wordt toegepast.

De AFEDE vraagt de Belgische Senaat :

— de hele internationale gemeenschap op te roepen tot het ondernemen van in overleg geplande actie om de Rwandese milities die na de genocide van 1994 op het Congolese grondgebied gekomen zijn te ontwapenen en naar hun land terug te brengen. Hiermee kan men al één van de bewezen oorzaken van de schending van de lichamelijke integriteit van de Congolese bevolking en in het bijzonder van de vrouwen die het slachtoffer van verkrachting zijn geworden, uitschakelen;

— de oprichting te ondersteunen van een Internationaal Strafhof voor Congo, dat bevoegd is om te oordelen over de feiten van voor 2002, wat het Internationaal Strafhof momenteel niet kan;

— te helpen om de Congolese rechterlijke macht te rehabiliteren in haar opdrachten, om haar onafhankelijkheid te waarborgen bij de nauwgezette tenuitvoerlegging van de wet, met name door seksuele geweldpleging niet langer te bestraffen met boetes die het resultaat zijn van een vergelijk;

— druk uit te oefenen om te verkrijgen dat er een sanctie komt voor de wijze waarop de westerse ondernemingen de Congolese bodemschatten ontginnen en commercialiseren, zoals vermeld in de diverse bovenvermelde rapporten;

— de Congolese staat ertoe aan te sporen een Congolees agentschap op te richten om de ontheemden bij te staan en de personen die zich buiten de grenzen bevinden te identificeren. De rol ervan moet zijn de burgers te beschermen tegen willekeur bij gedwongen verhuizingen, daarbij hun rechten te waarborgen, maar ook en vooral de vrijwillige terugkeer te vergemakkelijken, alsook ervoor te zorgen dat de gezinnen zich opnieuw in hun omgeving kunnen vestigen;

— naar de Congolese vrouwen (in de diaspora en ter plaatse) te luisteren om ze te helpen de wet betreffende seksuele geweldpleging in brede kring bekend te maken en de oprichting te financieren van de centra voor vrouwen en kinderen, waar werkelijk naar hen wordt geluisterd, aan hun verzelfstandiging wordt gewerkt en hun rechten worden verdedigd.

— de gemeenschap te ondersteunen in de bestrijding van de stigmatisatie en de verstoting uit de maatschappij die de overlevende vrouwen moeten ondergaan.

Mevrouw Tiembe citeert Jens Hesemann, woordvoerder van het Hoog Commisariaat voor de Vluchtelingen in de DRC, die in januari 2007 het volgende verklaarde : « Ik geloof dat de Congolezen meer verdienen dan de plastic tenten die ze de laatste tien jaar hebben gekregen : wat nu nodig is, is dat met de steun van de internationale partners de overheidsdiensten er weer bovenop worden geholpen, want de humanitaire organisaties alleen volstaan niet om de problemen op te lossen ».

Er moet hulde worden gebracht aan de overlevende vrouwen, alsook aan alle ngo's en verenigingen ter plaatse die de getraumatiseerde en gewonde slachtoffers, alsook alle ontheemde gezinnen ondersteunen. AFEDE roept vandaag op tot algemene actie van de internationale gemeenschap om de seksuele misdaden in de DRC uit te roeien. In 2008 bestaat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zestig jaar. We moeten de misdaden tegen de menselijkheid een halt toeroepen.

IV. Gedachtewisseling

De heer Dallemagne dankt de sprekers voor hun aangrijpende getuigenissen. De toestand in Congo is totaal ontoelaatbaar en ondraaglijk. De Belgische Senaat zou zich ertoe moeten verbinden deze zaak niet los te laten zolang de internationale gemeenschap geen zichtbare vooruitgang boekt om het probleem op te lossen.

Wat de vrede en de veiligheid betreft, is de senator ervan overtuigd dat een oplossing waarover onderhandeld werd, essentieel is. Hoe kunnen België, Europa en de internationale gemeenschap daartoe bijdragen ?

MONUC is momenteel de grootste operationele vredesmacht van de internationale gemeenschap. Zij handelt in het raam van hoofdstuk 7 van het Handvest van de Verenigde Naties. Het mandaat van MONUC zou haar in staat moeten stellen haar taak goed te volbrengen. Vandaag hangt er echter een waas van hypocrisie rond MONUC, die doet alsof zij bescherming biedt aan de burgers die op haar rekenen. Dit probleem moet dringend aangekaart worden.

