3-2068/3

3-2068/3

Belgische Senaat

ZITTING 2006-2007

13 MAART 2007


Wetsontwerp betreffende de hervorming van de echtscheiding


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 68 VAN MEVROUW NYSSENS

Art. 7

In het voorgestelde artikel 301, § 3, tweede lid, tussen de woorden « onder meer » en het woord « op » invoegen de woorden « de levensstijl van de partijen tijdens het samenleven ».

Verantwoording

Bij het debat in de commissie voor de Justitie van de Senaat heeft men te kennen gegeven dat met de woorden « het gedrag van de partijen tijdens het huwelijk inzake de organisatie van hun noden » verwezen werd naar « de levensstijl van de partijen tijdens het samenleven ».

Dat is een foutieve interpretatie, aangezien beide criteria uitdrukkelijk naast elkaar voorkomen in het oorspronkelijke ontwerp. Die uitdrukkingen verwijzen naar twee verschillende realiteiten, zoals overigens uit de artikelsgewijze bespreking blijkt. Het criterium van « het gedrag van de partijen tijdens het huwelijk inzake de organisatie van hun noden » impliceert volgens de artikelsgewijze bespreking (stuk Kamer 51-2341/1, blz. 18) dat de uitkering tot levensonderhoud hoger moet liggen naargelang de keuzes die de partijen samen maakten tijdens het samenleven en die de professionele loopbaan van een van de echtgenoten belemmerde. Het is dus van belang dat essentiële criterium te behouden.

Het is evenwel onmogelijk de « aanzienlijke terugval van de economische situatie van de uitkeringsgerechtigde » te beoordelen zonder te verwijzen naar « de levensstijl van de partijen tijdens het samenleven ». Het is dus van belang dat criterium uitdrukkelijk opnieuw in de wet op te nemen.

Clotilde NYSSENS.

Nr. 69 VAN DE HEER MAHOUX

Art. 33

In dit artikel een § 1bis invoegen luidende :

« § 1bis. De vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het Burgerlijk Wetboek blijven van toepassing op de procedures van echtscheiding of scheiding van tafel en bed die zijn ingeleid voor de inwerkingtreding van deze wet en waarvoor geen eindvonnis is uitgesproken.

Het recht op levensonderhoud na echtscheiding blijft bepaald door het bepaalde in de vroegere artikelen 301, 306, 307 en 307bis van hetzelfde Wetboek, onverminderd het bepaalde in de §§ 2 en 4 van dit artikel. ».

Verantwoording

Er moet een regeling worden gevonden voor de aanhangig zijnde processen.

Het eerste lid staat de rechter toe de aanhangig zijnde geschillen te beslechten op basis van het oude recht, zonder dat hij de debatten moet heropenen als de wet in werking zou treden tijdens de beraadslagingen. In hoger beroep zal daarentegen onmiddellijk het nieuwe recht moeten worden toegepast, zelfs als het vonnis is gewezen op basis van de oude wetsbepalingen.

Ook het recht op onderhoudsuitkering wordt geregeld alsof het vonnis was uitgesproken vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wet, maar er wordt wel rekening gehouden met de overgangsbepalingen van de §§ 2 en 4.

Nr. 70 VAN DE HEER MAHOUX

Art. 34bis (nieuw)

Een artikel 34bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 34bis. — Deze wet treedt in werking op 1 september 2007. »

Verantwoording

De echtscheidingsprocedure wordt grondig gewijzigd. Zoals elke nieuwe regeling zal ook deze wet een aantal kinderziekten moeten doorlopen. Treedt ze te snel in werking dan wordt de taak van de practici (magistraten, advocaten, enz.) er moeilijker op. Daarom stelt dit amendement voor de inwerkingtreding uit te stellen tot september 2007 om de practici de kans te bieden de teksten te onderzoeken en kennis te nemen van de commentaar die zij ongetwijfeld zullen vinden in gespecialiseerde tijdschriften of bij de universiteiten.

