3-1079/2

3-1079/2

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

9 NOVEMBER 2005


Wetsvoorstel tot regeling van het post mortem onderzoek


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER BROTCHI

Opschrift

In het opschrift, voor de woorden « post mortem onderzoek », de woorden « forensisch geneeskundig » invoegen.

Verantwoording

Het forensisch geneeskundig postmortaal onderzoek dat wordt verricht in het kader van een gerechtelijke procedure, moet worden onderscheiden van het wetenschappelijk postmortaal onderzoek dat wordt verricht in het kader van wetenschappelijk onderzoek. Dit wetsvoorstel wil forensisch geneeskundige autopsieën regelen.

Nr. 2 VAN DE HEER BROTCHI

Art. 2

Dit artikel vervangen als volgt :

« § 1 — De behandelende arts die het overlijden vaststelt van een persoon die op onverklaarbare, verdachte of gewelddadige wijze is gestorven, brengt de bevoegde politiediensten daar onverwijld van op de hoogte.

De behandelende arts en de officieren van politie die ter plaatse aanwezig zijn zien erop toe dat het lichaam onaangeroerd blijft totdat wordt beslist al dan niet een beroep te doen op een schouwarts.

§ 2 — Als het gerecht van oordeel is dat een bijkomende uitwendige lijkschouwing nodig is om de doodsoorzaak vast te stellen, wordt een schouwarts ter plaatse geroepen.

In alle hierna bedoelde situaties en in alle gevallen van een gewelddadig, verdacht of onverklaarbaar overlijden, moet een schouwarts ambtshalve ter plaatse worden geroepen :

1º doodslag of vermoeden van doodslag;

2º vermoeden van foltering, vergiftiging of slechte behandeling;

3º zelfmoord of vermoeden van zelfmoord;

4º ongeval in huis of verkeersongeval;

5º beroepsziekte of arbeidsongeval;

6º natuurramp of technologische ramp;

7º niet-geïdentificeerd lichaam;

8º menselijke skeletten of geskeletteerde menselijke resten, lichamen in staat van ontbinding of verkoolde lichamen.

De Koning wijzigt het certificaat — model III C — om er de verplichting uit het vorige lid in op te nemen.

§ 3 — De aangewezen schouwarts mag niet de behandelende arts zijn die de persoon vóór zijn overlijden heeft gevolgd. ».

Verantwoording

Deze wijziging van artikel 2 van het wetsvoorstel komt naar ons idee tegemoet aan de belangrijkste bedoeling van de wetgever, namelijk om objectief vast te stellen in welke gevallen het optreden van de behandelende geneesheer onvoldoende is om de waarheid te achterhalen.

De behandelende geneesheer kan immers niet de juiste ervaring hebben om aanwijzingen of tekenen van een gewelddadige dood te ontdekken, aangezien dat geen deel uitmaakt van zijn dagelijkse praktijk. Als huisarts kan hij wellicht ook onvoldoende afstand nemen van de familie om onderzoeken uit te voeren die nodig zijn voor een diepgaander onderzoek naar de doodsoorzaak (de overledene uitkleden in het bijzijn van de familie, nagaan of het lichaam geen blauwe plekken vertoont, nagaan of er geen aanwijzingen zijn dat de overledene zelfmoord heeft gepleegd (in het kader van een eventuele levensverzekering), ...). Om al deze redenen is het noodzakelijk systematisch een beroep te doen op een schouwarts die de familie niet kent en die in alle vrijheid en objectiviteit de precieze doodsoorzaak kan achterhalen. De indiener acht het niet raadzaam een behandelend geneesheer de rol van « onderzoeker » toe te bedelen. Hij moet immers in deze moeilijke tijden psychologische steun bieden aan de familie van de overledene.

De definitie van de situaties waarin een beroep kan en moet worden gedaan op een schouwarts, is gewijzigd.

Het 1º en 2º van artikel 2 van het wetsvoorstel worden geschrapt.

De definitie van « de laatste ziekteperiode » kan niet worden gegeven en het feit dat de overledene « tijdens de laatste ziekteperiode niet meer onderzocht [is] door een arts » kan onmogelijk als relevant worden beschouwd.

Het 3º en 5º worden geschrapt omdat een overlijden te wijten aan een onbekende doodsoorzaak, een onnatuurlijk overlijden, een overlijden veroorzaakt door geweld of abortus of een overlijden dat in verdachte omstandigheden heeft plaatsgehad, vervat zijn in het begrip « een gewelddadig, verdacht of onverklaarbaar overlijden » als opgenomen in het geamendeerde eerste lid van § 1 van artikel 2.