De heer Dallemagne stelt voor om de Congolese strategie en veiligheid met de Belgische regering te bespreken. Er is reeds sprake geweest van het Congolese leger en van de strijdkrachten in het algemeen. Sommige personen die geprofiteerd hebben van de Belgische militaire samenwerking in Congo van de laatste jaren, worden nu beschuldigd of veroordeeld voor (seksueel) geweld tegen de bevolking. Men zou moeten nagaan welke de Belgische verantwoordelijkheid is in de strategieën ter bevordering van de stabiliteit en de vrede in Congo.

Wat de straffeloosheid betreft, hebben sommige sprekers gewezen op het belang van het Internationaal Strafhof. In hoeverre wordt het verzamelen van bewijsmateriaal gesystematiseerd ? Wat is het werkelijke statuut van het Internationaal Strafhof, dat wel heel voorzichtig te werk gaat bij het aanklagen van verantwoordelijken voor gewelddaden in Congo ?

Bovendien is de burgermaatschappij in moreel opzicht zwaar gehavend, en wordt het geweld gebanaliseerd. De inspanningen van het maatschappelijk middenveld en van vrouwenorganisaties terzake moeten dan ook gesteund worden. Ook de media kunnen een belangrijke rol spelen om het recht en de normen te herstellen. Bovendien moet de slachtofferhulp dringend voortgezet worden.

Ten slotte betreurt de heer Dallemagne dat er nooit rekening gehouden is met de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie « Grote Meren » van 2002 om de economische drijfveren van de oorlog in Congo aan te pakken.

Mevrouw Hermans wenst enkele opmerkingen te doen, hoewel ze denkt dat de senatoren niet het wondermiddel zullen vinden om de situatie in Congo meteen op te lossen. Ze vindt wel dat er aan een cement moet gewerkt worden waardoor de verschillende bouwstenen voor de heropbouw van deze verschrikkelijke situatie aangewend kunnen worden. Het is trouwens de verantwoordelijkheid van België zich ten volle te engageren in het vredesproces, de ontwapening en het respect voor vrouwen.

Spreekster vindt dat men dringend moet evalueren wat er allemaal gebeurt en wat er moet gedaan worden. Het feit dat zelfs de MONUC ook met de vinger gewezen wordt bij de geweldplegingen, vindt ze echt choquerend. Het is dan ook normaal dat de plaatselijke bevolking de blauwhelmen wantrouwt.

Er moet tevens gewerkt worden aan de lage sociale status van de vrouw. Het zou in dit kader interessant zijn de verantwoordelijken van de MONUC te horen. De senator vraagt zich af of er ook vrouwelijke manschappen zijn binnen de MONUC en in welke mate.

Wat betreft de ontwapening moet men ook de economische situatie analyseren.

Mevrouw Temmerman vindt het belangrijk dat België het probleem van deze « silent tragedy » aan de kaak blijft stellen. Seksuele en reproductieve gezondheid, reproductieve rechten en seksueel geweld zijn trouwens ook opgenomen in de strategienota van het Belgisch ontwikkelingsbeleid.

Als voorzitter van de Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen en Landsverdediging, wijst de senator erop dat er veel aandacht besteed is aan de veiligheid, de straffeloosheid en de MONUC. Dit zal verder opgevolgd worden in de commissie. Ze vraagt aan het Adviescomité voor Gelijke Kansen voor vrouwen en mannen zo snel mogelijk een advies op te stellen.

Mevrouw Temmerman wijst erop dat donorcoördinatie noodzakelijk is. Heel wat inspanningen van verschillende actoren gebeuren dikwijls naast en los van elkaar. België kan trachten daarin een faciliterende rol te spelen zodat de acties meer geconcerteerd plaatsvinden.

De heer Roelants du Vivier feliciteert mevrouw Smet met haar initiatief tot deze resolutie, die de senatoren ertoe aanzet zich te buigen over een diepgaand fenomeen dat sinds een tijd in Congo plaatsvindt en uiterst verontrustend is. Het is een werk van lange adem waarbij de Belgische Senaat een speerpunt moet vormen. De rol die België speelt op het niveau van de Europese instellingen en de Verenigde Naties stelt ons land in staat deze bezorgdheid bovenaan op de internationale politieke agenda te houden.

Een aantal senatoren reist eerstdaags naar Congo, waaronder Noord-Kivu : dankzij deze hoorzittingen kunnen zij hun vragen aan de politieke leiders ter plaatse goed voorbereiden.

Tijdens de vergadering van de Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging heeft de minister van Ontwikkelingssamenwerking bovendien verklaard dat de strijd tegen seksuele uitbuiting en het inzetten van kindsoldaten een persoonlijke prioriteit vormde.

