4-342/1

4-342/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

30 OKTOBER 2007


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, teneinde de persoonlijke levenssfeer beter te beschermen in het kader van de op locatiegegevens gebaseerde diensten of de locatiediensten via mobiele telefoon

(Ingediend door de heren Francis Delpérée en Georges Dallemagne)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 12 oktober 2006 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-1856/1 - 2006/2007).

Met de ontwikkeling van de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën ontstaan er nieuwe diensten, zoals de zogenaamde « locatiediensten », die het mogelijk maken te bepalen waar de gebruiker van telecommunicatie-eindapparatuur zich bevindt, meestal via zijn mobiele telefoon. Dergelijke diensten, waarbij, gezien het aantal bezitters van een mobiele telefoon, op termijn miljoenen mensen betrokken zullen worden, kunnen echter de bescherming van de privacy en de vrijheid van komen en gaan ernstig in het gedrang brengen.

Dit wetsvoorstel wijzigt de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, om meer rekening te houden met het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van elke gebruiker wiens eindapparatuur gebruikt wordt om op aanvraag locatiegegevens te verzamelen.

De wijzigingen behelzen de volgende punten :

— verplichting tot informatie van de gebruiker van de eindapparatuur voordat op de dienst een beroep wordt gedaan;

— verplichting tot het verkrijgen van de toestemming van minderjarigen vanaf de leeftijd van 12 jaar, naast die van hun wettelijke vertegenwoordiger;

— verplichting om een bericht van activering van de dienst rechtstreeks naar de mobiele telefoon te zenden bij elk verzoek tot plaatsbepaling, om frauduleuze registratie van telefoons te voorkomen;

— het recht om de dienstverlening te annuleren, niet alleen dat van de persoon die de dienst aangevraagd heeft, maar ook dat van de gebruiker van de eindapparatuur.

1. Algemene beschrijving van de « locatiediensten »

De jongste jaren is het gebruik van diensten om de positie van personen en goederen te bepalen spectaculair toegenomen.

Een eerste aspect van die ontwikkeling betreft de positiebepaling via satelliet die momenteel door het GPS-systeem (« Global Positioning Systems ») wordt aangeboden. De plaatsbepaling geschiedt met de GPS-ontvanger via triangulatie. De informatie wordt eventueel door een elektronisch communicatiemiddel (combinatie van GPS en GSM) aan een derde persoon overgezonden.

Het tweede aspect van die ontwikkeling is gekoppeld aan de ongeëvenaarde verspreiding van de mobiele telefoons, waardoor elkeen doorlopend over een middel beschikt waardoor hij in het netwerk van zijn operator gevonden kan worden. Aanvankelijk werden de locatiegegevens als louter technische gegevens beschouwd, om het verzenden en ontvangen van oproepen mogelijk te maken. Sinds kort zijn die gegevens ook waardevol in het kader van de op locatiegegevens gebaseerde diensten (1) .

De locatiediensten worden, omdat ze belangrijke informatie over een individu bieden (« wie is waar »), als een bron van inkomsten gezien. Ze worden momenteel aangeboden door versscheidene ondernemingen die los staan van de operatoren (Deveryware, Global Staff Consulting (GSC), Webtiss Technologies of Océan) en maken het mogelijk werknemers of voertuigen te lokaliseren tegen een kostprijs die niet hoger is dan enkele tientalen euro's per maand per gebruiker. Volgens het bureau « Analysys » zijn die toepassingen in 2006 goed voor een markt van 18 miljard dollar, en bevindt 77 % van die markt zich bij het brede publiek (2) .

2. Rechtskader

« Locatiegegevens kunnen verwijzen naar de breedte, de lengte en de hoogte van de eindapparatuur van de gebruiker, de reisrichting, de nauwkeurigheidsgraad van de locatiegegevens, de identificatie van de netwerkcel waarin de eindapparatuur zich op een bepaald tijdstip bevindt, en het tijdstip waarop de locatiegegevens zijn opgeslagen. » (3) .

