3-1381/1 | 3-1381/1 |
11 OKTOBER 2005
Vandaag zijn in het verkeer gebrachte voertuigen wettelijk aan periodieke en niet-periodieke keuringen in keuringscentra onderworpen. De niet-mobiele aard van die keuringscentra maakt dat de keuringen de facto niet ad hoc zijn, maar dat de eigenaar de tijd heeft om gebreken en verbouwingen die niet conform de technische eisen zijn, specifiek voor de keuring in orde te brengen. Zelfs bij niet-periodieke keuringen is dit het geval omdat de politie over het algemeen de mogelijke overtreder niet begeleidt naar een keuringscentrum, maar hem de tijd geeft zich aan te melden. Als gevolg daarvan rijden er een massa voertuigen op de openbare weg die er eigenlijk niet thuishoren, want niet conform het koninklijk besluit van 1968 omtrent de technische eisen. Beperkte inspecties door mobiele keuringseenheden, die op dit moment wettelijk niet mogelijk zijn, kunnen dit euvel verhelpen. Daar die niet-periodieke keuringen op bevel van een bevoegd persoon gebeuren, is het evident dat de eigenaar van het voertuig niet opdraait voor de kosten van de keuring.
De wet in haar huidige vorm verleent sommige categorieėn van voertuigen (gedeeltelijke) vrijstelling van de periodieke en niet-periodieke keuringen. Men kan zich afvragen wat de opportuniteit hiervan is voor voertuigen van de federale politie en van het diplomatiek korps. De vorm en het gewicht van sommige werfvoertuigen maakt een keuring in een vast keuringscentrum niet mogelijk. Maar ook in die gevallen kunnen mobiele inspecties soelaas brengen, zodat de uitzonderingen op de keuring kunnen geschrapt worden.
Ondanks het feit dat een bestuurder ervan overtuigd is dat hij zich aan de snelheidsvoorschriften heeft gehouden, kan het zijn dat door een grote afwijking van de snelheidsmeter dit in de praktijk niet zo is. Volgens het VTB-VAB-diagnosecentrum van Zwijndrecht, dat de afwijking van de snelheidsmeter tegenover de effectieve snelheid meet bij elk binnenkomend voertuig, bedraagt de afwijking gemiddeld tussen de 5 en 10 %. De afwijking van de apparatuur van de politie om snelheidsovertreders te flitsen, is kleiner. Onlangs nog werd de veiligheidsmarge verkleind, zodat overtreders reeds met enkele km/uur teveel, worden geflitst. Zodoende is het mogelijk dat een bestuurder die denkt zich steeds aan de maximum- of minimumsnelheid te houden, door toedoen van de afwijking van de snelheidsmeter door elk flitstoestel wordt geregistreerd. Om onnodige frustraties te vermijden, zou elk keuringscentrum moeten uitgerust zijn met een ijkingsmeter, zoals in het VTB-VAB-diagnosecentrum te Zwijndrecht, en zou de meting van de afwijking van de snelheidsmeter een vast onderdeel moeten worden van de periodieke keuringen. Constructeurs en garagisten moeten erop toezien dat de kwaliteit van de snelheidsmeter een te grote afwijking niet toelaat. Het moet mogelijk zijn dat afwijkingen die toch voorkomen, gecorrigeerd worden op de meter zelf.
Artikel 2
Het eerste deel van dit artikel voert in het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, de mogelijkheid in om mobiele keuringen toe te laten en om voertuigen op bevel te begeleiden naar vaste keuringsinstellingen.
Het tweede deel van het artikel neemt de meting van de afwijking van de snelheidsmeter op als vast onderdeel van de periodieke en niet-periodieke keuringen.
Artikel 3
De huidige wetgeving stelt aanhangwagens van foorkramers, werfvoertuigen en -aanhangwagens, voertuigen van de federale politie en voertuigen met een proefrittenplaat vrij van alle keuring. Voertuigen van het diplomatiek korps krijgen een bijzonder regime. Dit wetsvoorstel maakt een einde aan die uitzonderingen.
Artikel 4
Artikel 4 schrijft in de bepaling van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen omtrent het instrumentenbord, een maximale toegelaten afwijking van de snelheidsmeter in.
Anke VAN DERMEERSCH Frank CREYELMAN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 23 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A. paragraaf 1 wordt aangevuld met het volgende lid :
« Op verzoek van een bevoegde persoon kunnen de in het verkeer gebrachte voertuigen die zich op de openbare weg bevinden, verplicht onderworpen worden aan een niet-periodieke keuring ter plaatse of begeleid worden naar een erkende instelling om aan een niet-periodieke keuring te worden onderworpen. De kosten van deze keuringen zijn ten laste van de Schatkist. »
B. paragraaf 2 wordt aangevuld met het volgende lid :
« De keuringen omvatten ook de meting van het verschil tussen de snelheid in kilometer per uur die de snelheidsmeter aangeeft en de effectieve snelheid van 120 km per uur die gemeten wordt door een voor dit doel geijkt toestel. »
Art. 3
Artikel 23octies van hetzelfde koninklijk besluit wordt opgeheven.
Art. 4
In artikel 43, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid ingevoegd, luidende :
« Het verschil tussen de snelheid in kilometer per uur die de snelheidsmeter aangeeft en de effectieve snelheid van 120 km per uur die gemeten wordt door een voor dit doel geijkt toestel, mag niet meer bedragen dan 5 km per uur. ».
4 augustus 2005.
Anke VAN DERMEERSCH Frank CREYELMAN. |