Spreker vraagt verduidelijking over bepaalde punten. Tijdens haar toelichting zei mevrouw Guillitte dat er meisjes bij de regeringstroepen worden ingelijfd. Blijkbaar ondergaan die meisjes hetzelfde lot als wanneer ze bij gewapende bendes worden ingelijfd. Gaat dit nog steeds door ? Over hoeveel meisjes gaat het naar schatting ? Heeft zij de indruk dat België een rol speelt om dit fenomeen te verhinderen of te beperken ?

Volgens de heer Berwouts vallen sommige Belgische bilaterale veiligheidsprojecten niet binnen de grenzen van de Europese aanpak. Kan hij deze verklaring nader toelichten ? De heer Berwouts en mevrouw Tiembe hebben tevens gesproken over de weinig positieve rol van de MONUC-soldaten. Terwijl MONUC het goede voorbeeld zou moeten geven, zouden deze soldaten zich eveneens schuldig maken aan verkrachtingen. Zijn er hiervan exacte cijfers beschikbaar ?

Mevrouw Stevens stelt vast dat de situatie in Congo blijft achteruitgaan. Als persoon met een handicap, vindt ze dat er weinig aandacht geschonken wordt aan het lijden van personen met een handicap. In Congo bestaat er bijvoorbeeld geen enkele aangepaste infrastructuur. Voor gewone kinderen is het al moeilijk toegang te krijgen tot onderwijs. Wat betekent dit dan voor gehandicapte kinderen, dove jongens en meisjes ? Zou daar ook meer informatie over kunnen gegeven worden ? Worden Congolezen met een handicap ook geholpen ?

Spreekster meent dat dove vrouwen veel meer risico lopen het slachtoffer van verkrachtingen te worden. Zij hebben bovendien een communicatieprobleem. Kunnen hulpverleners ook aandacht hebben voor mensen met een handicap ?

Daarnaast mag men niet vergeten dat personen met een handicap in Afrika sowieso gediscrimineerd worden. Het zijn onzichtbare slachtoffers. Bestaan daar cijfers over ?

Mevrouw Tindemans vindt het belangrijk dat België zijn engagement tegenover Congo volbrengt.

Mevrouw Guillitte heeft zich ook afgevraagd waarom het Internationaal Strafhof zo voorzichtig is en het dossier niet naar zich toe trekt. Is het bij gebrek aan financiële middelen ? Is er onvoldoende internationale politieke wil ? Behalve in België vindt het conflict immers nauwelijks weerklank bij de internationale gemeenschap. Op dit punt heeft zij de nadruk willen leggen : er moeten middelen uitgetrokken worden om de slachtoffers te helpen, getuigen te steunen, het Strafhof aan te sporen om op te treden.

Wat betreft de meisjes die als « begeleidsters » worden ingelijfd, bestaat dit verschijnsel nog steeds. Men komt hen vaak tegen in centra van gedemobiliseerde ex-soldaten. België heeft bijgedragen tot een vermindering van deze praktijk door opleidingen over slachtofferhulp en over het verbod op seksueel geweld te organiseren voor soldaten en hooggeplaatste militairen. Spreekster weet uit betrouwbare bron dat deze opleidingen werkelijk resultaten hebben opgeleverd en dat de toestand aan het veranderen is, maar kan er geen cijfer op plakken.

Mevrouw De Schryver komt terug op de verkrachtingen die gepleegd zouden zijn door MONUC-blauwhelmen in Kivu. Zij meent dat het eerder om seksueel misbruik gaat. Soldaten die voor heel lange periodes ter plaatse worden gestuurd bevredigen soms hun behoeften door pedofiele omgang met zeer jonge meisjes die zich prostitueren. Een meisje dat zich prostitueert vraagt tussen 0,2 en 0,5 dollar. Het zijn vooral Uruguyaanse en Zuid-Afrikaanse blauwhelmen in Zuid-Kivu die hiervan beschuldigd worden.

Volgens spreekster hebben de Pakistaanse troepen de meest respectvolle houding tegenover vrouwen in Zuid-Kivu. Zij hebben steeds meegewerkt aan de strijd tegen seksueel misbruik en verkrachtingen.

Men mag dus zeker niet veralgemenen en zeggen dat de MONUC-troepen zich aan verkrachtingen bezondigen. Er is wel sprake van seksueel misbruik, maar alleen met prostituees. Bovendien worden de daders heel streng gestraft wanneer zij betrapt worden : heel vaak worden zij gewoon ontslagen.

