3-1558/1 | 3-1558/1 |
3 FEBRUARI 2006
Met het overlijden van een nabestaande worden familieleden en/of erfgenamen niet alleen geconfronteerd met verdrietverwerking maar veelal ook met praktische en juridische beslommeringen.
De mensen zijn zich meestal niet bewust van de juridische gevolgen inzake de lopende huurovereenkomst in hoofde van de overledene en zeker niet van de financiële consequenties ervan waaronder de betaling van de huurprijs en de opzeggingsmodaliteiten.
Wanneer de huurovereenkomst van rechtswege wordt ontbonden binnen de maand na het overlijden van de huurder zouden heel wat onaangename verrassingen voor de nabestaanden kunnen worden vermeden.
Aangezien elk overlijden en elke huurovereenkomst wordt geregistreerd, respectievelijk in de registers van de burgerlijke stand en het huurregister is de ambtenaar van de burgerlijke stand de best geplaatste persoon om de verhuurder in kennis stellen van het overlijden. De opzegtermijn van één maand begint te lopen vanaf de postdatum.
| Mia DE SCHAMPHELAERE Wouter BEKE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 1742 van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 4 november 1969 en bij de wet van 20 februari 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling :
« Art. 1742. — Het huurcontract wordt niet ontbonden door de dood van de verhuurder. Het huurcontract wordt evenwel van rechtswege ontbonden één maand na de kennisgeving van het overlijden van de huurder door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats van het overlijden. Behoudens wanneer de erfgenamen, bij een ter post aangetekende brief, de verhuurder in kennis stellen van de voortzetting van het huurcontract.
De ambtenaar van de burgerlijke stand brengt binnen de maand na de aangifte van het overlijden de verhuurder hiervan op de hoogte en bezorgt ingeval van een huurcontract bij notariële akte de instrumenterende notaris een afschift van de kennisgeving. »
5 januari 2006.
| Mia DE SCHAMPHELAERE Wouter BEKE. |