3-1776/1

3-1776/1

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

28 JUNI 2006


Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers wat betreft de verdeling van de pensioenrechten tussen echtgenoten of wettelijk samenwonenden

(Ingediend door mevrouw Margriet Hermans)


TOELICHTING


Vrouwen werken vaker deeltijds of stoppen met werken om gezinstaken op te nemen of om te zorgen voor de opvoeding van de kinderen. De cijfers bewijzen dit :

— 42 % van de werkende vrouwen tussen 25 en 49 jaar werkt deeltijds, bij de mannen is dit 3 %;

— in Vlaanderen werkt 56,7 % van de vrouwen, bij de mannen is dit 71,6 %;

— op de leeftijd tussen 25 en 44 jaar met kinderen werkt 71,4 % van de moeders tegenover 93,2 % van de vaders;

— 53 % van deze moeders werkt deeltijds;

— 80 % van de vrouwen neemt voltijds tijdskrediet. Dus vrouwen onderbreken vaker hun loopbaan om zorgtaken op te nemen.

De eisen die de combinatie gezin-werk aan vrouwen stelt, vormen nog steeds een belangrijke verklaring voor de verschillen tussen werkende mannen en vrouwen.

Wie minder werkt, heeft ook minder pensioen. Bijna de helft van de vrouwen heeft vandaag een pensioen dat lager is dan het minimumpensioen. Bij mannen is dit maar een kwart. De reden is dat veel meer vrouwen dan mannen een onvolledige loopbaan hebben (niet gewerkte jaren, jaren van deeltijds werk, ...).

Vrouwen hebben een andere loopbaan dan mannen. Vrouwen nemen loopbaankeuzes bij het begin van hun loopbaan, mannen op het einde van hun loopbaan. Dus mannen nemen hun keuzes als ze al ze al dichter staan bij de pensioenleeftijd en dus weten wat het effect van hun keuze op hun pensioen is. Een vrouw haar keuze is bepaald door de praktische problemen en de moeilijkheden om werk en gezin met mekaar te combineren. Op dat ogenblik denkt zij nog niet aan haar pensioen. Bovendien nemen ze veel meer huishoudelijke taken op zich. Mannen werken meer dan 7u per week minder aan huishoudelijk werk en kinderzorg. Dat heeft tot gevolg dat de vrouw de combinatie arbeid en gezin moeilijker ervaart dan de man.

Om de keuze die een gezin neemt, neutraal te maken voor beide partners moet er dringend een herverdeling van de sociale rechten komen.

Vandaag kennen we een bijzondere pensioenregeling voor de uit de echt gescheiden partner die niet of slecht in zeer beperkte mate beroepsactief was en daardoor ook weinig of geen pensioenrechten opbouwde (meestal de vrouw). De uit de echt gescheiden partner, die meestal zorgtaken op zich nam, krijgt 62,5 % van het pensioen van de partner (meestal de man) die wel een normale loopbaan achter de rug heeft.

Er bestaat echter geen bijzondere regeling voor gezinnen waar beide partners wel samen blijven maar waarbij het gezin beslist dat één van de partners (opnieuw bijna altijd de vrouw) minder te gaat werken om een betere combinatie werk gezin te realiseren en de andere zich volledig toelegt op zijn carrière. Vandaag wordt te gemakkelijk gekozen voor een deeltijdse baan voor de vrouw. Zij geeft al te gemakkelijk haar carrière op én ze boet daardoor nog eens in op het vlak van pensioenrechten.

Daarom stellen we voor om, via de pensioendeling, de beroepsactieve partner financieel mee verantwoordelijk te maken voor die keuze. We hopen dat deze maatregel mannen ook beter zullen doen nadenken over de beslissing van het gezin om één partner -meestal de vrouw- minder lang te laten werken om arbeid en gezin te combineren. Het verminderen van de pensioenrechten van de man is de incentive om beter na te denken over alternatieven voor het deeltijds werken.

Bij deze overdracht van pensioenrechten hanteren we volgende principes :

1. de pensioendeling geldt enkel binnen het huwelijk en voor zover het huwelijk blijft bestaan. Bij ontbinding treedt de regeling voor het pensioen voor de uit de echtgescheidene in werking;

2. de verdeling van pensioenrechten tussen man en vrouw geschiedt op het moment dat ze op pensioen gaan, voor elk jaar van de loopbaan;

3. de verrekening geldt enkel voor de jaren waarin één van beide partijen zijn arbeidsduur verminderde of deeltijds werkte terwijl de andere partner méér uren werkte of voltijds werkte;

4. de verrekening geldt enkel indien diegene die méér uren of voltijds werkte hogere pensioenrechten opbouwde dan diegene die deeltijds werkte;

5. de verrekening mag er nooit toe leiden dat de partner die voltijds werkte pensioenrechten krijgt die lager zijn dan de pensioenrechten van wie deeltijds werkte;

6. de pensioenrechten van wie voltijds werkte worden verlaagd totdat men komt tot een situatie waarbij wie deeltijds werkte een pensioen bekomt waarbij zij slechts de helft inlevert van de breuk waarmee zij haar activiteit onderbrak. Dat betekent bijvoorbeeld dat de pensioenrechten van de man verminderd worden met de rechten die nodig zijn om een vrouw die halftijds werkte een pensioen te geven alsof ze 3/4 gewerkt heeft;

7. de verrekening gebeurt voor alle jaren waarin één partner minder werkte dan de andere.

Margriet HERMANS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers wordt een artikel 7quater ingevoegd, luidende :

« Art. 7quater. — Met ingang van 1 januari 2007 worden de pensioenrechten voor de gehuwde of samenwonende voor elk jaar dat een gehuwde of wettelijk samenwonende werknemer zijn arbeidsduur vermindert, uitgezonderd de periodes van inactiviteit die gelijkgesteld worden met arbeidsperioden, uitgebreid met een deel van de pensioenrechten van de echtgenoot of wettelijk samenwonende.

De pensioenrechten die worden overgedragen komen overeen met de pensioenrechten van de helft van fractie waarmee de gehuwde of wettelijk samenwonende zijn arbeidsduur heeft verminderd.

Tegelijkertijd worden de pensioenrechten van de echtgenoot of de wettelijk samenwonende partner die voltijds werkt of meer uren werkt dan zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende verminderd met de overgedragen pensioenrechten.

Deze overdracht van pensioenrechten gebeurt enkel voor de jaren waarin één van beide partijen zijn arbeidsduur verminderde terwijl zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende voltijds werkte of meer uren werkte die recht geven op een hoger pensioenrecht dan diegene die zijn arbeidsduur verminderde.

De overdracht van pensioenrechten mag er nooit toe leiden dat de echtgenoot of wettelijk samenwonende die voltijds werkte of van beide echtgenoten of wettelijk samenwonenden het meeste uren werkte, na de overdracht lagere pensioenrechten zou hebben dan de echtgenoot of wettelijk samenwonende met de verminderde arbeidsduur.

De overdracht van de pensioenrechten gebeurt enkel bij gehuwden of wettelijk samenwonenden op het moment dat de gehuwde of wettelijk samenwonende met de verminderde arbeidsduur op pensioen gaat. ».

15 juni 2006.

Margriet HERMANS.