De heer Berwouts is het volledig eens met mevrouw De Schryver. Bovendien heeft MONUC een heel slechte reputatie bij de Congolese bevolking. Vele Congolezen denken dat MONUC-blauwhelmen verkrachten terwijl het gaat om seksueel misbruik, dat minder ernstig is dan een verkrachting. Het is dus belangrijk om de juiste woorden te gebruiken.

MONUC zou moeten betrokken worden in een actieplan op lange termijn, gekoppeld aan de versterking van een performant leger. Een geleidelijke terugtrekking moet georganiseerd worden in één enkel begeleidingsplan van de internationale gemeenschap. De Europese Unie en België hebben grootse ambities op dit vlak.

Wat betreft de samenhang tussen de getroffen maatregelen, heeft de Europese Unie veel energie gestoken in de eenmaking van het leger. Sommige lidstaten koppelen hun Europese verplichtingen aan bilaterale maatregelen die met de Congolese overheid genomen worden. Er is dus een gebrek aan samenhang en uniformiteit in de opleiding en de methodologie.

Spreeker vreest dat dit gebrek aan samenhang, dat voortvloeit uit verschillende manieren van optreden, nog erger wordt door de moeizame dialoog tussen de internationale gemeenschap en de Congolese overheid. Aldus dreigt de politieke motivatie van bepaalde Staten om Congo te helpen, af te nemen en dreigen bijgevolg de bilaterale initiatieven van andere lidstaten toe te nemen.

Mevrouw Tiembe preciseert haar verklaringen over seksueel misbruik en verkrachtingen door MONUC : zij zijn gebaseerd op een studie van 2007 die verricht werd door twee internationale onderzoeksters, de dames Filteau en Plante. Zij hebben gewag gemaakt van verkrachtingen van minderjarige meisjes van 9 tot 16 jaar in Noord-Kivu. Sommige MONUC-personeelsleden zouden chemische stoffen gebruikt hebben om minderjarigen te ontvoeren en ongewenste seksuele omgang met hen te hebben.

In dit internationale verslag van 2007 bevelen de twee onderzoeksters trouwens aan om tijdens de rekrutering van personeel voor vredestroepen in Congo of elders, een doeltreffende schifting uit te voeren. Zij bevelen ook aan dat de Verenigde Naties straffen zouden opleggen aan wie schuldig is bevonden aan verkrachting.

Mevrouw Bosmans wenst tussen te komen in verband met seksuele betrekkingen met minderjarigen. In België worden seksuele betrekkingen met minderjarigen beschouwd als verkrachtingen, als de minderjarige jonger is dan de wettelijk vastgestelde leeftijd waarop hij seksueel actief mag zijn. In Congo, waar de wettelijke leeftijd om te huwen 14 jaar is voor de meisjes, worden bepaalde vormen van seksueel geweld getolereerd omdat men denkt dat men een dienst levert aan de betrokken personen. Seksuele betrekkingen met meisjes jonger dan 14 jaar worden daar als verkrachtingen beschouwd.

Voor de MONUC en de andere organisaties van de Verenigde Naties en hun partners bestaan duidelijke richtlijnen die werden uitgevaardigd door de Secretaris-Generaal van de VN. Elke vorm van seksueel contact met de plaatselijke bevolking of met medewerkers van die organisaties worden verboden en zijn bijgevolg strafbaar. Tussen de richtlijnen op papier en de werkelijkheid bestaat er echter een diepe kloof.

In verband met de kindsoldaten, vraagt spreekster zich opnieuw af in welke mate donoren bereid zijn kwaliteitshulpverlening te bieden. De demobilisatie- en re-integratie-programma's voor kindsoldaten voorzien een opvolging van die kinderen in hun gezin gedurende amper drie maanden. Op deze korte periode zijn de traumatische effecten lang niet verholpen en geheeld. Daarvoor is een langdurige begeleiding nodig voor zowel de kinderen als hun familie.

Mevrouw Bosmans citeert ten slotte nog een jongen, die in een transitcentrum zat voor kindsoldaten die gedemobiliseerd werden. Ze vroeg hem of hij gevallen kende van meisjes en van vrienden die gedwongen werden tot seksuele contacten tegen hun wil. Daarop antwoordde hij : « Ik ben een soldaat. Als ik een meisje zie dat mij bevalt, dan neem ik ze. » Aandacht voor de problematiek van seksueel geweld in de begeleiding van kinderen om zich te re-integreren in de maatschappij is dus nog steeds geen evidentie, ook niet in de programma's die door de Verenigde Naties ondersteund worden.

