3-2081/3

3-2081/3

Belgische Senaat

ZITTING 2006-2007

21 MAART 2007


Wetsvoorstel tot herstel van artikel 117 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met het oog op de promotie van passiefhuizen middels een « groene-hypotheeklening »


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

DE HEER STEVERLYNCK


I. INLEIDING

Het wetsvoorstel tot herstel van artikel 117 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met het oog op de promotie van passiefhuizen middels een « groene-hypotheeklening » werd ingediend op 15 februari 2007. Het werd in overweging genomen op 1 maart 2007 waarbij het naar de Commissie voor de Financiën en de Economische Aangelegenheden werd verzonden.

Over dit wetsvoorstel werd op 14 maart 2007 een hoorzitting georganiseerd met de volgende personen :

— De heer Niessen, gewezen minister van de Duitstalige gemeenschap

— De heer Henz, voorzitter van het « Plate-forme Maison Passive ASBL »

— De heer Marrecau, voorzitter van het Passiefhuis-Platform VZW

De commissie heeft dit wetsvoorstel besproken tijdens haar vergaderingen van 14 en 21 maart 2007.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER BART MARTENS

Vanwege de noodzaak tot een drastische reductie van de uitstoot van broeikasgassen, doelstelling van de Europese Unie is een reductie van 20 % tegen 2020, gezien het gegeven dat de sector van de gebouwen verantwoordelijk is voor een belangrijk gedeelte van de uitstoot en aangezien er nog heel wat reductiepotentieel in deze sector aanwezig is, stelt de indiener voor om terzake een stimulerend beleid te voeren. Deze stimulatie kan gebeuren via de voorbeeldfunctie van de overheid die zelf zeer zuinige gebouwen opricht maar daarnaast is het ook van belang dat de individuele particuliere bouwer kan overtuigd worden om dergelijke gebouwen op te richten. Voorliggende bepalingen willen de particulier een fiscale stimulans bieden voor de bouw van een passiefhuis door het verhogen van het plafond van de woonbonus voor de « enige woning ». Spreker verklaart daarbij dat door de supplementaire aftrek de toekomstige eigenaar een hogere leningcapaciteit kan verkrijgen bij de financiële instelling waardoor hij de initiële hogere investeringskost van een passiefhuis kan compenseren.

III. HOORZITTING

De heer Niessen, gewezen minister van de Duitstalige gemeenschap

Als ervaringsdeskundige geeft de spreker aan dat passiefhuizen drie grote voordelen kennen :

— Ze kunnen worden verwarmd met zeer weinig primaire energie, minder dan 10 Watt per vierkante meter.

— Ze worden gekenmerkt door een verhoogd wooncomfort.

— Ze kennen een zeer hoog niveau van akoestische isolatie.

Gezien deze onmiskenbare voordelen en gezien de internationale engagementen naar de reductie van de uitstoot van broeikasgassen toe vraagt de spreker dat de politieke wereld zich aan het onderwerp wijdt en een aantal beleidsmaatregelen neemt. Daarbij is het ook belangrijk om voldoende informatie over het onderwerp te verspreiden, ervoor te zorgen dat de standaarden gekend zijn, dat de benodigde materialen beschikbaar zijn en dat de vaklui de nodige kennis over de bouwwijze opdoen.

De heer Henz, voorzitter van het « Plate-forme Maison Passive ASBL »

In zijn voordracht verduidelijkt de spreker wat de passiefstandaard juist inhoudt en daarbij geeft hij ook meer toelichting over de performantie die van dergelijke huizen kan worden verwacht. Meer achtergrondinformatie vindt u op de website : http://www.maisonpassive.be/.

De heer Marrecau, voorzitter van het Passiefhuis-Platform VZW

Bovenstaande spreker schetst de context van de Belgische situatie rond energiezuinig bouwen en de plaats daarin van het passiefhuisconcept. Meer achtergrondinformatie vindt u op de website : http://www.passiefhuisplatform.be.

IV. BESPREKING

De heer Collas vat samen dat de beste energie de bespaarde energie is en dat het passiefhuisconcept hierin perfect kan worden ingeschreven. Hij merkt op dat de beleidsinstrumenten terzake zich op het federale niveau vooral rond het fiscale aspect situeren.

