3-1161/2

3-1161/2

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

17 MEI 2005


Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER BROTCORNE

Art. 3

Het eerste en het tweede lid van het voorgestelde artikel 3, § 1, vervangen als volgt :

« Art. 3. — § 1. De commissie stelt een indicatief programma op van de productiemiddelen voor elektriciteit, in samenwerking met het Bestuur Energie van de FOD Economie en na raadpleging van de netbeheerder, het Federaal Planbureau, de Interdepartementale commissie voor de duurzame ontwikkeling en de gewestregeringen. Het indicatief programma wordt voorgelegd aan de goedkeuring van de minister. ».

Verantwoording

Het ter bespreking voorliggende wetsontwerp vervangt het door de CREG opgestelde indicatief programma van de productiemiddelen door een prospectief onderzoek dat door de minister wordt uitgevoerd. Tot dusver heeft de CREG twee indicatieve programma's uitgewerkt waarvan de relevantie, de objectiviteit en de onafhankelijkheid door alle marktspelers zijn erkend. Men kan zich dus afvragen waarom het wetsontwerp de minister en zijn diensten met die taak zou belasten. Voorts heeft de minister geen enkel antwoord verstrekt in verband met de rechtvaardiging van de overdracht van die bevoegdheid, en evenmin inzake de capaciteit (onder meer op het stuk van het personeel) van die diensten om die nieuwe taak volledig onafhankelijk te vervullen.

Het voorgestelde amendement beoogt een terugkeer naar de bepalingen van de wet van 29 april 1999, die tot dusver voldoening hebben gegeven.

Nr. 2 VAN DE HEER BROTCORNE

Art. 5

Paragraaf § 4, tweede lid, van het voorgestelde artikel 5, doen vervallen.

Verantwoording

Volgens artikel 5 moet gebruik worden gemaakt van de procedure van de offerteaanvraag om voor de productie van elektriciteit nieuwe installaties te bouwen als de bevoorradingszekerheid niet voldoende wordt gegarandeerd. Het tweede lid van § 4 bepaalt dat de aannemingsvoorwaarden van de offerteaanvraag stimuli kunnen bevatten om de bouw van nieuwe installaties te bevorderen en dat die stimuli mogen worden gefinancierd aan de hand van openbaredienstverplichtingen.

De Raad van State heeft terzake het volgende aangegeven : « Het ontgaat de Raad van State, afdeling wetgeving, welke de juiste draagwijdte van die bepaling is. Met name is hem de band niet duidelijk tussen de in de genoemde bepaling bedoelde stimulansen en de openbaredienstverplichtingen, waaraan (...) lijkt te worden gerefereerd. In ieder geval dient eraan te worden herinnerd dat de openbaredienstverplichtingen waarnaar aldus wordt verwezen (...) worden omschreven door de Koning (...) na advies van de Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas. Het staat niet aan de minister om door middel van het lastenboek van de in het ontworpen artikel 5 bedoelde offerteaanvraag nieuwe openbaredienstverplichtingen in te voeren. ».

Als die investeringen bovendien door een openbaredienstverplichting zouden worden gefinancierd, zou dat wellicht worden doorberekend in de elektriciteitsprijzen, die dus zouden stijgen. Wij kunnen dus niet aanvaarden dat deze invoering alleen via een procedure van offerteaanvraag geschiedt.

Naast dat knelpunt houdt die bepaling een ongewenst neveneffect in : hoewel die procedure raadzaam is in geval van een tekort in de elektriciteitsbevoorrading, dreigt het feit dat aan de potentiële investeerders wordt aangekondigd dat voor de nieuwe centrales stimuli zouden kunnen worden gegeven (financiële, fiscale of andere voordelen), die investeerders ertoe aan te zetten een afwachtende houding aan te nemen, wetende dat ze die stimuli zullen kunnen verkrijgen wanneer de dreiging voor de bevoorradingszekerheid een feit zal zijn.

Bijgevolg bestaat het risico dat nieuwe investeringen er alleen komen na een procedure van offerteaanvraag, wat de investeerders de mogelijkheid zou bieden voor hun investering een grotere rentabiliteit of een groter voordeel te krijgen.

Mocht dit artikel worden behouden, dan zou het voorts onontbeerlijk zijn dat de toekenning van stimuli wordt gemotiveerd door het nauwkeurig onderzoek van de conclusies van het onderzoek dat de minister heeft gevraagd aan het Federaal Planbureau en aan het Bestuur Energie, alsmede van het indicatief programma van de productiemiddelen voor elektriciteit dat de CREG aan de minister heeft overgezonden. Het voorliggende wetsontwerp bepaalt immers niet welke overheid of instantie verantwoordelijk is voor de organisatie, de voortgangsbewaking en de controle van de procedure van offerteaanvraag. Evenmin wordt gepreciseerd dat de gewestelijke overheden op een of andere manier bij die procedure van offerteaanvraag moeten worden betrokken.

Nr. 3 VAN DE HEER BROTCORNE

Art. 11

A. Paragraaf 2 van het voorgestelde artikel 12septies vervangen als volgt :

« § 2. Indien de beheerder constateert dat zijn tarieven hem een bonus opleveren of hebben opgeleverd dankzij de toepassing van die tarieven tijdens de regulatoire periode, brengt hij de commissie daarvan op de hoogte. Indien de commissie constateert dat een bonus werd gegenereerd, verzoekt zij de beheerder een voorstel tot verdeling van die bonus op te maken. »

B. het voorgestelde artikel 12septies aanvullen als volgt :

« § 3. In het in § 2 bedoelde geval legt de betrokken beheerder, nadat werd voorzien in de dekking van een eventuele malus, aan de commissie een voorstel tot goedkeuring voor inzake de verdeling van de tijdens de vorige periodes gegenereerde bonus, met dien verstande :

1º dat bij voorrang een groot deel daarvan bestemd is voor een daling van de tarieven voor de betrokken activiteit;

2º dat een deel ervan bestemd is voor een reserve ter financiering van nieuwe investeringen in de betrokken activiteit;

3º dat de aandeelhouders een deel ervan naar believen kunnen besteden.

De financiële opbrengst van de belegde bonus wordt gekapitaliseerd en op dezelfde wijze in rekening gebracht in het in dit artikel bedoelde voorstel tot verdeling.

§ 4. Op voorstel van de commissie kan de Koning de diverse vormvoorschriften en procedures bepalen op grond waarvan de commissie het voorstel tot verdeling van de bonus alsook het verzoek tot herziening van het meerjarentarief kan beoordelen. ».

Verantwoording

De bonus wordt gegenereerd uit tarieven (op basis van een begroting) die hoger blijken uit te vallen dan ze zouden moeten zijn ter dekking van de werkelijke kosten van de beheerder. Een malus vloeit voort uit tarieven (op basis van een begroting) die te laag blijken te zijn in verhouding tot wat ze zouden moeten zijn om de reële kosten van de onderneming te dekken. Boni en mali worden bepaald op het einde van de regulatoire periode door met betrekking tot de inkomsten en kosten de begroting en de werkelijkheid met elkaar te vergelijken.