Aangezien de locatiegegevens naar de identificatie van een natuurlijk persoon op een bepaalde plek verwijzen, is de verwerking van de persoonsgegevens bijzonder delicaat, omdat die verwerking een schending van de individuele vrijheden met zich kan brengen (de vrijheid om anoniem te komen en te gaan, het recht op het respect voor de persoonlijke en familiale levenssfeer, ...).

We worden geconfronteerd met de verwerking van persoonsgegevens die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

De Europese wetgever heeft specifieke regels aangenomen voor dergelijke dienstverlening « met toegevoegde waarde » op basis van verkeersgegevens die door de aanbieder van een openbaar communicatienetwerk worden opgeslagen. Zo heeft hij in de artikelen 6 en 9 van richtlijn 2002/58/EG bepaald dat : — de gebruikers of abonnees vooraf hun toestemming moeten geven, — ze volledige informatie moeten krijgen « van de soorten verkeersgegevens die worden verwerkt en van de duur van de verwerking », — tot slot moeten ze steeds de mogelijkheid hebben het abonnement op de dienstverlening te beëindigen en zelfs — de mogelijkheid behouden « om op eenvoudige en kosteloze wijze tijdelijk de verwerking van dergelijke gegevens te weigeren voor elke verbinding met het netwerk of voor elke transmissie van communicatie ». Die bepalingen zijn in Belgisch recht omgezet in de artikelen 122 en 123 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.

3. Algemene voorwaarden waaraan dergelijke locatiediensten moeten voldoen

Dergelijke diensten doen een aantal problemen rijzen. De « Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens » (« Groep Gegevensbescherming artikel 29 ») heeft op 25 november 2005 een advies goedgekeurd dat de minimumvoorwaarden vooropstelt waaraan dergelijke dienstverlening moet voldoen (4)  :

— het volledig informeren van de persoon die gelokaliseerd wordt;

— voorafgaande toestemming van die persoon;

— het effectieve recht de dienstverlening te beëindigen;

— tijdslimiet voor het opslaan van de verzamelde gegevens.

De vereiste vooraf een geldige toestemming te verkrijgen van de gelokaliseerde persoon brengt een aantal problemen met zich die in dat advies duidelijk worden belicht. Het is namelijk onmogelijk na te gaan of de persoon die de telefoon gebruikt dezelfde is als degene die de toestemming heeft gegeven bij het nemen van het abonnement op de dienst. De Werkgroep heeft dus beslist dat wanneer een locatiedienst wordt aangeboden, toestemming moet worden verkregen van de persoon op wie de gegevens betrekking hebben, dat wil zeggen de gebruiker van de eindapparatuur.

Om te voorkomen dat telefoons frauduleus worden geregistreerd, stelt de Werkgroep voor dat de verstrekkers van de dienst de gebruiker van de eindapparatuur doorlopend informeren, niet alleen bij de aankoop van de dienst, maar bij elk gebruik ervan, dat wil zeggen bij elke aanvraag tot positiebepaling. Indien de dienst doorlopend wordt aangeboden, verdedigt de groep het idee dat de verstrekker van de dienst de gebruiker regelmatig ervan op de hoogte moet brengen dat zijn eindapparatuur kan worden gelokaliseerd. Dat moet de gebruiker de mogelijkheid geven zijn recht op uitschrijving uit te oefenen.

4. Specifieke voorwaarden voor diensten ter lokalisatie van minderjarigen

Recent worden locatiediensten aangeboden aan ouders die hun kinderen, aan wie ze een mobiele telefoon hebben gegeven, willen kunnen lokaliseren. Bij dergelijke diensten kunnen een aantal specifieke vragen worden gesteld, vooral wanneer men het standpunt van het kind inneemt. Die vragen komen aan bod in het advies van de « Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens » (« Groep Gegevensbescherming artikel 29 »).

