3-2369/2

3-2369/2

Belgische Senaat

ZITTING 2006-2007

17 APRIL 2007


Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 8 augustus 1981 houdende de oprichting van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van het koninklijk besluit van 22 juni 1983 houdende statuut van nationale erkentelijkheid ten gunste van de leden van het Expeditiekorps voor Korea, teneinde « 27 juli 1953 » te vervangen door « 15 september 1954 » in het statuut van nationale erkentelijkheid ten gunste van de leden van het expeditiekorps voor Korea


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR

DE HEER NIMMEGEERS


I. INLEIDING

Het wetsontwerp dat in dit verslag wordt besproken en waarop de optioneel bicamerale procedure van toepassing is, is oorspronkelijk in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend als wetsvoorstel, door de heer Philippe Monfils c.s. (stuk Kamer, nr. 51-2972/1).

Het werd op 29 maart 2007 eenparig aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Het werd op 30 maart 2007 overgezonden aan de Senaat en op 4 april 2007 geėvoceerd.

De commissie heeft het wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 17 april 2007.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER FLAHAUT, MINISTER VAN LANDSVERDEDIGING

Ingevolge de aanneming van de wet van 10 augustus 2004 houdende vervanging van de datum van 8 mei 1945 door 2 september 1945 in bepaalde statuten van nationale erkentelijkheid, hebben de vrijwilligers van het expeditiekorps voor Korea nogmaals hun voor het eerst in 1980 ingediende verzoek herhaald : zij wensten de datum van 27 juli 1953 (de dag van het staakt-het-vuren), door een latere datum vervangen te zien. In de eerste verzoeken werd de datum van 15 juli 1955 voorgesteld, omdat het laatste contingent op die dag naar Belgiė is teruggekeerd. Vervolgens werd ook 31 januari1955 naar voren geschoven, omdat de Amerikaanse regering die dag als de uiterste datum in aanmerking heeft genomen voor de erkenning van de Amerikaanse militairen als veteranen van de Korea-oorlog. Ook de Verenigde Naties en de republiek Korea beschouwen 31 januari 1955 als de uiterste datum voor de toekenning van hun respectieve medailles.

Bij het koninklijk besluit van 22 januari 1983 houdende statuut van nationale erkentelijkheid ten gunste van de leden van het expeditiekorps voor Korea werd uiteindelijk 27 juli 1953, de dag van het staakt-het-vuren, in aanmerking genomen bij het instellen van het statuut van nationale erkentelijkheid ten gunste van de leden van het expeditiekorps voor Korea.

Met hun verzoek beogen de vrijwilligers van het expeditiekorps voor Korea voornamelijk de vrijwilligers die begin 1953 dienst hebben genomen en deelgenomen hebben aan de bloedige gevechten van Chatkol van maart tot april 1953, aanspraak te laten maken op terugbetaling van het remgeld. In tegenstelling tot de wapenstilstand van 1914-1918 en de voorwaardelijke overgave van 1940-1945, betekende het staakt-het-vuren van Pan-Munjon namelijk niet het einde van de vijandelijkheden. Dat had tot gevolg dat de gevechtsstellingen bemand bleven, en in bepaalde gevallen zelfs werden versterkt.

Zo verliet het Belgische bataljon, dat onder het bevel stond van de 3e Amerikaanse divisie, het front pas op 15 september 1954, toen die Amerikaanse divisie zich terugtrok. Het ware dan ook billijk die datum in aanmerking te nemen als de uiterste datum voor het toekennen van het statuut van nationale erkentelijkheid ten gunste van de leden van het expeditiekorps voor Korea.

Om de periode van 27 juli 1953 tot 15 september 1954 die de leden van het expeditiekorps in Korea hebben doorgebracht, in aanmerking te kunnen nemen voor de terugbetaling van het remgeld (wet van 7 augustus 2006) — net zoals dat het geval is voor de houders van een statuut van nationale erkentelijkheid tussen 8 mei 1945 en 2 september 1945 —, moet de wet van 8 augustus 1981 houdende de oprichting van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers en van de Hoge Raad voor oorlogsinvaliden, oud-strijders en oorlogsslachtoffers, worden gewijzigd.

Tevens moet het koninklijk besluit van 22 juni 1983 houdende statuut van nationale erkentelijkheid ten gunste van de leden van het expeditiekorps voor Korea in die zin worden aangepast.

Driehonderd zeventig oudgedienden van het expeditiekorps voor Korea komen in aanmerking voor de betrokken maatregel. Aangezien de terugbetaling van het remgeld per persoon jaarlijks gemiddeld 282 euro kost, is jaarlijks het bedrag van 104 340 euro vereist om die maatregel uit te voeren. Gezien de gemiddelde leeftijd van de begunstigden zal de kostprijs de komende jaren snel dalen.

Dit wetsontwerp wordt zonder verdere bespreking aangenomen.

III. STEMMINGEN

Het wetsontwerp wordt eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Staf NIMMEGEERS. Lionel VANDENBERGHE.

De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp (zie stuk Kamer, nr. 51-2972/1)