4-384/1

4-384/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

12 NOVEMBER 2007


Wetsvoorstel betreffende de strafrechtelijke bescherming van kwetsbare personen

(Ingediend door de heer Jean-Paul Procureur c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 9 juli 2003 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-61/1 — BZ 2003).

De omvang van de vergrijzing

We staan voor een nooit eerder geziene demografische revolutie. De vergrijzing van de bevolking houdt niet alleen verband met een onomkeerbare daling van het geboortecijfer, maar ook met een spectaculaire stijging van de levensduur ingevolge de vooruitgang van de geneeskunde en de verbetering van de levensomstandigheden. Zo zal de levensverwachting, die 74 jaar bedroeg in 1992, tot 81 jaar stijgen in het jaar 2075. Op dat ogenblik zullen de industrielanden evenveel mensen boven de 65 tellen als jongeren onder de 14 jaar. Zelfs op de hoge leeftijd van 60, 70 of 80 jaar stijgt de levensverwachting (1) .

« De bevolking vergrijst regelmatig. Dit biedt het vooruitzicht van een maatschappij met één derde personen die ouder zijn dan 65 jaar, merendeels vrouwen. Tegen 2500 zou een aanzienlijk deel van de bevolking de leeftijd van 120 of zelfs 140 jaar kunnen bereiken ! » (2) .

In België vormden de zogenaamde ouderen (ouder dan 60-65 jaar) 15 % van de Belgische bevolking in 1990. In 2040 zou dit percentage moeten oplopen tot 27 %. Er moet gerekend worden met een meerderheid van vrouwen (ongeveer 65 %), aangezien hun levensverwachting hoger is. Wat de leefplaats betreft, is het zo dat 7 % van de oudere bevolking zich bevindt in collectieve woonstructuren (ongeveer 120 000 bedden), 6 %, woont in bij de kinderen en 87 % blijft thuis wonen.

Het fenomeen van de mishandeling van ouderen

Verschillende studies hebben het probleem van de mishandeling van ouderen in België onder de aandacht gebracht (3) .

Mishandeling is een begrip dat verschillende soorten handelingen omvat. Het kan binnen de familie gebeuren of in een instelling. Het kan tot uiting komen in fysiek geweld (fysiek pijnigen, noodzakelijke verzorging weigeren, seksueel misbruiken ...), in psychologisch of psychisch geweld (beangstigen, dreigen met isolering, intimideren, infantiliseren, ...), in situaties van materieel of financieel misbruik (diefstal (4) , wegnemen van goederen, een te hoge prijs aanrekenen ...), actieve verwaarlozing (onthouden van verzorging ...), passieve verwaarlozing (de bejaarde niet raadplegen over zijn behandeling ...), ontzeggen van intimiteit, een eigen plaats ...

Het aantal bejaarden dat slachtoffer is van mishandeling, valt heel moeilijk te ramen. Volgens sommige studies zou bijna een op de vijf bejaarden in België te maken hebben met een of andere vorm van geweld. Na de leeftijd van 60 jaar zijn vrouwen een beetje vaker dan mannen blootgesteld aan een vorm van lichamelijk, seksueel, psychisch of financieel geweld (23 % tegen 15 %) (5) .

In dalende volgorde zou het gelaakte geweld bestaan in financiële misbruiken (10,3 %), slechte psychologische behandeling (9,8 %), schending van de lichamelijke integriteit (2,5 %) en zelfs seksueel geweld (1 %).

Deze geweldplegingen komen vaak samen voor (6) . In zes gevallen op tien zouden ze het werk zijn van de familiekring (7) . Maar ook in instellingen vormt mishandeling een werkelijkheid (8) .

Sedert enkele jaren wordt de samenleving zich bewust van dit probleem. Er werden studies verricht om het fenomeen beter te kunnen vatten. Er werden diensten opgericht waar geluisterd wordt naar het probleem (Alma, Apta, Télésenior, dat gerund wordt door Infor Homes).

In het Waalse Gewest werd een eerste verslag opgesteld op grond van klachten door bewoners van rusthuizen. In 1999 werden er in dit verslag 149 klachten opgetekend, waarvan 10 % met betrekking tot mishandelingen en verwaarlozingen.

Gevallen van mishandeling hebben de pers gehaald, wat zeker getuigt van een grotere bewustwording binnen de samenleving ten opzichte van dit fenomeen. We werden diep getroffen door de recente gebeurtenissen die beroering brachten in de streek van Luik, waar in drie rusthuizen incontinente ouderlingen werden aangetroffen die in hun bevuild bed werden gelaten, ondervoede bejaarden die vervallen voeding kregen, en bedlegerige bejaarden die vastgebonden waren aan hun bed (« Vers L'Avenir », 8 december 2000).

Zo werden we ook hevig geschokt door het feit dat in maart 2001 een rusthuisbewoner in Brussel stierf terwijl hij was vastgebonden op zijn bed door een te spannende dwanggordel, die een ingewandennecrose had veroorzaakt. Ondertussen was er slechts een verpleger aanwezig in het huis, met 52 mensen waarvan de meeste zwaar dement, bedlegerig en/of lijdend aan degeneratieve ziekten zoals die van Korsakov of van Alzheimer !

Deze gevallen vormen het topje van de ijsberg. Toch mogen ze geen rookgordijn vormen voor de miskende situaties van geweld met bejaarden als anonieme slachtoffers, die zich binnen families of in collectieve voorzieningen afspelen.

Sociologen, zoals professor Bawin-Legros van de Universiteit van Luik, stellen vast dat het geweld in de familiekring toeneemt (er zouden 5 805 klachten geweest zijn in 1999) en dat de ouderen er niet aan ontsnappen.

Volgens Alma hadden 547 van de in 2000 ontvangen telefonische oproepen te maken met nieuwe gevallen van mishandeling, 71 % van de dossiers hadden betrekking op vrouwen, 66 % van de senioren die opbelden met betrekking tot mishandeling woonden thuis. Deze oproepen hadden betrekking op verschillende types mishandeling : 35 % psychologische mishandeling, 29 % financiële mishandeling, 16 % passieve of actieve verwaarlozing, 8 % fysiek geweld. Vaak gebeurden deze mishandelingen samen of namen ze veel verschillende vormen aan. In het eerste halfjaar van 2001 alleen al had Alma nog 213 oproepen ontvangen omtrent toestanden van mishandeling.

Ten aanzien van dit geweld, zelfs de vormen die het lichtst en het meest dagdagelijks lijken, is het gevaar voor de bejaarden altijd groot en zelfs levensbedreigend, want de psychische gevolgen zijn soms buitensporig groot in verband met de goedaardigheid van de agressie (afglijden naar een zwaar depressieve toestand of naar een toestand van dementie, apathie, vrees voor de toekomst ...). Sommige gedragsstoornissen bij ouderen (versterking van geheugenverlies, taalstoornissen, teruggetrokkenheid, verlies van taalbehoefte, van elk verlangen, zelfmoord ...) vormen tekens van een belangrijke malaise ingevolge een mishandeling of van gedragingen ten opzichte van hen die eenvoudigweg niet aangepast zijn (9) .

Inzake zelfmoord heeft de pers onlangs gewag gemaakt van het hoog aantal zelfmoorden en pogingen tot zelfmoord in België : volgens het NIS telt België gemiddeld 7 zelfmoorden per dag. Het vormt de eerste doodsoorzaak bij mannen van 25 tot 45 jaar en de tweede bij jongens van 15-25 jaar. In tegenstelling tot wat men zou kunnen denken, komt zelfmoord meer voor bij ouderen dan bij jongeren. Van het aantal mensen die zelfmoord pleegden in 1995 (laatste beschikbare cijfers) waren er 47,65 % ouder dan 84 jaar, en slechts 14,11 % tussen 15 en 24 jaar.

Welke maatregelen zijn mogelijk tegen mishandeling ?