« De aandacht in de media voor misdrijven waarbij kinderen betrokken zijn, de noodzaak om kinderen met bepaalde aandoeningen van nabij te volgen, de uitbreiding van een zekere « nomadische » levensstijl, doet bij sommige ouders de behoefte ontstaan aan de « zekerheid » dat zij op gelijk welk moment kunnen weten waar hun kinderen zich bevinden, zonder dat zij hen zelf moeten opbellen. Deze nieuwe vorm van gebruik van de mobiele telefoon, ten bate en op kosten van de ouders, kan worden gezien als een soort « contract » binnen het gezin : het kind krijgt meer autonomie op het vlak van de communicatie in ruil voor de mogelijkheid om door de ouders gelokaliseerd te worden.

Het aanbieden van dergelijke diensten beantwoordt aldus aan een reële hedendaagse « behoefte » en geeft aan dat dienstenaanbieders gretig zijn om op deze potentiële groeimarkt — een nieuw voorbeeld van de commercialiseringsmogelijkheden van locatiegegevens — een plaatsje te bemachtigen.

Deze dienstverlening kan echter ook vanuit een ander perspectief worden bekeken : niet vanuit dat van de ouders — hoe begrijpelijk dat ook moge zijn, maar vanuit dat van het kind.

De Groep verwijst in dit verband naar de artikelen 3 en 18 van het Internationaal kinderrechtenverdrag, bepalende : « Bij alle maatregelen betreffende kinderen vormen de belangen van het kind de eerste overweging. ». Er dient eveneens rekening te worden gehouden met artikel 16 van het Verdrag : « Geen enkel kind mag worden onderworpen aan willekeurige of onrechtmatige inmenging in zijn of haar privéleven, in zijn of haar gezinsleven, zijn of haar woning of zijn of haar correspondentie ».

Er rijzen bijgevolg enige vragen met betrekking tot het gebruik van deze dienst, die afbreuk kan doen aan de normale relatie van wederzijds vertrouwen tussen ouders en kinderen en deze laatsten kan belemmeren bij het verwerven van de nodige afstand ten opzichte van hun ouders naarmate zij zelfstandiger worden. Bovendien kan men zich afvragen of een dergelijk systeem niet nefast zou zijn voor de ouderlijke verantwoordelijkheid doordat het een deel van de ouders in de waan zou laten dat zij het doen en laten van hun kinderen controleren — of tenminste in de gaten houden. Ook kan men zich als samenleving de vraag stellen of de ontwikkeling van dergelijke diensten op jonge leeftijd al niet leidt tot een zekere gewenning aan het bijna permanent gevolgd worden, zonder dat men dit op den duur nog als een indringing ervaart.

Tot slot bestaat het risico dat ouders gaan denken dat zij weten wat hun kind aan het doen is omdat zij weten waar zijn mobiele telefoon zich bevindt. » (5) .

De Groep suggereert daarom de ontwikkeling van dergelijke locatiediensten slechts toe te staan indien de dienstenaanbieders adequate procedures instellen voor het identificeren van de personen die zich als ouders opgeven en om te garanderen dat uitsluitend die personen toegang hebben tot de dienst. Tevens dringt die groep erop aan dat de toestemming van de minderjarige voor wie de locatiedienst is aangevraagd, door de minderjarige zelf en door zijn wettelijke vertegenwoordiger wordt gegeven.

« De Groep merkt in dit verband op dat bij een dergelijk verzoek onmogelijk kan worden geverifieerd dat de persoon die het telefoontoestel gebruikt, effectief de betrokken minderjarige is en niet iemand anders, bijvoorbeeld een volwassene, aan wie de geabonneerde op de dienstverlening het toestel heeft gegeven. De Groep doet daarom de aanbeveling de gebruiker van het telefoontoestel om toestemming te vragen, minstens wanneer op de dienst wordt ingeschreven. Om frauduleuze inschrijving van telefoons te voorkomen, zouden dienstenaanbieders bijvoorbeeld een bericht naar een betrokken toestel moeten zenden, met de mededeling dat het het voorwerp is geweest van een lokalisatieverzoek, zodat de gebruiker met name het intrekkingsrecht van artikel 9 van richtlijn 2002/58/EG kan uitoefenen. » (6) .