De ontworpen bepalingen voorzien erin dat de verdeling van die bonus geschiedt bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Die bepaling lijkt volgens de indiener te weinig garanties te bieden wat de besteding van die bonus betreft. Die bonus dreigt voor het grootste deel aan de netbeheerder te worden betaald en niet naar een tariefverlaging te gaan (terwijl die laatste mogelijkheid toch logisch is aangezien de bonus zou voortvloeien uit te hoge tarieven). Sterker nog : die bonus zou ook naar investeringen op ons grondgebied kunnen gaan om het Belgisch elektriciteitsnet te ontwikkelen en om inkomsten te genereren ten gunste van de ondernemingen die aan de bouwwerken zullen meewerken. De aandeelhouders van de netbeheerder zouden er eveneens hun voordeel mee kunnen doen, want zij zouden een winstmarge op hun investeringen binnenrijven.

Soortgelijke bepalingen als hierboven zijn vervat in artikel 24, § 2, van het koninklijk besluit van 15 december 2003 betreffende de algemene tariefstructuur en de basisprincipes en procedures inzake de tarieven en de boekhouding van de aardgasvervoersondernemingen actief op het Belgische grondgebied voor hun nieuwe transportinfrastructuren erkend als zijnde van nationaal of Europees belang en noodzakelijk om hun ontwikkeling op lange termijn mogelijk te maken (dat koninklijk besluit geeft uitvoering aan de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen). Over dat koninklijk besluit en voornoemde bepalingen is onderhandeld met de sector, die een en ander heeft goedgekeurd. Op grond daarvan kon de terminal van Zeebrugge worden uitgebreid. Die regeling is een voorbeeld van behoorlijk bestuur; terzake zijn in internationale tijdschriften publicaties verschenen, en ze droegen de goedkeuring weg van talrijke Europese spelers.

Die bepalingen voorzien in de verdeling van de bonus tussen een tariefdaling, een reserve ten behoeve van investeringen en een deel voor de aandeelhouders van de netbeheerder (wanneer laatstgenoemden een kostendaling en een grotere doeltreffendheid kunnen aantonen).

Voor het overige bevat de tekst geen enkele bepaling betreffende een negatief saldo (malus). Het is dus erg waarschijnlijk dat die automatisch zal worden doorberekend in de tarieven van de volgende regulatoire periode. Zulks betekent dat de eventuele risico's zo de inkomsten de kosten niet dekken, wegvallen, en dat die kosten hetzij volledig zullen worden doorberekend in de tarieven van de volgende periode, hetzij door de gebruikers zullen worden gedragen. Hoe kan de onderneming er in die omstandigheden toe worden aangezet haar kosten zo goed mogelijk te beheersen, en hoe valt dan nog te rechtvaardigen dat een risicopremie moet worden verleend bij de berekening van de winstmarge die inherent is aan het netbeheer ? In dat kader moet ruimer worden nagedacht over de stimuli waarmee de overheid in dat kader tot goed beheer moet aanzetten.

In het bijzonder zou ervoor moeten worden gezorgd dat de netbeheerder stimulansen krijgt ter verbetering van zijn concurrentievermogen en ter verlaging van zijn kosten. Indien hem de garantie wordt geboden dat die kosten hoe dan ook door de tarieven worden gedekt, zou hij geneigd kunnen zijn ze niet onder controle te houden, hetgeen de tarieven misschien zal doen stijgen. De in het wetsontwerp vervatte lezing van de tekst betekent een achteruitgang op het stuk van de wetgeving en geeft een minder gunstig signaal als het erom gaat aan te geven hoe de gereguleerde ondernemingen een doeltreffend beheer moeten voeren.

Nr. 4 VAN DE HEER BROTCORNE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 3)

Art. 11

Het eerste lid van het voorgestelde artikel 12septies, § 2, vervangen als volgt :

« § 2. Aan het einde van iedere regulatoire periode van vier jaar, bepaalt de netbeheerder het saldo (positief of negatief) tussen de kosten en de inkomsten, opgelopen door de netbeheerder tijdens de regulatoire periode, voor zover dit saldo voortvloeit uit een verschil, opgelopen door de beheerder, tussen de reële kosten en de geraamde kosten, en/of een verschil tussen de reële verkoopsvolumes en de geraamde verkoopsvolumes van de netbeheerder. ».

Verantwoording

In het wetsontwerp wordt alleen verwezen naar het (positief dan wel negatief) saldo, dat betrekking heeft op de niet-beheersbare kosten en de volumes. Het betreft hier echter maar een deel van de kosten. Betekent zulks dat de bonus op de beheersbare kosten (dus de meeste kosten) voor de beheerder bestemd is ? Het verdient de voorkeur de bepaling voor alle kosten te doen gelden en niet alleen voor de niet-beheersbare kosten.

Christian BROTCORNE.

Nr. 5 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 2

Dit artikel aanvullen met een 7º, luidende :

« 7º — er wordt een 35º toegevoegd, luidende :

« 35º — « nauwe banden »: elke band bedoeld in de artikelen 11 tot 14 van het Wetboek van vennootschappen, die bestaat tussen rechtspersonen of tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon; »

Verantwoording

Dit amendement voegt een nieuwe definitie in de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in, net zoals dit het geval is in de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Het gaat om de definitie van « nauwe banden »: elke band bedoeld in de artikelen 11 tot 14 van het Wetboek van vennootschappen, die bestaat tussen rechtspersonen of tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon.

Ter info, het Wetboek van Vennootschappen definieert de « Verbonden en geassocieerde vennootschappen » als volgt :

« Art. 11

Voor de toepassing van dit wetboek wordt verstaan :

1º onder « met een vennootschap verbonden vennootschappen »:

a) de vennootschappen waarover zij een controlebevoegdheid uitoefent;

b) de vennootschappen die een controlebevoegdheid over haar uitoefenen;

c) de vennootschappen waarmee zij een consortium vormt;

d) de andere vennootschappen die, bij weten van haar bestuursorgaan, onder de controle staan van de vennootschappen bedoeld in a), b) en c);

2º onder « personen verbonden met een persoon », de natuurlijke en rechtspersonen die verbonden zijn met een persoon in de betekenis van het 1º.

Art. 12

Onder « geassocieerde vennootschap » wordt verstaan, elke andere vennootschap dan een dochtervennootschap of een gemeenschappelijke dochtervennootschap waarin een andere vennootschap een deelneming bezit en waarin zij een invloed van betekenis uitoefent op de oriëntatie van het beleid.

Behoudens tegenbewijs wordt deze invloed van betekenis vermoed indien de stemrechten verbonden aan deze deelneming één vijfde of meer vertegenwoordigen van het totaal aantal stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van deze vennootschap. De bepalingen van artikel 7 zijn van toepassing. »

Deze definitie is noodzakelijk in het licht van volgende amendementen, daar waar er beperkingen worden voorgesteld inzake het verkrijgen van vergunningen voor de bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie en daar waar wordt voorgesteld de verticale integratie van dominante spelers op de productie- en leveringsmarkt af te bouwen.

Nr. 6 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 4

Het voorgestelde 1º doen vervallen.

Verantwoording

Behoud van de bepaling dat de individuele vergunning afgeleverd wordt « op voorstel » van de commissie en niet « op advies ».