De voorgaande gegevens met betrekking tot het demografische fenomeen, tot de realiteit van de mishandeling jegens ouderen en de gevolgen hiervan, tonen voldoende aan dat we te maken hebben met een ernstig probleem dat een aanzienlijk deel van de bejaarde Belgische bevolking treft. Hiervoor moeten oplossingen gevonden worden.

Het Waals decreet van 5 juni 1997 had een systeem ingevoerd om de kwaliteit van de dienstverlening aan bejaarden die in een instelling verblijven te controleren. Dit decreet geeft de burgemeester een rol in de behandeling van de klachten en verzoekt de « Conseil wallon du troisième âge » een advies uit te brengen over de algehele follow-up van de klachten betreffende de rusthuizen, de rust- en verzorgingshuizen, de serviceflats en de centra voor dagopvang.

In 2000 werden verscheidene precieze verbintenissen aangegaan met betrekking tot concrete maatregelen die moeten worden goedgekeurd ter bestrijding van de mishandeling van bejaarden. Tot nu toe hebben deze verbintenissen geen gevolg gekregen.

In zijn verslag voor het jaar 2000 benadrukt de « Conseil wallon du troisième âge » zelf dat geen enkel gevolg werd gegeven aan de aanbevelingen die hij verwoord had om mishandeling van bejaarden te voorkomen.

Het is dringend nodig dat de wetgever een aantal maatregelen neemt. Maar welke maatregelen ?

De mishandeling van ouderen is een complex fenomeen dat uit verschillende hoeken moet worden benaderd. Om er een einde aan te maken zijn maatregelen vereist op verschillende bestuurs- en bevoegdheidsniveaus. Op gewestelijk vlak zijn deze maatregelen van uiteenlopende aard :

— Zo lijkt het bijvoorbeeld absoluut noodzakelijk dat de overheden steun verlenen aan de verenigingen die op het terrein al een gans essentiële rol spelen inzake het luisteren, maar ook het bemiddelen en het informeren, onder andere inspectiediensten en gerechtelijke overheden (zoals Info-Home, Alma, CAPAM, APAM, APIA ...). De erkenning en de subsidiëring van deze verenigingen moet worden georganiseerd.

— Anderzijds lijkt het essentieel dat de gerontologische en geriatrische inhoud van de opleidingen voor verplegend en verzorgend personeel wordt uitgebreid. Bovendien moet er verbetering komen in de levenskwaliteit van de bejaarden. Dit impliceert een verbetering van de situatie in de instellingen, meer controle in de huisvestingsstructuren en een diversificatie van de leefplaatsen. Aangezien de mishandeling van bejaarden een fenomeen is dat zich voornamelijk binnen families afspeelt, zouden er ook steunmaatregelen moeten komen voor families die een afhankelijke bejaarde ten laste nemen. Algemeen gesteld is het van belang de solidariteit binnen families ten opzichte van ouderen te verbeteren, en het samenwonen van kinderen en hun ouders en grootouders niet te benadelen.

De mishandeling op strafrechtelijk vlak

Op federaal niveau heeft onderhavig voorstel niet de bedoeling het probleem in zijn geheel te behandelen. Het benadert het probleem van de mishandeling op strafrechtelijk vlak. De indieners van het voorstel onderkennen wel degelijk de grenzen van het gebruik van straffen. Dat kan slechts de allerlaatste remedie vormen, want oplossingen door middel van hulp, preventie, bemiddeling die voorafgaan aan het strafrechtelijke niveau zijn veel doeltreffender.

In dit opzicht is het in de allereerste plaats van belang in herinnering te brengen dat in de meeste gevallen van mishandeling communicatie en bemiddeling een betere aanpak vormen dan de gerechtelijke weg (10) .

Zo blijkt de bemiddeling in strafzaken die werd ingevoerd door de wet van 10 februari 1994 tot invoeging van een artikel 216ter in het Wetboek van strafvordering in de werkelijkheid vaak bruikbaarder voor de mishandelde persoon. De bemiddelingsprocedure biedt met name het voordeel dat ze de dialoog tussen de mishandelende en de mishandelde persoon vergemakkelijkt, dat ze aanleiding geeft tot een burgerrechtelijke schadevergoeding, dat ze de mishandelde persoon verzorgt en het voordeel biedt van een follow-up door een bemiddelingsassistent (11) . Volgens artikel 216ter wordt de beslissing om een beroep te doen op bemiddeling aan de beoordeling van de procureur des Konings overgelaten.

Het onderhavige voorstel beoogt de bemiddeling in strafzaken aan te moedigen in het geval van strafrechtelijke overtredingen die werden begaan ten opzichte van personen wier toestand van kwetsbaarheid, met name wegens de hoge leeftijd van de persoon, duidelijk was of gekend was door de dader van de feiten. Met die bedoeling stelt het verplicht dat de procureur des Konings de dader en het slachtoffer oproept om gehoord te worden en dat een bemiddeling op touw wordt gezet.

Overeenkomstig artikel 216ter van het Wetboek van strafvordering kan de procureur des Konings in dit kader, nadat hij door de dienst Justitiehuizen een maatschappelijk onderzoek heeft laten verrichten, de dader van het strafbaar feit verzoeken in te stemmen met de uitvoering van een dienstverlening, bijvoorbeeld in een rusthuis bij een vereniging die diensten verleent aan ouderen en personen met een handicap.

Voor het overige moeten we vermijden dat van de ouderen een bijzondere categorie burgers wordt gemaakt wier bescherming zou worden verhoogd, zodat de uitsluiting (12) waar ze al dikwijls mee te maken krijgen, niet in de hand wordt gewerkt. Volgens ons mogen we niet vervallen in de misvatting dat een persoon die 65 is noodzakelijkerwijze een specifieke bescherming moet krijgen. Het is de zwakheid van een persoon en niet zijn leeftijd als dusdanig die een bijzondere bescherming moet rechtvaardigen (13) . Deze zwakheid valt waar te nemen bij sommige ouderen, maar ook bij veel jonge volwassenen, wegens een ziekte of een handicap.

Naar het voorbeeld van wat er al bestaat met betrekking tot minderjarigen, met name in de wet van 28 november 2000 betreffende de strafrechtelijke bescherming van minderjarigen, moet er voor de kwetsbare personen een aangepaste juridische bescherming worden uitgedacht. Zoals sommige auteurs in herinnering brengen, maakt artikel 23 van de Belgische Grondwet deze stap dringend (14) . Dit artikel bepaalt dat iedereen het recht heeft op een leven in overeenstemming met de menselijke waardigheid. Hiertoe moet de wet, het decreet of de ordonnantie de economische, sociale en culturele rechten waarborgen en de voorwaarden voor hun uitoefening vastleggen. Artikel 22bis van onze Grondwet stelt dat ieder kind recht heeft op eerbiediging van zijn morele, lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit. Moet hetzelfde niet gelden voor de zogenaamde ouderen (15)  ?

Onlangs heeft de Commissie « Vieillissement et Droit » van de Franstalige Orde van de Brusselse balie een reeks aanbevelingen gedaan met het oog op het amenderen van het Strafwetboek en het Wetboek van strafvordering, en ook de specifieke strafrechtelijke en burgerlijke wetgevingen, in de zin van een aanpassing van de wetgeving aan de noden met betrekking tot de waardigheid van elke persoon.

Onderhavig wetsvoorstel gaat uit van de werkzaamheden van deze commissie, meer in het bijzonder van het dossier van meester Albert Evrard, lid van deze commissie (16) .

In de geest van deze werkzaamheden en naar het voorbeeld van het Franse Strafwetboek, voert onderhavig voorstel de notie kwetsbare persoon in en voorziet het in specifieke straffen als bepaalde feiten werden begaan tegen personen « wier toestand van kwetsbaarheid, wegens hun leeftijd, een ziekte, een zwangerschap of een lichamelijk of geestelijk gebrek duidelijk was of gekend was door de dader van de feiten ».

