3-1397/1

3-1397/1

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

19 OKTOBER 2005


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 104 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot invoeging van een artikel 104bis in hetzelfde wetboek, inzake publicatieverplichting over de besteding van de gelden van organisaties die een beroep op giften doen

(Ingediend door mevrouw Annemie Van de Casteele)


TOELICHTING


Na de tsoenami van einde december 2004 in Zuidoost-Azië kwam een immense stroom van hulp op gang. De beelden uit de getroffen regio waren overweldigend en weekten heel wat emoties los. Er volgde een enorme golf van solidariteit. Een nooit eerder geziene geldinzamelactie werd het op getouw gezet, zowel in het Nederlandstalig als het Franstalig landsgedeelte. Vele Belgen stortten massaal geld op de gezamenlijke rekening van de vijf grootste hulporganisaties.

Die instellingen hebben bij deze ramp nogmaals bewezen dat ze als tussenpersoon tussen het publiek dat giften verschaft en de hulpbehoevende bevolking, een belangrijke rol spelen. Zij beschikken over de nodige knowhow en kunnen de situatie op het terrein het best inschatten. De noodzaak van het bestaan van dergelijke NGO's staat buiten kijf.

Na deze ramp en gelet op het opgehaalde recordbedrag zou er in België wel eens een trendbreuk kunnen ontstaan. Voorheen leek de Belg eerder terughoudend om grote geldsommen voor het goede doel te schenken. Een buurland als Nederland heeft op dit vlak een heuse « cultuur » ontwikkeld.

Een kritische houding jegens hulporganisaties is een mogelijke en niet-onbelangrijke verklaring voor het feit waarom er een verschil tussen België en Nederland zou kunnen heersen. Veel mensen staan afkerig tegen giften omdat zij bij voorbaat willen weten wat er met « hun » geld gebeurt en welk deel er nu uiteindelijk bij de hulpbehoevenden terechtkomt.

Artsen zonder Grenzen leverde een goed voorbeeld van transparantie en correcte communicatie. Terwijl de tsoenami-gelden nog massaal binnenstroomden, verspreidde de organisatie het bericht dat zij voor de onmiddellijke hulpverlening in de getroffen regio op een bepaald ogenblik genoeg financiële middelen ingezameld had. Het geld dat nog gestort zou worden, zou ofwel gebruikt worden voor langetermijnopbouw of voor andere hulpverlening. Degenen die enkel geld overgemaakt hadden voor de hulp aan de slachtoffers van de tsoenami en die niet wensten dat hun gift voor een ander project gebruikt zal worden, kregen hun bijdrage van Artsen zonder Grenzen teruggestort.

Dat gebeurde voor het eerst. Ook al riep dit wat vragen op, volgens ons is dit een correcte informatie en transparantie omtrent de aanwending van de ingezamelde middelen. Op haar website publiceert de vereniging een vereenvoudigde resultatenrekening.

Transparantie over de herkomst en de aanwending van de middelen is noodzakelijk, opdat de schenkers van financiële giften het volle vertrouwen kunnen bewaren in de organisatie en met de zekerheid dat hun dotaties op een correcte wijze aangewend worden.

Dit is ook de menig van de Europese Commissie : zij stelt dat corporate governance niet alleen van belang is voor ter beurze genoteerde ondernemingen, maar net zo goed voor de non-profitsector als medespeler op het maatschappelijk krachtenveld. De overheid heeft tot hiertoe de zaak van goed bestuur wel overgelaten aan zelfregulering door particuliere organisaties, maar dat systeem biedt onvoldoende garanties inzake verantwoording en openheid (1) . Gelet op de aandacht van de Europese Commissie voor deze sector als belangrijk maatschappelijk medespeler, kan de wetgever niet achterblijven in het stellen van een minimum aan regels van transparantie, die onvermijdelijk in de richting van corporate governance zullen uitgaan.

Ook andere instanties oordeelden reeds in dezelfde zin. Zo heeft het Economisch en Sociaal Comité zich in zijn advies van 22 september 1999 positief uitgelaten over de rol en de bijdrage van de maatschappelijke organisaties bij de opbouw van Europa, maar stelt het wel de vraag of liefdadige organisaties zonder duidelijke wettelijke beheersregels en regels van openbaarheid, en zonder inachtneming van regels van degelijk bestuur, zich van deze taak kunnen kwijten (2) .

