3-1267/1

3-1267/1

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

29 JUNI 2005


Voorstel van resolutie tot bescherming van het recht op de vrijheid van de persoon

(Ingediend door de heer Jean-Marie Happart)


TOELICHTING


De regering wordt gevraagd geen wetgevende of regelgevende teksten meer op te stellen die, door de alomtegenwoordige verbodsbepalingen die erin vervat zijn, ertoe leiden dat burgers worden beroofd van hun recht op de vrijheid van de persoon.

Jean-Marie HAPPART.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op het toenemende aantal wetten, decreten, besluiten en andere regelgevende teksten die, in het bijzonder wegens de verbodsbepalingen die erin vervat zijn, het recht op de vrijheid van de persoon aantasten;

B. overwegende dat de vrijheden inderdaad soms zodanig afgebakend, gecontroleerd en zelfs beperkt worden, dat men zich kan afvragen of men tegenwoordig niet een volledige controle over de burgers aan het herinvoeren is;

C. overwegende dat de vrijheid van de persoon eeuwenlang niet vanzelfsprekend geweest is, dat zij het resultaat is van een lange strijd en dat het opnemen ervan in de Verklaring van de rechten van de mens en van de burger een ware overwinning heeft betekend voor de burgermaatschappij;

D. overwegende dat dit recht vandaag opnieuw bedreigd wordt, niet alleen door extreem-rechtse partijen, maar ook door het grote aantal veiligheidswetten en het steeds vaker voorkomende gebruik van verboden;

E. overwegende dat de mens nochtans over het nodige vermogen beschikt om vrij en autonoom te leven, en dat hij als verantwoordelijk wezen in staat is een persoonlijke moraal te ontwikkelen in plaats van machinaal te gehoorzamen aan vervreemdende tradities of regels;

F. overwegende dat elkeen zijn vrijheden moet kunnen uitoefenen en zelf moet kunnen beslissen over zijn levenskeuzes, met respect voor andermans vrijheden;

G. overwegende dat deze trend om de bevolking alles te verbieden koren op de molen is van extreem-rechtse partijen die op die manier voordeel trekken van de zwakte van de burgermaatschappij, die zich ergert aan het juk dat men haar beetje bij beetje oplegt;

H. overwegende dat de vrijheid van de persoon een fundamenteel mensenrecht is;

I. overwegende dat men echter niet uit het oog mag verliezen dat vrijheid gepaard gaat met gelijkheid;

J. overwegende dat de vrijheid van de persoon dus verenigd moet worden met de noodzakelijke aanknopingspunten waardoor elkeen structuur in zijn bestaan kan aanbrengen;

K. overwegende dat deze aanknopingspunten tot het strikt noodzakelijke beperkt moeten blijven zodat iedere vrouw en iedere man zijn vrijheid ten volle kan uitoefenen en de controle behoudt over haar of zijn levenskeuzes, kortom, dat men de burgermaatschappij laat leven;

L. gelet op artikel 33 van de Grondwet, dat bepaalt dat de Natie soeverein is, wat betekent dat wij als volksvertegenwoordigers de plicht hebben om haar wil te dienen en uit te drukken;

M. gelet op artikel 12 van de Grondwet, dat de vrijheid van de persoon waarborgt;

N. overwegende dat ook de wet aan de vereisten van de vrijheid van de persoon moet voldoen;

O. overwegende dat het tijd is om te reageren tegen deze gevaarlijke praktijk van veralgemening van verboden, zodat iedereen een grotere persoonlijke vrijheid kan genieten,

vraagt de regering :

1. meer rekening te houden met het algemene beginsel vervat in het eerste lid van artikel 12 van de Grondwet bij het opstellen van wetgevende en regelgevende teksten;

2. geen wetsontwerpen meer op te stellen waarvan de verbodsbepalingen ertoe leiden dat de burgers beroofd worden van hun recht op de vrijheid van de persoon.

28 april 2005.

Jean-Marie HAPPART.