In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp staat te lezen dat het wetsontwerp tevens een aantal bepalingen van het regeerakkoord van 14 juli 2003 uitvoert. Op zijn beurt staat in het regeerakkoord te lezen dat de taken van de CREG als onafhankelijk marktregulator versterkt zullen worden.

Op bepaalde vlakken is dit het geval, maar tezelfdertijd wordt de invloed van de CREG anderzijds omwille van onduidelijke redenen beperkt. In zijn advies over dit wetsontwerp heeft de Raad van State trouwens ook vastgesteld dat die rol wordt ingeperkt.

Door de bepaling « op voorstel » te vervangen door « op advies » wordt de rol van de CREG afgebouwd, in tegenspraak met het regeerakkoord. Het gaat tevens in tegen de bestaande filosofie terzake : « Al van bij de omzetting van de eerste richtlijnen heeft België gekozen voor een onafhankelijke regulator die een centrale rol speelt in de organisatie van de gas- en de elektriciteitsmarkt. (1)  »

De liberalisering van de energiemarkten is in ons land niet geslaagd. Er is geen sprake van een vrije markt en de diverse doelstellingen, waaronder lagere energieprijzen, worden duidelijk niet gehaald. Ook de regering bevestigt dit : « Die maatregelen zullen het mogelijk maken de liberalisering verder door te voeren, wat van belang is want sinds haar aanvang zes jaar geleden heeft die evolutie nog niet echt vruchten afgeworpen : zo is er nog geen vrije toegang tot de markt en geen betere prijs-kwaliteitsverhouding voor de consument. Voormelde maatregelen moeten het ons makkelijker maken een nieuwe stap te zetten in de richting van de liberalisering, waarbij we de — onuitgesproken — hoop mogen koesteren dat de vrije en ééngemaakte Europese energiemarkt op een dag ook werkelijkheid wordt. (2)  »

Ook de CREG vreest « dat het gebrek aan concurrentie en de hoge prijzen het voortbestaan van bepaalde activiteiten in België zullen hypothekeren en dat alle verbruikers, zowel ondernemingen als gezinnen, zullen lijden door het huidige gebrek aan concurrentie op de markt. (3)  »

Een sterke en onafhankelijke marktregulator is evenwel een conditio sine qua non om de liberalisering alsnog te doen slagen.

Nr. 7 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 4

In dit artikel een 1ºbis invoegen, luidende :

« 1ºbis — in § 2 wordt na het 4º een 4º bis toegevoegd, luidende :

« 4º bis — de marktdominantie van de aanvrager, meer in het bijzonder indien de aanvrager alleen of samen met de natuurlijke of rechtspersonen waarmee hij nauwe banden heeft, beschikt over meer dan 25 procent van de totale bestaande productiecapaciteit op het Belgisch grondgebied.

In geen geval kan een vergunning toegekend worden aan een aanvrager die op het moment van de aanvraag alleen of samen met de natuurlijke of rechtspersonen waarmee hij nauwe banden heeft, over een productiecapaciteit voor elektriciteitsproductie beschikt op het Belgische grondgebied die groter is dan 37 procent van de totale bestaande productiecapaciteit op het grondgebied.

Het aandeel van de productiecapaciteit van de aanvrager en de natuurlijke of rechtspersonen waarmee hij nauwe banden heeft, in de totale productiecapaciteit wordt vastgesteld door de commissie ». »

Verantwoording

Dit amendement bouwt een bijkomend criterium in voor de toekenning van vergunningen. Dat criterium moet de CREG in de mogelijkheid stellen om specifieke vergunningen ook te beoordelen in functie van het effect ervan op de vrije concurrentie en marktwerking. Dit « marktdominantie »-criterium moet telkens in overweging genomen worden indien de aanvrager en de daarmee geassocieerde of verbonden ondernemingen over een marktaandeel beschikken van meer dan 25 % van de totale productiecapaciteit op het Belgisch grondgebied.

Het amendement voorziet daarenboven dat geen vergunningen kunnen afgeleverd worden aan spelers die op het moment van de aanvraag reeds meer dan 37 % van de fysiek binnen België te leveren stroom produceren. Dat aandeel wordt uitgedrukt in het aandeel van de capaciteit van de productie-installaties van de aanvrager en de daarmee geassocieerde en verbonden ondernemingen, tot de totale productiecapaciteit in België. Het is de CREG die bij elke aanvraag dit aandeel van de productiecapaciteit zal vaststellen.

Het feit dat ook de productiecapaciteit van geassocieerde en verbonden ondernemingen worden meegeteld bij het bepalen van het marktaandeel van de aanvrager, heeft onder meer te maken met feit dat de huidige « monopolist » Electrabel voor de bouw of exploitatie van nieuwe installaties vaak joint-ventures opricht met andere bedrijven maar de facto de verkoop op het net en de sturing van de installatie voor zijn rekening neemt (bijvoorbeeld Zandvliet Power NV, de joint-venture tussen Electrabel en RWE voor de bouw van een STEG op de terreinen van BASF in Antwerpen).

De voornaamste oorzaak van een gebrek aan concurrentie is de dominante positie van Electrabel wat betreft de productie van elektriciteit en de verticale integratie van Electrabel waarbij de onderneming ook een dominante positie heeft in de andere activiteitssegmenten van de elektriciteitsmarkt.

Het studiebureau London Economics presenteerde in oktober 2004 een rapport over « De structuur en de werking van de Belgische elektriciteitsmarkt in een Europees perspectief » (4) . Deze studie werd besteld door de Algemene raad van de CREG (Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas). Meer in het bijzonder onderzocht het studiebureau in detail de belemmeringen voor de toegang tot de Belgische elektriciteitmarkt voor nieuwe marktspelers. Hierbij werd vervolgens gezocht naar structurele oorzaken, strategische oorzaken en wettelijke/regulatorische oorzaken.

Algemeen merkt het studiebureau op dat er grote belemmeringen voor toegang tot de Belgische elektriciteitsmarkt bestaan. De voornaamste oorzaak is de hoge mate van verticale intergratie en de dominante positie van Electrabel op de elektriciteitsmarkt : « Electrabel's dominance in generation provides it with the power to raise prices so as to squeeze suppliers or to hold prices just below the price that would suffice to justify new entry. Combined with the high degree of vertical integration, we believe that this feature leads to a complete absence of transparency within the Belgian electricity market. » (blz. 224).

Dit amendement garandeert dat het aandeel van Electrabel (vandaag, en eventueel een andere speler in de toekomst) in de productiecapaciteit niet nog belangrijker zou worden in plaats van afgebouwd te worden.

Nr. 8 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 6

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement nr. 6.

Nr. 9 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 6bis (nieuw)

Een artikel 6bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 6bis. — Een artikel 7bis wordt in dezelfde wet ingevoegd, luidende :

« Art. 7bis. — Het is een producent die alleen of samen met de natuurlijke of rechtspersonen waarmee hij nauwe banden heeft, over een marktaandeel beschikt van meer dan 37 procent van de totale productiecapaciteit op het Belgisch grondgebied, en aan deze personen waarmee hij nauwe banden heeft, verboden om in België activiteiten uit te oefenen die niet rechtstreeks verband houden met of noodzakelijk zijn in het kader van de productie van elektriciteit.

