4-326/1 | 4-326/1 |
23 OKTOBER 2007
In 1999 lag ik mee aan de basis van de wet van 28 januari 2003 betreffende de medische onderzoeken die binnen het kader van de arbeidsverhoudingen worden uitgevoerd. De aanleiding was onrust in werknemers- en ambtenarenkringen over het gebruik van genetisch onderzoek of aidstests voor kandidaat-werknemers en kandidaat-ambtenaren, waarvan het resultaat het ontzeggen van een job zou kunnen zijn, terwijl de betrokkene wel over alle bekwaamheden beschikt om ze uit te oefenen. De wet had als uitgangspunt dat medische beoordeling en de daarvoor noodzakelijke onderzoeken van kandidaat-werknemers of kandidaat-ambtenaren enkel kunnen toegepast worden om de gezondheid van de bevolking te beschermen en te bevorderen en uitdrukkelijk niet om op systematische wijze tot sociale uitsluiting over te gaan.
De wet kende toen een breed draagvlak en kon op de unanieme steun rekenen van meerderheid en oppositie. Toch zijn er nu, bijna vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet, voldoende redenen om enkele wijzigingen aan te brengen. Het gaat om enkele wetgevingstechnische verfijningen, om het wegwerken van verwarrende formuleringen en enkele onwerkbare verordeningen en om enkele wijzigingen die noodzakelijk zijn gelet op het nadien in het Belgisch Staatsblad verschenen koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers.
Wijzigingen in Hoofdstuk II — Werkingssfeer (artikel 2)
Het is nuttig een aantal definities te bepalen in de wet zelf (definitie van werkgever, werknemer, sollicitant, genetische test).
In die optiek is het wenselijk het toepassingsgebied van deze wet af te stemmen op het toepassingsgebied van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Op die manier wordt de formulering in strikte zin van het begrip « werknemer » (met name personen die krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een werkgever) verlaten en komen ook personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon, onder het toepassingsgebied van de wet (zoals bijvoorbeeld de uitzendkrachten).
Het is bovendien aangewezen de natuurlijke en rechtspersonen waarop de werkgever een beroep doet tijdens de periode van werving en selectie, gelijk te stellen met een werkgever.
Zo kan men vermijden dat een werkgever een beroep zou doen op een selectiebureau om aan het toepassingsgebied van de wet te ontsnappen.
Wijzigingen in Hoofdstuk III — Algemene beginselen (artikelen 3 en 4)
a) In artikel 3, § 1, eerste lid, kan de formulering « mondelinge informatiegaring met het oog op het verkrijgen van medische informatie over de gezondheidstoestand of stamboominformatie van een werknemer of kandidaat-werknemer (...) » beperkend worden opgevat aangezien het enkel mondelinge informatiegaring betreft. Om hieraan tegemoet te komen, wordt het volgende voorstel gedaan :
— het schrappen van de woorden « mondelinge informatiegaring » in artikel 3, § 1, eerste lid;
— het vermelden in het hoofdstuk IV van een artikel dat bepaalt dat genetische tests en aidstests verboden zijn, alsook het op enigerlei wijze vergaren van informatie over resultaten van tests en onderzoeken die in het verleden zouden hebben plaatsgevonden.
b) In artikel 3, § 1, eerste lid, wekt de formulering verwarring. Het lijkt immers of de bepaling dat tests en onderzoeken niet mogen worden verricht om andere redenen dan die welke verband houden met de huidige geschiktheid van de werknemer en de specifieke kenmerken van de openstaande betrekking, enkel verband houdt met een nieuwe functie en niet met een test of onderzoek in een reeds bestaande functie. De toevoeging van « of van de functie » lijkt dan ook aangewezen te zijn.
c) Rekening houdende met de uitzonderingen vermeld in artikel 5, worden de bepalingen van het tweede en derde lid beter samengenomen met dit artikel.
d) De bepaling in artikel 3, § 2, is in de praktijk niet steeds werkbaar en werkt soms contraproductief.