De bedoelde feiten zijn :

— verhinderen van de vrije uitoefening van een eredienst of van ongeacht welke niet-confessionele levensbeschouwing,

— valsheid in authentieke en openbare geschriften door een ambtenaar,

— verduistering, knevelarij of belangenneming door een ambtenaar,

— bedreiging met een aanslag en verspreiding van valse inlichtingen betreffende bedreigingen met een onbestaand kwaad,

— gijzeling,

— verlating, achterlating in behoeftige toestand, onthouden van voedsel of verzorging, ontvoering en verberging,

— aanranding van de eerbaarheid of verkrachting,

— opzettelijk doden en opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel,

— weigering hulp te bieden aan iemand die in gevaar verkeert,

— aanhouding of onwettige en willekeurige gevangenhouding,

— belaging,

— diefstal, afpersing, misbruik van vertrouwen, oplichting, bedriegerij.

De straffen zijn :

— ofwel die welke vastgesteld zijn als dezelfde misdaad of hetzelfde misdrijf werden begaan ten opzichte van een minderjarige : dit geldt voor gijzeling, verlating, achterlating in een behoeftige toestand, onthouden van voedsel of verzorging, ontvoering en verberging, opzettelijk doden of opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel, weigering hulp te bieden aan iemand die in gevaar verkeert, aanhouding of onwettige of willekeurige gevangenhouding, oplichting of bedriegerij;

— ofwel het creëren van verzwarende omstandigheden, inzake de bestraffing van bepaalde misdrijven, zoals het verhinderen van de uitoefening van een eredienst, bedreiging met een aanslag of valse inlichtingen betreffende bedreigingen met een onbestaand kwaad, aanranding van de eerbaarheid of verkrachting.

Anderzijds wordt een einde gemaakt aan de strafrechtelijke straffeloosheid die bestaat bij toestanden van misdaden en misdrijven tegen eigendommen (diefstallen, afpersingen, misbruik van vertrouwen, oplichting, bedriegerij) als de feiten binnen de familie werden begaan. Een bepaalde oude opvatting in verband met het familiebelang rechtvaardigde alleen burgerrechtelijke schadeloosstellingen. Gelet op de manier waarop de familie evolueert, lijkt het evenwel dat de strafrechtelijke beteugeling van deze handelingen kan worden gerechtvaardigd, in het bijzonder als het gaat om feiten die begaan werden tussen bloedverwanten in de opgaande of de nederdalende lijn.

Specifieke straffen worden trouwens bepaald als dit gerechtvaardigd is; zo kan de straf van bijzondere verbeurdverklaring worden uitgesproken ingeval van verduistering, knevelarij of belangenneming door een ambtenaar en ook ingeval van diefstal of afpersingen.

Als de aanranding van de eerbaarheid werd begaan door een persoon aan wiens zorgen de kwetsbare persoon werd toevertrouwd, kan de rechter de uitoefening van een activiteit op het vlak van het beheer of de directie van een collectieve huisvestingsstructuur verbieden.

De bloedverwanten in de nederdalende lijn worden gestraft met straffen voor verlating van familie als ze veroordeeld werden tot een alimentatieverplichting ten opzicht van een bloedverwant in de opgaande lijn en opzettelijk verzuimen de door de sociale wetgeving voorziene formaliteiten te vervullen en hun bloedverwant in de opgaande lijn op die manier beroven van de voordelen waarop hij aanspraak kon maken.

Het voorstel houdt ook rekening met de moeilijkheid die kwetsbare personen, meer in het bijzonder ouderen, kunnen hebben om de mishandelingen waarvan ze slachtoffer zijn aan het licht te brengen.

— Zo maakt het voorstel een rechtsvordering mogelijk vanwege verenigingen die instaan voor preventie, het geven van advies en het oplossen van conflicten binnen families of instellingen, in gevallen van mishandeling waarvan ze weet zouden hebben en die beantwoorden aan de strafrechtelijke omschrijvingen waarnaar onderhavig voorstel verwijst. Deze bepaling, die al bestaat in het beperkte kader van de wet van 24 november 1997 ter bestrijding van echtelijk geweld, is onmisbaar aangezien de personen die met name wegens hun leeftijd in een toestand van kwetsbaarheid verkeren, uit vrees voor vergelding vaak nalaten de mishandelingen of geweld tegen hun persoon of hun goederen aan te geven omdat ze vrezen definitief te worden geplunderd of verlaten.

— Het voorstel maakt ook de teruggave mogelijk van verbeurdverklaarde goederen aan de bejaarden die eigenaar is en die zich geen burgerlijke partij zou hebben gesteld en niet gekend zou zijn door de rechter omdat hij geen betrokken partij was. De invoering van het begrip « benadeelde persoon » maakt een oplossing mogelijk voor de moeilijkheden die ouderen vaak ondervinden om zich burgerlijke partij te stellen als ze het slachtoffer zijn geweest van diefstallen, vooral die welke werden begaan door familieleden.

— Voor de kwetsbare persoon in de zin van onderhavige wet, die slachtoffer of getuige is van bepaalde feiten als bedoeld in het Strafwetboek wordt in de mogelijkheid voorzien om zich te laten vergezellen door een meerderjarige persoon die hij kiest bij ieder verhoor door de gerechtelijke instantie, en in de mogelijkheid om een audiovisuele opname te maken van het verhoor van de kwetsbare persoon. Deze bepalingen zijn geënt op deze voor het verhoren van minderjarigen.

We moeten meteen vaststellen dat de bewustmaking ten opzicht van de mishandeling van ouderen thans niet schijnt te bestaan in de rechtswereld. Onderhavig voorstel beoogt ook de aandacht van de magistraten te vestigen op de dossiers waarin de slachtoffers van strafbare feiten personen zijn in een toestand van kwetsbaarheid wegens hun leeftijd of wegens een lichamelijke of mentale handicap. Het is van belang rekening te houden met de gevolgen op het vlak van de lichamelijke, psychologische of financiële beproeving die een gerechtelijke procedure kan vormen, vooral voor een oudere persoon.

In die zin voorziet het voorstel in :

— het aangeven van de leeftijd of de bijzondere toestand van kwetsbaarheid van het slachtoffer op het kaft van de dossiers en in de verhoorverslagen : deze aanduiding vormt een eenvoudige maar doeltreffende maatregel om de aandacht van de magistraten en de advocaten te vestigen op de noodzaak om de latere verslagen onverwijld te behandelen. Zoals gelijk welk slachtoffer heeft de oudere immers het recht te hopen dat zijn toestand van slachtoffer tijdens zijn leven wordt erkend en dat de schade die hij heeft geleden, wordt vergoed;

— een regelmatige controle door de kamer van inbeschuldigingstelling op het onderzoek betreffende iedere kwetsbare persoon in de zin van de wet.

ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

Artikel 2

Met de voorgestelde wijziging wordt getracht de probleemsituaties te verhelpen waarin bejaarden vaak terechtkomen wanneer zij zich burgerlijke partij stellen nadat zij het slachtoffer zijn geworden van diefstal, inzonderheid diefstal gepleegd door familieleden. Aangezien de bejaarden geen partij in het geding zijn, zijn zij niet bij de rechter bekend. De voorgestelde tekst voorziet in de teruggave van de in beslag genomen goederen aan de benadeelde bejaarde die er de eigenaar van is en die zich geen burgerlijke partij zou hebben gesteld.

Artikel 3

De voorgestelde bepaling legt een strengere straf op aan iedere persoon die door zijn gedrag de vrijheid van eredienst en de vrije uitoefening ervan zou verhinderen van personen die zich in een kwetsbare situatie bevinden, inzonderheid vanwege hun leeftijd.

Er bestaan immers concrete situaties die aantonen dat bejaarden vanwege een gebrek aan personeel, kledij of organisatie geen toegang kunnen hebben tot de handelingen van de eredienst die ze uitoefenen.

Overeenkomstig de Grondwet beoogt de bescherming eveneens het aanhangen van elke niet-confessionele levensbeschouwing.