Het is de in het vorige lid bedoelde personen verboden om enige nauwe band te hebben met een in artikel 2 van deze wet of artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen bedoelde rechtspersoon opgericht onder de vorm van een handelsvennootschap, met uitzondering van deze bedoeld in artikel 2, 1º.

Het aandeel van de productiecapaciteit van de aanvrager en de natuurlijke of rechtspersonen waarmee hij nauwe banden heeft, in de totale productiecapaciteit wordt vastgesteld door de commissie.

Vanaf de dag dat de vaststelling van marktdominantie, zoals bedoeld in het eerste lid, door de commissie in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, tot op de dag dat de vaststelling van einde van deze marktdominantie door de commissie in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, kunnen de in het eerste lid bedoelde personen die een deelneming zoals bedoeld in artikel 13 van het Wetboek van Vennootschappen aanhouden in de in het tweede lid bedoelde vennootschappen, in deze vennootschappen geen enkel recht uitoefenen ». »

Verantwoording

De liberalisering van de energiemarkten is in ons land niet geslaagd. Er is geen sprake van een vrije markt en de diverse doelstellingen, waaronder lagere energieprijzen, worden duidelijk niet gehaald. Ook de regering bevestigt dit : « Die maatregelen zullen het mogelijk maken de liberalisering verder door te voeren, wat van belang is want sinds haar aanvang zes jaar geleden heeft die evolutie nog niet echt vruchten afgeworpen : zo is er nog geen vrije toegang tot de markt en geen betere prijs-kwaliteitsverhouding voor de consument. Voormelde maatregelen moeten het ons makkelijker maken een nieuwe stap te zetten in de richting van de liberalisering, waarbij we de — onuitgesproken — hoop mogen koesteren dat de vrije en ééngemaakte Europese energiemarkt op een dag ook werkelijkheid wordt. (8)  »

Ook de CREG vreest « dat het gebrek aan concurrentie en de hoge prijzen het voortbestaan van bepaalde activiteiten in België zullen hypothekeren en dat alle verbruikers, zowel ondernemingen als gezinnen, zullen lijden door het huidige gebrek aan concurrentie op de markt. (9)  »

De voornaamste oorzaak van een gebrek aan concurrentie is de dominante positie van Electrabel wat betreft de productie van elektriciteit en de verticale integratie van Electrabel waarbij de onderneming ook een dominante positie heeft in de andere activiteitssegmenten van de elektriciteitsmarkt.

Het studiebureau London Economics presenteerde in oktober 2004 een rapport over « De structuur en de werking van de Belgische elektriciteitsmarkt in een Europees perspectief (10)  ». Deze studie werd besteld door de Algemene Raad van de CREG (Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas). Meer in het bijzonder onderzocht het studiebureau in detail de belemmeringen voor de toegang tot de Belgische elektriciteitmarkt voor nieuwe marktspelers. Hierbij werd vervolgens gezocht naar structurele oorzaken, strategische oorzaken en wettelijke/regulatorische oorzaken.

Algemeen merkt het studiebureau op dat er grote belemmeringen voor toegang tot de Belgische elektriciteitsmarkt bestaan. De voornaamste oorzaak is de hoge mate van verticale intergratie en de dominante positie van Electrabel op de elektriciteitsmarkt : « Electrabel's dominance in generation provides it with the power to raise prices so as to squeeze suppliers or to hold prices just below the price that would suffice to justify new entry. Combined with the high degree of vertical integration, we believe that this feature leads to a complete absence of transparency within the Belgian electricity market. » (blz. 224).

Inzake de problematiek van de verticale integratie stelt de CREG : « Op het vlak van de verticale integratie in de elektriciteitssector, zijn alle leden van de Algemene Raad het erover eens dat geen enkele marktpartij een voordeel mag halen uit haar participatie in een netbeheerder (zowel voor transmissie als voor distributie). De perceptie bestaat evenwel dat zulk een voordeel kan bestaan, en dit vormt een rem op de intrede van nieuwkomers in de sector. Deze onzekerheid kan worden weggenomen door de volledige ontvlechting van producenten/leveranciers enerzijds en netbeheerders anderzijds (ownership unbundling). De Algemene Raad beveelt alleszins aan dat alle marktpartijen hun participaties in de netbeheerders terugbrengen tot onder het niveau van een blokkeringsminderheid, en dat bovendien de credibiliteit van de regels inzake behoorlijk bestuur (« corporate governance ») nog worden verstrengd. (11)  »

Dit artikel 7bis — dat algemeen geldt en wordt ingevoegd in de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt — beoogt de afbouw van de verticale integratie op een ogenblik waarop dit marktverstorend kan werken. Algemeen wordt het aan een dominante producent verboden om in België op de elektriciteits- en gasmarkt andere activiteiten uit te oefenen die niet rechtstreeks verband houden met of noodzakelijk zijn in het kader van de productie van elektriciteit.

Het dominantie-criterium wordt hier bereikt indien de producent en zijn geassocieerde of verbonden vennootschappen (of in geval van « personen verbonden met een persoon », ook natuurlijke personen) over een marktaandeel beschikt van meer dan 37 % van de totale productiecapaciteit op het Belgisch grondgebied.

Hetzelfde verbod geldt dan ook voor deze verbonden en geassocieerde vennootschappen (of verbonden personen).

Deze personen kunnen in dat geval ook geen nauwe band hebben met een andere speler op de elektriciteits- of gasmarkt (handelsvennootschappen), met uitzondering van een elektriciteitsproducent (de producent in kwestie of een andere producent).

Nr. 10 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 6ter (nieuw)

Een artikel 6ter (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 6ter. — Een nieuw hoofdstuk IIbis met als titel « Levering » wordt in dezelfde wet ingevoegd, houdende een artikel 7ter, luidende :

« Artikel 7ter. — Het is een leverancier die alleen of samen met de natuurlijke of rechtspersonen waarmee hij nauwe banden heeft over een aandeel beschikt van meer dan 37 procent van de totale markt van afnemers op het Belgisch grondgebied, en aan deze personen waarmee hij nauwe banden heeft, verboden om in België activiteiten uit te oefenen die niet rechtstreeks verband houden met of noodzakelijk zijn in het kader van de levering van elektriciteit.

Het is de in het vorige lid bedoelde personen verboden om enige nauwe band te hebben met een in artikel 2 van deze wet of artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen bedoelde rechtspersoon opgericht onder de vorm van een handelsvennootschap, met uitzondering van deze bedoeld in artikel 2, 15ºbis.

Het aandeel van de leverancier en de natuurlijke of rechtspersonen waarmee hij nauwe banden heeft in de totale markt van afnemers, wordt vastgesteld door de commissie.

