3-2023/3

3-2023/3

Belgische Senaat

ZITTING 2006-2007

24 JANUARI 2007


Voorstel van resolutie betreffende de onafhankelijke toegang van Europa tot de ruimte


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

DE HEER VAN NIEUWKERKE


I. Inleiding

Het voorstel van resolutie betreffende de onafhankelijke toegang van Europa tot de ruimte, is ingediend op 17 januari 2007. Dit voorstel geeft gevolg aan het verslag uitgebracht namens de Werkgroep « Ruimtevaart » van de Senaat omtrent de vergadering met vertegenwoordigers van « Arianespace » van 28 november 2006. De commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden heeft dit voorstel besproken tijdens haar vergadering van 24 januari 2007.

II. Inleidende uiteenzetting door de heer François Roelants du Vivier

De onafhankelijke toegang van Europa tot de ruimte staat sinds 2005 op de agenda van de Werkgroep « Ruimtevaart » van de Senaat en is herhaaldelijk besproken. De algemene teneur van de discussies is hierbij steeds geweest dat Europa nood heeft aan een eigen ruimtevaartbeleid. Een eigen onafhankelijke toegang tot de ruimte is hierbij onontbeerlijk om commerciële, industriële en strategische redenen.

Het programma betreffende de draagraketten is een Frans initiatief. In dit verhaal rond de Ariane-raket, heeft België steeds een vooraanstaande rol gespeeld. Thans kan men spreken van een groot succes : 230 satellieten werden over de jaren gelanceerd en het programma heeft Arianespace tot marktleider op het vlak van commerciële lanceringen gemaakt. Het orderboekje is daarenboven meer dan goed gevuld voor de komende jaren.

Arianespace maakt gebruik van de succesvolle Ariane 5-raket. Het Europees Ruimtevaartagentschap ESA, die het Europees programma voor draagraketten heeft uitgetekend en ontwikkeld, heeft daarenboven beslist om een kleinere Vega-raket te ontwikkelen, en een intensieve samenwerking met Rusland op te zetten om de Russische Sojoez vanuit Kourou te lanceren. Dit heeft tot gevolg dat men thans kan spreken over een echt gamma van Europese draagraketten die Europa in staat stelt om elke satelliet op om het even welke plaats in een baan om de aarde te plaatsen. Vega en Sojoez zullen overigens vanaf 2008 operationeel zijn.

In 2008 vindt de volgende ESA-Raad op ministerieel niveau plaats. Tijdens deze vergadering zal worden beslist over de toekomst van de draagrakettenprogramma. De bedoeling is om te consolideren wat beschikbaar is, en te evolueren in functie van wat de markt vraagt. Ook moeten beslissingen worden genomen betreffende de opvolging van de huidige generatie van draagraketten vanaf 2025. Autonomie, strategisch belang en competitiviteit zullen ongetwijfeld de sleutelwoorden zijn in dit debat. Het is dan ook van het grootste belang dat de Belgische regering het voortouw neemt in deze discussie.

Een bijkomende opmerking betreft het feit dat vandaag de dag nog steeds wordt gewerkt op een markt die rekent in dollar, hetgeen onredelijk hoge wisselkoersrisico's met zich meebrengt voor de Europese industrie die werkt in euro. Opgeroepen wordt om alles in het werk te stellen om een markt te creëren waarin de euro de referentiemunt is. Dit geldt overigens niet alleen voor de ruimtevaart. Een consortium als « Airbus » heeft met gelijkaardige problemen af te rekenen in de luchtvaartsector.

Tot slot dient nog een opmerking te worden gemaakt aangaande het principe van de « juste retour » dat wordt gehanteerd in de schoot van ESA. Dit is één van de hoekstenen van de ESA-politiek. Er moet echter blijvend worden gestreefd naar een billijke toepassing van dit principe, niet enkel in ESA, maar ook binnen België zelf.

III. Bespreking

Algemene bespreking

De heer Steverlynck staat volledig achter dit voorstel van resolutie. Hij wenst enkel het punt 9 te vervolledigen, en zal een amendement in die zin indienen.

De heer Willems wijst op het belang van dit voorstel van resolutie voor het ruimere debat dat gaande is over de samenwerking tussen ESA en de Europese Unie en de creatie van een echt Europees ruimtevaartbeleid. Het is voldoende te herinneren aan de gebeurtenissen die aan de basis hebben gelegen van de creatie van een programma voor de ontwikkeling van een Europese onafhankelijke toegang tot de ruimte. In de jaren zeventig weigerde de Verenigde Staten op een gegeven ogenblik een Europese satelliet te lanceren. Europa heeft zich toen gerealiseerd dat het een onafhankelijk lancerings- en ruimtevaartbeleid moest voeren, om zijn rol op geopolitiek vlak ten volle te kunnen spelen.

Het is ook belangrijk te benadrukken dat de sector rond de ontwikkeling van draagraketten één van de vaandeldragers is van het streven naar verregaande innovatie in Europa. In dat opzicht is de promotie van een autonoom Europees ruimtevaartbeleid in het algemeen, en een onafhankelijke Europese toegang tot de ruimte in het bijzonder, een belangrijk instrument om de « braindrain » in Europa tegen te gaan.