Artikel 4

Het voorgestelde artikel 195bis beoogt de bescherming van personen in een kwetsbare situatie tegen elk schadelijk optreden van ambtenaren of openbare ambtsdragers die valsheid in authentieke en openbare geschriften zouden plegen ten nadele van eerstgenoemde personen.

Bejaarden kunnen in contact komen met een oneerlijke ambtenaar of notaris die als dader of mededader, vrijwillig of uit nalatigheid, meewerkt aan de beroving van de bejaarde van zijn goederen in het voordeel van familieleden of derden.

Artikel 5

In het voorgestelde artikel 245bis wordt gepreciseerd dat wanneer tegen een kwetsbare persoon verduistering, knevelarij of belangenneming is gepleegd door een persoon die een openbaar ambt uitoefent, bijzondere verbeurdverklaring als straf mag worden toegepast.

Artikel 6

Die nieuwe bepaling beoogt situaties waarin bejaarden willens en wetens in een klimaat van terreur en afzondering worden gehouden door het geven van valse inlichtingen betreffende bedreigingen met een onbestaand kwaad.

Door het kunstmatig creëren van een bedreigende omgeving worden bejaarden door mensen die voor hen zorg dragen, gedwongen zich thuis af te zonderen. De bejaarden moeten dan niet meer door hen worden aangekleed voor gelegenheden buitenshuis. Er zijn al concrete gevallen bekend van bedreigingen met uitzetting uit het huis, chantage, bewaking door een bloeddorstige hond, die de bejaarden moet beletten hun kamer of het gebouw waar zij wonen, te verlaten.

De bepaling stelt dat er verzwarende omstandigheden zijn wanneer er sprake is van bedreigingen met een aanslag en valse inlichtingen betreffende ernstige aanslagen ten nadele van een kwetsbaar persoon.

Artikel 7

Het voorgestelde lid bestraft gijzeling met levenslange opsluiting wanneer de gijzelaar zich in een kwetsbare situatie bevindt als beschreven in de wet. Het betreft dezelfde straf als die waarin is voorzien in de wet van 28 november 2000 wanneer de gijzelaar minderjarig is.

Artikel 8

Bij dit artikel wordt artikel 376 van het Strafwetboek gewijzigd dat de aanranding van de eerbaarheid of verkrachting gepleegd op een persoon die ten gevolge van zwangerschap, ziekte, onvolwaardigheid dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek bijzonder kwetsbaar is, gestraft met opsluiting van tien tot vijftien jaar. De terminologie die in het artikel wordt gehanteerd, wordt licht aangepast. Artikel 376 beoogt voortaan elke persoon wiens kwetsbare situatie vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek duidelijk is of bekend is bij de dader van de feiten.

Artikel 9

Er is sprake van verzwarende omstandigheid wanneer de aanranding van de eerbaarheid of de verkrachting gepleegd is door een bloedverwant in de rechte nederdalende lijn of in de zijlijn of door personen aan wie de zorg voor de kwetsbare persoon is toevertrouwd (geneesheer, officier van gezondheid, enz.).

Artikel 10

Artikel 378 van het Strafwetboek wordt aangevuld om de rechtbanken in staat te stellen de veroordeelde die schuldig is bevonden aan aanranding van de eerbaarheid of verkrachting van een kwetsbaar persoon, te verbieden een beheers- of bestuursactiviteit uit te oefenen in een structuur voor gemeenschappelijk verblijf. De bedoeling is te vermijden dat veroordeelden opnieuw een al dan niet winstgevende activiteit kunnen uitoefenen waardoor zij met hun slachtoffer in contact komen. Men wil verhinderen dat veroordeelden hun medewerking verlenen of rechtstreeks of onrechtstreeks beslissingen nemen in die welbepaalde activiteitensector.

Artikel 11

De voorgestelde bepaling legt de bloedverwanten in de nederdalende lijn de straffen op die zijn vastgesteld voor familieverlating, wanneer zij die veroordeeld zijn om een uitkering tot onderhoud te betalen aan een bloedverwant in de opgaande lijn, zich vrijwillig ervan onthouden de door de sociale wetgeving voorgeschreven formaliteiten te vervullen en hun bloedverwant in de opgaande lijn aldus beroven van de voordelen waarop deze aanspraak kon maken.

Artikelen 12 tot 14

De gewijzigde artikelen leggen aan de daders van opzettelijk doden van of opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel aan kwetsbare personen dezelfde straffen op als die welke gelden voor dezelfde misdrijven jegens minderjarigen.

Artikel 15

De voorgestelde bepaling legt aan de persoon die zich schuldig maakt aan het niet verlenen van bijstand aan een kwetsbaar persoon in gevaar, dezelfde straffen op als die welke gelden voor hetzelfde misdrijf jegens minderjarigen.

Die aanpassing moet het onrechtstreeks mogelijk maken elke persoon te straffen die weet heeft van een toestand van verlating, van mishandeling of onthouding waarbij een minderjarige of een kwestbaar persoon in de zin van de wet is betrokken, en die de bevoegde gerechtelijke of administratieve overheden daarvan niet op de hoogte heeft gebracht, onverminderd de eventuele toepassing van de artikelen 458 en 458bis van het Strafwetboek.

In dat verband moet artikel 434-3 van het Franse Strafwetboek worden vermeld dat een gevangenisstraf oplegt van drie jaar en een boete van 300 000 Franse frank per feit aan iedere persoon die weet had van onthoudingen, mishandelingen of seksuele misdrijven ten aanzien van een minderjarige tot 15 jaar of ten aanzien van een persoon die vanwege leeftijd, ziekte, een onvolwaardigheid dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek niet in staat is om zichzelf te beschermen, en de gerechtelijke of administratieve overheden daarvan niet op de hoogte heeft gebracht. Personen die tot eenzame opsluiting zijn veroordeeld onder de voorwaarden die zijn opgenomen in het artikel 226-13 van het Franse Strafwetboek, vormen een uitzondering op die bepaling.

Artikelen 16 tot 22

Er zijn concrete situaties bekend waarin bejaarden het slachtoffer zijn van een reeks nalatigheden : personen die verscheidene dagen zonder voedsel of drank worden achtergelaten in een kille, vochtige kamer of in een oververwarmde kamer zonder venster; personen van wie de schotel niet wordt opgehaald zolang niet alles is opgegeten; personen die onvoldoende gekookt, slecht smakend of zelfs bedorven voedsel voorgeschoteld krijgen; personen die onder dwang voedsel tot zich nemen terwijl zij weigeren te eten omdat hun religie of een sociaal gebruik hun dat verbiedt.

Er zijn ook gevallen van bejaarden die geneesmiddelen, verzorging, dagelijkse hygiëne onthouden worden of die « murw » worden gemaakt door medisch onverantwoorde neuroleptica of slaapmiddelen die leiden tot verwarring, geheugenstoornissen, desoriëntatie in de tijd en in de ruimte, zelfverwaarlozing, opgewondenheid en slaperigheid.

De daders kunnen familieleden zijn of iedere persoon die de zorg voor de bejaarde op zich heeft genomen. Zij laten het soms zover komen uit zuinigheid of om hun eigen rust te vrijwaren.

Artikel 423 van het Strafwetboek straft hem die een persoon verlaat, die niet in staat is om zichzelf te beschermen, met dezelfde straffen als hetzelfde feit gepleegd op een minderjarige.

De voorgestelde artikelen 16 en 17 strekken ertoe het begrip onbekwame te vervangen door het ruimere begrip kwetsbaar persoon, dit wil zeggen elke persoon die niet in staat is zichzelf te beschermen vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap of een lichamelijk of geestelijk gebrek.

Artikel 424 van het Strafwetboek straft hem die een minderjarige in behoeftige toestand achterlaat.

Het voorgestelde artikel 18 strekt ertoe de bloedverwanten in de rechte nederdalende lijn of in de zijlijn te straffen die hun vader, moeder, adoptant of andere bloedverwant in de opgaande lijn in behoeftige toestand achterlaten.

De artikelen 425 en 426 van het Strafwetboek leggen dezelfde straffen op aan hem die zich schuldig maakt aan het onthouden van voedsel of verzorging aan een minderjarige of een onbekwame.

