3-1723/2 | 3-1723/2 |
31 MEI 2006
Nr. 1 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 2
Dit artikel aanvullen met de volgende definitie :
« — de Raad voor het Verbruik : het adviesorgaan dat opgericht is bij het koninklijk besluit van 20 februari 1964 houdende oprichting van een Raad voor het Verbruik ».
Verantwoording
Dit wetsontwerp is het resultaat van de samenvoeging van twee afzonderlijke ontwerpen : een ontwerp betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en een ontwerp betreffende het voeren van een beroepstitel van een ambachtelijk beroep.
De samensmelting van die twee ontwerpen verliep echter niet smetteloos. Dat blijkt vooral uit de artikelen 2 en 8, die beide een aantal begrippen definiëren : artikel 2 voor Titel II en artikel 8 voor Titel III. Artikel 8 definieert een begrip (« de Raad voor het Verbruik ») voor Titel III dat ook voorkomt in Titel II. Vandaar dient dit begrip ook hier te worden voorzien.
Nr. 2 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 3
In dit artikel de woorden « en ten minste één nationale interprofessionele federatie die representatief is voor de vrije en andere zelfstandige intellectuele beroepen » schrappen.
Verantwoording
Het advies van de HRZKMO is negatief over het feit dat artikel 3 bepaalt dat het verzoek tot bescherming van een beroepstitel moet mee uitgaan van tenminste één nationale interprofessionele federatie.
Het advies wijst op de voorziene rol van de hoge raad waar de interprofessionele organisaties in vertegenwoordigd zijn, in de totstandkoming van een reglementering.
Het heeft geen zin een afzonderlijk advies van een interprofessionele organisatie te vragen welke deel uitmaakt van de hoge raad en bijgevolg mee betrokken wordt in het advies dat de hoge raad verstrekt.
Nr. 3 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 4
De laatste zin van § 1, tweede lid, vervangen als volgt :
« De opleiding moet kunnen verworven worden in door het Rijk, de gemeenschappen of de gewesten georganiseerde, erkende of gesubsidieerde inrichtingen. »
Verantwoording
Op die manier wordt het artikel in overeenstemming gebracht met artikel 2, § 1, 3º, van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen.
Nr. 4 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 4
In dit artikel de § 2 aanvullen als volgt « aan de minister en aan de verzoekers ».
Verantwoording
Het voorliggend ontwerp bepaalt niet aan wie het advies van de orde of het beroepsinstituut dient te worden meegedeeld.
Nr. 5 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 4
In de tweede zin van § 2, na de woorden « en zendt dit advies » de woorden « en de geformuleerde opmerkingen » invoegen.
Verantwoording
Opdat de verzoekers rekening zouden kunnen houden met de opmerkingen, moeten die wel aan hen worden bezorgd. Dat wordt echter niet voorgeschreven door het wetsontwerp.
Het ontwerp bepaalt wel dat de adviezen van de Raad voor het Verbruik en de Hoge Raad aan de verzoekers moeten worden meegedeeld, maar bevat geen gelijkaardige bepaling voor de opmerkingen.
Het is belangrijk dat de opmerkingen worden meegedeeld, want het wetsontwerp bepaalt dat het verzoek moet worden verworpen indien het niet wordt aangepast aan de opmerkingen en de adviezen.
Nr. 6 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 4
In § 3, eerste lid, de woorden « en de adviezen » invoegen na het woord « opmerkingen ».
Verantwoording
Art 4, § 3, eerste lid, schrijft voor dat het verzoekschrift, « samen met de opmerkingen waartoe het aanleiding heeft gegeven », aan de Hoge Raad wordt gezonden.
De adviezen waartoe het verzoekschrift reeds aanleiding heeft gegeven, dienen ook aan de Hoge Raad te worden bezorgd. Dit dient uitdrukkelijk in de wet te worden vermeld. (Cf. § 4, die bepaalt dat de verzoekers kunnen rekening houden met « de geformuleerde opmerkingen en de adviezen ».)