Vanaf de dag dat de vaststelling van marktdominantie, zoals bedoeld in het eerste lid, door de commissie in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, tot op de dag dat de vaststelling van einde van deze marktdominantie door de commissie in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, kunnen de in het eerste lid bedoelde personen die een deelneming zoals bedoeld in artikel 13 van het Wetboek van Vennootschappen aanhouden in de in het tweede lid bedoelde vennootschappen, in deze vennootschappen geen enkel recht uitoefenen. ». »

Verantwoording

De liberalisering van de energiemarkten is in ons land niet geslaagd. Er is geen sprake van een vrije markt en de diverse doelstellingen, waaronder lagere energieprijzen, worden duidelijk niet gehaald. Ook de regering bevestigt dit : « Die maatregelen zullen het mogelijk maken de liberalisering verder door te voeren, wat van belang is want sinds haar aanvang zes jaar geleden heeft die evolutie nog niet echt vruchten afgeworpen : zo is er nog geen vrije toegang tot de markt en geen betere prijs-kwaliteitsverhouding voor de consument. Voormelde maatregelen moeten het ons makkelijker maken een nieuwe stap te zetten in de richting van de liberalisering, waarbij we de — onuitgesproken — hoop mogen koesteren dat de vrije en ééngemaakte Europese energiemarkt op een dag ook werkelijkheid wordt. (12)  »

Ook de CREG vreest « dat het gebrek aan concurrentie en de hoge prijzen het voortbestaan van bepaalde activiteiten in België zullen hypothekeren en dat alle verbruikers, zowel ondernemingen als gezinnen, zullen lijden door het huidige gebrek aan concurrentie op de markt. (13)  »

Electrabel is de voornaamste leverancier met een marktaandeel van 73 %, gevolgd door Luminus met een marktaandeel van 20 %.

Uiteraard moeten heel wat leveranciers altijd bij Electrabel aankloppen voor hun energie, omdat de stroomproductie nog quasi volledig in handen is van het bedrijf.

De liberalisering brengt de vrije keuze voor de consument mee. Deze vrije keuze van de consument, het gegeven dat men « verkiesbaar » is, betekent uiteraard niet dat de consument verplicht is om een contract met een elektriciteits- of gasleverancier te ondertekenen. Wie dit niet doet wordt dan elektriciteit of aardgas geleverd door een standaardleverancier, met name Electrabel Customer Solutions (voornamelijk) of Luminus. Het tarief dat deze standaardleveranciers voor dergelijke standaardleveringen kunnen hanteren is niet altijd zeer duidelijk.

Ook de Raad voor de Mededinging « heeft in haar besluiten, onder meer op basis van marktonderzoek en van de uiteenzettingen tijdens de hoorzittingen, moeten vaststellen dat de naamloze vennootschap Electrabel rechtstreeks of onrechtstreeks via haar dochterondernemingen aanwezig was op de verschillende gas- en elektriciteitsmarkten en er een machtspositie had. De Raad voor de Mededinging is van mening dat de aanduiding van ECS als standaardleverancier de machtspositie van Electrabel nog versterkt en van dien aard is dat ze de effectieve concurrentie op de markten voor de levering van zowel gas als elektriciteit aan de in aanmerking komende afnemers in België significant belemmert. » (Besluit van 4 juli 2003).

Inzake de problematiek van de verticale integratie stelt de CREG : « Op het vlak van de verticale integratie in de elektriciteitssector, zijn alle leden van de Algemene Raad het erover eens dat geen enkele marktpartij een voordeel mag halen uit haar participatie in een netbeheerder (zowel voor transmissie als voor distributie). De perceptie bestaat evenwel dat zulk een voordeel kan bestaan, en dit vormt een rem op de intrede van nieuwkomers in de sector. Deze onzekerheid kan worden weggenomen door de volledige ontvlechting van producenten/leveranciers enerzijds en netbeheerders anderzijds (ownership unbundling). De Algemene Raad beveelt alleszins aan dat alle marktpartijen hun participaties in de netbeheerders terugbrengen tot onder het niveau van een blokkeringsminderheid, en dat bovendien de credibiliteit van de regels inzake behoorlijk bestuur (« corporate governance ») nog worden verstrengd. (14)  »

Dit artikel 7ter — dat algemeen geldt en wordt ingevoegd in de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt — beoogt de afbouw van de verticale integratie op een ogenblik waarop dit marktverstorend kan werken. Algemeen wordt het aan een dominante leverancier verboden om in België op de elektriciteits- en gasmarkt andere activiteiten uit te oefenen die niet rechtstreeks verband houden met of noodzakelijk zijn in het kader van de levering van elektriciteit.

Het dominantie-criterium wordt hier bereikt indien de producent en zijn geassocieerde of verbonden vennootschappen (of in geval van « personen verbonden met een persoon », ook natuurlijke personen) over een marktaandeel beschikt van meer dan 37 % van de totale markt van afnemers op het Belgisch grondgebied.

Hetzelfde verbod geldt dan ook voor deze verbonden en geassocieerde vennootschappen (of verbonden personen).

Deze personen kunnen in dat geval ook geen nauwe band hebben met een andere speler op de elektriciteits- of gasmarkt (handelsvennootschappen), met uitzondering van een elektriciteitsleverancier (de leverancier in kwestie of een andere leverancier).

Nr. 11 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 8

In de tweede zin van het voorgestelde artikel 9, § 2, na het woord « onafhankelijkheid » de woorden « en de relevante kennis inzake technische zaken » invoegen.

Verantwoording

De CREG kan enkel haar eensluidend advies geven met betrekking tot de onafhankelijkheid van de onafhankelijke bestuurders, niet op hun kennis ter zake. Weliswaar kan dit wel worden beoordeeld door de algemene vergadering, maar indien men van slechte wil is, zou men kunnen enkel kandidaten aan de CREG voorstellen die onvoldoende knowhow hebben, maar wel onafhankelijk zijn.

Wie zal immers controleren of de algemene vergadering een kandidaat hebben vooropgesteld met een voldoende kennis van zaken ?

Men zou veeleer de CREG zelf actief op zoek moeten laten gaan naar valabele kandidaten, die niet alleen valabel zijn met betrekking tot de onafhankelijkheid, maar eveneens met betrekking tot de knowhow. Het argument dat men hier ingaat tegen de vrijheid die het bestuur van een vennootschap heeft, is hier niet correct, aangezien de transmissienetbeheerder niet zomaar een vennootschap is, maar een vennootschap die een wettelijke monopolie heeft verkregen, waar ook verplichtingen tegenover staan.

Nr. 12 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 9

In het voorgestelde artikel 9ter, 1º, de woorden « vanuit financieel oogpunt » doen vervallen.

Verantwoording

Artikel 9 van het ontwerp voert een artikel 9ter in de elektriciteitswet in. In het punt 1º van dit artikel 9ter, beperkt men de vereisten inzake onafhankelijkheid tot enkel de onafhankelijkheid vanuit financieel oogpunt. Nochtans zijn het niet altijd financiële overwegingen die een personeelslid aanzetten tot het bevoordelen van deze of gene partij. Laten we niet vergeten dat het Elia-personeel jarenlang onderdeel vormde van het personeel van Electrabel. Het is niet omdat men niet meer op de loonlijst van een onderneming staat, dat men de jarenlang opgebouwd loyauteit zomaar vergeet.