De Europese Commissie stelt voorts (3) dat het wenselijk is dat er inzicht verkregen wordt in de financiële positie van de NGO's, mede met het oog op het verstrekken van subsidies door de Commissie vanuit de gedachte dat het geld van de belastingbetaler « op verstandige, economische en doorzichtige wijze moet worden besteed » en dat dit ook geldt voor het geld van privé-dotaties.

Corporate governance is een organisatorisch begrip dat in de eerste plaats de aandacht verdient van accountants. De begroting en de jaarrekening vormen een fraai toetspunt voor de beoordeling van het beleid van de organisatie. Bij een onderneming wordt het meten van de winst gezien als een indicator voor het evalueren van het beleid van de organisatie en zijn de aandeelhouders de controlerende elementen (4) . Toezicht op zuivere besluitvormingsprocessen zijn met andere woorden voor verenigingen nog noodzakelijker dan bij een op winst gerichte onderneming, omdat de toezichthoudende elementen op die organisaties geringer zijn dan bij vennootschappen. De aandeelhouders van een vennootschap die een belang hebben bij « het behoud of de verbetering van hun financiële belang in de vennootschap » en de institutionele beleggers in een algemene vergadering van aandeelhouders, zijn de wettelijk geregelde controlerende belanghebbenden. Hun positie wordt versterkt door de introductie van de eisen van goed bestuur en fatsoensnormen van degelijk beheer welke in de financiële wereld gelden.

In een studie (5) besluit B. Wessels — bij zijn kijk op de Nederlandse non-profitsector — dat het afleggen van verantwoording op basis van vrijwilligheid geen eenvoudige aangelegenheid is. De omvang van de werking van regels van corporate governance is beperkt, indien ze vrijblijvend zijn. Verder meent hij dat de non-profitorganisatie, waarvan de overheid de overtuiging is toegedaan dat die zich moet bewerkstelligen via zelfregulering, driftig op zoek is naar parameters van geloofwaardigheid waarbinnen de organisatie kan bewegen. Hij acht het weinig waarschijnlijk dat die organisaties veel bereiken, wanneer er niet voorzien wordt in wettelijke regels omtrent transparantie.

Met dit wetsvoorstel wil de indienster een aanzet geven tot een begin van corporate governance voor non-profitorganisaties, wanneer ze een beroep doen op de bevolking om te voorzien in middelen. Een begin van transparantie in het aanwenden van de middelen via een website van de organisatie verdient de voorkeur, omdat dit conform de administratieve vereenvoudiging is. Het zijn minimumvoorwaarden welke de organisatie worden opgelegd; ze betekenen slechts een minimale inspanning voor de organisatie.

Dit begin van corporate governance kan volgens de indienster de non-profitorganisaties enkel ten goede komen. Transparantie zal uiteindelijk leiden tot algemene waardering en vertrouwen bij het brede publiek, hetgeen zal resulteren in meer giften.

TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Artikel 104 van het WIB handelt over de fiscale aftrekbaarheid van giften geschonken door privé-personen aan organisaties. De publicatieplicht zal enkel gelden voor openbare centra voor maatschappelijk welzijn, culturele instellingen, Rode Kruis, natuurverenigingen, verenigingen voor monumentenzorg en dierenwelzijn en organisaties voor ontwikkelingssamenwerking. De andere, in artikel 104 vermelde organisaties, vallen niet onder het toepassingsgebied van deze wet, daar zij al onder een vorm van controle, al dan niet door de overheid, vallen.

Artikel 3

Organisaties die op jaarbasis minder dan 5 000 euro giften van het publiek ontvangen, vallen niet onder de bepalingen. De publicatieplicht geschiedt op een eigen website en vergt op die manier een minimale inspanning van de organisatie; toch is de informatie zodoende voor iedereen toegankelijk. Organisaties die op jaarbasis minder dan 100 000 euro giften van het publiek ontvangen, moeten slechts melding maken van het percentage van hun middelen dat daadwerkelijk ten goede komt van de initiële doelstellingen van de organisatie. De cijfers moeten recent zijn, dit wil zeggen niet meer dan 2 jaar oud. Enkel de jaren waarvoor de organisatie meer dan 5 000 euro giften ontving, tellen hiervoor mee.

Als de organisatie meer dan 100 000 euro ontving aan giften van het publiek, moet zij op haar website een vereenvoudigde resultatenrekening publiceren. Zij moet daarbij voldoen aan de minimumvoorwaarden. De Koning kan die verder aanvullen.

Hij bepaalt ook de manier waarop de publicatieplicht bij die organisaties gecontroleerd zal worden. Een degelijke controle waarborgt de betrouwbaarheid van de verstrekte cijfergegevens. Zij geschiedt bij voorkeur met een minimum administratieve overlast.