Daarom lijkt volgende formulering meer aangewezen :
« De werknemer of sollicitant dient vóór het onderzoek op de hoogte te worden gebracht van de gegevens waarnaar wordt gezocht, welk onderzoek wordt uitgevoerd en waarom dat gebeurt. »
e) Artikel 3, § 3, eerste lid, stelt dat biologische tests en medische onderzoeken slechts uitgevoerd kunnen worden door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
Deze bepaling heeft verstrekkende gevolgen. Het komt er op neer dat enkel nog arbeidsgeneeskunde toegelaten is. Als men deze bepaling beschouwt ten opzichte van bijvoorbeeld de statutaire geneeskunde, dan levert dit problemen op voor de wettigheid van onderzoeken die gevoerd worden door de geneesheer van de Administratieve Gezondheidsdienst. Niet alleen bezitten deze artsen niet de hoedanigheid van preventieadviseur-arbeidsgeneesheer zoals de wet het hier verplicht voorschrijft, maar bovendien houden de door hen uitgevoerde onderzoeken geen enkel verband met de arbeidsgeneeskunde. De medische onderzoeken die door de AGD worden uitgevoerd hebben immers tot doel ervoor te zorgen dat personen in dienst worden genomen of gehouden waarvan men mag aannemen dat ze een gezondheidstoestand hebben die niet tot gevolg heeft dat de staat zou verplicht worden gedurende langere tijd de kosten die voortvloeien uit de arbeidsongeschiktheid van de betrokkene te zijnen laste te nemen. De medische onderzoeken die door de AGD worden uitgevoerd hebben dan ook betrekking op selectiegeneeskunde, wat door de wet van 28 januari 2003 wordt verboden. De wetgeving in verband met de statutaire geneeskunde is dan ook onverenigbaar met deze wet.
De volgende formulering kan een oplossing bieden voor deze problematiek :
« § 3. De toegelaten biologische tests en medische onderzoeken kunnen enkel gebeuren met weloverwogen instemming van de betrokkene en mits ze worden uitgevoerd in het kader van één van de volgende reglementeringen :
1º door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer in het kader van het gezondheidstoezicht op de werknemers, zoals voorgeschreven krachtens de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
2º in het kader van specifieke wetten en hun uitvoeringsbesluiten, tijdens de periode van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of statutaire overeenkomst. »
Zo'n specifieke wet, bedoeld in § 3, 2º, doelt onder meer op de wet van 13 juni 1999 betreffende de controlegeneeskunde en specifieke regelgeving betreffende de statutaire geneeskunde.
f) Het tweede lid van § 3 stelt dat elke verklaring van ongeschiktheid schriftelijk dient te worden gemotiveerd door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en daarbij ook dient te worden doorgestuurd naar een door de betrokkene aangewezen arts.
Dit is een extra verplichting voor de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer bovenop de taken die hem zijn toebedeeld in het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers (koninklijk besluit gezondheidstoezicht).
Het derde lid verwijst dan weer wel naar de welzijnswetgeving.
Vandaar het voorstel om § 3, tweede en derde lid, op te heffen omdat dit reeds uitvoerig geregeld is in het koninklijk besluit gezondheidstoezicht.
g) Het is nuttig artikel 3 aan te vullen met een paragraaf die stelt dat het onderzoek bij aanwerving slechts mag plaatshebben op het einde van de selectieprocedure :
« De toegelaten medische onderzoeken of biologische tests naar aanleiding van een sollicitatie hebben in elk geval plaats op het einde van de selectieprocedure.
Van deze regel kan enkel worden afgeweken indien wettelijke geschiktheidvereisten voor bepaalde functies nadrukkelijk zijn voorgeschreven, of indien de werkgever bijzondere redenen kan aanvoeren om het medisch geschiktheidonderzoek niet uit te stellen tot het einde van de selectieprocedure.