Nr. 13 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 10

In het voorgestelde artikel 12, § 1, de woorden « voorgesteld worden door de netbeheerder en die onderworpen worden aan de goedkeuring van de commissie » vervangen door de woorden « vastgesteld worden door de commissie ».

Verantwoording

De methodologie zoals ze in het ontwerp wordt vooropgesteld (en zoals ze in de huidige elektriciteitswet wordt vooropgesteld), dient vervangen te worden door een systeem waarbij het niet de transmissienetbeheerder of distributienetbeheerder is die een voorstel doet naar de CREG, die dan al dan niet kan aanvaarden, maar een systeem waarbij de CREG een maximum tarief oplegt aan de TNB of DNB. De bewijslast dient met andere woorden omgekeerd te worden : de gereguleerde netwerken dienen te bewijzen dat zij op een efficiënte manier hun net beheren en niet omgekeerd. In de huidige en vooropgestelde situatie kan de CREG alleen maar goed- of afkeuren binnen een heel strikte en (te) korte procedure, zonder de nodige middelen ter beschikking te hebben om na te gaan of wat voorgesteld wordt, ook overeen stemt met de werkelijkheid en overeenstemt met een efficiënt beheer van de netten.

In het Verenigd Koninkrijk en Nederland hanteert met een dergelijk price cap systeem met efficiëntiefactoren, waarbij men duidelijke dalingen in de distributie- en transmissiekosten kon realiseren, zonder afbreuk te doen aan de bedrijfszekerheid van de netten. Dit had uiteraard een effect op de prijs die de consument betaalt.

In het voorgestelde systeem zal de CREG een « totaal inkomen » dienen goed te keuren voor de netbeheerders, een soort budget waar men binnen moet blijven. Dit brengt grote risico's met zich mee voor de afnemers. De netbeheerders hebben er dan namelijk belang bij om hun dienstverlening naar beneden bij te stellen, omdat hun winst vergroot.

Net nu er allerhande zaken verkeerd gaan met betrekking tot de gegevensuitwisseling tussen de DNB's en de leveranciers, waarbij de DNB een cruciale dienstverlenende rol speelt, gaat men deze DNB's nog meer vrijheid geven inzake toewijzing van hun kosten. Aangezien de DNB's zelf weinig hinder ondervinden van een gebrekkige gegevensuitwisseling, zullen zij dan ook eerder geneigd zijn te opteren voor een grotere winstmarge, eerder dan kosten te maken om de dienstverlening inzake gegevensuitwisseling drastisch op te schroeven.

Nr. 14 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 11

In het voorgestelde artikel 12quater, § 2, de woorden « , ter goedkeuring, » doen vervallen.

Verantwoording

De methodologie zoals ze in het ontwerp wordt vooropgesteld (en zoals ze in de huidige elektriciteitswet wordt vooropgesteld), dient vervangen te worden door een systeem waarbij het niet de transmissienetbeheerder of distributienetbeheerder is die een voorstel doet naar de CREG, die dan al dan niet kan aanvaarden, maar een systeem waarbij de CREG een maximum tarief oplegt aan de TNB of DNB. De bewijslast dient met andere woorden omgekeerd te worden : de gereguleerde netwerken dienen te bewijzen dat zij op een efficiënte manier hun net beheren en niet omgekeerd. In de huidige en vooropgestelde situatie kan de CREG alleen maar goed- of afkeuren binnen een heel strikte en (te) korte procedure, zonder de nodige middelen ter beschikking te hebben om na te gaan of wat voorgesteld wordt, ook overeen stemt met de werkelijkheid en overeenstemt met een efficiënt beheer van de netten.

In het Verenigd Koninkrijk en Nederland hanteert met een dergelijk price cap systeem met efficiëntiefactoren, waarbij men duidelijke dalingen in de distributie- en transmissiekosten kon realiseren, zonder afbreuk te doen aan de bedrijfszekerheid van de netten. Dit had uiteraard een effect op de prijs die de consument betaalt.

In het voorgestelde systeem zal de CREG een « totaal inkomen » dienen goed te keuren voor de netbeheerders, een soort budget waar men binnen moet blijven. Dit brengt grote risico's met zich mee voor de afnemers. De netbeheerders hebben er dan namelijk belang bij om hun dienstverlening naar beneden bij te stellen, omdat hun winst vergroot.

Net nu er allerhande zaken verkeerd gaan met betrekking tot de gegevensuitwisseling tussen de DNB's en de leveranciers, waarbij de DNB een cruciale dienstverlenende rol speelt, gaat men deze DNB's nog meer vrijheid geven inzake toewijzing van hun kosten. Aangezien de DNB's zelf weinig hinder ondervinden van een gebrekkige gegevensuitwisseling, zullen zij dan ook eerder geneigd zijn te opteren voor een grotere winstmarge, eerder dan kosten te maken om de dienstverlening inzake gegevensuitwisseling drastisch op te schroeven.

Dit amendement verduidelijkt dat het niet de commissie is die « goedkeurt », maar de tarieven bepaalt.

Nr. 15 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 11

In de derde zin van het voorgestelde artikel 12quater, § 3, de woorden « het door de commissie goedgekeurde tariefvoorstel » vervangen door de woorden « de door de commissie opgelegde tarieven. »

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement nr. 14.

Nr. 16 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 11

In het voorgestelde artikel 12quinquies, 4º, a), tussen het woord « de » en het woord « tarieven » de woorden « vaststelling van de » invoegen.

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement nr. 14.

Nr. 17 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 20

Het voorgestelde 1º doen vervallen.

Verantwoording

Behoud van de bepaling dat de CREG de vergunningsaanvragen voor de bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie en nieuwe directe lijnen kan blijven onderzoeken en niet louter advies moet geven.

In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp staat te lezen dat het wetsontwerp tevens een aantal bepalingen van het regeerakkoord van 14 juli 2003 uitvoert. Op zijn beurt staat in het regeerakkoord te lezen dat de taken van de CREG als onafhankelijk marktregulator versterkt zullen worden.

Op bepaalde vlakken is dit het geval, maar tezelfdertijd wordt de invloed van de CREG anderzijds omwille van onduidelijke redenen beperkt. In zijn advies over dit wetsontwerp heeft de Raad van State trouwens ook vastgesteld dat die rol wordt ingeperkt.

Door de bepaling « onderzoeken » te vervangen door « advies geven over » wordt de rol van de CREG afgebouwd, in tegenspraak met het regeerakkoord. Het gaat tevens in tegen de bestaande filosofie terzake : « Al van bij de omzetting van de eerste richtlijnen heeft België gekozen voor een onafhankelijke regulator die een centrale rol speelt in de organisatie van de gas- en de elektriciteitsmarkt. (15)  »

De liberalisering van de energiemarkten is in ons land niet geslaagd. Er is geen sprake van een vrije markt en de diverse doelstellingen, waaronder lagere energieprijzen, worden duidelijk niet gehaald. Ook de regering bevestigt dit : « Die maatregelen zullen het mogelijk maken de liberalisering verder door te voeren, wat van belang is want sinds haar aanvang zes jaar geleden heeft die evolutie nog niet echt vruchten afgeworpen : zo is er nog geen vrije toegang tot de markt en geen betere prijs-kwaliteitsverhouding voor de consument. Voormelde maatregelen moeten het ons makkelijker maken een nieuwe stap te zetten in de richting van de liberalisering, waarbij we de — onuitgesproken — hoop mogen koesteren dat de vrije en ééngemaakte Europese energiemarkt op een dag ook werkelijkheid wordt. (16)  »

Ook de CREG vreest « dat het gebrek aan concurrentie en de hoge prijzen het voortbestaan van bepaalde activiteiten in België zullen hypothekeren en dat alle verbruikers, zowel ondernemingen als gezinnen, zullen lijden door het huidige gebrek aan concurrentie op de markt. (17)  »

Een sterke en onafhankelijke marktregulator is evenwel een conditio sine qua non om de liberalisering alsnog te doen slagen.

