3-1276/1 | 3-1276/1 |
4 JULI 2005
De Raad van Europa definieert het schijnhuwelijk als een « huwelijk van een onderdaan van een lidstaat of een onderdaan van een derde land, die legaal in een lidstaat verblijft, met een onderdaan van een derde land met als enig doel de regels betreffende de binnenkomst en het verblijf van onderdanen van derde landen te misbruiken en voor de onderdaan van het derde land een vergunning tot vestiging of tot verblijf in een lidstaat te verkrijgen. ».
Het probleem van de schijnhuwelijken is voortdurend. De Belgische wetgeving ondernam tot nu toe weinig om dit euvel te verhelpen. Het lijkt dan ook aangewezen enkele initiatieven op een rijtje te zetten en verder uit te werken om een coherent beleid tegen schijnhuwelijken te verkrijgen.
Het wordt noodzakelijk de regering aan te moedigen verdere initiatieven te ontplooien om een duidelijke en coherente strijd te voeren tegen schijnhuwelijken.
De creatie van een wettelijk kader voor onderzoekscellen schijnhuwelijk
Antwerpen en Gent hebben reeds enkele jaren terug een onderzoekscel voor schijnhuwelijken binnen de Dienst Burgerlijke Stand opgericht. De cel bestaat uit ambtenaren die zich specifiek bezighouden met het onderzoek naar mogelijke schijnhuwelijken. De cel opent een dossier wanneer een huwelijksaanvraag verdacht schijnt. Het gaat dan voornamelijk om dossiers met illegalen, afgewezen asielzoekers en buitenlandse studenten met een tijdelijke verblijfsvergunning. Het onderzoek naar schijnhuwelijken bestaat op dit ogenblik uit verschillende aspecten, waarbij de Dienst Bevolking samenwerkt met het parket.
Ten eerste wordt er een onderzoek gevoerd naar de motivatie van de betrokken huwelijkskandidaten die voor de ambtenaar van de burgerlijke stand verschijnen. Dit onderzoek kan leiden tot een weigering van het huwelijk. Vervolgens wordt er een onderzoek gevoerd in het buitenland naar de beweegredenen van de gehuwden. Bij twijfel worden die dossiers doorgestuurd voor diepgaander onderzoek naar het parket, dat in voorkomend geval kan besluiten tot het opstarten van een procedure met het oog op de vernietiging van het kwestieuze huwelijk. Ten derde kan het parket te allen tijde gevraagd worden een gehuwd koppel gedurende een aantal maanden te controleren op de volgehouden motivatie die leidde tot het huwelijk, indien er te weinig argumenten aangereikt kunnen worden voor een weigering van het huwelijk, maar de ambtenaar van de Burgerlijke Stand toch twijfelt aan de motivatie ervan. In voorkomend negatief geval kan het parket de procedure tot vernietiging starten. De cel baseert zich meestal op criteria, welke een combinatie van verschillende factoren vormen : bijvoorbeeld eerdere kortstondige huwelijken met buitenlanders, veelvuldige verhuizingen, valse adressen, valse documenten, een groot leeftijdsverschil, ...
De oprichting van zulke cellen kan alleen toegejuicht worden, omdat op die wijze een speciale onderzoekseenheid zich toelegt op deze problematiek. Er blijven echter nog verschillende pijnpunten bestaan. Het mangelt aan een wetgevend kader dat de oprichting van zulke cellen schraagt. Sommige steden hebben zelf het initiatief genomen om een onderzoekscel op te richten. Kandidaat-trouwers zullen eerder geneigd zijn een gemeente uit te kiezen die geen onderzoekscel heeft. Door de afwezigheid van een wettelijk kader, dat de gemeenten verplicht zo'n speciale cel op te richten, is het gevaar niet denkbeeldig dat koppels aan huwelijksshopping zullen doen. Wanneer een dienst immers een negatief antwoord geeft, stapt het koppel al te vaak naar een andere gemeente om daar zijn geluk te beproeven en te trachten een huwelijk af te sluiten. Vooral in Wallonië is de controle op schijnhuwelijken nagenoeg onbestaande.
De uitvoerende macht moet het initiatief nemen om een duidelijk wetgevend kader te creëren, inhoudende een volledig uitgewerkte procedure ter oprichting van onderzoekscellen schijnhuwelijk. Alle gemeenten krijgen daarbij de verplichting een dergelijke cel op te richten.
Zo'n wettelijk kader biedt tal van voordelen. Mogelijke willekeur van de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt vermeden, omdat deze zich slechts zal kunnen laten leiden door de door de wet gecreëerde procedure. Het bewijs van schijnhuwelijk zal meer dan vroeger waterdichte elementen moeten bevatten. De ambtenaar zal zijn subjectieve mening niet volgen, hij zal de criteria, bepaald in het wetgevend kader, als leidraad nemen.
De screeningprocedure behoort in een afschrikwekkende werking te ressorteren. Mogelijke criteria in de onderzoeksprocedure kunnen zijn : de echtgenoten hebben elkaar nooit ontmoet vóór het huwelijk, zij geven elkaars identiteit, personalia en levensgeschiedenis totaal verkeerd weer; spreken niet eens elkanders taal, de betaling van een bruidschat, ....
