Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-87

ZITTING 2006-2007

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Vraag nr. 3-6138 van de heer Destexhe van 25 oktober 2006 (Fr.) :
Asbest. — Chrysotiel. — Lijst van gevaarlijke stoffen van het Verdrag van Rotterdam. — Weigering van sommige landen om de stof aan de lijst toe te voegen.

Het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) meldt in een perscommuniqué van vrijdag 13 oktober 2006 dat chrysotiel niet zal worden opgenomen op de lijst van gevaarlijke stoffen van het Verdrag van Rotterdam.

In februari 2006 besloot het comité van deskundigen, waarop de lidstaten van het Verdrag van Rotterdam steunen, dat chrysotiel aan de voorwaarden beantwoordt om op de rode lijst te worden geplaatst.

Bepaalde landen hebben zich verzet tegen de inschrijving van chrysotiel op de lijst. Kunt u me meedelen welke landen dat zijn ?

Hoe staat België tegenover het opnemen van chrysotiel op de lijst van gevaarlijke stoffen van het Verdrag van Rotterdam ?

Welke maatregelen zal België in de toekomst nemen opdat er een wereldwijd verbod op de productie en het gebruik van asbest zou komen ?

Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid als volgt te antwoorden.

Het zal niemand verwonderen dat de landen die zich hebben verzet tegen de inschrijving van chrysotiel op de lijst van gevaarlijke bestanddelen van het Verdrag van Rotterdam, de grootste producenten van deze stof zijn : het gaat over Canada, Rusland, Oekraïne, India, Iran, Kirgistan, Zimbabwe en Peru.

Zoals alle lidstaten van de Europese Unie vond België de inschrijving van chrysotiel onaanvechtbaar maar, aangezien dit Verdrag een unanieme beslissing per consensus vergt om een bestanddeel in te schrijven, hebben de leden van de Conferentie der Partijen tevergeefs diverse alternatieven onderzocht en zijn ze er niet in geslaagd dit punt opnieuw op de agenda te krijgen van de volgende vergadering in 2008.

Voor een wereldwijd verbod op de productie en het gebruik van asbest, kan ik verwijzen naar mijn antwoord op de schriftelijke vraag nr. 3-3991 die uitvoering gaf aan de vier onderdelen van de Senaatsresolutie nr. 3-771/4-2004/2005 inzake asbest (Vragen en Antwoorden nr. 3-60, blz. 5437). Mijn diensten hebben in april 2005 het initiatief genomen om een intern actieplan uit te werken in overleg met de de diensten bevoegd voor Volksgezondheid en Werkgelegenheid en Arbeid. Dit actieplan omschrijft per onderdeel van de resolutie de te ondernemen acties, de betrokken actoren en de vooropgestelde timing. Hieronder vindt u een stand van zaken bij de uitvoering van de verschillende onderdelen van de resolutie.

1. Initiatief nemen teneinde binnen internationale fora ad hoc een actie op te starten die moet leiden tot globale bindende maatregelen betreffende een totaal verbod op de productie en het gebruik van asbest.

Het actieplan identificeert de meest relevante fora waar dergelijke internationale actie kan worden ondernomen :

— SAICM-process (Strategic Approach to an International Chemicals Management);

— UNEP (United Nations Environment Programme);

— IAO (Internationale Arbeidsorganisatie);

— WGO (Wereldgezondheidsorganisatie).

Vooral op gebied van SAICM kon België significante initiatieven nemen ter uitvoering van de asbestresolutie. Ons land slaagde er op 18 mei 2005 in om in de Europese onderhandelingspositie concrete maatregelen voor de uitfasering van asbest te laten opnemen. Dit Europese standpunt werd opgenomen in het document van het SAICM proces, dat werd onderhandeld op de ICCM (International Conference on Chemicals Management) van 4 tot 6 februari 2006 te Dubai. Er werd geen consensus bereikt om deze maatregelen op te nemen in het wereldwijde actieplan, maar deze maatregelen blijven deel uitmaken van een gedeelte dat nog moet worden onderhandeld op ICCM2.

2. Onze Europese partners voor te stellen om zich aan te sluiten bij een internationale campagne die erop gericht is de productie en het gebruik van asbest te verbieden.

Voor dit onderdeel verwijs ik naar de initiatieven die België ondernam op EU-niveau en die uitmondden in een gecoördineerd Europees standpunt inzake asbest, zoals hierboven reeds omschreven.

3. Na te denken over de mogelijkheid om in Brussel een diplomatieke Conferentie te organiseren om bij te dragen tot dat doel.

Momenteel werd het SAICM proces, dat op aanzet van België specifiek asbest betrekt, door de producerende Staten geblokkeerd. Het lijkt ons aangewezen om de resultaten van de Internationale Conferentie inzake Chemicals Management (ICCM2) af te wachten alvorens andere concrete stappen te ondernemen.

4. Deze resolutie over te zenden aan alle landen die de productie en het gebruik van asbest nog niet verboden hebben.

Deze overzending werd op 23 juni 2005 door bemiddeling van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, via zijn diplomatisch netwerk uitgevoerd.