Nr. 7 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 4
In § 3, tweede lid, na het woord « advies » de woorden « en de geformuleerde opmerkingen » invoegen.
Verantwoording
Opdat de verzoekers rekening zouden kunnen houden met de opmerkingen, moeten die wel aan hen worden bezorgd. Dat wordt echter niet voorgeschreven door het wetsontwerp.
Het ontwerp bepaalt wel dat de adviezen van de Raad voor het Verbruik en de Hoge Raad aan de verzoekers moeten worden meegedeeld, maar bevat geen gelijkaardige bepaling voor de opmerkingen.
Het is belangrijk dat de opmerkingen worden meegedeeld, want het wetsontwerp bepaalt dat het verzoek moet worden verworpen indien het niet wordt aangepast aan de opmerkingen en de adviezen.
Nr. 8 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 4
De tweede zin in § 4, eerste lid, doen vervallen.
Verantwoording
De regel dat een niet-aangepast verzoekschrift wordt verworpen, roept verschillende bedenkingen op :
a) Een dergelijke regel bestaat niet in de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen.
Ook in de ontworpen regeling voor de bescherming van de beroepstitel van een ambachtelijk beroep (artikel 10 van het wetsontwerp) worden de verzoekers niet verplicht hun verzoekschrift aan te passen aan de geformuleerde opmerkingen en adviezen.
Het is dus aangewezen deze bepaling te schrappen.
b) Het zal in de praktijk niet altijd mogelijk of zinvol zijn het verzoekschrift aan te passen :
— wanneer de adviezen en de opmerkingen gunstig zijn, kan men bezwaarlijk eisen dat het verzoekschrift wordt aangepast;
— het is mogelijk dat de adviezen en de opmerkingen tegenstrijdige suggesties inhouden.
Nr. 9 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 6
Het eerste lid vervangen door de volgende bepaling :
« Een vennootschap mag in haar handelsnaam, haar bijzondere benaming, de omschrijving van haar doel of haar reclame alleen een bij een in uitvoering van deze titel genomen koninklijk besluit gereglementeerde beroepstitel gebruiken voor zover in haar beheers- en bestuursorganen de meerderheid van haar afgevaardigde bestuurders of zaakvoerders ingeschreven is op de lijst die bedoeld wordt in artikel 3 van de wet van ... betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep. »
Verantwoording
Het gebruik van de beschermde beroepstitel door een vennootschap zoals bepaald in artikel 6 dient preciezer te worden omschreven.
Het dragen van een beschermde beroepstitel is verbonden aan individuele, persoonsgebonden voorwaarden (diploma; desgevallend ervaring; ingeschreven zijn op de lijst; gehoorzamen aan de plichtenleer). Indien een vennootschap gebruik wenst te maken van deze persoonsgebonden beroepstitel, moet de consument voldoende garanties behouden omtrent de hoedanigheid van de individuele dienstverlener op wie hij een beroep doet. Temeer daar er in tegenstelling tot andere gereglementeerde vrije beroepen (bijvoorbeeld advocaten, artsen, architecten) geen strikte deontologische voorwaarden bepaald zijn op het vlak van vennootschapsvorming of inzake hoedanigheid van de eventuele medevennoten.
Nr. 10 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 6
In dit artikel het tweede lid vervangen als volgt :
« Onderwijsinstellingen en beroepsgroeperingen mogen evenwel nooit een dergelijke beroepstitel gebruiken. »
Verantwoording
De formulering in het wetsontwerp is onduidelijk.
Met het amendement willen we uitdrukkelijk stipuleren dat onderwijsinstellingen en beroepsgroeperingen de beroepstitel nooit mogen gebruiken, ook niet wanneer één van hun afgevaardigde bestuurders of zaakvoerders ingeschreven is op de lijst.
Nr. 11 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 7
In dit artikel na de woorden « van deze titel » de woorden « en van titel IV » invoegen.