Het 4º wordt geschrapt en vervangen door het 2º en het 5º van het geamendeerde artikel 2.

Het 6º wordt geschrapt aangezien het in dat geval niet automatisch tot een autopsie in het kader van een gerechtelijke procedure hoeft te komen.

De dienst pathologische anatomie (eventueel van het ziekenhuis waar de ingreep heeft plaatsgehad) is gezien zijn uitrusting en rechtstreeks contact met het ziekenhuis, het meest aangewezen om de doodsoorzaak te zoeken. Hier heeft de autopsie een pedagogische rol voor de medische wereld zodat deze opdracht kan worden toevertrouwd aan artsen gespecialiseerd in pathologische anatomie.

Daarna beslist de familie om al dan niet een klacht in te dienen en besluit het gerecht om al dan niet een autopsie te laten uitvoeren.

De gevallen bedoeld in de punten 1º tot 8º zijn gebaseerd op de Aanbeveling van de Raad van Europa, « Recommandation nº R(99)3 relative à l'harmonisation des règles en matière d'autopsie médico-légale ».

Nr. 3 VAN DE HEER BROTCHI

Art. 3

Dit artikel vervangen als volgt :

« De schouwarts is een doctor in de geneeskunde die een theoretische en praktische opleiding heeft gevolgd inzake de uitwendige lijkschouwing teneinde de doodsoorzaak vast te stellen.

De Koning bepaalt aan welke opleidingsvoorwaarden doctors in de geneeskunde moeten voldoen en welke ervaring zij ten minste moeten bezitten om de titel van schouwarts te mogen voeren.

De schouwarts is verbonden aan een erkend instituut of centrum voor forensische geneeskunde. ».

Verantwoording

Aangezien er systematisch een beroep moet worden gedaan op een arts die een minimumopleiding heeft gekregen om gewelddadige, verdachte of onverklaarbare overlijdens te onderzoeken, moet een nieuw « vakkenpakket » worden samengesteld. Het aantal wetsdokters en kandidaten gespecialiseerd in forensische geneeskunde is momenteel immers ontoereikend.

Deze kandidaat-schouwartsen moeten een opleiding volgen die is aangepast aan het soort opdrachten dat hen in het kader van dit wetsvoorstel zal worden toevertrouwd.

Aangezien zij verbonden zijn aan een centrum of instituut voor forensische geneeskunde, moeten de schouwartsen rechtstreeks in contact staan met de wetsdokters en kandidaten gespecialiseerd in forensische geneeskunde, tot wie zij zich kunnen wenden voor de uitvoering van hun taak. De gespecialiseerde kandidaten in de forensische geneeskunde en de wetsdokters zullen uiteraard schouwarts kunnen worden als zij een aantal administratieve formaliteiten vervullen die de Koning vastlegt inzake de toegang tot de erkende titel van schouwarts.

Elk instituut of centrum voor forensische geneeskunde moet dus als leden schouwartsen, gespecialiseerde kandidaten in de forensische geneeskunde en wetsdokters tellen.

Het is immers belangrijk dat schouwartsen, die ook een andere medische activiteit beoefenen, zich kunnen laten bijstaan door specialisten.

Elk instituut of centrum voor forensische geneeskunde moet voor hen voortdurend opleidingen organiseren en hen inpassen in zijn structuur.

Momenteel wordt in de negentien gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een beroep gedaan op schouwartsen, waarbij iedere gemeenteraad een schouwarts benoemt wiens interventies betaald worden uit de gemeentekas. De administratieve rechtspraak (1) meent immers dat het honorarium van deze arts niet door de familie van de overledene kan worden betaald : de uitgave moet gedekt worden door de gemeentekas aangezien het een uitgave van openbaar nut is. Die handelwijze zal worden uitgebreid tot heel België : er kunnen niet langer verschillende procedures blijven bestaan in de verschillende gewesten.

In gemeentes waar jaarlijks niet genoeg overlijdens worden geteld, kan echter geen schouwarts worden benoemd.

Meerdere gemeenten kunnen dan gezamenlijk een schouwarts benoemen die in de verschillende gemeenten kan optreden.

