4-465/1 | 4-465/1 |
6 DECEMBER 2007
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 17 november 2006 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-1922/1 - 2006/2007).
Tot 1 september 2005 was het toegelaten om achter in de wagen meer kinderen te vervoeren dan er zitplaatsen aanwezig waren. Kinderen jonger dan 12 mochten immers voor 2/3e gerekend worden als zij achterin zaten in een wagen met maximum 8 plaatsen, de plaats van de bestuurder niet meegerekend. Dit betekende dat op een achterbank met 3 plaatsen — theoretisch volgens de 2/3e-regel 4,5, maar afgerond naar boven — 5 kinderen jonger dan 12 jaar, 1 persoon ouder dan 12 jaar en 3 kinderen jonger dan 12 jaar of 2 personen ouder dan 12 jaar en 2 kinderen jonger dan 12 jaar plaats konden nemen. In de praktijk konden maximaal maar 3 personen op een achterbank met 3 plaatsen vastgemaakt worden met een veiligheidsgordel, daar de wet maar 3 veiligheidsgordels op de achterbank voorschreef en een gordel maar voor één persoon gebruikt mag worden.
Door toepassing van artikel 3 van het koninklijk besluit van 18 december 2002 tot wijziging van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer moet elk kind vanaf 1 september 2005 beschikken over een volwaardige plaats op de achterbank van de wagen en vastgeklikt worden met een veiligheidsgordel. In de praktijk betekent dit nu dat op een achterbank met 3 plaatsen hoogstens 3 personen mogen plaatsnemen, ongeacht hun leeftijd.
Over de noodzaak van deze nieuwe maatregel mag en kan in het belang van de veiligheid van passagiers en dan vooral van kinderen die in de wagen meerijden, geen discussie meer ontstaan. Het BIVV (Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid) en andere organisaties die een zekere deskundigheid hebben opgebouwd op het vlak van verkeersveiligheid, hebben steeds en terecht voor deze maatregel gepleit. De nieuwe maatregel heeft echter wel significante gevolgen voor een groot deel van de gezinnen met meer dan 3 kinderen — de gezinnen met 6 en meer kinderen buiten beschouwing gelaten, omdat zij reeds met de hierna beschreven nadelen te kampen hadden. Gezinnen met 4 of 5 kinderen jonger dan 12 jaar en die in het bezit zijn van een modale gezinswagen met 3 plaatsen op de achterbank, zien zich sinds 1 september 2005 plots verplicht zich ofwel een bijkomende wagen aan te schaffen, ofwel de bestaande wagen te vervangen door een — meestal duurdere — volumewagen waarin 8 personen plus bestuurder kunnen plaatsnemen.
Indien men mobiliteit als een basisrecht beschouwt, is het maatschappelijk moeilijk te aanvaarden dat — zelfs als gevolg van een goede en noodzakelijke maatregel — sommige gezinnen financiële nadelen ondervinden om dit recht te kunnen genieten. Zeker met de vergrijzing en de toekomstige maatschappelijke problemen als gevolg van de dalende nataliteit in het achterhoofd, kan niet worden getolereerd dat het juist de grote gezinnen zijn die onder de maatregel lijden.
Om de financiële gevolgen van de genomen maatregel inzake de gordelplicht op te vangen voor grote gezinnen, stel ik met dit wetsvoorstel voor om aan gezinnen met meer dan 3 kinderen jonger dan 18 jaar de BTW op de aankoop van een wagen, aangeschaft vanaf 1 september 2005, terug te betalen. Zoals reeds voorzien voor andere categorieën van burgers, is deze fiscale gunstmaatregel slechts eenmaal om de drie jaar en voor slechts één wagen geldig.
Anke VAN DERMEERSCH. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 77, § 2, eerste lid, van de wet van 3 juli 1969 tot invoering van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, wordt een c) ingevoegd, luidend als volgt :
« c) gezinnen met meer dan 3 kinderen jonger dan 18 jaar en die nog ten laste zijn van de ouders. Deze maatregel is met terugwerkende kracht van toepassing vanaf 1 september 2005. ».
5 december 2007.
Anke VAN DERMEERSCH. |