Nr. 18 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 20

Het voorgestelde 3º doen vervallen.

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement nr. 17.

Nr. 19 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 20

Het voorgestelde 4º vervangen als volgt :

« 4º in § 2, tweede lid, 15º, na de woorden « de boekhouding » de woorden « en de rekeningen » invoegen. »

Verantwoording

In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp staat te lezen dat het wetsontwerp tevens een aantal bepalingen van het regeerakkoord van 14 juli 2003 uitvoert. Op zijn beurt staat in het regeerakkoord te lezen dat de taken van de CREG als onafhankelijk marktregulator versterkt zullen worden.

Op bepaalde vlakken is dit het geval, maar tezelfdertijd wordt de invloed van de CREG anderzijds omwille van onduidelijke redenen beperkt. In zijn advies over dit wetsontwerp heeft de Raad van State trouwens ook vastgesteld dat die rol wordt ingeperkt.

De liberalisering van de energiemarkten is in ons land niet geslaagd. Er is geen sprake van een vrije markt en de diverse doelstellingen, waaronder lagere energieprijzen, worden duidelijk niet gehaald. Ook de regering bevestigt dit : « Die maatregelen zullen het mogelijk maken de liberalisering verder door te voeren, wat van belang is want sinds haar aanvang zes jaar geleden heeft die evolutie nog niet echt vruchten afgeworpen : zo is er nog geen vrije toegang tot de markt en geen betere prijs-kwaliteitsverhouding voor de consument. Voormelde maatregelen moeten het ons makkelijker maken een nieuwe stap te zetten in de richting van de liberalisering, waarbij we de — onuitgesproken — hoop mogen koesteren dat de vrije en ééngemaakte Europese energiemarkt op een dag ook werkelijkheid wordt. (21)  »

Ook de CREG vreest « dat het gebrek aan concurrentie en de hoge prijzen het voortbestaan van bepaalde activiteiten in België zullen hypothekeren en dat alle verbruikers, zowel ondernemingen als gezinnen, zullen lijden door het huidige gebrek aan concurrentie op de markt (22) . »

Een sterke en onafhankelijke marktregulator is evenwel een conditio sine qua non om de liberalisering alsnog te doen slagen.

Nr. 20 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 20

Een 5ºbis invoegen, luidende :

« 5ºbis — in § 2, tweede lid, wordt een 19º ingevoegd, luidende : « alle maatregelen opleggen die de mededinging in de elektriciteitsmarkt kunnen bevorderen ». »

Verantwoording

In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp staat te lezen dat het wetsontwerp tevens een aantal bepalingen van het regeerakkoord van 14 juli 2003 uitvoert. Op zijn beurt staat in het regeerakkoord te lezen dat de taken van de CREG als onafhankelijk marktregulator versterkt zullen worden.

Op bepaalde vlakken is dit het geval, maar tezelfdertijd wordt de invloed van de CREG anderzijds omwille van onduidelijke redenen beperkt. In zijn advies over dit wetsontwerp heeft de Raad van State trouwens ook vastgesteld dat die rol wordt ingeperkt.

De liberalisering van de energiemarkten is in ons land niet geslaagd. Er is geen sprake van een vrije markt en de diverse doelstellingen, waaronder lagere energieprijzen, worden duidelijk niet gehaald. Ook de regering bevestigt dit : « Die maatregelen zullen het mogelijk maken de liberalisering verder door te voeren, wat van belang is want sinds haar aanvang zes jaar geleden heeft die evolutie nog niet echt vruchten afgeworpen : zo is er nog geen vrije toegang tot de markt en geen betere prijs-kwaliteitsverhouding voor de consument. Voormelde maatregelen moeten het ons makkelijker maken een nieuwe stap te zetten in de richting van de liberalisering, waarbij we de — onuitgesproken — hoop mogen koesteren dat de vrije en ééngemaakte Europese energiemarkt op een dag ook werkelijkheid wordt. (23)  »

Ook de CREG vreest « dat het gebrek aan concurrentie en de hoge prijzen het voortbestaan van bepaalde activiteiten in België zullen hypothekeren en dat alle verbruikers, zowel ondernemingen als gezinnen, zullen lijden door het huidige gebrek aan concurrentie op de markt. (24)  »

De CREG is de geëigende instantie die moet instaan voor de regulering van de energiemarkten. Dit dient ze uiteraard te doen binnen haar federale bevoegdheden en met respect voor de bevoegdheden van andere toezichthoudende overheden (zoals de Raad voor de Mededinging). Hierbij dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het toezien op de mededinging en het aanbevelen of werkelijk opleggen van maatregelen die de mededinging in een bepaalde sector dienen te bevorderen. Naar de mening van de indiener is deze taak weggelegd voor de CREG, terwijl het rechterlijk toezicht aan de Raad voor de Mededinging toekomt (waarbij de CREG dan als toezichthouder voor de energiesector zal fungeren en indien zij misstappen opmerkt, deze doorspeelt aan de Raad, die dan een rechterlijke beslissing neemt).

Het regeerakkoord stelt dat de administratie het beleidsvoorbereidende werk dient te doen. Hiermee bedoelt men volgens de beleidsnota van de minister onder andere het opstellen van het indicatief plan voor de productiemiddelen voor elektriciteit. Indien men beleidsvoorbereidend werk definiëert als het uitwerken van de grote beleidslijnen (zoals de nood aan het stimuleren van de marktwerking), dan kan men dit inderdaad overlaten aan de administratie, maar dan moet men ook aan de CREG, als expert ter zake, de nodige middelen en bevoegdheden geven om deze grote beleidslijnen in concrete acties om te zetten. Indien men bijvoorbeeld de marktwerking wil stimuleren, dan moet men de CREG de nodige acties laten ondernemen om dit daadwerkelijk te verwezenlijken.

De CREG dient volgens dezelfde beleidsnota, toe te zien op de marktwerking en in te grijpen indien nodig. De CREG dient binnen de beleidslijnen van de regering (één van de beleidslijnen volgens het regeerakkoord is komen tot liquide markt, die zal leiden tot meer transparante en competitieve prijzen, een andere beleidslijn is te komen tot een efficiënt beheer van de netten), haar rol als regulator ten volle op te kunnen nemen. Hiervoor moet zij dus de mogelijkheid krijgen concrete maatregelen te nemen die deze beleidslijnen ondersteunt. De bevoegdheden en de daaruit vloeiende maatregelen van de CREG moeten niet, zoals nu het geval is, louter limitatief worden opgesomd, maar moeten worden gezien als een totaalpakket, noodzakelijk om de beleidslijnen van de regering gestalte te geven. Al te vaak wordt de CREG binnen het huidige wettelijke kader geconfronteerd met beperkingen inzake haar bevoegdheden, zodat men in de feiten alleen ex post maatregelen neemt, eerder dan maatregelen die de marktwerking daadwerkelijk kunnen verbeteren.

