3-1854/1

3-1854/1

Belgische Senaat

ZITTING 2006-2007

10 OKTOBER 2006


Voorstel van resolutie betreffende de mijnbouwsector in de Democratische Republiek Congo

(Ingediend door de heer Lionel Vandenberghe)


TOELICHTING


De VN-missie in Congo beschreef de recente verkiezingen op 30 juli 2006 als de « eerste pluralistische, democratische en vrije verkiezingscampagne sinds meer dan veertig jaar ». De verkiezingen zijn een historische kans om stabiliteit te brengen in een land dat al decennia lijdt onder interne conflicten en slecht bestuur. De grote hoop van de internationale gemeenschap is dat correcte verkiezingen met een duidelijke overwinnaar zullen leiden tot een beter bestuur van het land.

Daartoe is heel wat geïnvesteerd : de internationale gemeenschap legde 450 miljoen euro op tafel voor de organisatie van de verkiezingen, waarbij België er 16 miljoen voor zijn rekening nam. Ondertussen is gebleken dat er een tweede ronde komt die moet uitmaken wie, Bemba of Kabila, zich de nieuwe president mag noemen. De kostprijs voor de organisatie van deze tweede ronde wordt geschat op 36 à 40 miljoen euro. België heeft hiervoor reeds 3 miljoen vrijgemaakt.

De ambities van de internationale gemeenschap moeten echter verder reiken dan het organiseren van succesvolle verkiezingen. De Congolezen behoren tot de armste mensen ter wereld, de gezondheidszorg is zeer zwak, de infrastructuur is vernield of in slechte staat en velen leven in een permanente staat van onveiligheid. Dé grote troef van Congo is zijn rijke ondergrond die vol zit met grondstoffen die de rest van de wereld nodig heeft. Helaas hebben de Congolezen zelf er tot nu toe weinig aan gehad. In de koloniale tijd werden vooral de Belgen er rijker van, later vloeide al het geld naar Mobutu en zijn entourage.

Of het allemaal anders wordt na de verkiezingen hangt in grote mate af van wat er gebeurt in de zuid-oostelijke provincie Katanga, die altijd het meeste geld in de staatskas heeft gebracht (tot één derde van de staatsinkomsten). De mijnindustrie bestaat er uit twee parallelle sectoren. Enerzijds de formele sector waar buitenlandse globale spelers industriële mijnprocessen gebruiken en anderzijds de informele sector. Volgens het IMF zou tot een vijfde van de Congolese bevolking afhankelijk zijn van deze ambachtelijke mijnbouw. Het is een ongereguleerde, onveilige en ongezonde mijnbouw waar ook kinderen worden ingezet en werknemers worden uitgebuit. Congo heeft weinig aan deze wilde exploitatie daar het meeste van de ertsen het land onbewerkt en onbelast verlaten.

Ook aan de formele mijnbouwsector heeft Congo weinig, al was de situatie anders tot 1990 toen het staatsbedrijf Gécamines alle mijnrechten bezat en de gewonnen ertsen op grote schaal in Congo zelf werden geraffineerd. Het slechte management, corruptie, Mobutu en de oorlog die uitbrak in 1996 leidde echter tot de ineenstorting van Gécamines. De afgelopen tien jaar werden delen van het staatsbedrijf stap voor stap geprivatiseerd door joint-ventures aan te gaan waarin Gécamines mijnrechten inbracht en de privé-partners geld.

Over de aard en totstandkoming van deze joint-ventures zijn recent enkele kritische rapporten verschenen. De commissie-Lutundula werd belast met het onderzoek naar de contracten die tot stand zijn gekomen tijdens de oorlogsjaren 1996-1998. Het parlementsbureau met daarin alle grote partijen weigert al zeven maanden het rapport publiek te maken maar het maandblad MO* kon het inkijken. De contracten die werden afgesloten over de Katangese grondstoffen worden er scherp in bekritiseerd. De joint-ventures leveren Gécamines heel weinig op en het geld nodig voor de wederopbouw van Congo verdwijnt in (buitenlandse) zakken. Een ander rapport van International Mining Consultants (IMC) in opdracht van de Wereldbank in 2003 komt tot dezelfde conclusies : de private partners brengen weinig in in Gécamines maar slepen er wel veel geld uit.

Hoewel de inzet van België in Congo op politiek en militair vlak zeer geapprecieerd wordt, weerklinkt er op het economische vlak wel kritiek. België zou te veel een oogje dicht knijpen daar er in de joint-ventures ook heel wat Belgische belangen meespelen. Zo krijgt België een dubbelzinnige houding : enerzijds worden grote inspanningen gedaan om van de verkiezingen een succes te maken, anderzijds werkt het niet echt mee om de grondstoffenrijkdom ten goede te doen komen aan het Congolese volk.

De corruptie en chaos die eigen is aan de Congolese grondstoffendelving komt ook tot uiting in de recente berichten over mogelijke uraniumsmokkel. Via Tanzania en Syrië zou het uranium uiteindelijk in Iran terecht komen. Rapporten van Global Witness, de International Crisis Group en de VN wijzen op dubieuze netwerken rond de huidige machthebbers in Congo. In het belang van de politieke stabiliteit zou de internationale gemeenschap dit potje liever bedekt zien. Maar indien later blijkt dat uranium inderdaad tot in Iran is gesmokkeld zou een mogelijke struisvogelpolitiek wel eens rampzalige gevolgen kunnen hebben.

Lionel VANDENBERGHE.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op de armoede, gebrekkige infrastructuur en onveiligheid die Congo kenmerken;

B. gelet op de noodzaak om tot politieke stabiliteit te komen in Congo;

C. gelet op het Belgische engagement daartoe om van de Congolese verkiezingen een succes te maken;

D. gelet op de natuurlijke rijkdommen die Congo bezit en de noodzaak dat deze rijkdommen worden aangewend om Congo terug op te bouwen;

E. gelet op de jarenlange wanpraktijken in de mijnsector met corruptie en ondoorzichtige joint-ventures waarbij vooral corrupte Congolezen en buitenlandse zakenlui er beter van worden;

F. gelet op de ongereguleerde en onveilige arbeidsomstandigheden van de mijnwerkers waarbij ook kinderen worden ingezet;

G. gelet op de aanwijzingen dat netwerken rond de huidige machthebbers betrokken zijn met het smokkelen van uranium naar Iran;

vraagt de regering :

1. bij de Congolese machthebbers aan te dringen op het publiek maken van het rapport van de commissie Lutundula en gevolg te geven aan de conclusies en opmerkingen;

2. de nieuwe mijncontracten die de overgangsregering tekende met Belgische bedrijven aan een onafhankelijke juridische en economische expertise te onderwerpen en tegelijkertijd te pleiten bij andere landen om hetzelfde te doen;

3. het als een topprioriteit te beschouwen om in het kader van de ontwikkelingssamenwerking met Congo de transparantie in de formele mijnsector te verbeteren;

4. aandacht te hebben en initiatieven te nemen ter verbetering van het lot van artisanale mijnwerkers;

5. de aanwijzingen over uraniumsmokkel kritisch en objectief te onderzoeken en passende acties te ondernemen, ook indien blijkt dat bepaalde machthebbers betrokken zijn.

7 september 2006.

Lionel VANDENBERGHE.