De voorgestelde artikelen 19 tot 21 strekken ertoe het begrip onbekwame te vervangen door het ruimere begrip kwetsbaar persoon, dit wil zeggen elke persoon die niet in staat is zichzelf te beschermen vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap of een lichamelijk of geestelijk gebrek.

Artikel 427 van het Strafwetboek legt een zwaardere straf op wanneer het slachtoffer van de verlating, van de achterlating, van het onthouden van verzorging of voedsel de vader, de moeder, de adoptant of een andere bloedverwant in de opgaande lijn is.

Volgens het voorgestelde artikel 22 kan de rechter bovendien in die gevallen de ontzetting uitspreken.

Artikelen 23 tot 26

Deze artikelen strekken ertoe hem die zich schuldig maakt aan ontvoering of verberging van een kwetsbaar persoon dezelfde straffen op te leggen als die waarin de artikelen 428 tot 430 van het Strafwetboek voorzien wegens dezelfde feiten gepleegd op minderjarigen.

Deze bepalingen strekken ertoe de aandacht te vestigen op het verschijnsel van de gedwongen plaatsingen bijvoorbeeld na een ziekenhuisopname of bij een gezondheidsprobleem. Dergelijke plaatsingen schudden de leefwereld van de bejaarden grondig door elkaar en kunnen onomkeerbare gevolgen voor die personen hebben, vooral indien ze gepaard gaan met de verkoop van hun woning, hun meubilair. Ze leiden verder tot het verlies van hun autonome leefgewoonten en sociale contacten.

Artikel 27

Bij dit artikel wordt in het Strafwetboek een nieuw artikel 438bis ingevoegd dat voorziet in de toepassing van verzwarende omstandigheden in geval van aanhouding of wederrechtelijke en willekeurige vrijheidsberoving van een minderjarige of een kwetsbaar persoon in de zin van deze wet.

Artikel 28

Met de voorgestelde wijziging wordt het mogelijk het misdrijf van belaging te vervolgen na een klacht niet alleen van de persoon die beweert het slachtoffer te zijn van belaging, maar ook van de bevoegde verenigingen (zie infra artikel 39).

Artikel 29

Dit artikel beoogt de schrapping van artikel 462 van het Strafwetboek dat slechts voorziet in burgerrechtelijke en niet in strafrechtelijke vergoedingen wanneer de diefstal of de afpersing is gepleegd door een familielid ten aanzien van een ander familielid, inzonderheid « door afstammelingen ten nadele van hun bloedverwanten in de opgaande lijn ».

Door die schrapping kan een strafrechtelijke vervolging worden ingesteld wanneer die misdrijven binnen de familie worden gepleegd.

Met betrekking tot de bejaarden moet worden opgemerkt dat de bedoelingen of de drijfveren voor de gedragingen die kenmerkend zijn voor verlating of mishandeling binnen de familie, immers in aanzienlijke mate ingegeven worden door het vermogen van de bejaarden.

Artikel 30

De bijzondere verbeurdverklaring zal als straf kunnen worden uitgesproken in geval van diefstal of afpersing.

Artikel 31

Artile 492 van het Strafwetboek wordt geschrapt. Door die schrapping wordt het mogelijk een strafvervolging in te stellen zelfs indien het misbruik van vertrouwen heeft plaatsgevonden binnen de familie (zie bespreking van artikel 29).

Artikel 32

Met de voorgestelde tekst worden naast de minderjarigen, zoals bepaald in artikel 493 van het Strafwetboek, de kwetsbare personen beschermd tegen mogelijke vormen van oplichting jegens hen. Een aantal personen, meer bepaald de bejaarden, kunnen worden meegesleept in een contractuele privéverbintenis zonder dat ze hun instemming hebben betuigd in het volle besef van de zaak.

Die wijziging wordt toegevoegd aan de bestaande beschermingsmaatregelen in burgerrechtelijke zaken zoals de postorderverkoop of de huis-aan-huisverkoop. Die wijziging moet toestanden voorkomen waarin handelsvertegenwoordigers misbruik maken van de zwakke situatie van sommige bejaarden om hun bijvoorbeeld producten te verkopen voor de behandeling van parketvloeren die niet eens in het huis aanwezig zijn, of vijftigdelige encyclopedieën terwijl zij niet langer beschikken over de gezichtsscherpte die vereist is voor de lectuur van een dergelijk werk, of elke leesinteresse reeds verloren hebben.

Artikel 33

Dit artikel beoogt de schrapping van artikel 504 van het Strafwetboek, zodat strafvervolging mogelijk wordt zelfs indien de oplichting of bedriegerij gepleegd is binnen de familie (zie bespreking van artikel 29).

Artikel 34

Dit artikel brengt een wijziging aan in artikel 47bis van het Wetboek van strafvordering, zodat het proces-verbaal van verhoor een bijzondere vermelding zou bevatten wanneer de slachtoffers zich in een bijzondere kwetsbare situatie bevinden in de zin van de wet (artikel 47bis, punt 3).

Datzelfde artikel 47bis wordt aangevuld met een punt 6 waarin gepreciseerd wordt dat op de omslag van het dossier vermeld wordt dat het om een kwetsbare persoon gaat. Dit betekent bijvoorbeeld dat de vermelding van de leeftijd in het proces-verbaal en op het dossier een aanduiding is dat daarom niet de voorrang moet worden verleend aan dat dossier, maar dat op zijn minst de latere handelingen, gezien de leeftijd van het slachtoffer, zonder verwijl en versneld moeten worden gesteld.

Een dergelijke vermelding is ook nuttig als onderzoeksinstrument in het kader van het strafbeleid en op academisch vlak.

Artikelen 35 en 36

Die bepalingen voorzien in de mogelijkheid voor de kwetsbare persoon in de zin van deze wet, die slachtoffer of getuige is van bepaalde feiten die in het Strafwetboek worden beoogd, om zich te laten begeleiden door een zelfgekozen meerderjarige tijdens elk verhoor door de gerechtelijke overheid, behoudens andersluidende gemotiveerde beslissing ten aanzien van die persoon vanwege het openbaar ministerie of de onderzoeksmagistraat in het belang van de kwetsbare persoon of van de waarheid.

Die bepaling is een kopie van die waarin bij artikel 91bis van het Strafwetboek is voorzien met betrekking tot de minderjarigen.

De feiten die aanleiding kunnen geven tot de toepassing van die bepaling, zijn die welke beoogd worden in

— hoofdstuk II van titel II (uitoefening van de erediensten),

— afdeling I van hoofdstuk IV van titel III (valsheid in geschriften),

— in hoofdstuk III van titel IV (verduistering, knevelarij),

— in hoofdstuk VIIbis van titel V (geheim van privécommunicatie),

— in hoofdstuk II van titel VI (bedreigingen met een aanslag),

— in titel VIbis (het nemen van gijzelaars),

— in hoofdstuk V (aanranding van de eerbaarheid, verkrachting) en IX (verlating van familie) van titel VII,

— in de hoofdstukken I (opzettelijk doden en opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel) en II (onopzettelijk doden en onopzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel), in de afdelingen I tot IV van hoofdstuk III (verlating, achterlating, ontvoering en verberging) en in de hoofdstukken IV (aanhouding of willekeurige vrijheidsberoving) en IVbis (belaging) van titel VIII,

— in de afdelingen I en II van hoofdstuk I (diefstal en afpersing) en in de afdelingen II en III van hoofdstuk II van titel IX (misbruik van vertrouwen, oplichting en bedriegerij)

van boek II van het Strafwetboek.

Die mogelijkheid zou een middel zijn om op een positieve manier de eventuele afzondering van bejaarden te doorbreken, en ze gerust te stellen binnen een gerechtelijke context die hun overweldigend kan toeschijnen ofwel omdat die te veel gewijzigd is, ofwel omdat zij de werking ervan niet kennen.