Philippe MAHOUX.

Nr. 71 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 35 (nieuw)

Een artikel 35 (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 35. — § 1. De vroegere artikelen 229, 231 en 232 van het Burgerlijk Wetboek blijven van kracht voor de procedures van echtscheiding en van scheiding van tafel en bed ingesteld voor de inwerkingtreding van deze wet en waarvoor geen eindvonnis of -arrest is uitgesproken.

§ 2. In de gevallen bedoeld in § 1 wordt het recht op een uitkering na echtscheiding bepaald op grond van de vroegere artikelen 301, 306, 307 en 307bis van hetzelfde Wetboek. ».

Verantwoording

De huidige tekst van het wetsontwerp bevat geen enkele overgangsbepaling voor de duizenden echtscheidingsprocedures op grond van bepaalde feiten (enerzijds, de fout : overspel, gewelddaden, mishandelingen en grove beledigingen, en anderzijds de feitelijke scheiding van meer dan twee jaar) die nog aanhangig zijn op het ogenblik dat de nieuwe wet in werking treedt.

Gezien de wijzigingen die de artikelen 2 en 4 van dit wetsontwerp aanbrengen in de bestaande artikelen 229 en 231 Burgerlijk Wetboek (echtscheiding op grond van fout) en 232 Burgerlijk Wetboek (echtscheiding op grond van feitelijke scheiding van meer dan twee jaar), zal er vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet geen wettelijke basis meer zijn om echtscheidingsprocedures die zijn gestart op basis van de oude echtscheidingsgronden, voort te zetten.

Dat zou tot een totaal onaanvaardbare situatie leiden voor duizenden rechtzoekenden die, op het ogenblik van de inwerkingtreding van de nieuwe wet, betrokken zijn bij een echtscheidingsprocedure op grond van bepaalde feiten, die dus is ingesteld op een wettelijke basis die op het ogenblik van de inleiding van de procedure nog wel bestond. Sommigen zijn al jaren in een procedure verwikkeld, anderen hebben eventueel een beroep gedaan op getuigen, nog anderen zitten in de fase van het beraad zonder dat de beslissing is genomen, nog anderen hebben een vonnis gekregen in eerste aanleg waartegen beroep is ingesteld, enz.

In het wetsontwerp moeten dus overgangsbepalingen worden ingevoerd met betrekking tot de aanhangig zijnde procedures.

Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 72 VAN MEVROUW DEFRAIGNE

Art. 33

Paragraaf 4 van dit artikel vervangen als volgt :

« § 4. — Artikel 301, § 4, van hetzelfde Wetboek, als gewijzigd bij artikel 7 van deze wet, is niet van toepassing op de uitkeringen tot levensonderhoud die zijn vastgesteld door een vonnis of een arrest uitgesproken voor de inwerkingtreding van deze wet. »

Verantwoording

Het zou niet alleen strijdig zijn met het gezag van gewijsde maar bovendien ook onbillijk blijken terug te komen op de voordien verkregen rechten van de uitkeringsgerechtigden na echtscheiding, zoals die thans bestaan. De uitgesproken beslissing houdt vaak rekening met het feit dat de uitkering onbeperkt in de tijd geldt en streeft een zekere vorm van evenwicht na onder meer bij het vaststellen van het bedrag.

Daar staat tegenover dat wanneer de uitkering is vastgesteld bij een vonnis of arrest waartegen nog verzet of beroep of cassatie mogelijk is, deze onder de toepassing van de nieuwe wet valt in het kader van dat beroep indien deze plaatsvinden na de inwerkingtreding van de wet. Daarom wil de indiener van dit amendement van het toepassingsgebied van de nieuwe wet alleen uitsluiten die uitkeringen die vastgesteld zijn bij vonnis of arrest uitgesproken vóór de inwerkingtreding van de wet.

Christine DEFRAIGNE.