In werkelijkheid blijkt dat de onderzoekscel te Antwerpen kampt met een verhoogd aantal aanvragen. Personeelstekort verhindert alle aanvragen grondig te bestuderen. De cel bestaat nu uit twee personen. Op termijn leidt dit tot een verzwakking van de controle. Het is dus nodig dat de regering in haar wettelijk kader duidelijk nagaat welke steden en gemeenten veel aanvragen moeten verwerken en welke minder. Het aantal leden in elke cel moet evenredig zijn met het aantal onderzoeken naar schijnhuwelijken op jaarbasis.
De gegevensbank
Huwelijksshopping kan ook vermeden worden door de creatie van een nationale en internationale gegevensbank (bijvoorbeeld op EU-niveau/kaderend in het beleid rond de derde pijler) waarin de namen voorkomen van personen wier huwelijksaanvraag werd geweigerd om zo tegen te gaan dat koppels naar verschillende gemeenten zouden stappen tot ze de toestemming hebben verkregen om een huwelijk aan te gaan.
Centraal meldpunt slachtoffers
In het wetgevend kader moet ook een centraal meldpunt voor mannen en vrouwen opgenomen worden, die het slachtoffer zijn of dreigen te worden van een gedwongen of een schijnhuwelijk. Het moet mogelijk worden klacht neer te leggen en die wijze gepaste hulpverlening (juridische hulp of opvang, ...) te verkrijgen.
Initiatief vanuit allochtone gemeenschap
Het lijkt ook aangewezen dat de regering aan tafel gaat zitten met de allochtone gemeenschap om samen met die groep te komen tot een coherent wettelijk kader om schijnhuwelijken tegen te gaan. Er kan niet ontkend worden dat vaak getracht wordt een huwelijk af te sluiten om zo aan gezinshereniging te doen met een reeds in België wonend familielid.
Inkomenseis
Een andere piste om schijnhuwelijken tegen te gaan of te ontmoedigen is een « inkomenseis » in te voeren. De inkomenseis is een bijkomende voorwaarde die wordt gesteld bij het huwelijk (of samenwonen) met een vreemdeling. Getrouwd zijn in België zou dan betekenen dat het koppel nog niet zeker is dat het mag wonen in België. Er kan alleen sprake zijn van een vestiging in België, mits de partners een inkomen bewijzen dat beantwoordt aan bepaalde criteria. De Raad van State heeft duidelijk aangegeven dat artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens niet inhoudt dat op de overheid een algemene verplichting zou rusten om de keuze van echtelijke verblijfplaats te respecteren. (Arrest nr. 104.720 van 4 maart 2002, punt 4.2.2.)
Denemarken heeft in 2002 zijn vreemdelingenbeleid streng gewijzigd. De leeftijdsgrens voor gezinshereniging is opgetrokken tot 24 jaar. De reeds in Denemarken verblijvende partner moet een borg van ongeveer 7 000 euro betalen. Nieuwkomers kunnen pas in aanmerking komen voor een permanente verblijfsvergunning na een verblijf van zeven jaar en nadat zij zijn geslaagd voor een burgerschapsproef, waarbij de kennis van de Deense taal, cultuur en samenleving worden getoetst. Die eis geldt eveneens voor vreemdelingen die hun reeds in Denemarken verblijvende partner vervoegen. Dat land voerde ook een inkomenseis van 35 000 euro per jaar in.
Sinds 1 november 2004 heeft ook Nederland het moeilijker gemaakt om een buitenlandse huwelijkspartner te laten inwijken. De nieuwe regelgeving bevat ook een opgeschroefde inkomenseis : een netto maandinkomen van 1 382,18 euro, inclusief vakantiebijslag. In tegenstelling tot Denemarken geldt die regeling alleen voor gezinsvorming, niet voor gezinshereniging. Gezinsvorming behelst dat de vreemdeling een verblijfsvergunning wenst om te gaan wonen bij een huwelijkspartner (geregistreerd of samenwonend), met wie de relatie is ontstaan terwijl de partner in Nederland woonde.
Het verdient de voorkeur dat de regering zich door de nieuwe beleidstendensen in de naburige landen laat inspireren. De invoering van een inkomenseis zal op kandidaat-trouwers met malafide bedoelingen een ontradende werking hebben.
Alomvattende wetgeving
De regering moet opteren voor een alomvattende regelgeving. Het regeerakkoord bepaalt dat tegen schijnhuwelijken en misbruiken bij gezinshereniging strijd gevoerd moet worden. De eerste minister beloofde vorig jaar in zijn beleidsverklaring de schijnhuwelijken strafbaar te stellen.
Dit is slechts één maatregel. Ook de richtlijn 2003/86/EG van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging moet vóór 3 oktober 2005 in interne rechtsorde omgezet worden. Die richtlijn houdt in dat het aangaan van een huwelijk niet automatisch een onbeperkt verblijfsrecht genereert. De richtlijn voorziet in een proeftermijn van drie tot vijf jaar.