5. Draagwijdte van de voorgestelde wijzigingen

Onderhavig wetsvoorstel wijzigt de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, om de persoonlijke levenssfeer van elke gebruiker voor wiens eindapparatuur een lokalisatieverzoek bestaat, beter te beschermen.

Dit voorstel doet geen afbreuk aan de bijkomende voorwaarden die voortvloeien uit de toepassing van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

COMMENTAAR BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Artikel 122, § 3, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie geeft de operator de mogelijkheid onder strenge voorwaarden verkeersgegevens te verwerken voor de marketing van de eigen elektronische-communicatiediensten en voor de levering van « diensten met verkeersgegevens of locatiegegevens » (zoals gepersonaliseerde dienstverlening met verkeersinformatie).

Het 1º van die bepaling, zoals ze nu geldt, bepaalt dat informatie over de verwerking van de gegevens moet worden verstrekt aan de abonnee of, in voorkomend geval, aan de — niet nader bepaalde -eindgebruiker. De wijziging maakt dat die informatie niet alleen aan de abonnee zal worden verstrekt, maar ook aan de gebruiker wanneer het om een andere persoon dan de abonnee gaat. In dergelijk geval zal de toestemming door die twee personen moeten worden gegeven.

Artikel 3

Het « recht op de eerbiediging van het privé-leven en het gezinsleven » is zo persoonlijk, dat het wenselijk lijkt dat ook de toestemming van de minderjarige abonnee of gebruiker wordt gevraagd, naast de toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger, en wel vanaf de leeftijd van twaalf jaar.

Artikel 4

Deze bepaling verplicht de operator ertoe een bericht van activering van de dienst rechtstreeks naar de mobiele telefoon te zenden, telkens een verzoek tot lokalisatie wordt gedaan, om frauduleuze registratie van telefoons te voorkomen.

Artikel 5

Deze bepaling strekt ertoe het recht op beëindiging de dienst uit te breiden, zodat niet alleen de persoon die de dienst heeft aangevraagd, maar ook de gebruiker van de eindapparatuur de dienstverlening kan beëindigen.

Artikel 6

Artikel 123, § 2, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie geeft de operator de mogelijkheid een « dienst gebaseerd op verkeersgegevens of locatiegegevens » aan te bieden. Wegens de gevaren voor de privacy (een abonnee kan op elk tijdstip worden gelokaliseerd), gelden voor het verstrekken van die diensten strenge voorwaarden.

Het 1º van die bepaling, zoals ze nu geldt, bepaalt dat informatie over de verwerking van de gegevens moet worden verstrekt aan de abonnee of, in voorkomend geval, aan de — niet nader bepaalde-eindgebruiker. De wijziging maakt dat die informatie niet alleen aan de abonnee zal worden verstrekt, maar ook aan de gebruiker wanneer het om een andere persoon dan de abonnee gaat. In dergelijk geval zal de toestemming door die twee personen moeten worden gegeven.

Artikel 7

Het « recht op de eerbiediging van het privé-leven en het gezinsleven » is zo persoonlijk, dat het wenselijk lijkt dat ook de toestemming van de minderjarige abonnee of gebruiker wordt gevraagd, naast de toestemming van zijn wettelijke vertegenwoordiger, en wel vanaf de leeftijd van twaalf jaar.

Artikel 8

Deze bepaling verplicht de operator ertoe een bericht van activering van de dienst rechtstreeks naar de mobiele telefoon te zenden, telkens een verzoek tot lokalisatie wordt gedaan, om frauduleuze registratie van telefoons te voorkomen.

Artikel 9

Deze bepaling strekt ertoe het recht op beëindiging van de dienst uit te breiden, zodat niet alleen de persoon die de dienst heeft aangevraagd, maar ook de gebruiker van de eindapparatuur de dienstverlening kan beëindigen.

