3-1622/2 | 3-1622/2 |
2 MEI 2006
I. INLEIDING
De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 2 mei 2006.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken legt uit dat het gaat om een bilateraal akkoord tussen regering van België en de Democratische Republiek Congo, begin 2004 ondertekend. Het voorziet een algemeen kader voor de strijd tegen de fraude op internationaal niveau door een versterkte samenwerking tussen de douaneautoriteiten.
III. ALGEMENE BESPREKING
De heer Roelants du Vivier verwijst naar blz. 2 van de memorie van toelichting bij het wetsontwerp, waar gewezen wordt op de omvang van het fraudeprobleem. Hij wenst nadere uitleg bij deze uitspraak.
De vertegenwoordiger van de minister van Financiën antwoordt dat het probleem van de diamantfraude zeer acuut was toen dit akkoord is tot stand gekomen. Dit werd echter geregeld door de Kimberley-certificaten op niveau van Europese Unie. De kwestie van de sluikinvoer kan echter enkel op nationaal vlak worden geregeld. Vanuit de diamantsector in Antwerpen is aangedrongen op een versterkt rechtskader om beter te kunnen samenwerken met de Kongolese autoriteiten op dit vlak. Spreker beschikt niet over de exacte cijfers aangaande de omvang van het fraudeprobleem in het algemeen.
De heer Roelants du Vivier vraagt of het parlement van de Democratische Republiek Kongo reeds ingestemd heeft met het Bilateraal akkoord.
De vertegenwoordiger van de vice premier en minister van Financiën antwoordt dat hij niet beschikt over deze informatie.
De heer Galand vraagt of er reeds een douaneovereenkomst bestaat tussen ons land en de Democratische Republiek Kongo.
De heer Roelants du Vivier wijst erop dat volgens de memorie van toelichting (stuk Senaat, 3-1622/1, blz. 2 en 3), het wettelijke instrument dat bestond voor de ondertekening van de Overeenkomst, artikel 325 van de algemene wet inzake Douane en Accijnzen is. Dat artikel bepaalt dat de administratie der douane en accijnzen gemachtigd is, onder voorwaarde van wederkerigheid, aan de bevoegde autoriteiten van vreemde landen, alle inlichtingen, certificaten, processen-verbaal en andere documenten te verstrekken, ter voorkoming, ter opsporing en ter bestrijding van de overtredingen van de wetten en reglementen die toepasselijk zijn bij het binnenkomen of bij het uitgaan van hun grondgebied.
De wettelijke grondslag in artikel 325 van de algemene wet inzake douane en accijnzen, is echter ontoereikend voor de officiële toezending van documenten, voor de voorlegging in rechte van originele documenten en voor het getuigenis van de personen die de vaststellingen hebben gedaan voor de gerechtelijke instantie die gehouden is uitspraak te doen.
Het Verdrag van Amsterdam, dat in werking is getreden sedert 1 mei 1999, biedt de lidstaten de mogelijkheid afzonderlijke overeenkomsten met derde landen af te sluiten, overeenkomsten die enkel van toepassing zijn in de betrekkingen tussen de lidstaat en het betrokken derde land. Belangrijk is dat deze overeenkomsten alleen betrekking hebben op de douanesamenwerking in het kader van de « derde pijler » van de Europese Unie, met andere woorden de aangelegenheden die door intergouvernementele besluitvormingsprocedures behandeld worden.
De heer Galand merkt op dat ons land aanzienlijke financiële middelen heeft toegewezen aan de ontwikkelingssamenwerking met Kongo inzake douane om een juridisch kader te verkrijgen waarmee de verduistering van geld bestreden kan worden.
De vertegenwoordiger van de minister van Financiën antwoordt dat er inderdaad in de jaren zeventig specifieke zendingen zijn geweest van ambtenaren naar het vroegere Zaïre om het douaneapparaat nieuw leven in te blazen.
De heer Nimmegeers wenst te weten welke producten in de in- en uitvoer tussen ons land en de Democratische republiek Kongo zitten.
De vertegenwoordiger van de minister van Financiën antwoordt dat er buiten diamant, coltan wordt verhandeld voor industrieel gebruik. Wat betreft de handel in verdovende middelen wordt er gezocht naar middelen om dit te controleren en te voorkomen.
De heer Wille verwijst naar het rapport van de speciale onderzoekscommissie over de Grote Meren (stuk Senaat, nr. 2-942/1) waarin cijfers worden gegeven betreffende de handel tussen België en de regio van de Grote Meren.
Mevrouw Thijs vraagt of kan voorkomen worden dat vertrouwelijke informatie, doorgegeven door ons land aan de Kongolese autoriteiten in verkeerde handen terecht komt.
De vertegenwoordiger van de minister van Financiën antwoordt dat men de inlichtingen niet zal doorgeven als men aanwijzingen heeft dat de betrokkene deze zou misbruiken. Dit is echter niet steeds gemakkelijk na te gaan.
IV. STEMMINGEN
De artikelen 1 en 2 alsook het wetsontwerp nr. 3-1622/1 in zijn geheel worden eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag
De rapporteur, | De voorzitter, |
Lionel VANDENBERGHE. | François ROELANTS du VIVIER. |
De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp (stuk Senaat, nr. 3-1622/1 - 2005/2006)