Indien een sollicitant het medisch onderzoek of de biologische test ondergaat vóór het einde van de selectieprocedure, zal een gebeurlijke niet-aanwerving aanzien worden als een beslissing die op medische gronden werd genomen, zelfs ingeval een verklaring van geschiktheid door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer werd afgeleverd, tenzij de werkgever kan bewijzen dat voldaan werd aan de voorwaarden om af te wijken van de algemene regel bedoeld in het eerste lid. »
h) Artikel 4 verplicht de werkgever mee te delen aan de werknemer of kandidaat-werknemer welke kwalen ten gevolge van de aangeboden baan of uitgeoefende functie, kunnen verergeren.
Dit artikel is in de praktijk een onmogelijke opgave voor de werkgever : hij kan toch moeilijk een ganse lijst pathologieën aan de werknemer meedelen. Er zijn immers ontelbare kwalen die kunnen verergeren door de arbeid.
Daarom wordt ook hier het opheffen van dit artikel voorgesteld.
Wijzigingen in hoofdstuk IV — Uitzonderingen (artikelen 5 en 6)
a) Zoals eerder gesteld kan de formulering « mondelinge informatiegaring met het oog op het verkrijgen van medische informatie over de gezondheidstoestand of stamboominformatie van een werknemer of kandidaat-werknemer (...) » in artikel 3, § 1, eerste lid, als beperkend worden opgevat aangezien het enkel mondelinge informatiegaring betreft. Om hieraan tegemoet te komen, stellen we voor om :
— de woorden « mondelinge informatiegaring » in artikel 3, § 1, eerste lid, te schrappen;
— in het hoofdstuk IV een artikel te vermelden dat bepaalt dat genetische tests en aidstests verboden zijn, alsook het op enigerlei wijze vergaren van informatie over resultaten van tests en onderzoeken die in het verleden zouden hebben plaatsgevonden.
b) De bepalingen van artikel 3, § 1, tweede en derde lid, worden beter ondergebracht onder dit hoofdstuk :
— een artikel met een precisering van het verbod : uitdrukkelijk verbod van genetisch onderzoek en aidstest en bovendien het verbod van het vergaren van informatie betreffende dergelijke onderzoeken en tests;
— een artikel met een uitbreiding van het verbod en de daaraan verbonden procedure;
— een artikel waarin een afwijking op het verbod wordt toegestaan eveneens met de te volgen procedure.
c) Artikel 6, dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, toepasselijk verklaart op de verzameling van medische gegevens, is overbodig. Deze wet is immers automatisch van toepassing op de verwerking van medische gegevens.
Wijzigingen in hoofdstuk V — Algemene bepalingen (artikelen 7 en 8)
a) Artikel 7 stelt zowel de gerechtelijke procedure in als de interne beroepsprocedures.
Beter is in de wetgeving enkel de mogelijkheid van de gerechtelijke procedures te vermelden en te bepalen dat deze kunnen ingesteld worden onverminderd de toepasselijkheid van de interne beroepsprocedures, zoals bepaald in de desbetreffende regelgevingen.
b) De bepaling in artikel 8 is analoog met deze die voorkomt in andere sociale wetten.
Aangezien er voor sommige personen in overheidsdienst een apart syndicaal statuut geldt, lijkt het aangewezen de tekst aan te vullen als volgt :
« 4º de representatieve vakorganisaties die aangewezen zijn in een syndicaal overlegorgaan dat is opgericht voor de administraties, diensten en instellingen waarop de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel niet van toepassing is ».
Hierbij rijst de vraag waarom de representatieve organisaties van zelfstandigen worden vermeld en hoe zij hun representativiteit kunnen aantonen. Wellicht is het beter te verwijzen naar de « organisaties van zelfstandigen die vertegenwoordigd zijn in de Nationale Arbeidsraad ».