Verantwoording
Titel IV van het wetsontwerp moet ook deel uitmaken van de codificatie, aangezien die titel strafbepalingen bevat die van toepassing zijn op titel II.
Nr. 12 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 8
In het vijfde gedachtestreepje de zinssnede « worden bedoeld de beroepen welke uitgeoefend worden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon die minder dan tien werknemers tewerkstelt » schrappen.
Verantwoording
Met de definitie in het ontwerp wordt het voor vrijwel iedere beroepsgroep onmogelijk te worden beschouwd als een ambachtelijk beroep. Er is geen enkele reden waarom de beroepstitel voorbehouden moet worden aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die minder dan tien werknemers tewerkstelt.
Bovendien moet dit criterium tevens verantwoord zijn, met het oog op het gelijkheidsbeginsel.
Wat gebeurt er dan overigens met beroepsbeoefenaars die eerst 9 en pas later 10 werknemers tewerkstellen ? Worden zij geschrapt van de lijst van personen die de beroepstitel mogen voeren ?
Nr. 13 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 10
In § 1, derde lid, van dit artikel de woorden « door het Rijk, de gemeenschappen of de gewesten erkende of gesubsidieerde inrichtingen » vervangen door de woorden « door het Rijk, de gemeenschappen of de gewesten georganiseerde, erkende of gesubsidieerde instellingen ».
Verantwoording
Op die manier wordt het artikel in overeenstemming gebracht met artikel 2, § 1, 3º, van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen.
Nr. 14 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 10
In § 3, eerste lid, na de woorden « samen met de opmerkingen » de woorden « en het advies van de Raad voor het Verbruik » invoegen.
Verantwoording
Het is aangewezen dat het advies van de Raad voor het Verbruik ook aan de Hoge Raad, de minister en de verzoekers worden bezorgd.
Nr. 15 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 10
In § 3, tweede lid, na het woord « advies » de woorden « , de geformuleerde opmerkingen » invoegen.
Verantwoording
Opdat de verzoekers rekening zouden kunnen houden met de opmerkingen, moeten die wel aan hen worden bezorgd. Dat wordt echter niet voorgeschreven door het wetsontwerp.
Het ontwerp bepaalt wel dat de adviezen van de Raad voor het Verbruik en de Hoge Raad aan de verzoekers moeten worden meegedeeld, maar bevat geen gelijkaardige bepaling voor de opmerkingen.
Nr. 16 VAN DE HEER STEVERLYNCK
Art. 12
Het eerste lid vervangen door de volgende bepaling :
« Een vennootschap mag in haar handelsnaam, haar bijzondere benaming, de omschrijving van haar doel of haar reclame alleen een bij een in uitvoering van deze titel genomen koninklijk besluit gereglementeerde beroepstitel gebruiken voor zover in haar beheers- en bestuursorganen de meerderheid van haar afgevaardigde bestuurders of zaakvoerders ingeschreven is op de door de Koning opgestelde lijst. »
Verantwoording
Het gebruik van de beschermde beroepstitel door een vennootschap zoals bepaald in artikel 12 dient preciezer te worden omschreven.
Het dragen van een beschermde beroepstitel is verbonden aan individuele, persoonsgebonden voorwaarden (diploma; desgevallend ervaring; ingeschreven zijn op de lijst; gehoorzamen aan de plichtenleer). Indien een vennootschap gebruik wenst te maken van deze persoonsgebonden beroepstitel, moet de consument voldoende garanties behouden omtrent de hoedanigheid van de individuele dienstverlener op wie hij een beroep doet. Temeer daar er in tegenstelling tot andere gereglementeerde vrije beroepen (bijvoorbeeld advocaten, artsen, architecten) geen strikte deontologische voorwaarden bepaald zijn op het vlak van vennootschapsvorming of inzake hoedanigheid van de eventuele medevennoten.
Jan STEVERLYNCK. |