De minister stelt in eerste instantie zeer vatbaar te zijn voor de voorliggende bepalingen. Wat echter de gebruikte techniek betreft, merkt hij op dat het toepassingsveld wordt ingeperkt tot de « aftrek voor enige en eigen woning », tot de belastingplichtigen die voor deze aftrek reeds het fiscale plafond bereiken en dat deze specifieke groep een supplementaire som kan aftrekken van het geheel van het belastbaar inkomen.

Gezien de doelstelling van het voorstel, namelijk mensen aansporen tot de constructie van passiefhuizen, is de minister eerder voorstander van een ruimer toepassingsveld dat niet wordt ingeperkt tot de eigen en enige woning en waarbij onafhankelijk van de financieringswijze van het gebouw een belastingbesparing kan worden gerealiseerd. In dit kader situeert de minister de voorgestelde bepaling eerder als een belastingvermindering die zal ressorteren onder het huidige artikel 14524 van het WIB, het hoofdstuk van de vermindering voor energiebesparende uitgaven. De minister merkt daarbij op dat de door hem voorgestelde techniek inhoudt dat het belastingvoordeel voor alle belastingplichtigen hetzelfde is en niet afhankelijk van de specifieke marginale belastingvoet van de belastingplichtige.

De heer Steverlynck wil 3 punctuele vragen formuleren :

— Wat is de stand van zaken met renovatie volgens de passiefstandaard ? Is dat realistisch en haalbaar ?

— Noodzaken passiefwoningen tot een hogere initiële investeringskost ? Hoeveel ligt deze hoger ?

— Verder verwijst het lid naar de slides waar 3 criteria werden weerhouden vooraleer een woning kon worden geressorteerd onder de passiefstandaard. In het wetsvoorstel echter vindt de spreker er maar 2 van terug ? Kan hier nadere uitleg worden over verschaft ?

De heer Willems verwijst naar een oude volkswijsheid die zegt dat men zeker zijn huis niet te veel mag isoleren om zo vocht- en gezondheidsproblemen te vermijden. Wat is de reactie van de sprekers hiertegenover ?

De heer Marrecau antwoordt dat momenteel nog steeds de indruk bestaat dat bij meer doorgedreven isolatie, een gebouw luchtdicht en ook ongezond wordt. Echter doorgedreven isolatie moet telkens samengaan met ventilatie.

Wat de aanvankelijke investeringen betreft, merkt de spreker op dat de meerkost van een passiefhuis wordt geschat op enkele precenten tot +15 %. Hij geeft aan dat deze meerkost duidelijk moet worden gecommuniceerd. Anderzijds echter wordt er bij deze manier van bouwen zodanig geïsoleerd dat de klassieke verwarmingsinstallatie kan wegvallen waardoor de total cost of ownership (investeringen plus verwarming) over een tijdspanne van enkele jaren zeer gunstig uitvalt tegenover een klassieke woning.

Naar de definiëring van het passiefhuisconcept toe, geeft de spreker aan dat de essentie eruit bestaat dat naar verwarming toe niet meer dan die 15 kWh/m2 noodzakelijk is omdat dit cijfer de grens is voor de al dan niet noodzaak aan een klassiek verwarmingssysteem. Verder moet een zeer goede luchtdichtheid worden nagestreefd die in cijfers uitgedrukt niet meer dan 0,6 per uur onder een druk van 50 pascal mag bedragen.

Wat echter het derde criterium betreft, merkt de heer Marrecau op dat de noodzaak aan een bepaalde hoeveelheid primaire energie ook samenhangt met een bepaalde levenswijze en filosofie en eveneens samenhangt met de gebruikte huishoudelijke toestellen. In die zin is het derde criterium dus afhankelijk van andere factoren, en ook moeilijker te controleren waardoor de certificatie beperkt blijft tot de eerste twee criteria.

De heer Henz stelt vervolgens dat bij renovaties een graduele en geleidelijke aanpak, steeds volgens de heersende standaarden van het passiefhuis, aan te bevelen is. Wel zal de renovatie daardoor zeer zwaar zijn en moet er rekening worden gehouden met het gegeven dat bepaalde elementen sneller moeten worden aangepakt dan andere en het de bedoeling is dat de aanpassingen op termijn financieel rendabel zijn. Op termijn kan dus de passiefstandaard worden bereikt.