Bij niet-naleving of het verstrekken van foute gegevens hoeft de organisatie niet gestraft te worden met een geldboete of een strafrechtelijke vervolging. Het niet langer fiscaal aftrekbaar maken van giften aan de organisatie, zal voor de schenkers een duidelijk signaal zijn.

Annemie VAN de CASTEELE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 104 van het Wetboek op de inkomstenbelastingen 1992, laatst gewijzigd bij de programmawet van 17 december 2004, wordt het bepaalde in de littera 3º c), d), f), i), j), k) en 4º, telkens aangevuld met het volgende zinsdeel :

« en die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 104bis. »

Art. 3

In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 104bis ingevoegd, luidende :

« Art. 104bis. — De organisatie bedoeld in artikel 104, 3º, c), d), f), i), j), k), en 4º, die voor haar werking gebruikmaakt van giften en schenkingen, moet voldoen aan een publicatieplicht, wanneer het totaal van giften en schenkingen die zij in de loop van het voorgaande jaar ontvangen heeft, 5 000 euro overschrijdt.

Die publicatieplicht behelst dat zij op een eigen publieke website moet vermelden :

1º het percentage van het totaal aan giften en schenkingen dat rechtstreeks ten goede komt aan het doel van de organisatie, zoals vermeld in haar statuten, of waarvoor zij een beroep wil doen op giften. De publicatie van dit percentage gebeurt op de welkomstpagina van de website met vermelding van het jaar waarop dit percentage van toepassing is. Het verschil, tussen het lopende jaar en het jaar waarop het percentage betrekking heeft, mag niet meer dan 2 jaar bedragen; dit percentage wordt verkregen door het totaal van de aangewende middelen voor het maatschappelijk doel te delen door het totaal van de financiële middelen die dat jaar werden ingezameld, vermenigvuldigd met 100.

2º wanneer het totaal aan giften en schenkingen in de loop van het voorgaande jaar 100 000 euro overschrijdt : een vereenvoudigde resultatenrekening van de organisatie.

Die wordt opgedeeld in de herkomst van de financiële middelen en de aanwending van de fondsen.

De herkomst van de financiële middelen wordt ten minste opgesplist in de volgende drie rubrieken :

— inkomsten van privé-donateurs of het publiek;

— inkomsten van institutionele donoren of overheden;

— andere inkomsten. Gebruik van reserves uit het verleden of inkomsten uit partnersecties worden apart vermeld.

Onder partnersecties wordt verstaan afdelingen van dezelfde organisatie of een zusterorganisatie in binnen- of buitenland.

De aanwending van de fondsen wordt vervolgens ten minste opgedeeld in de volgende rubrieken :

— aanwending voor sociale missie, zijnde alle directe en indirecte operationele uitgaven die rechtstreeks aangewend worden voor het doel waarvoor de organisatie is opgericht, inbegrepen sensibiliseringsuitgaven;

— andere kosten, zijnde alle kosten die de organisatie maakt, welke niet rechtstreeks aangewend worden voor het doel waarvoor de organisatie opgericht is. Die rubriek wordt verder onderverdeeld in werkingskosten, fondsenwervingskosten en fondsen verschaft aan partnersecties.

De Koning bepaalt de nadere modaliteiten omtrent de invulling van de resultatengegevens en kan bijkomende publicatieverplichtingen opleggen. Hij bepaalt eveneens de regelgeving betreffende de controle van de publicatieplicht.

Bij niet-naleving van de publicatieplicht of bij het verstrekken van foute resultatengegevens kan de Koning of de bevoegde minister de erkenning van de desbetreffende organisatie voor een jaar intrekken. Bij herhaling wordt de erkenning voor vijf jaar ingetrokken.

Art. 4

Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

21 april 2005.

Annemie VAN de CASTEELE.

(1) N.J.B., 7 mei 2004, afl. 19, blz. 982.

(2) Advies van het Economisch en Sociaal Comité over « de rol en bijdrage van de maatschappelijke organisaties bij de opbouw van Europa », JO, nr. C 329/10, 17 november 1999, blz. 30.

(3) Mededeling van de Commissie over « de versterking van de rol van verenigingen en stichtingen in Europa », COM (97) 0241-C40546/97.

(4) W.J. Slagter, « Corporate governance bij stichting en vereniging », S&V, 1999, blz. 44.

(5) B. Wessels, « Corporate governance : niet voor alle beursvennootschappen alleen », S&V, 1998, blz. 45-46.