3-1835/1

3-1835/1

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

7 SEPTEMBER 2006


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie

(Ingediend door de heer Lionel Vandenberghe)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel beoogt duidelijkheid te scheppen in de kwetsbare positie waarin verpleegkundigen bij medische beslissingen omtrent het levenseinde verkeren.

Aangezien het verlenen van stervensbegeleiding en begeleiding bij de verwerking van het rouwproces tot de A-handelingen van de verpleegkundige behoren, moeten zij erover waken dat hierbij de nodige bijstand wordt verleend.

De wet betreffende de euthanasie stipuleert dat de arts het verzoek van de patiënt met het verplegend team moet bespreken. Bijkomend wordt voorgesteld dat de geraadpleegde leden van het verpleegkundig team ook hun visie neerschrijven in het patiëntendossier.

Sinds kort werd ook de rol van de apotheker toegevoegd aan de wet. Wat betreft de verzorgingsinstellingen moet verduidelijkt worden dat de apotheker het voorgeschreven euthanaticum persoonlijk aflevert aan de betrokken arts of aan de verpleegkundige en dat de arts de apotheker op de hoogte brengt welke verpleegkundige het voorgeschreven euthanaticum in ontvangst zal nemen.

De verpleegkundigen moeten wettelijk beschermd worden wanneer zij voorbereidende handelingen uitvoeren, nodig voor de toepassing van de euthanasie. De nieuwe opleiding tot LEIF-nurse is reeds een belangrijke verbetering van deze wettelijke bescherming. Die opleiding moet de verpleegkundigen onder meer in staat stellen assertiever op te treden ten overstaan van de behandelende arts, zodat de arts geen verantwoordelijkheid kan doorschuiven.

Wat die voorbereidende handelingen zijn, zal worden bepaald door de Koning, na advies van de Technische Commissie voor Verpleegkunde. Ook moet de arts vooraf met de verpleegkundige(n) de handelingen die zullen worden verricht, alsook de te gebruiken middelen bespreken. Deze afspraken worden door de arts in het patiëntendossier opgeschreven en door beide ondertekend. De arts blijft verantwoordelijk om de procedure correct te doorlopen en hij zal als enige het euthanaticum aan de patiënt toedienen.

Na de uitvoering van de euthanasie moeten de gezondheidszorgwerkers die bij euthanasie betrokken waren, een nabespreking houden teneinde hun ervaringen en emoties te verwoorden, zo nodig in aanwezigheid van een psycholoog.

Lionel VANDENBERGHE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 3, § 2, 4º, van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie wordt aangevuld met het volgende zinsdeel :

« ; de betrokken leden van het verpleegkundig team schrijven hun visie in het patiëntendossier; ».

Art. 3

Artikel 3bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 10 november 2005, wordt vervangen als volgt :

« Art. 3bis. — De apotheker die een euthanaticum aflevert, pleegt geen misdrijf, wanneer hij handelt op basis van een voorschrift opgesteld door een arts die heeft gehandeld overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, §§ 1 tot 3, of artikel 4, § 2.

De apotheker levert persoonlijk het voorgeschreven euthanaticum af aan de betrokken arts.

Binnen een verzorgingsinstelling levert de apotheker het voorgeschreven euthanaticum persoonlijk af aan de betrokken arts of aan de verpleegkundige. De arts brengt de apotheker op de hoogte welke verpleegkundige het voorgeschreven euthanaticum in ontvangst zal nemen.

De Koning bepaalt de zorgvuldigheidsregels en voorwaarden waaraan het voorschrift en de aflevering van geneesmiddelen die als euthanaticum worden gebruikt, moeten voldoen.

De Koning neemt de nodige maatregelen om de beschikbaarheid van euthanatica te verzekeren, ook in officina-apotheken die toegankelijk zijn voor het publiek. »

Art. 4

In dezelfde wet wordt een artikel 3ter ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 3ter. — De verpleegkundige pleegt geen misdrijf wanneer hij :

— binnen de verzorgingsinstellingen het voorgeschreven euthanaticum van de apotheker in ontvangst neemt, zoals bepaald in artikel 3bis van deze wet;

— de voorbereidende handelingen uitvoert, nodig voor de toepassing van de euthanasie.

De Koning bepaalt, na advies van de Technische Commissie voor Verpleegkunde, welke die voorbereidende handelingen zijn.

Zonder afbreuk te doen aan artikel 14, bespreekt de arts vooraf met de verpleegkundige(n), de handelingen die zullen worden verricht, alsook de te gebruiken middelen en worden de afspraken door de arts in het patiëntendossier opgeschreven en door hen ondertekend.

Enkel de arts dient de euthanatica toe aan de patiënt.

Art. 5

In artikel 7 van dezelfde wet, waarvan het bestaande 12º vernummerd wordt tot 14º, worden een 12º en 13º ingevoegd, luidende :

« 12º de hoedanigheid van de apotheker die de euthanatica heeft afgeleverd;

13º de hoedanigheid van de verpleegkundigen die volgens deze wet hun bijstand hebben verleend bij de toepassing van de euthanasie; ».

Art. 6

Artikel 14 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid :

« Uit het patiëntendossier van de patiënt moet blijken dat aan de voorwaarden en de procedure bepaald in de artikelen 3 of 4 wordt voldaan. ».

Art. 7

In dezelfde wet wordt een artikel 14bis ingevoegd, luidend als volgt :

« Art. 14bis. — Na de uitvoering van de euthanasie houden de gezondheidszorgwerkers die bij de euthanasie betrokken waren, een nabespreking teneinde hun ervaringen en emoties te verwoorden, zo nodig in aanwezigheid van een psycholoog. »

3 juli 2006.

Lionel VANDENBERGHE.