V. Bespreking van het advies

V.1. Voorstel van advies

Op basis van de hoorzittingen en de elementen die tijdens de hoorzittingen bekend werden, heeft het Adviescomité volgend advies uitgewerkt :

1. Het Adviescomité stelt vast dat tienduizenden vrouwen en meisjes het slachtoffer geworden zijn van systematische verkrachting en seksuele wreedheden door milities, rebellen en legertroepen, in het gewapend conflict in het oosten van de Democratische Republiek Congo. Verkrachtingen en seksueel geweld worden er als een bewuste oorlogsstrategie gebruikt.

2. Het Adviescomité neemt kennis van het onrustwekkende feit dat het seksueel geweld zich intussen heeft overgezet naar de burgerbevolking en dat bijgevolg ook Congolese burgers zich schuldig maken aan verkrachtingen en seksueel geweld.

3. Het Adviescomité stelt vast dat in vele gevallen de verkrachtingen op een dusdanig gewelddadige manier plaatsgrijpen dat dit ernstige genitale verminkingen met zich meebrengt. Tevens lopen de slachtoffers blijvende psychologische trauma's op en in veel gevallen worden ze ook verstoten uit hun familie en hun gemeenschap.

4. Het Adviescomité stelt vast dat er een tekort aan onmiddellijke medische hulp en bijstand voor de rechtstreekse slachtoffers is. Naast de strikt medische begeleiding is er ook een grote behoefte aan psychologische ondersteuning voor de slachtoffers en hun omgeving, justitiële hulp en hulp bij de re-integratie van slachtoffers in de maatschappij.

Naast de directe medische hulp op korte termijn is het tevens noodzakelijk om voldoende middelen uit te trekken voor de behandeling en verzorging van de slachtoffers op langere termijn. Als gevolg van het seksueel geweld is er immers een spectaculaire stijging van het aantal HIV-gevallen in de Kivustreek. Gezien de uiterst gewelddadige aard van vele verkrachtingen hebben sommige vrouwen bovendien ernstige genitale letsels.

5. Het Adviescomité stelt vast dat er totale straffeloosheid heerst omtrent de vervolging van daders van seksueel geweld en dit ondanks de goedkeuring van de Congolese wet inzake seksueel geweld in 2006.

6. Het Adviescomité is van mening dat gezien de speciale band tussen België en Congo en het Belgisch lidmaatschap van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ons land een belangrijke bijdrage kan leveren tot het uitbannen van het seksueel geweld in Oost-Congo.

7. Het Adviescomité roept de Belgische regering op om de Congolese regering aan te zetten een einde te maken aan de verkrachtingen en de seksuele geweldpleging in het land.

8. Het Adviescomité pleit ervoor dat het formele mandaat van MONUC afdwingbaar gemaakt wordt op het terrein en dat MONUC daadwerkelijk de burgerbevolking beschermt.

9. Het Adviescomité stelt voor dat de Congolese regering de nodige maatregelen neemt om een einde te maken aan de straffeloosheid op het vlak van seksueel geweld en roept België en de internationale gemeenschap op om Congo bij te staan bij de heropbouw van het gerechtelijk systeem.

10. Het Adviescomité is van mening dat België samen met de EU en de internationale gemeenschap moet werken aan de verdere uitbouw van voldoende opvangcapaciteiten en begeleidingsmogelijkheden voor de slachtoffers en hun omgeving. In deze context is donorcoördinatie noodzakelijk om de inspanningen van de verschillende actoren op elkaar af te stemmen.

11. Het Adviescomité hoopt dat de engagementsaktes voor de Noordelijke en de Zuidelijke Kivu die op 25 januari 2008 werden ondertekend een kentering zullen inhouden en op termijn zullen leiden naar een duurzame vrede in Oost-Congo waarbij er een einde komt aan de verkrachtingen en het seksueel geweld op vrouwen.

Het Adviescomité steunt het voorstel van resolutie betreffende verkrachtingen en seksuele geweldpleging tegen vrouwen in het oosten van de Democratische Republiek Congo.

V.2. Bespreking

Mevrouw Hermans bedankt eerst en vooral mevrouw Smet voor haar medewerking aan het voorstel van advies. In punt 11 zou de senator willen toevoegen dat de engagementsaktes « in Goma » werden ondertekend.

Wat punt 7 betreft, merkt de voorzitster op dat men de Congolese regering eerst zou moeten vragen om de verkrachtingen te erkennen.

Mevrouw Hermans antwoordt dat dit onlangs is gebeurd.