In Nederland trad op 1 november 1994 de wet ter voorkoming van schijnhuwelijken en de wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA) in werking. Zij bieden de mogelijkheid om schijnhuwelijken te voorkomen, uit te sluiten of achteraf nietig te verklaren. De wet biedt daarbij ook de mogelijkheid om in het buitenland gesloten schijnhuwelijken niet te erkennen en dus ook niet in de gemeentelijke basisadministratie in Nederland op te nemen.
In België zou voor een gelijkaardig systeem geopteerd moeten worden, waardoor een alomvattend en coherent beleid tegen schijnhuwelijken gevoerd kan worden. Dit wetgevend kader moet een volledige procedure inzake de oprichting van onderzoekscellen schijnhuwelijken bevatten, evenals het werkingskader voor die cellen; in die optiek wordt een gegevensbank gecreëerd, met aandacht voor de samenwerking op Europees vlak. Het meldpunt voor klachten wordt in de wet omschreven. De regering moet onderzoeken of de invoering van een inkomenseis interessant kan zijn. Richtlijn 2003/86/EG behoort tegen het najaar in interne wetgeving omgezet te zijn.
Verzoek tot de regering
De Senaatscommissie zal waarschijnlijk het schijnhuwelijk strafbaar stellen. Op die manier wordt tegemoetgekomen aan de vraag om een daadwerkelijke en effectieve sanctionering uit te werken voor personen die een schijnhuwelijk willen aangaan of zijn aangegaan.
Benevens de nieuwe strafbaarstelling moeten echter verdere maatregelen genomen worden door de regering om zo een coherente strijd te leveren tegen schijnhuwelijken en de daarmee gepaard gaande mensenhandel.
Pierre CHEVALIER. |
De Senaat,
A. Gelet op de voortdurende problematiek rond schijnhuwelijken en de ontoereikende wetgevende initiatieven;
B. Gelet op de uitdrukkelijke wens de regering stappen te zien ondernemen ter uitwerking van een alomvattende procedure inzake oprichting van onderzoekscellen schijnhuwelijk;
C. Overwegende dat dergelijke onderzoekscellen op verscheidene niveaus voordelen kunnen bieden door een gedegen controle tegen schijnhuwelijken in alle Belgische gemeenten;
D. Overwegende dat de aanleg van een nationale en internationale gegevensbank, met de namen van geweigerde huwelijksaanvragers, huwelijksshopping kan verhinderen;
E. Gelet op de voordelen van een centraal meldpunt, dat lijsten kan aanleggen van (potentiële) slachtoffers van schijnhuwelijken en instaan voor hulpverlening;
F. Overwegende dat overleg met de allochtone gemeenschap een coherent wettelijk kader tegen schijnhuwelijken kan helpen uitbouwen;
G. Gelet op het belang van de invoering van een inkomenseis om schijnhuwelijken tegen te gaan of te ontmoedigen;
H. Gelet op de noodzaak te opteren voor een alomvattende wet en de daadwerkelijke uitvoering van het regeerakkoord dat strijd tegen schijnhuwelijken en misbruiken bij gezinshereniging poneert;
I. Overwegende dat richtlijn 2003/86/EG van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging vóór 3 oktober 2005 in de interne rechtsorde omgezet moet worden;
Vraagt de federale regering en in het bijzonder de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie :
1. een alomvattende wettelijk en werkingskader op het getouw te zetten voor onderzoekscellen schijnhuwelijk, en derwijze een uniforme aanpak van de schijnhuwelijken in alle gemeenten te verzekeren;
2. een databank op te starten die alle pogingen tot schijnhuwelijk, de vernietigingen ervan en de strafbaar bevonden personen registreert en daarbij samenwerking op Europees vlak niet te schuwen;
3. de oprichting van een meldpunt voor slachtoffers die in aanraking komen met pogingen tot schijnhuwelijk of het slachtoffer zijn geworden van zo'n huwelijk. Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding kan als dergelijk aanspreekpunt fungeren en zou bovendien als doorsluiskanaal voor de opvang en bescherming van slachtoffers kunnen optreden;
4. de aanwijzing van een bijstandsmagistraat bij het college van procureurs-generaal, welke die materie kan coördineren, kan zorgen voor de informatie-uitwisseling tussen de gerechtelijke arrondissementen en ervoor instaan dat elk parket niet alleen toezicht organiseert op de wijze waarop de lokale besturen zich kwijten van hun taak in deze, maar hen ook de nodige ondersteuning bezorgt;
5. de invoering van een inkomenseis te onderzoeken naar analogie met Nederland en Denemarken;
6. de omzetting van de EU-richtlijn 2003/86/EG van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging en initiatief te nemen om het fenomeen van de grensoverschrijdende schijnhuwelijken op de agenda te plaatsen van de EU-ministerraad, waarbij een debat kan gevoerd worden ter oprichting van onder andere een Europese databank. Slechts wanneer alle landen een zelfde beleid hanteren, wordt het moeilijker over de grenzen heen aan huwelijksshopping te doen.
17 mei 2005.
Pierre CHEVALIER. |