Verder merkt de spreker op dat in gebouwen er vaak problemen optreden die te maken hebben met een slechte ventilatie. Het installeren van een mechanisch ventilatiesysteem met warmterecuperatie zal deze zeker verhelpen.

Wat de kostprijs betreft merkt de heer Niessens nog op dat de meerprijs van de passiefhuizen gedeeltelijk verklaard wordt door het exotisme van dit soort constructies. Deze meer verspreiden en over het algemeen meer ingang doen vinden, zal eveneens de kostprijs drukken.

De heer Collas is eveneens van mening dat de meerprijs zal verminderen naarmate dat dit marktsegment zich verder ontwikkelt. Daarbij vraagt het lid zich af in welke mate de passiefstandaard ook toegepast kan worden voor grotere gebouwen als scholen en commerciële ruimtes.

De heer Van Nieuwkerke vraagt meer specifiek de meerkost van een passiefhuis in de sociale woningbouw ten opzichte van een meer traditionele sociale woning. Wordt deze bouwwijze gepromoot naar de sociale woonmaatschappijen toe ? Immers, aangezien passiefhuizen een veel lagere energiefactuur kennen dan de andere kunnen deze sociaal een heel belangrijke rol vervullen.

De heer Marrecau geeft aan dat de sociale woningbouw een heel belangrijke doelsector is voor de bouw van passiefhuizen. In het verleden werden de huisvestingsmaatschappijen daarom ook in die zin gesensibiliseerd. Echter in de toekomst moeten deze nog verder gesensibiliseerd worden via een specifieke benadering en er moet worden opgemerkt dat deze maatschappijen bij renovatie nog altijd niet kwistig omspringen met isolatie.

Verder wordt opgemerkt dat ook commerciële ruimtes, fabrieksgebouwen, appartementsgebouwen ... kunnen gebouwd worden volgens de passiefstandaard.

De heer Henz verklaart dat bij de berekening van de meerprijs voor het behalen van de passiefstandaard het zeer belangrijk is om te bepalen welke kosten zeer specifiek moeten versleuteld worden naar de passiefstandaard toe. Immers, in het verleden werden nogal eens biologische isolatiematerialen gebruikt, die gemiddeld duurder in kostprijs zijn, daar waar meer traditionele materialen hetzelfde resultaat kunnen bekomen qua isolatiewaarde, doch goedkoper zijn. Daarbij merkt de spreker nog op dat ook zonnecellen niet noodzakelijk zijn om de passiefstandaard te bereiken.

V. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

De heer Collas c. s. dient een amendement nummer 1 in (stuk Senaat 3-2081/2) dat ertoe strekt het wetsvoorstel in zijn geheel te vervangen en het toepassingsgebied van de voorliggende bepalingen uit te breiden. De hoofdindiener verwijst naar de voorafgaande bespreking en naar zijn schriftelijke verantwoording.

Spreker benadrukt dat het niet-geïndexeerde bedrag van de belastingvermindering 600 € zal bedragen, wat momenteel neerkomt op een bedrag van 780 € per woning geïndexeerd, gedurende 10 jaar. Tevens wordt de aspecten van de verplichte hypothecaire lening en van de « enige woning » verlaten aangezien het vooral de bedoeling is om het aantal passiefhuizen in België te laten toenemen.

De minister geeft aan het voorliggende amendement mee te onderschrijven. Hij verklaart tevens dat ook de laatste Ministerraad een gelijkaardig voorstel heeft gelanceerd maar dat de voorrang werd gegeven aan het parlementaire initiatief.

Daarbij wil de minister nog opmerken dat de gehanteerde techniek wordt toegepast per huis en niet per belastingplichtige. Eenzelfde belastingplichtige kan dus genieten van een aftrek voor meerdere huizen, indien hij aan het criterium voldoet. Indien één passiefhuis in het bezit is van verschillende belastingplichtigen, kunnen ze daarbij elk hun proportioneel deel van deze aftrek, 780 € per huis, inbrengen in hun belastingaangifte.

De heer Steverlynck is verheugd over het gegeven dat de regering heeft beslist om voorrang te geven het voorliggende parlementaire initiatief.

VI. STEMMINGEN

Het amendement nummer 1, en het aldus geamendeerde voorstel in zijn geheel, worden unaniem aangenomen door de 10 aanwezige leden.


Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van een mondeling verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Jan STEVERLYNCK. Luc WILLEMS.