Mevrouw Tilmans is van mening dat in punt 10 tevens « de economische herinschakeling van de vrouw » zou moeten worden opgenomen.

Mevrouw Smet is het eens met mevrouw Tilmans.

Mevrouw Zrihen stelt voor om aan het einde van punt 10 de woorden « om onder andere de economische integratie van de vrouw te bevorderen » toe te voegen.

Naast de economische herinschakeling wijst mevrouw Tilmans erop dat men de psychologische opvang van de familie niet mag vergeten. Men zou deze vrouwen misschien moeten helpen om een voortrekkersrol te spelen.

Mevrouw Smet stelt voor een nieuw punt (10bis) in te voegen na punt 10 met de volgende tekst : « Het Adviescomité constateert dat de slachtoffers aan het algemeen geen economische activiteit meer hebben en vraagt daarom dat projecten zouden opgezet worden voor de economische herinschakeling van de vrouw. ».

De senator voegt eraan toe dat de Belgen referentiecentra blijken te worden voor het herstel van de vaginale scheuren (de fistels). Het zou nuttig zijn dit eveneens in het advies op te nemen. België zou deze centra moeten subsidiëren. Er zijn reeds twee of drie kandidaatcentra in België. Dit zou als apart punt na punt 4 kunnen ingevoegd worden, want daar is reeds sprake van medische zorgen. Dit punt (4bis) zou dan volgende tekst moeten bevatten : « het subsidiëren van referentiecentra voor het herstel van fistels ».

Mevrouw de Bethune wijst erop dat het hier gaat om referentiecentra. Er zijn inderdaad reeds experten op het terrein, maar in Oost-Afrika bestaat een referentiecentrum voor heel de regio. Ook in Centraal-Afrika is er nood aan een referentiecentrum voor het verzorgen en herstellen van fistels. België moet dus steun of subsidies geven voor het opzetten van één of meerdere referentiecentra inzake herstel van fistels.

Mevrouw Zrihen is van mening dat men dit zou moeten opnemen in punt 10, aangezien dit een partnerschap tussen België en de Europese Unie zou kunnen vormen.

Mevrouw Smet benadrukt dat er in België twee of drie kandidaat-centra bestaan. Bijgevolg is het België dat het referentiecentrum wil worden.

Mevrouw Zrihen stelt voor om in de tekst « chirurgie voor de behandeling van fistels » toe te voegen.

In verband met punt 10, merkt mevrouw de Bethune op dat men uitdrukkelijk de steun die België, via de multilaterale ontwikkelingshulp, geeft aan het zogenaamde UNFPA-project zou moeten vermelden. Dit is een project waaraan drie VN-agentschappen samenwerken : het VN-Bevolkingsfonds, UNICEF en het Hoge Commissariaat voor Mensenrechten. Die hulp moet voortgezet worden.

De senator stelt voor volgende zin toe te voegen : « Het Adviescomité pleit ervoor dat België de steun voortzet aan het multilaterale VN-project UNFPA voor de opvang en de steun aan de slachtoffers van seksueel geweld. » Tijdens het debat over het geweld in Oost-Congo op de plenaire vergadering van 24 januari 2008, heeft de minister van Ontwikkelingssamenwerking toegezegd dat hij de Belgische hulp met 2 miljoen euro zou opdrijven. Het is van belang te herhalen dat men dit project wil verderzetten.

Daarnaast haalt spreekster het volgende probleem aan : doordat er veel middelen worden gegeven aan dit multilaterale project, is de financiering van basisprojecten stopgezet. Jaren geleden financierde België bijvoorbeeld het Centre Olame in Bukavu, dat een opvangtehuis is voor slachtoffers van seksueel geweld. Het huis Olame krijgt nu geen subsidies meer, noch van België, noch van het multilaterale project. Het grootste deel van de financiële steun gaat vooral naar onderzoek en vorming, niet naar terreinprojecten.

In het kader van de bilaterale ontwikkelingssamenwerking zou het dus nuttig zijn verder steun te geven aan een aantal basis- en vrouwenprojecten. Senator de Bethune wenst bijgevolg volgende zin toe te voegen aan het punt 10 : « Hiernaast moet België ook verder steun verlenen aan basisprojecten en vrouwenprojecten in het kader van de bilaterale ontwikkelingssamenwerking. ».

Mevrouw Zrihen is van mening dat men ook de kinderen moet opnemen. De economische situatie van de vrouw impliceert dat de situatie van de kinderen steeds dramatischer wordt. Aangezien de vrouwen uitgesloten zijn uit sociale en familiale netwerken, zijn zij de enigen die de gezinslast kunnen dragen. De senatrice stelt bijgevolg voor om op het einde van punt 9 de woorden « en om de gezinnen in hun geheel te steunen » toe te voegen.

