3-1225/3

3-1225/3

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

28 JUNI 2005


Wetsontwerp houdende instemming met het Tweede Protocol inzake het Verdrag van 's-Gravenhage van 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict, gedaan te 's-Gravenhage op 26 maart 1999


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR

DE HEER LIONEL VANDENBERGHE EN MEVROUW ZRIHEN


I. INLEIDING

De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 28 juni 2005.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN ALGEMENE BESPREKING

Het tweede Protocol bij het verdrag van 's-Gravenhage uit 1954 betreffende de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict dateert uit 1999.

Men wil het cultureel erfgoed, wat ook de herkomst ervan moge zijn, beschermen tegen diefstal, plundering of vandalisme. Dit Protocol is een verbetering van de doeltreffendheid en de coherentie van het oorspronkelijk verdrag.

De tekst van dit Protocol werd uitgewerkt door de Nederlandse regering en de UNESCO. België heeft bij dit Protocol een bijkomende verklaring gevoegd betreffende de uitbreiding van het toepassingsgebied van het Protocol tot gewapende conflicten die met een niet-internationaal karakter.

De vertegenwoordigster van de vice-eerste minister en minister van Justitie verklaart dat aan de versie van het wetsontwerp nr. 3-1225/1 die gepubliceerd werd, de interpretatieve verklaring over artikel 22 van het tweede Protocol werd toegevoegd. Dat artikel voorziet in de toepassing van dat Protocol op niet-internationale gewapende conflicten. Het leek de interministeriële commissie voor humanitair recht, die de regering advies verstrekt, aangewezen voor te stellen het begrip « gewapend conflict dat niet internationaal is » nader te omschrijven aangezien artikel 22 van het tweede Protocol het niet definieert. Voor het eerst zal een Staat dat doen.

De Belgische regering meent dat met de uitdrukking « gewapend conflict dat niet internationaal is », die artikel 22 van het tweede Protocol gebruikt, elk conflict wordt bedoeld dat gekenmerkt wordt door :

— gewapende conflicten die geen oproer of alleenstaande en sporadische gewelddaden zijn

— tussen gewapende machten of groepen met een minimum aan organisatie,

— die hun gewapende acties uitvoeren op het grondgebied van eenzelfde Staat,

— die niet noodzakelijk een deel van het grondgebied onder controle hebben.

Die kenmerken reiken verder dan het Statuut van het Internationaal Gerechtshof, dat het begrip gewapend conflict dat niet internationaal is enger definieert.

De heer Roelants du Vivier meent dat het tweede Protocol de vrucht is van een denkoefening die na de conflicten in ex-Joegoslavië heeft plaatsgevonden.

De heer Galand vraagt in hoeverre de definitie van België de andere partijen bindt.

De vertegenwoordigster van de vice-eerste minister en minister van Justitie antwoordt dat die verklaring in een eerste fase alleen België zal binden. Andere landen kunnen echter eenzelfde verklaring afleggen.

De heer Galand vraagt hoe dat Protocol bij de andere aanvullende protocollen bij het Verdrag van Genève aansluit. Hij wenst te vernemen wat de stand van ratificatie van het Protocol is.

De vertegenwoordigster van de vice-eerste minister en minister van Justitie antwoordt dat het probleem van de definitie van bepaalde begrippen niet bestond ten tijde van de aanvullende protocollen bij het Verdrag van Genève.

Spreekster legt uit dat het om een gemengd verdrag gaat, dat nog niet door alle deelgebieden van ons land geratificeerd is.

Op 27 mei 2004 heeft het Waalse Gewest het decreet aangenomen houdende instemming met het tweede Protocol bij het Verdrag van 's-Gravenhage van 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict, gedaan te 's-Gravenhage op 26 maart 1999 (Belgisch Staatsblad van 16 juli 2004). Op 12 mei 2004 heeft de Franse Gemeenschap het decreet aangenomen houdende instemming met het tweede Protocol bij het Verdrag van 's-Gravenhage van 1954 inzake de bescherming van culturele goederen in geval van een gewapend conflict, gedaan te 's-Gravenhage op 26 maart 1999 (Belgisch Staatsblad van 8 juni 2004).

Het tweede Protocol is in werking getreden op 9 maart 2004. Momenteel hebben 31 ratificaties plaatsgevonden.

Mevrouw Zrihen wenst te weten of er een evaluatie bestaat van het aantal cultuurgoederen opgesplitst in roerende en onroerende goederen.

De heer Roelants du Vivier antwoordt dat het verdrag van de Unesco van 14 november 1970 (dat in werking is getreden op 24 april 1972) betreffende de maatregelen te nemen voor het verbieden en beletten van de invoer, uitvoer en het vervoer van onwettige eigendom van culturele goederen bepaalt dat elke Staat een inventaris moet opmaken van de goederen die hij van nationaal of internationaal belang acht. Ons land heeft nog heel wat werk voor de boeg vooraleer dergelijke inventaris een feit is.

III. STEMMINGEN

De artikelen 1 en 2 alsook het wetsontwerp nr. 3-1225/1 in zijn geheel werden eenparig aangenomen door de 10 aanwezige leden.


Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteurs, De voorzitter,
Lionel VANDENBERGHE.
Olga ZRIHEN.
François ROELANTS du VIVIER.

De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp (zie stuk Senaat, nr. 3-1225/1 - 2004/2005)