Amendement nr. 1

De indiener, de heer Willems, stelt hierbij voor om de tekst aan te passen aan de realiteit. Naast de Ariane 5-draagraket worden ook de in ontwikkeling zijnde Vega-raket en de beslissing om Sojoez te lanceren vanuit Kourou, beschouwd als onderdelen van een beleid ter creatie van een gamma van Europese draagraketten. Er moet dan ook niet enkel melding worden gemaakt van Arianespace, de commerciële exploitant van de Ariane 5, maar van alle draagraketten die ontwikkeld zijn in het kader van ESA (zoals Vega) of door ESA worden gesteund (zoals Sojoez).

Amendement nr. 2

De heer Willems verwijst naar de verantwoording bij zijn amendement nr. 1.

Amendement nr. 3

De heer Roelants du Vivier, één van de medeondertekenaars van dit amendement, benadrukt dat het principe om de economische return ten gevolge van het principe van « juste retour » op een billijke manier te verdelen tussen de regio's, niet enkel mag worden toegepast op het draagrakettenprogramma, maar op het geheel van de ESA-programma's. Elk ESA-programma heeft zijn eigen kenmerken. Daarenboven zijn de regio's in België erg complementair en hebben zij elk hun eigen bijzondere specialiteiten. Het is dus logisch dat een regio meer betrokken is bij sommige ESA-programma's dan bij andere. De billijke verdeling van de economische return dient dan ook te worden bepaald op basis van het totaal van de ESA-programma's.

De heer Steverlynck is het volledig met dit amendement eens. De Vlaamse Raad voor wetenschapsbeleid heeft in een rapport inzake ruimtevaart gesteld dat een billijke verdeling van de « juste retour » gebaseerd moet zijn op volgende verdeelsleutel : 55 % voor Vlaanderen, 34 % voor Wallonië en 11 % voor Brussel. Op dit ogenblik ontvangt Vlaanderen een 35 %. Er is een gunstige evolutie waar te nemen, maar er is nog een weg af te leggen.

Amendement nr. 4

De heer Steverlynck merkt op dat de bestaande overlegorganen tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten inzake wetenschappelijke en technologische aangelegenheden voor het ruimtevaartdossier niet blijken te functioneren. Hij dient dan ook een amendement in dat oproept om te voorzien in een structureel overleg met de gemeenschappen en de gewesten in het ruimtevaartdossier.

In de resoluties van het Vlaams Parlement en in het Vlaams Regeerakkoord wil men verder gaan. Daarin wordt gepleit voor een volledige defederalisering van het wetenschappelijk en technologisch beleid zowel qua bevoegheid als qua middelen. Het ruimtevaartbeleid maakt hier integraal onderdeel van uit. Dit gaat natuurlijk veel verder dan hetgeen dit amendement vraagt. Maar de vraag naar structureel overleg in België dient gesteld te worden, aangezien dit een minimum is om tot een billijk en efficiënt beleid te komen.

De heer Willems is van oordeel dat de inhoud van dit amendement zeker zijn waarde kan hebben, maar dat dit voorstel van resolutie niet tot doel heeft om de interne Belgische structuren aan de kaak te stellen. Dit voorstel wil een invloed hebben op het toekomstig Europees beleid, en niet op de Belgische staatkundige discussies.

De heer Roelants du Vivier deelt de mening van de voorzitter. Daarenboven is tijdens de werkzaamheden van de Werkgroep « Ruimtevaart » van de Senaat duidelijk gebleken dat men zowel in industriële, wetenschappelijke en politieke middens, vraagt naar een samenwerking in een federale structuur, die misschien beter georganiseerd kan worden en waar de gemeenschappen en de gewesten een belangrijke rol in kunnen spelen. Het idee van een defederalisering van het ruimtevaartbeleid is echter niet populair. Het zal echter wel naar alle waarschijnlijkheid een belangrijk punt worden op de politieke agenda na de verkiezingen van 10 juni 2007.

De heer Van Nieuwkerke merkt op dat er geen vraag is naar een structureel overleg, maar eerder naar een efficiënter structureel overleg. Bestaan er op dit moment vormen van overleg ?

De heer Hendrik Verbeelen, Belgische Hoge Vertegenwoordiging voor het ruimtevaartbeleid, stelt dat er in het verleden weinig of geen overleg was. Recent werd een overlegorgaan gecreëerd, COORSPACE. Tot nu toe hebben 2 officiële en 1 voorbereidende vergadering plaatsgevonden. Deze coördinatie staat nog in de kinderschoenen, maar men is hard aan het werken om dit zo efficiënt mogelijk te laten functioneren.

De heer Steverlynck wil liever niet spreken van een efficiënter overleg, aangezien het niet in zijn bedoeling ligt om het bestaande overleg te veroordelen. Hij wil enkel het onderwerp aankaarten bij de regering.

IV. Stemmingen

Amendement nr. 1 van de heer Willems wordt aangenomen met éénparigheid van 9 stemmen.

Amendement nr. 2 van de heer Willems wordt aangenomen met éénparigheid van 9 stemmen.

Amendement nr. 3 van de heer Roelants du Vivier en mevrouw Kapompolé wordt aangenomen met éénparigheid van 9 stemmen.

Amendement nr. 4 van de heer Steverlynck wordt verworpen met 1 stem voor en 8 stemmen tegen.

Het geamendeerde voorstel van resolutie betreffende de onafhankelijke toegang van Europa tot de ruimte in zijn geheel wordt aangenomen met éénparigheid van 9 stemmen.


Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
André VAN NIEUWKERKE. Luc WILLEMS.