3-1252/1 | 3-1252/1 |
23 JUNI 2005
Sinds 1975 hebben ouders met jonge kinderen in de ambtenarij de mogelijkheid hun loopbaan gedurende een bepaalde periode te onderbreken, om voorrang te verlenen aan de opvoeding van hun kinderen.
Aanvankelijk werd huismoeders de mogelijkheid geboden gedurende 2 jaar per geboorte afwezig te blijven op grond van het koninklijk besluit van 26 mei 1975 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen. Het ging om een inactiviteitsperiode waarin het personeelslid al zijn rechten verloor. Het personeelslid ontving geen salaris, het verloor het recht op zijn anciënniteitsverhoging en de afwezigheidsperiode telde niet mee voor de berekening van het rustpensioen.
De loopbaanonderbreking werd in de ambtenarij ingevoerd door de herstelwet van 22 januari 1985. In dat stelsel ontvangt het rijkspersoneelslid een vergoeding en wordt de periode gedurende 36 maanden voor het pensioen kosteloos gelijkgesteld, op voorwaarde dat het personeelslid zelf of diens echtgenoot kinderbijslagen ontvangen voor een kind dat jonger is dan 6 jaar.
Wanneer men het tijdstip van de opruststelling van de personeelsleden die op die manier hun loopbaan hebben onderbroken in aanmerking neemt, ontdekt men een discriminatie al naargelang de afwezigheid voor of na 1985 viel, het jaar waarin de loopbaanonderbreking werd ingesteld.
Voor 1985 wordt geen rekening gehouden met de inactiviteitsperiode, terwijl eenzelfde periode in aanmerking wordt genomen indien het gaat om een periode van loopbaanonderbreking die na 1985 valt. De afwezigheid wordt met andere woorden al dan niet in aanmerking genomen afhankelijk van de datum waarop het personeelslid ouder was van een jong kind.
Tevens voorziet onderhavig voorstel erin de periode van gelijkstelling krachtens de nieuwe bepaling te beperken tot drie jaar, aangezien de loopbaanonderbreking die voor het pensioen kosteloos in aanmerking kan worden genomen beperkt is tot 3 jaar.
De onregelmatigheid kan met een eenvoudig voorbeeld worden geïllustreerd.
Isabelle | Elisabeth |
Geboren op 12.08 1947 | Geboren op 12.08 1947 |
Universitaire studie beëindigd in 07 1971 | Universitaire studie beëindigd in 07 1971 |
In dienst op het ministerie op 01.09 1972 | In dienst op het ministerie 01.09 1972 |
Gehuwd in 1972 | Gehuwd in 1982 |
Eerste kind : juni 1977 | Eerste kind : 1985 |
2 jaar afwezigheid (op grond van het koninklijk besluit van 26.05 1975) | 2 jaar kosteloze loopbaanonderbreking |
Tweede kind : juni 1980 | Tweede kind : 1988 |
1 jaar afwezigheid (op grond van het koninklijk besluit van 26.05 1975) | 1 jaar kosteloze loopbaanonderbreking |
Totaal : 3 jaar afwezigheid | Totaal : 3 jaar afwezigheid |
Pensionering : 01.09 2007 | Pensionering : 01.09 2007 |
Aantal loopbaanjaren die meetellen voor het pensioen : | Aantal loopbaanjaren die meetellen voor het pensioen : |
32 jaar. | 35 jaar. |
Nathalie de T' SERCLAES. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 2 van de wet van 10 januari 1974 tot regeling van de in aanmerkingneming van bepaalde diensten en van met dienstactiviteit gelijkgestelde perioden voor het toekennen en berekenen van pensioenen ten laste van de Staatskas, gewijzigd door de wet van 3 februari 2003, wordt aangevuld met een 5º, luidende :
« 5º verlof heeft gekregen om afwezig te zijn om zich aan zijn eigen kinderen te wijden op grond van het koninklijk besluit van 26 mei 1975 betreffende de afwezigheden van lange duur gewettigd door familiale redenen. Die afwezigheid wordt evenwel slechts voor een periode van maximum 36 maanden in aanmerking genomen. ».
Art. 3
Deze wet treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die waarin zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
10 mei 2005.
Nathalie de T' SERCLAES. |