Nr. 4 VAN DE HEER BROTCHI

Art. 4

Dit artikel vervangen als volgt :

« § 1 — De schouwarts gaat over tot een uitwendige lijkschouwing om de juiste doodsoorzaak te bepalen.

De Koning bepaalt de nadere regels voor het verrichten van een uitwendige lijkschouwing.

§ 2 — De schouwarts is als enige bevoegd, samen met gespecialiseerde kandidaten in de forensische geneeskunde en met de wetsdokters, om de biologische monsternemingen uit te voeren die het gerecht vraagt.

§ 3 — Wanneer de schouwarts de juiste doodsoorzaak heeft vastgesteld, maakt hij een verslag op.

De Koning bepaalt de nadere regels waaraan het verslag moet voldoen.

§ 4 — Als de schouwarts besluit dat het om een natuurlijke dood gaat of om een overlijden verbonden met een van de situaties bedoeld in artikel 2, § 2, 5º, brengt hij de ambtenaar van de burgerlijke stand daarvan op de hoogte, aan wie hij zijn verslag bezorgt.

Als hij besluit dat het gaat om een overlijden in een van de omstandigheden bedoeld in artikel 2, § 2, 1º, 2º, 3º, 4º, 6º, 7º of 8º, brengt hij het gerecht op de hoogte, waaraan hij zijn verslag bezorgt.

§ 5 — Als de schouwarts geen volledige zekerheid heeft over de doodsoorzaak, doet hij een beroep op een wetsdokter verbonden aan een erkend instituut of centrum voor forensische geneeskunde.

Bij zijn aanvraag voegt hij een verslag toe van zijn voorlopige bevindingen.

De Koning bepaalt de nadere regels waaraan dat verslag moet voldoen. ».

Nr. 5 VAN DE HEER BROTCHI

Art. 6

Dit artikel vervangen als volgt :

« § 1 — Een autopsie als bedoeld in artikel 5 omvat een uitwendig en een inwendig onderzoek van het lichaam. Deze autopsie wordt gezamenlijk uitgevoerd door een wetsdokter en een kandidaat gespecialiseerd in forensische geneeskunde, beiden verbonden aan een centrum of instituut voor forensische geneeskunde.

De Koning bepaalt de nadere regels voor het verrichten van een autopsie.

§ 2 — Als het centrum of instituut voor forensische geneeskunde besluit dat het om een natuurlijke dood gaat of om een overlijden verbonden met een van de situaties bedoeld in artikel 2, § 2, 5º, brengt het de ambtenaar van de burgerlijke stand op de hoogte aan wie het zijn verslag bezorgt.

De Koning bepaalt de nadere regels waaraan het verslag moet voldoen.

§ 3 — Als het centrum of instituut voor forensische geneeskunde besluit dat het gaat om een overlijden in een van de omstandigheden bedoeld in artikel 2, § 2, 1º, 2º, 3º, 4º, 6º, 7º of 8º, brengt het het gerecht op de hoogte aan wie het zijn verslag bezorgt.

De Koning bepaalt de nadere regels waaraan dat verslag moet voldoen. »

Nr. 6 VAN DE HEER BROTCHI

Art. 10

Dit artikel vervangen als volgt :

« In artikel 81 van het Burgerlijk Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

— tussen het woord « gewelddadige » en het woord « dood » worden de woorden « , verdachte of onverklaarbare » ingevoegd;

— de woorden « een doctor in de geneeskunde of de heelkunde » worden vervangen door de woorden « een schouwarts » ».

Nr. 7 VAN DE HEER BROTCHI

Art. 14

Dit artikel vervangen als volgt :

« In artikel 44, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

— de woorden « een gewelddadige dood of een dood waarvan de oorzaak onbekend is en verdacht » worden vervangen door de woorden « een gewelddadige, verdachte of onverklaarbare dood »;

— de woorden « door een of twee geneesheren » worden vervangen door de woorden « door een schouwarts en indien nodig een wetsdokter ». »

Nr. 8 VAN DE HEER BROTCHI

Art. 15

Dit artikel vervangen als volgt :

« In artikel 15 van de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd :

« Het overlijden valt niet onder de toepassingssfeer van de wet van ... tot regeling van het forensisch geneeskundig post mortem onderzoek. »

Jacques BROTCHI.

(1)  Zie Rev. Adm., deel XXXV, II, 417 e.v., en deel XLVI, 158, in « Traité de l'état civil », Centre de droit de la famille de l'Université Catholique de Louvain, T.I., 345 e.v.