Er kan ook een audiovisuele opname worden gemaakt van het verhoor van de kwetsbare persoon die slachtoffer of getuige is van de voormelde feiten. Er moet immers ook rekening mee worden gehouden dat de bejaarde aarzelt om een verwante die zich schuldig maakt aan mishandeling tegen zijn persoon, aan te klagen.

Artikel 37

Dit artikel beoogt de invoering van een regelmatig toezicht door de kamer van inbeschuldigingstelling op de gerechtelijke onderzoeken die betrekking hebben op iedere persoon die zich vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek in een kwetsbare situatie bevindt. Er moet meer bepaald rekening worden gehouden met de hoge leeftijd van mensen die wanneer er niet snel een regeling van hun geschil komt, al overleden kunnen zijn op het ogenblik dat het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek afgesloten worden.

Artikel 38

In verband met de mishandeling van bejaarden tonen studies aan dat de bemiddeling in strafzaken die is ingevoerd bij de wet van 10 februari 1994 die een artikel 216ter invoegt in het Wetboek van strafvordering, dikwijls beter is voor de mishandelde persoon. De bemiddelingsprocedure biedt het voordeel dat

— de dialoog tussen de dader van de mishandelingen en de mishandelde persoon vlotter verloopt,

— de burgerrechtelijke vergoeding van de schade ter sprake kan worden gebracht,

— de dader van de mishandelingen een behandeling krijgt,

— een bemiddelingsassistent instaat voor de follow-up.

Krachtens artikel 216ter wordt de beslissing om op die bemiddelingsprocedure een beroep te doen, echter overgelaten aan de procureur des Konings.

Deze bepaling stelt dat de oproeping van de dader en het slachtoffer, opdat ze gehoord kunnen worden, en de organisatie van de bemiddeling verplicht door de procureur des Konings georganiseerd moeten worden.

In die context kan de procureur des Konings krachtens artikel 216ter de dader van het misdrijf oproepen tot de uitvoering van een dienstverlening, bijvoorbeeld in rusthuizen of in verenigingen voor bejaarden of gehandicapten, na een maatschappelijk onderzoek door de Dienst Justitiehuizen.

Artikel 39

Deze bepaling, die al bestaat in het beperkte kader van de wet van 24 november 1997 strekkende om het geweld tussen partners tegen te gaan (Belgisch Staatsblad van 6 februari 1998, artikel 7), maakt het instellen van een rechtsvordering mogelijk door verenigingen die soms sinds geruime tijd actief zijn op het vlak van preventie, advies en het oplossen van conflicten in de familie of in verblijfsinstellingen, daar waar sprake is van mishandelingen waarvan zij weet zouden hebben en die beantwoorden aan de strafbeschrijvingen bedoeld bij deze wet.

Deze bepaling is blijkbaar noodzakelijk voor zover personen die zich meer bepaald vanwege hun leeftijd in een kwetsbare situatie bevinden, vaak uit vrees voor represailles geen aanklacht indienen wegens mishandelingen of geweldplegingen jegens hun persoon of bezit, omdat ze bevreesd zijn definitief achtergelaten of beroofd te worden.

Jean-Paul PROCUREUR.
Francis DELPÉRÉE.
Georges DALLEMAGNE.
Marc ELSEN.

WETSVOORSTEL


HOOFDSTUK I

Algemene bepaling

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK II

Wijzigingen in het Strafwetboek

Art. 2

In artikel 43bis, derde lid, van het Strafwetboek, ingevoegd bij de wet van 17 juli 1990, worden de woorden « of de benadeelde partij » ingevoegd tussen de woorden « aan de burgerlijke partij » en de woorden « toebehoren, zullen zij aan haar worden teruggegeven », alsook tussen de woorden « aan de burgerlijke partij » en de woorden « of omdat zij het equivalent vormen ».

Art. 3

Het bij de wet van 26 juni 2000 gewijzigde artikel 142 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :

« De gevangenisstraf is vijftien dagen tot zes maanden en de geldboete bedraagt zesentwintig euro tot vijfhonderd euro indien het misdrijf gepleegd is ten nadele van een persoon wiens kwetsbare situatie vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek duidelijk is of bekend is bij de dader van de feiten. »

Art. 4

In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 195bis ingevoegd, luidende :

« Art. 195bis. — Indien het misdrijf bedoeld in de artikelen 194 en 195 gepleegd is ten nadele van een persoon wiens kwetsbare situatie vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek duidelijk is of bekend is bij de dader van de feiten, kan deze laatste daarenboven worden veroordeeld tot ontzetting van het recht om openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen overeenkomstig artikel 33. »

Art. 5

In boek II, titel IV, hoofdstuk III, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 245bis ingevoegd, luidende :

« Art. 245bis. — Wanneer de misdrijven bedoeld in dit hoofdstuk gepleegd zijn ten nadele van een persoon wiens kwetsbare situatie vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek duidelijk is of bekend is bij de dader van de feiten, kan de in artikel 42 bepaalde straf worden toegepast. »

Art. 6

Artikel 330bis van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 4 juli 1972, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :

« Art. 330bis. — In de gevallen bepaald in de artikelen 327 tot 330 is een verzwarende omstandigheid het uiten van bedreigingen met een aanslag of het geven van valse inlichtingen betreffende een aanslag ten nadele van elkeen wiens kwetsbare situatie vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek duidelijk is of bekend is bij de dader van de feiten. »

Art. 7

Artikel 347bis, § 2, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 2 juli 1975, vervangen bij de wet van 28 november 2000 en gewijzigd bij de wet van 14 juni 2002, wordt vervangen door het volgende lid :

« De straf is levenslange opsluiting indien de gijzelaar een minderjarige is of een persoon wiens kwetsbare situatie vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek duidelijk is of bekend is bij de dader van de feiten. »

Art. 8

Artikel 376, derde lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wetten van 28 november 2000 en van 14 juni 2002, wordt vervangen door het volgende lid :

« Indien de verkrachting of de aanranding van de eerbaarheid gepleegd is ofwel op een persoon wiens kwetsbare situatie vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek duidelijk is of bekend is bij de dader van de feiten, ofwel onder bedreiging van een wapen of een op een wapen gelijkend voorwerp, wordt de schuldige gestraft met opsluiting van tien tot vijftien jaar. »

Art. 9

Artikel 377, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 28 november 2000, wordt vervangen als volgt :

« Art. 377. — Is de schuldige een bloedverwant in de opgaande lijn of de adoptant van het slachtoffer of een bloedverwant in de rechte nederdalende lijn of zijlijn; behoort hij tot degenen die over het slachtoffer gezag hebben; heeft hij misbruik gemaakt van het gezag of de faciliteiten die zijn functies hem verlenen; is hij geneesheer, heelkundige, verloskundige of officier van gezondheid aan wie het kind of ieder ander kwetsbaar persoon bedoeld in artikel 376, derde lid, ter verzorging was toevertrouwd; of is de schuldige, wie hij ook zij, in de gevallen van de artikelen 373, 375 en 376, vrijwillig of uit nalatigheid door een of meerdere personen geholpen in de uitvoering van de misdaad of het wanbedrijf; of is hij hetzij de broer of de zus van het minderjarige slachtoffer of ieder ander persoon die een soortgelijke positie heeft in het gezin, hetzij onverschillig welke persoon die gewoonlijk of occasioneel met het slachtoffer samenwoont en die over dat slachtoffer gezag heeft, dan worden de straffen bepaald als volgt : ».

Art. 10

Artikel 378 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 november 2000, wordt aangevuld met de volgende leden :

« De rechtbanken kunnen daarenboven de veroordeelde verbieden, tijdelijk of levenslang, rechtstreeks of onrechtstreeks een rusthuis, home, bejaardentehuis, of elke andere structuur voor gemeenschappelijk verblijf van personen als bedoeld in artikel 376, derde lid, uit te baten, of als vrijwilliger, contractueel of statutair personeelslid dan wel als lid van de bestuurs- en beheersorganen deel uit te maken van enige instelling of vereniging waarvan de hoofdactiviteit gericht is op de kwetsbare personen bedoeld in artikel 376, derde lid.