Wijzigingen in hoofdstuk VI — Strafbepalingen (artikelen 9, 10, 11 en 12)
a) Wat artikel 12 betreft, is het beter de herhalingsregeling af te stemmen op deze die geldt in de welzijnswet werknemers en in andere sociale wetten, zodat er geen contradictie tussen wetten kan ontstaan :
« In geval van herhaling binnen drie jaar te rekenen van de vroegere veroordeling, wordt de straf verdubbeld. »
b) In de artikelen 13 en 14 wordt gesproken over « zij die de wet overtreden » of « overtreders ». Om de terminologie van het Strafwetboek te volgen, wordt beter gesproken over « daders ».
c) Ook artikel 15 wordt beter aangepast aan wat geldt in andere sociale wetten :
« § 1. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII, zijn toepasselijk op de bij deze wet bepaalde misdrijven.
§ 2. Artikel 85 van voormeld wetboek is toepasselijk op de in deze wet bepaalde misdrijven, zonder dat het bedrag van de geldboete lager mag zijn dan 40 % van het bij deze wet bepaalde minimumbedrag. »
Myriam VANLERBERGHE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 2 van de wet van 28 januari 2003 betreffende de medische onderzoeken die binnen het kader van de arbeidsverhoudingen worden uitgevoerd, wordt vervangen als volgt :
« Art. 2. De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op werkgevers, werknemers en sollicitanten.
Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1º werkgevers :
a) de natuurlijke of rechtspersonen die werknemers tewerkstellen;
b) de natuurlijke of rechtspersonen die een oproep richten tot de arbeidsmarkt opdat kandidaten naar een openstaande arbeidsplaats zouden solliciteren met het oog op hun indienstneming als werknemer;
2º werknemers : de natuurlijke personen die krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van de werkgever, en de daarmee gelijkgestelde personen zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 1º, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
3º sollicitanten : de natuurlijke personen die zich kandidaat stellen naar aanleiding van een werkaanbieding met het doel voor de aangeboden arbeidsplaats in dienst te worden genomen als werknemer;
4º genetisch onderzoek : elke analyse van genetisch materiaal of daarvan direct afgeleid biologisch materiaal met de bedoeling aanduidingen te vinden over hetzij de aanleg voor of het bestaan van een erfelijke aandoening, hetzij een relatieve genetische voorbeschiktheid voor ziekten die door blootstellingen aan agentia bij de uitoefening van het beroep kunnen ontstaan of verergeren.
Voor de toepassing van deze wet worden de natuurlijke en rechtspersonen waarop de werkgever een beroep doet tijdens de procedure van werving en selectie met een werkgever gelijkgesteld. »
Art. 3
Artikel 3 van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :
« Art. 3. — § 1. De biologische tests en medische onderzoeken met het oog op het verkrijgen van medische informatie over de gezondheidstoestand of stamboominformatie van een werknemer of sollicitant, mogen niet worden verricht om andere redenen dan die welke verband houden met de huidige geschiktheid van de werknemer of sollicitant voor en de specifieke kenmerken van de functie of openstaande betrekking.
§ 2. De toegelaten medische onderzoeken of biologische tests naar aanleiding van een sollicitatie hebben in elk geval plaats op het einde van de selectieprocedure.
Van de in het eerste lid bepaalde regel kan enkel worden afgeweken indien wettelijke geschiktheidvereisten voor bepaalde functies nadrukkelijk zijn voorgeschreven, of indien de werkgever bijzondere redenen kan aanvoeren om het medisch geschiktheidonderzoek niet uit te stellen tot het einde van de selectieprocedure.
Indien een sollicitant het medisch onderzoek of de biologische test ondergaat vóór het einde van de selectieprocedure, zal een gebeurlijke niet-aanwerving aanzien worden als een beslissing die op medische gronden werd genomen, zelfs ingeval een verklaring van geschiktheid door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer werd afgeleverd, tenzij de werkgever kan bewijzen dat voldaan werd aan de voorwaarden om af te wijken van de algemene regel bedoeld in het eerste lid.
