(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
De vakbonden die zitting hebben in de Nationale Arbeidsraad (NAR), krijgen niet-onbelangrijke subsidies als tegemoetkoming voor hun inspanningen inzake promotie en vorming van het personeel in het kader van de Copernicushervorming.
De andere vakorganisaties, die niet in de NAR zetelen, maar toch als representatief werden erkend door de tellingcommissie, krijgen geen enkele subsidie. Dergelijke vakbondsorganisatie is de politiek-neutrale Nationale Unie der Openbare Diensten (NUOD).
Aangezien bij het openbaar ambt geen sociale verkiezingen bestaan, wordt de representativiteit elke zes jaar gemeten door een tellingcommissie, aangesteld door de regering. De NUOD-sector Financiën is er van bij de aanvang steeds in geslaagd het opgelegde ledenaantal te bewijzen, maar blijft verstoken van de toelage die andere vakorganisaties wel krijgen.
Ten aanzien van de NUOD, en meer bepaald van de NUOD-sector Financiën, bestaat bijgevolg een grove discriminatie. Daarentegen werd bijvoorbeeld de VSOA, door een loutere beslissing via de programmawet als representatief erkend voor het Sectorcomité II-Financiën, zonder de toets van de tellingcommissie te hebben moeten doorstaan.
Aangezien de VSOA wel zetelt in de NAR, kan zij aanspraak maken op de subsidies die in het kader van de voorlichtingsopdracht in het kader van de Copernicushervorming uitgereikt worden.
Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen :
1. Kan de geachte minister verklaren waarom blijkbaar enkel de in de NAR zetelende vakorganisaties een toelage krijgen om aan hun informatie- en vormingsopdracht ten aanzien van de Copernicus-hervorming te voldoen ?
2. Hoe verklaart hij dat de NUOD-Sector Financiën, die via de tellingcommissie één van de meest representatieve organisaties binnen de FOD-Financiën blijkt te zijn, geen subsidie ontvangt om te voldoen aan de informatie- en vormingsopdracht, meer bepaald wat de Coperfin betreft ?
3. Is hij het eens met de stelling dat er een discriminatie bestaat tussen de vakorganisaties die wél in de NAR vertegenwoordigd zijn, en vakorganisaties die niet in de NAR vertegenwoordigd zijn ?
4. Is hij bereid een einde te maken aan deze discriminatie bestaat tussen de vakorganisaties, met betrekking tot de toelagen die verstrekt worden tot de informatie- en vormingsopdracht in het kader van de globale Copernicushervorming ? Is hij met andere woorden bereid om ter zake per FOD een toelage toe te kennen aan de vakorganisaties die door de tellingcommissie als representatief worden beschouwd, ongeacht hun vertegenwoordiging in de NAR ?
Antwoord : De toelage waar het geachte lid naar verwijst in zijn vraag wordt toegekend op grond van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 betreffende de toekenning van een toelage aan de representatieve vakorganisaties bedoeld in artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. Die toelage wordt verleend als tegemoetkoming voor de inspanningen van de representatieve vakorganisaties inzake sociale promotie en vorming van het personeel.
De hervorming van de federale overheidsdiensten vergt een substantiële en permanente bijkomende inspanning van de representatieve vakorganisaties wat de sociale promotie en vorming betreft.
Dat is de reden waarom de toelage werd toegekend aan de vakorganisaties die representatief zijn krachtens artikel 7 van bovengenoemde wet van 19 december 1974. Het gaat over die welke zitting hebben in de algemene comités (het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten, het comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten en het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten : de comités A, B en C. Die organisaties zijn eveneens representatief in alle sectorcomités, bijzondere comités en overlegcomités krachtens artikel 8, § 1, 1º en § 2, 1º, en artikel 12 van de wet van 19 december 1974.
Die vakorganisaties zijn op nationaal vlak werkzaam, verdedigen de belangen van al de categorieën van het personeel en zijn aangesloten bij een vakorganisatie die in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigd is.
Zij hebben deelgenomen aan alle onderhandelingen (in de algemene comités A en B en in de sectorcomités) in het raam van de hervorming van de federale overheidsdiensten en moesten rekening houden met al de personeelsleden van de verschillende federale overheidsdiensten.
De toekenning van de toelage werd beperkt tot de vakorganisaties waarvan het interprofessioneel karakter van de representativiteit vaststaat vermits zij in alle onderhandelings- en overlegcomités zitting hebben.
Wat de toegang tot de onderhandelings- en overlegcomités en het toekennen van prerogatieven betreft, heeft het Arbitragehof bepaald dat het niet onredelijk is een onderscheid te maken tussen de representatieve vakorganisaties en die welke enkel erkend zijn. De vakorganisatie die slechts representatief is in het sectorcomité II (Financiën), is slechts een erkende vakorganisatie ten opzichte van de andere sectorcomités.