Het verbod wordt toegepast overeenkomstig artikel 389. »

Art. 11

In artikel 391bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 januari 1928, vervangen bij de wet van 5 juli 1963 en laatst gewijzigd bij de wet van 27 april 2007, wordt tussen het vierde en het vijfde lid het volgende lid ingevoegd :

« Dezelfde straffen zijn van toepassing op elke bloedverwant in de rechte nederdalende lijn of in de zijlijn die veroordeeld is tot onderhoudsplicht, en die zich vrijwillig ervan onthoudt de door de sociale wetgeving voorgeschreven formaliteiten te vervullen en aldus een bloedverwant in de opgaande lijn berooft van de voordelen waarop deze aanspraak kon maken. »

Art. 12

In de inleidende zin van artikel 405bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000, worden de worden « uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand » vervangen door de woorden « die zich in een kwetsbare situatie bevindt vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek. »

Art. 13

In artikel 405ter van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000, worden de woorden « uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand » vervangen door de woorden « die zich in een kwetsbare situatie bevindt vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek », en worden de woorden « de onbekwame » vervangen door de woorden « de kwetsbare persoon ».

Art. 14

In artikel 410, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 november 2000, worden de woorden « in de opgaande lijn » vervangen door de woorden « andere bloedverwanten in de rechte opgaande lijn of in de zijlijn ».

Art. 15

Artikel 422bis, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 april 1995, wordt aangevuld als volgt :

« of een persoon wiens kwetsbare situatie vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek duidelijk is of bekend is bij de dader van de feiten. »

Art. 16

In het opschrift van boek II, titel VIII, hoofdstuk III, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 november 2000, worden de woorden « van onbekwamen » vervangen door de woorden « van kwetsbare personen », en in het opschrift van afdeling I van hetzelfde hoofdstuk, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000, wordt het woord « onbekwamen » vervangen door de woorden « kwetsbare personen ».

Art. 17

In artikel 423, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 november 2000, worden de woorden « uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand » vervangen door de woorden « die zich in een kwetsbare situatie bevindt vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek ».

Art. 18

In artikel 424 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 november 2000, wordt tussen het tweede en het derde lid het volgende lid ingevoegd :

« De bloedverwanten in de rechte nederdalende lijn of in de zijlijn die hun vader, moeder, adoptant of andere bloedverwant in de opgaande lijn in behoeftige toestand achterlaten, ook al wordt de persoon niet alleen gelaten, die weigeren hem weer bij zich te nemen en weigeren zijn onderhoud te betalen als zij hem aan een derde hebben toevertrouwd of als hij bij rechterlijke beslissing aan een derde is toevertrouwd. »

Art. 19

In het opschrift van boek II, titel VIII, hoofdstuk III, afdeling II, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000, worden de woorden « aan onbekwamen » vervangen door de woorden « aan kwetsbare personen ».

Art. 20

In artikel 425, § 1, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 november 2000, worden de woorden « een persoon die uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand niet in staat is om in zijn onderhoud te voorzien » vervangen door de woorden « een persoon die vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek niet in staat is om in zijn onderhoud te voorzien ».

Art. 21

In artikel 426 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 november 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A) in § 1, worden de woorden « uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand » vervangen door de woorden « die vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek »;

B) in § 2, worden de woorden « van de minderjarige of van de persoon die uit hoofde van zijn lichaams- of geestestoestand niet in staat is om in zijn onderhoud te voorzien » vervangen door de woorden « van de persoon bedoeld in § 1 ».

Art. 22

Het bij de wet van 28 november 2000 vervangen artikel 427 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid :

« Daarenboven kan de in artikel 33 bepaalde straf worden toegepast. »

Art. 23

Het opschrift van boek II, titel VIII, hoofdstuk III, afdeling IV, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000, wordt aangevuld als volgt :

« en van kwetsbare personen ».

Art. 24

In artikel 428 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 november 2000 en gewijzigd bij de wet van 14 juni 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A) in § 2, worden de woorden « of ieder persoon wiens kwetsbare situatie vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek duidelijk is of bekend is bij de dader van de feiten » ingevoegd tussen de woorden « heeft bereikt » en de woorden « ontvoert of doet ontvoeren »;

B) in § 4, worden de woorden « of de ontvoerde persoon als bedoeld in § 2 » ingevoegd tussen de woorden « ontvoerde minderjarige » en de woorden « hetzij een ongeneeslijk lijkende ziekte ».

Art. 25

In artikel 429 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 november 2000, worden de woorden « van wie hij weet dat hij is ontvoerd » vervangen door de woorden « of een kwetsbaar persoon als bedoeld in artikel 428, § 2, van wie hij weet dat hij is ontvoerd ».

Art. 26

Artikel 430 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 november 2000, wordt aangevuld als volgt :

« of de ontvoerde kwetsbare persoon vrijwillig heeft teruggegeven ».

Art. 27

Artikel 438 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 14 juni 2002, wordt hersteld als volgt :

« Art. 438. — Verzwarende omstandigheden zijn van toepassing wanneer de aanhouding of de wederrechtelijke en willekeurige vrijheidsberoving betrekking heeft op een minderjarige of op een persoon wiens kwetsbare situatie vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek duidelijk is of bekend is bij de dader van de feiten. »

Art. 28

Artikel 442bis, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 30 oktober 1998, wordt aangevuld als volgt :

« behoudens toepassing van artikel 39 van de wet van ... betreffende de strafrechtelijke bescherming van kwetsbare personen ».

Art. 29

Artikel 462 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 30

In boek II, titel IX, afdeling II, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 476bis ingevoegd, luidende :

« Art. 476bis. — De straf bepaald in artikel 42 kan worden toegepast op de personen die zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal of afpersing bedoeld in dit hoofdstuk. »

Art. 31

Artikel 492 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 32

In artikel 493, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 maart 1935 en bij de wet van 26 juni 2000, worden de woorden « of van ieder ander persoon wiens kwetsbare situatie vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek duidelijk is of bekend is bij de dader van de feiten » ingevoegd tussen de woorden « van een minderjarige » en de woorden « om hem, te zijnen nadele, ».

Art. 33

Artikel 504 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

HOOFDSTUK III

Wijzigingen in het Wetboek van strafvordering

Art. 34

In artikel 47bis van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 12 maart 1998, worden de volgende wijzigingen anagebracht :

A) het 3º wordt aangevuld als volgt :

« en inzonderheid elke kwetsbare situatie waarin het slachtoffer zich bevindt vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek »;

B) het artikel wordt aangevuld als volgt :

« 6º Op de omslag van het dossier wordt melding gemaakt van de bijzondere kwetsbare situatie bedoeld in punt 3 ».

Art. 35

In het opschrift van boek I, hoofdstuk VIIbis, van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 28 november 2000, worden de woorden « en van kwetsbare personen » ingevoegd tussen de woorden « van minderjarigen » en de woorden « die het slachtoffer zijn ».

Art. 36

In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 101bis ingevoegd, luidende :

« Art. 101bis. — Artikel 91bis is ook van toepassing met betrekking tot iedere persoon die zich in een kwetsbare situatie bevindt vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek, wanneer deze persoon slachtoffer of getuige is van de feiten bedoeld in :

— hoofdstuk II van titel II,

— afdeling I van hoofdstuk IV van titel III,

— hoofdstuk III van titel IV,

— hoofdstuk VIIbis van titel V,

— hoofdstuk II van titel VI,

— titel VIbis,

— de hoofdstukken V en IX van titel VII,

— de hoofdstukken I en II, afdelingen I tot IV van hoofdstuk III en de hoofdstukken IV en IVbis van titel VII,

— de afdelingen I en II van hoofdstuk I en de afdelingen II en III van hoofdstuk II van titel IX,

van boek II van het Strafwetboek.