De voorzitster merkt op dat punt 9 vooral gericht is op het gerechtelijke aspect. Ze stelt voor om dit veeleer aan punt 10 toe te voegen.

Mevrouw Hermans vindt de opmerking van collega Zrihen een terechte opmerking. Toch merkt ze op dat dit reeds verwoord is in punt 10 onder « de slachtoffers en hun omgeving ».

Senator Smet stelt voor dit toch in punt 10 te expliciteren : « pour les victimes et leurs proches, et en particulier les enfants. »

Om de aandacht eveneens op kinderen te vestigen, stelt de heer Procureur voor om ze te vermelden vanaf de eerste punten (2 of 3). Men zou moeten benadrukken dat seksueel geweld ook gevolgen heeft voor kinderen.

De voorzitster wijst erop dat punt 2 gewag maakt van de uitbreiding van het seksueel geweld, met name door de burgerbevolking, terwijl punt 3 meer specifiek gericht is op de verkrachtingen.

De heer Procureur zegt dat het ook mogelijk is om een punt toe te voegen na de derde paragraaf.

Mevrouw Smet benadrukt het belang van vrouwen in deze problematiek van verkrachting als oorlogswapen.

Mevrouw Hermans deelt de mening van haar collega Smet : de aandacht zou weleens meer naar de kinderen dan naar de vrouwen kunnen gaan. Punt 10 werd trouwens reeds in die zin aangepast.

Mevrouw Zrihen legt uit waarom ze wil dat men ook de kinderen opneemt. Vrouwen worden twee keer gestraft : naast het feit dat ze zelf worden uitgesloten, kunnen ze hun eigen kinderen niet meer helpen.

Mevrouw Tilmans stelt voor om de tweede zin van punt 3 als volgt aan te vullen : « de slachtoffers en hun kinderen ... ».

Senator Zrihen merkt op dat in punt 8 sprake is van MONUC, aan wie wordt gevraagd de burgerbevolking daadwerkelijk te beschermen. Tijdens de hoorzittingen brachten sommige getuigenissen MONUC in verband met seksueel geweld. Het is dan ook belangrijk om hierop te wijzen in punt 1 : « ... legertroepen, waaronder soms de MONUC-strijdkrachten, ... ».

Mevrouw de Bethune wijst erop dat punt 4 zowel een vaststelling als een aanbeveling bevat. De tweede paragraaf, alsook het nieuwe punt 4bis, moeten worden ingevoegd na de vaststellingen. De tweede paragraaf van 4 wordt 7bis; 4bis wordt bijgevolg 7ter.

Wat betreft punt 9, steunt een Belgisch project de heropbouw van de justitie in Congo. De Belgische Technische Coöperatie is echter niet belast met het probleem van de oorlogsmisdaden, en bijgevolg niet met de verkrachtingen. Volgens de expert van de BTC ter plaatse heeft de MONUC momenteel een impliciet mandaat om dossiers omtrent verkrachtingen op te stellen en het bewijsmateriaal te verzamelen. Het Adviescomité zou dus de nadruk kunnen leggen op de inzameling van getuigenissen en bewijsmateriaal.

Spreekster stelt voor punt 9 als volgt aan te vullen : « ... en dat de internationale gemeenschap erop toeziet het bewijsmateriaal van systematische verkrachtingen te verzamelen. Belangrijk is dat gerechtelijk onderzoek rond systematische verkrachtingen kan gebeuren opdat later recht zou kunnen geschieden. »

Mevrouw Zrihen stelt een andere formulering voor om punt 9 aan te vullen : « Het (het Adviescomité) dringt er bij België en bij de internationale gemeenschap op aan dat ze Congo zouden helpen om al het nodige bewijsmateriaal in te zamelen en veilig te stellen opdat het naar behoren door het gerecht kan worden behandeld. ».

VI. Advies

Op basis van de hoorzittingen en de elementen die tijdens de hoorzittingen bekend werden, heeft het Adviescomité volgend advies uitgewerkt :

1. Het Adviescomité stelt vast dat tienduizenden vrouwen en meisjes het slachtoffer geworden zijn van systematische verkrachting en seksuele wreedheden gepleegd door milities, rebellen en legertroepen, waaronder soms de MONUC-strijdkrachten, in het gewapend conflict in het oosten van de Democratische Republiek Congo. Verkrachtingen en seksueel geweld worden er als een bewuste oorlogsstrategie gebruikt.