§ 3. De werknemer of sollicitant dient vóór het onderzoek of de test op de hoogte te worden gebracht van de gegevens waarnaar wordt gezocht, welk onderzoek of welke test wordt uitgevoerd en waarom dat gebeurt.
§ 4. De toegelaten biologische tests en medische onderzoeken kunnen enkel gebeuren mits weloverwogen instemming van de betrokkene en op voorwaarde dat ze worden uitgevoerd in het kader van één van de volgende reglementeringen :
1º door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer in het kader van het gezondheidstoezicht op de werknemers, zoals voorgeschreven krachtens de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;
2º in het kader van specifieke wetten en hun uitvoeringsbesluiten, tijdens de periode van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of de statutaire verhouding. »
Art. 4
Artikel 4 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 5
De artikelen 5 en 6 van dezelfde wet, worden vervangen als volgt :
« Art. 5. — Het genetisch onderzoek en de aidstest bij een werknemer of sollicitant, alsook het op enigerlei wijze vergaren van informatie over de resultaten van soortgelijke tests of onderzoeken die in het verleden zouden zijn gebeurd, zijn verboden.
Art. 6. — De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het verbod uitbreiden tot andere medische onderzoeken en tests. »
Art. 6
In dezelfde wet wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidende :
« Art. 6bis. — De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit toestaan dat de in artikel 5 of 6 verboden onderzoeken of tests toch moeten worden uitgevoerd wanneer dit noodzakelijk is om redenen van volksgezondheid of wanneer dit vanuit het uitsluitend belang van de betrokken sollicitant of werknemer gerechtvaardigd is.
In dat geval bepaalt Hij eveneens bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden en de nadere regels voor de uitvoering van deze onderzoeken of tests.
Elk besluit dat uitgevaardigd wordt in toepassing van dit artikel wordt voorgelegd aan het voorafgaand advies van het raadgevend comité voor bio-ethiek. »
Art. 7
In artikel 7 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A. het eerste lid wordt vervangen als volgt :
« Onverminderd de toepassing van de beroepsprocedures zoals vastgesteld in de specifieke wetgevingen, kan ieder die zich benadeeld acht, bij de bevoegde rechter een rechtsvordering instellen om de bepalingen van deze wet te doen toepassen. »;
B. het tweede lid wordt opgeheven.
Art. 8
In artikel 8 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A. het 3º wordt vervangen als volgt :
« 3º de organisaties van zelfstandigen die vertegenwoordigd zijn in de Nationale Arbeidsraad; »;
B. er wordt een 4º ingevoegd, luidende :
« 4º de representatieve vakorganisaties die aangewezen zijn in een syndicaal overlegorgaan dat is opgericht voor de administraties, diensten en instellingen waarop de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel niet van toepassing is. ».
Art. 9
Artikel 12 van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt :
« Art. 12. Ingeval van herhaling binnen drie jaar te rekenen van de vroegere veroordeling, wordt de straf verdubbeld. ».
Art. 10
In artikel 13 van dezelfde wet, worden, in de Nederlandse tekst, de woorden « Zij die deze wet overtreden » vervangen door de woorden « De daders ».
Art. 11
In artikel 14 van dezelfde wet, wordt, in de Nederlandse tekst, het woord « overtreders » vervangen door het woord « daders ».
Art. 12
Artikel 15 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 15. — § 1. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII, zijn toepasselijk op de bij deze wet bepaalde misdrijven.
§ 2. Artikel 85 van voormeld wetboek is toepasselijk op de in deze wet bepaalde misdrijven, zonder dat het bedrag van de geldboete lager mag zijn dan 40 % van het bij deze wet bepaalde minimumbedrag. ».
10 oktober 2007.
Myriam VANLERBERGHE. |