Francis DELPÉRÉE.
Georges DALLEMAGNE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet

Art. 2

In artikel 122, § 3, 1º, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, worden de woorden « of, in voorkomend geval, de eindgebruiker waarop de gegevens betrekking hebben, voorafgaand aan het verkrijgen van diens toestemming » vervangen door de woorden « en de eindgebruiker op wie de gegevens betrekking hebben, voorafgaand aan het verkrijgen van zijn toestemming, of in voorkomend geval, hun toestemming ».

Art. 3

Artikel 122, § 3, 2º, van dezelfde wet, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :

« De betrokken minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, moet zijn toestemming geven. »

Art. 4

In artikel 122, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, wordt een 2ºbis ingevoegd, luidende :

« 2bis. — Bij het leveren van een dienst met verkeersgegevens of locatiegegevens die gekoppeld is aan een mobiele telefoon, ontvangt de gebruiker van de eindapparatuur, bij elke lokalisatieaanvraaag, een bericht waaruit blijkt dat de locatiedienst geactiveerd is. »

Art. 5

In artikel 122, § 3, 3º, van dezelfde wet, worden de woorden « zijn abonnees of eindgebruikers » vervangen door de woorden « zijn abonnees en eindgebruikers ».

Art. 6

In artikel 123, § 2, 1º, van dezelfde wet, worden de woorden « of, in voorkomend geval, de eindgebruiker waarop de gegevens betrekking hebben, voorafgaand aan het verkrijgen van diens toestemming » vervangen door de woorden « en de eindgebruiker op wie de gegevens betrekking hebben, voorafgaand aan het verkrijgen van zijn toestemming, of in voorkomend geval, hun toestemming ».

Art. 7

Artikel 123, § 2, 2º, van dezelfde wet, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende :

« De betrokken minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, moet zijn toestemming geven. »

Art. 8

In artikel 123, § 2, van dezelfde wet wordt een 2ºbis ingevoegd, luidende :

« 2bis. — Bij het leveren van een dienst met verkeersgegevens of locatiegegevens, die gekoppeld is aan het gebruik van een mobiele telefoon, ontvangt de gebruiker van de eindapparatuur, bij elke lokalisatieaanvraag, een bericht waaruit blijkt dat de locatiedienst geactiveerd is. »

Art. 9

In artikel 123, § 2, 4º, van dezelfde wet, worden de woorden « zijn abonnees of eindgebruikers » vervangen door de woorden « zijn abonnees en eindgebruikers ».

23 oktober 2007.

Francis DELPÉRÉE.
Georges DALLEMAGNE.

(1) Artikel 2, 7o en 9o, van de wet betreffende de elektronische communicatie van 13 juni 2005 geeft de volgende definitie van die diensten : — « « locatiegegeven » : gegeven dat wordt verwerkt in een elektronisch communicatienetwerk waarmee de geografische positie van de eindapparatuur van een eindgebruiker van een voor het publiek beschikbare elektronische communicatiedienst wordt weergegeven »; — « « dienst met locatiegegevens » : een dienst die een bijzondere behandeling van de locatiegegevens vereist die verder gaat dan wat strikt noodzakelijk is voor het versturen of aanrekenen van de communicatie »;

(2) http://www.awt.be/web/mob/index.aspx?page=mob,fr,100,020,004

(3) Considerans nr. 14 van richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie).

(4) « Groep artikel 29 — Advies 5/2005 over het gebruik van locatiegegevens voor het verstrekken van diensten met toegevoegde waarde, nr. 2130/05/NL WP 115, 25 november 2005, europa.eu.int/comm/justice_home/ fsj/privacy/docs/wpdocs/2005/wp115_namelijkpdf

(5) « Groep artikel 29 — Advies over het gebruik van locatiegegevens voor het verstrekken van diensten met toegevoegde waarde », op. cit., blz. 9-10.

(6) Ibid.