3-1388/1

3-1388/1

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

12 OKTOBER 2005


Voorstel van resolutie tot het bevorderen van het verstrekken van informatie bestemd voor de burger met het oog op het versnellen van de afhandeling van lopende strafonderzoeken

(Ingediend door mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Jurgen Ceder)


TOELICHTING


In de strijd tegen vele vormen van criminaliteit maken procureurs des Konings en onderzoeksrechters wel eens gebruik van mediakanalen (1) waarlangs ze de identiteit bekendmaken van op te sporen verdachte personen, of waarlangs ze door de beschrijving van bepaalde criminele feiten van de burger vragen om mee te helpen zoeken naar bepaalde personen waarvan ze de identiteit niet kennen doch waarvan wel een persoonsbeschrijving kan worden gegeven middels een robotfoto of gewone foto's en beelden (2) .

Het Wetboek van strafvordering (3) bepaalt de mogelijkheid voor de procureur des Konings respectievelijk onderzoeksrechter, om, indien het openbaar belang het vereist, gegevens te verstrekken aan de pers en a fortiori aan het publiek. De parketmagistraten en onderzoeksrechters moeten bij het waarnemen van hun taak steevast waken over de inachtneming van het vermoeden van onschuld, de rechten van verdediging van de verdachte respectievelijk inverdenkinggestelde, het slachtoffer en derden, het privé-leven en de waardigheid van personen.

De wet bepaalt zelfs expliciet dat, voor zover het mogelijk is, de identiteit van de personen die in het dossier worden genoemd niet wordt vrijgegeven.

Ook via moderne communicatie- en informatiemiddelen zoals het internet wordt contact gezocht met het publiek in het kader van lopende strafonderzoeken. Zo is er een webstek (4) van de politie waar de bezoeker onder andere de identiteit en persoonsbeschrijving met foto's van gekende verdachten kan bekijken. Voorts bevat deze webstek ook informatie over vermiste personen of te identificeren personen en voorwerpen en roept de politie getuigen op om zich aan te melden. Het voordeel van een webstek in tegenstelling tot televisieberichten of de geschreven pers, is dat de informatie voor het publiek quasi permanent raadpleegbaar is, daar waar een televisiebericht of krantenartikel veel sneller verdwijnt uit de aandacht van het publiek.

De indieners van dit voorstel juichen deze methodes van opsporing in elk geval toe, maar moeten wel vaststellen dat het grote publiek er nauwelijks mee wordt bereikt. In het geval van de webstek heeft dat alles te maken met een gebrek aan bekendheid. Daarenboven komt het hen voor dat vele magistraten de wettelijke regels in verband met het geheim van het onderzoek en de privacy van verdachten wellicht te strikt interpreteren waardoor er relatief weinig gebruik wordt gemaakt van genoemde opsporingsmethodes.

Artikel 143ter van het Gerechtelijk Wetboek maakt het mogelijk voor de minister van Justitie om zogenaamde richtlijnen van strafrechtelijk beleid uit te werken, na advies van het College van procureurs-generaal. Het strafrechtelijk beleid is het geheel van maatregelen die het vervolgen van misdrijven, straffen van daders en begeleiden van slachtoffers betreffen.

Het gaat dus om maatregelen die kunnen worden genomen in het kader van het opsporings- en opvolgingsbeleid alsook de organisatie van de uitvoering van opdrachten van gerechtelijke politie. Dit alles met uitvoering van het preventief en penitentiair beleid.

De indieners menen dat het voor de minister van Justitie in het kader van genoemde bevoegdheid moet mogelijk zijn om de parketmagistraten en onderzoeksrechters meer te motiveren om maximaal gebruik te maken van de hier besproken opsporingsmethoden. Daarnaast is het de taak van de minister van Binnenlandse Zaken om de bekendheid te vergroten van informatiekanalen van de politie waarop dergelijke opsporingsberichten worden geplaatst.

De indieners zijn er zich terzake ten zeerste van bewust dat het niet aan de minister van Justitie staat om verplichtingen op te leggen aan elke procureur of onderzoekrechter om in elk onderzoek gebruik te maken van publieke opsporingsberichten en de hulp van de burger. Niet ieder onderzoek laat dat immers toe.

Daarenboven zijn de indieners er ook van overtuigd dat er een evenwicht moet bestaan tussen het noodzakelijk informeren van het publiek en de waarden die onderliggend zijn aan het geheim van het onderzoek. Het kan immers nooit de bedoeling zijn om elkeen die ook maar wordt gezocht, zij het als verdachte, zij het als getuige, a priori te beroven van zijn fundamentele rechtswaarborgen als daar zijn het recht van verdediging en het vermoeden van onschuld.

Evenwel is het volgens de indieners noodzakelijk om veel meer ruchtbaarheid te geven aan en gebruik te maken van de publieke opsporingsboodschappen via de allernieuwste communicatie- en informatiemiddelen en om na te denken over nog andere informatiekanalen waarmee een zo ruim mogelijk publiek kan worden bereikt.

Anke VAN DERMEERSCH
Jurgen CEDER.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op de verplichting van de overheid om prioritair werk te maken van de bestrijding van criminaliteit;

B. gelet op het bestaan van moderne informatiekanalen, als daar zijn televisie en internet;

C. gelet op de nuttige rol die de burger kan spelen in het bevorderen en versnellen van het afhandelen van strafonderzoeken;

D. gelet op de bestaande mogelijkheden voor de parketmagistraten en onderzoeksrechters om, wanneer het openbaar belang dit vereist, de pers op de hoogte te stellen van lopende strafonderzoeken;

vraagt de federale regering,

1. maatregelen te nemen om de leden van het openbaar ministerie en de onderzoeksrechters aan te sporen om meer gebruik te maken van publieke opsporingsmethoden zoals het verspreiden van foto's van verdachten via allerhande moderne informatiekanalen;

2. om alles in het werk te stellen opdat bovengenoemde informatiekanalen met bijzondere bestemming veel meer bekendheid verwerven bij een groot deel van het publiek;

3. om op zoek te gaan naar nog andere interessante en praktische communicatie- en informatiemiddelen die het publiek nauwer kunnen betrekken bij lopende strafonderzoeken.

10 oktober 2005.

Anke VAN DERMEERSCH
Jurgen CEDER.

(1) Televisie en geschreven pers.

(2) Vaak opnames van bewakingscamera's.

(3) Artikelen 28quinquies en 57 van het Wetboek van strafvordering.

(4) www.politie.be