Er kan tevens een audiovisuele opname plaatsvinden van het verhoor van de personen die slachtoffer of getuige zijn van misdrijven bedoeld in het eerste lid. In dat geval wordt gehandeld overeenkomstig de artikelen 92 tot 101. »

Art. 37

In artikel 136 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 12 maart 1998, wordt tussen het eerste en het tweede lid, het volgende lid ingevoegd :

« Het toezicht bedoeld in het eerste lid wordt ambtshalve om de drie maanden gehouden op het verloop van de onderzoeken waarin het slachtoffer een kwetsbaar persoon is vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek. »

Art. 38

Artikel 216ter, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1994 en laatst gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, wordt aangevuld als volgt :

« De oproeping van de dader en van het slachtoffer en de organisatie van een bemiddeling vinden steeds plaats wanneer het slachtoffer een kwetsbaar persoon is vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek. »

HOOFDSTUK IV

Slotbepaling

Art. 39

Instellingen van openbaar nut en verenigingen die rechtspersoonlijkheid genieten sinds minstens vijf jaar vanaf de datum van de feiten, en die als statutair doel hebben geweld of mishandeling in de familie of in verblijfsinstellingen jegens elke persoon die kwetsbaar is vanwege leeftijd, ziekte, zwangerschap dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek te voorkomen via de voorlichting van de betrokken doelgroepen alsook de slachtoffers van dergelijk geweld en hun familie bij te staan, kunnen met toestemming van het slachtoffer of zijn vertegenwoordiger in rechte optreden in de geschillen waarop de gewijzigde bepalingen van het Strafwetboek van toepassing zouden zijn.

Het slachtoffer kan zelf of via zijn vertegenwoordiger te allen tijde afzien van de toestemming bedoeld in het eerste lid, met als gevolg dat de instelling van openbaar nut of de betrokken vereniging niet langer de mogelijkheid heeft om in rechte op te treden in die geschillen.

23 oktober 2007.

Jean-Paul PROCUREUR.
Francis DELPÉRÉE.
Georges DALLEMAGNE.
Marc ELSEN.

(1) A. Gommers en Ph. Van den Bosch de Aguilar, Pour une vieillesse autonome, Vieillissement : Dynamismes et potentialités, Mardaga, 1992, blz. 7.

(2) Ph. Van den Bosch de Aguilar, « Vieillir actuellement : un paradoxe ? », in : Journal des procès, nr. 393, 2000, blz. 14.

(3) A. Vandenberk, S. Opdebeeck, F. Lammertyn, Geweld en onveiligheidsgevoelens bij ouderen, Brussel, ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en Gelijke Kansen, Leuven, KUL, 1998 Studie in opdracht van M. Smet, minister van Werkgelegenheid en Gelijke Kansen. — M.T. Casmar en V. Lenoir, onder leiding van professor B. Bawin-Legros, Ouder worden in een rusthuis : rust of onrust ?, Universiteit van Luik, maart 1998 — Studie in opdracht van M. Smet, minister van Werkgelegenheid en Gelijke Kansen. — Onderzoek van het Universitair Centrum van Charleroi (CUNIC) en van de « Fédération des associations de généralistes de Charleroi », « Le phénomène de maltraitance des personnes âgées », Journal du médecin, 7 november 1995. — F. Correia en D. Dauby, Maltraitance envers les personnes âgées au sein de la famille, Studie opgedragen aan de « Femmes prévoyantes socialistes de Liège » door F. Guillaume, minister van de Franse Gemeenschap, juni 1991. — F. Correia en J. Bonjema, Le vécu difficile, des plaintes des personnes âgées en maison de repos, Studie opgedragen aan de « Femmes prévoyantes socialistes de Liège » door L. Onkelinx, minister-president van de Franse Gemeenschap, juni 1991.

(4) Cf. advies nr. 29 van 10 december 1999 van de Raad van gelijke kansen voor mannen en vrouwen, betreffende de problematiek van de bejaarden, blz. 6.

(5) A. Vandenberk, S. Opdebeeck, F. Lammertyn, o.c., blz. 107.

(6) Ibidem.

(7) Dit thema van de mishandeling van bejaarden schijnt het schema te volgen van de mishandeling van vrouwen en kinderen, als eenzelfde aspect van de realiteit van geweld binnen families, dat de Raad van Europa in 1987 al omschreef als : « iedere handeling of nalatigheid die wordt begaan binnen een familie door een van zijn leden en die een schending vormt van het leven, de lichamelijke of psychische integriteit of de vrijheid van een ander familielid, of die ernstige schade toebrengt aan de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid en/of zijn financiële veiligheid schaadt ».

(8) A. Schiffino, « De la maltraitance à la bientraitance », Les Cahiers du 3e âge, 2000, Uitg. Kluwer, blz. 71-72. Hierin geeft de schrijver een opsomming van handelingen die verzorgers in een instelling kunnen genoopt zijn te verrichten en die soms een heel subtiel geweld kunnen weerspiegelen. Zo haalt ze aan : de mishandeling door de te verzorgen persoon op een allesomvattende en supergeruststellende manier te behandelen, mishandeling bij de lichaamsverzorging als het schaamtegevoel van de verzorgde persoon niet wordt gerespecteerd (kamerdeur die wordt opengelaten bij de verzorging), mishandeling door de ziekte, net als de afhankelijkheid en het verhaal van de bejaarde als banaal te bestempelen, door gebrek aan respect voor de vrijheid (verplichte deelname aan bepaalde activiteiten, de rusthuisbewoner beletten naar buiten te gaan als hij dat wenst en ertoe in staat is), de mishandeling door geen reactie te geven op fundamentele behoeften (zonder reden wachten om te reageren op een belsignaal, zich niet bekommeren om een gevolgd dieet, de dokter niet roepen als de gezondheidstoestand van de patiënt dit vereist), mishandeling door verbale agressie, ontzeggingen, chantage, mishandeling door infantilisering, depreciatie, spot met de verloren zelfstandigheid, terechtwijzingen in de vorm van een « morele lezing », gejij en gejou voor iedereen, mishandeling door financiële misbruiken (teveel aanrekenen, zonder reden alle zakgeld ontnemen, stelen), mishandeling door het ontkennen van zelfstandigheid (alle stimulering van de bejaarde opgeven omdat het « tot niets dient »).

(9) A. Gommers, M. Asiel, « Een psychogeriatrische spoedgevallendienst aan huis : resultaten van een onderzoek bij artsen in wachtdiensten », Psychogeriatrie, preventieve en curatieve aspecten, Internationaal Congres in Brussel, 29 en 30 oktober 1987, Brussel, Stichting Julie Renson, 1988, blz. 51-56; F. Simon, M. Simon, P. Galley : « À propos de la dépression de la personne âgée, variations », Info-Psychiatrique, 1986, Vol. LXVV, blz. 3; J. Maisondieu, « Hebben ouderen het recht om te leven ? », OCMW Ukkel, Europees Colloquium, De rechten en bescherming van bejaarden, 23 november 1990, Brussel, EEG/OCMW Ukkel, 1990, blz. 20; Ph. Meire, « Vie affective psychodynamique et vieillissement » in : A. Gommers en Ph. Van den Bosch de Aguilar, op. cit., blz. 125-151.

(10) A. Schiffino, o.c., blz. 111 en 115.

(11) Ibidem, blz. 107.

(12) C. Nyssens, « Maltraitance des personnes âgées », Journal des procès, nr. 393, Brussel, Bruylant, 2000, blz. 18.

(13) X. Leroy, « Âge et autonomie », Journal des procès, nr. 393, Brussel, Bruylant, 2000, blz. 12.

(14) A. Evrard, « Le tabou de la maltraitance des personnes âgées », Journal des procès, nr. 403, Brussel, Bruylant, 2000, blz. 6.

(15) Ibidem, blz. 6.

(16) A. Evrard, « Maltraitance et personnes âgées. Réflexions pour un changement des pratiques judiciaires et une adaptation du Code pénal belge », Journal des procès, nr. 392, Brussel, Bruylant, 2000, blz. 10 tot 18.