2. Het Adviescomité neemt kennis van het onrustwekkende feit dat het seksueel geweld zich intussen heeft verplaatst naar de burgerbevolking en dat bijgevolg ook Congolese burgers zich schuldig maken aan verkrachtingen en seksueel geweld.

3. Het Adviescomité stelt vast dat in vele gevallen de verkrachtingen op een dusdanig gewelddadige manier plaatsgrijpen dat dit ernstige genitale verminkingen met zich meebrengt. Tevens lopen de slachtoffers en hun kinderen blijvende psychologische trauma's op en in veel gevallen worden ze ook verstoten uit hun familie en hun gemeenschap.

4. Het Adviescomité stelt vast dat er een tekort aan onmiddellijke medische hulp en bijstand voor de rechtstreekse slachtoffers is. Naast de strikt medische begeleiding is er ook een grote behoefte aan psychologische ondersteuning voor de slachtoffers en hun omgeving, justitiële hulp en hulp bij de re-integratie van slachtoffers in de maatschappij.

5. Het Adviescomité stelt vast dat er totale straffeloosheid heerst omtrent de vervolging van daders van seksueel geweld en dit ondanks de goedkeuring van de Congolese wet inzake seksueel geweld in 2006.

6. Het Adviescomité is van mening dat gezien de speciale band tussen België en Congo en het Belgisch lidmaatschap van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties ons land een belangrijke bijdrage kan leveren tot het uitbannen van het seksueel geweld in Oost-Congo.

7. Het Adviescomité roept de Belgische regering op om de Congolese regering ertoe aan te zetten een einde te maken aan de verkrachtingen en de seksuele geweldpleging in het land.

8. Het Adviescomité vraagt de Belgische regering voldoende middelen uit te trekken voor de behandeling en verzorging van de slachtoffers op langere termijn. Als gevolg van het seksueel geweld is er immers een spectaculaire stijging van het aantal HIV-gevallen in de Kivustreek. Gezien de uiterst gewelddadige aard van vele verkrachtingen hebben sommige vrouwen bovendien ernstige genitale letsels.

9. Het Adviescomité roept de Belgische regering op referentiecentra voor de behandeling van fistels te subsidiëren.

10. Het Adviescomité pleit ervoor dat het formele mandaat van MONUC afdwingbaar gemaakt wordt op het terrein en dat MONUC daadwerkelijk de burgerbevolking beschermt.

11. Het Adviescomité stelt voor dat de Congolese regering de nodige maatregelen neemt om een einde te maken aan de straffeloosheid op het vlak van seksueel geweld en roept België en de internationale gemeenschap op om Congo bij te staan bij de heropbouw van het gerechtelijk systeem. Het dringt er bij België en bij de internationale gemeenschap op aan dat ze Congo zouden helpen om al het nodige bewijsmateriaal in te zamelen en veilig te stellen opdat het naar behoren door het gerecht kan worden behandeld.

12. Het Adviescomité is van mening dat België samen met de EU en de internationale gemeenschap moet werken aan de verdere uitbouw van voldoende opvangcapaciteit en begeleidingsmogelijkheden voor de slachtoffers en hun omgeving, vooral voor de kinderen. In deze context is donorcoördinatie noodzakelijk om de inspanningen van de verschillende actoren op elkaar af te stemmen.

Het Adviescomité pleit er voor dat België de steun voortzet aan het multilaterale VN-project UNFPA voor de opvang en de steun aan de slachtoffers van seksueel geweld. Hiernaast moet België ook verder steun verlenen aan basisprojecten en vrouwenprojecten in het kader van de bilaterale ontwikkelingssamenwerking.

13. Het Adviescomité constateert dat de slachtoffers over het algemeen geen economische activiteit meer hebben. Het vraagt daarom dat projecten zouden opgezet worden voor de economische herinschakeling van de vrouw.

14. Het Adviescomité hoopt dat de engagementsaktes voor de Noordelijke en de Zuidelijke Kivu die op 25 januari 2008 in Goma werden ondertekend een kentering zullen inhouden en op termijn zullen leiden tot een duurzame vrede in Oost-Congo waarbij er een einde komt aan de verkrachtingen en het seksueel geweld op vrouwen.

Het Adviescomité steunt het voorstel van resolutie betreffende verkrachtingen en seksuele geweldplegingen tegen vrouwen in het oosten van de Democratische Republiek Congo.

VII. Stemmingen

Het advies is eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.


Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur.

De rapporteur, De voorzitter,
Margriet HERMANS. Dominique TILMANS.