Indien men aan de CREG een duidelijke doelstelling geeft die in overeenstemming is met de beleidslijnen van de regering, met name de martkwerking te bevorderen, dan mag men zich niet beperken tot een nominatieve opsomming van bevoegdheden en mogelijk te nemen maatregelen. Integendeel : men moet de CREG de vrijheid laten alle mogelijke maatregelen te nemen die deze doelstelling kunnen verwezenlijken. De CREG is immers als expert de best aangewezen partij om te weten wat zij moet doen en niet moet doen om deze doelstelling te bereiken. Op deze manier zal men pro-actief de nodige maatregelen kunnen nemen teneinde de marktwerking te bevorderen.

Dit is in overeenstemming met het federaal regeerakkoord en de beleidsnota van de minister.

Met de instelling van een beroepsprocedure tegen het beleid van de CREG installeert men meteen een garantie dat de CREG haar bevoegdheid niet te ver interpreteert. De CREG krijgt met andere woorden nu ook weer geen ongebreidelde vrijheid.

Een sterke en onafhankelijke marktregulator is evenwel een conditio sine qua non om de liberalisering alsnog te doen slagen.

Nr. 21 VAN DE HEER DEDECKER

Art. 23

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Artikel 23 van het wetsontwerp legt aan de CREG voor elke informatie die zij vraagt een motivatieplicht op. Deze maatregel riskeert de werking van de CREG te verlammen, zeker indien men dit combineert met het onderzoek dat de CREG momenteel moet doen met betrekking tot de transmissie- en distributietarieven. De CREG zal immers voor elke bijkomende informatie haar vraag omstandig dienen te motiveren, hierbij soms reeds op voorhand haar gedachtegang prijs gevende. Dit zal het de CREG nog moeilijker maken na te gaan of de gereguleerde nettarieven gebaseerd zijn op een efficiënt beheer van de netten en of wat medegedeeld is, ook waarheidsgetrouw is.

Jean-Marie DEDECKER.

Nr. 22 VAN DE HEER SCHOUPPE

Art. 2

In het 6º, het voorgestelde 30º doen vervallen.

Verantwoording

Deze bepaling holt de bestaande reglementering met betrekking tot het deugdelijk bedrijfsbestuur van ELIA uit.

Nr. 23 VAN DE HEER SCHOUPPE

Art. 2

In het 6º, de voorgestelde 31º, 32º, 33º en 34º doen vervallen.

Verantwoording

Het is de taak van de CREG als regulator die termen te definiëren.

Overigens maakt de Dienst Wetsevaluatie van de Senaat terzake enkele pertinente opmerkingen. Het voorgestelde 33º definieert het « gereguleerd actief » als het in artikel 12quinquies bedoelde actief. Het nieuwe artikel 12quinquies (artikel 11), 1º, a, bepaalt enkel dat de Koning « de volgende regels vastlegt met betrekking tot en meer bepaald .... een definitie van gereguleerd advies ». Er is dus geen enkele wettelijke definitie van noch een richtlijn betreffende de inhoud van dat begrip.

Nr. 24 VAN DE HEER SCHOUPPE

Art. 3

In het voorgestelde artikel 3, § 1, de woorden « het Bestuur Energie » vervangen door de woorden « Algemene directie Energie ».

Verantwoording

Het amendement beoogt de consistentie van de terminologie in het wetsontwerp.

Nr. 25 VAN DE HEER SCHOUPPE

Art. 9

In het voorgestelde artikel 9ter, de volgende wijzigingen aanbrengen :

a) In de inleidende zin, tussen het woord « na » en het woord « advies », het woord « eensluidend » invoegen;

b) In het 1º, tussen de woorden « netbeheerder ten aanzien van » en de woorden « de producten », de woorden « de aandeelhouders, van » invoegen.

Verantwoording

Het is de toepassing van artikel 8 en artikel 9, § 2, maar ditmaal over de onafhankelijkheidsvereisten van het personeel van de netbeheerder.

Nr. 26 VAN DE HEER SCHOUPPE

Art. 10

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Het huidige tariferingssysteem zorgt niet voor noemenswaardige problemen. Het systeem dat de regering voorstelt daarentegen zou de concurrentiepositie en de koopkracht van de gezinnen kunnen aantasten.

Nr. 27 VAN DE HEER SCHOUPPE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 26)

Art. 10

In het voorgestelde artikel 12, § 2, het 2º vervangen als volgt :

« 2º een billijke marge voor de vergoeding van de geïnvesteerde kapitalen, noodzakelijk om de optimale werking, de noodzakelijke investeringen en de leefbaarheid van het transmissienet te waarborgen, en de netbeheerder een gunstig perspectief te bieden betreffende de toegang tot de kapitaalmarkten op lange termijn; »

Verantwoording

Ogenschijnlijk kunnen de afschrijvingen twee maal in rekening worden gebracht, namelijk onder het ontworpen 1º en onder het 2º. Dit amendement beoogt deze mogelijke dubbeltelling te vermijden.

Nr. 28 VAN DE HEER SCHOUPPE

Art. 11

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Het huidige tariferingssysteem zorgt niet voor noemenswaardige problemen. Het systeem dat de regering voorstelt daarentegen zou de concurrentiepositie en de koopkracht van de gezinnen kunnen aantasten.

Nr. 29 VAN DE HEER SCHOUPPE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 27)

Art. 11

Het voorgestelde artikel 12novies doen vervallen.

Verantwoording

Deze bepaling druist in tegen Europese richtlijn 2003/54.

Nr. 30 VAN DE HEER SCHOUPPE

Art. 17

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Het valt te betreuren dat residentiële beschermde klanten voortaan ook een vaste vergoeding zouden moeten betalen. Daarom stelt het amendement de schrapping voor van de zin « deze maximumprijzen omvatten geen enkel forfaitair bedrag en geen enkele vergoeding » ongedaan gemaakt wordt.

Nr. 31 VAN DE HEER SCHOUPPE

Art. 23

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Het betreft hier een zeer ernstige schending van de bevoegdheden van de CREG. Die zal het aartsmoeilijk krijgen om haar werk te doen.

Etienne SCHOUPPE.

(1) Advies van de Algemene Raad van de CREG AR171104-017 over « de omzetting van de richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van richtlijn 96/92/EG, en de richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG in Belgisch federaal recht, gegeven met toepassing van artikel 24, § 3, 5o, eerste lid, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, van 17 november 2004, blz. 3/7.

(2) Verslag bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, stuk Kamer, nr. 51-1596/005, blz. 5-6.

(3) Perscommuniqué van de Algemene Raad van de CREG « Vrijmaking Elektriciteitsmarkt : De Algemene Raad van de CREG spreekt zich uit over de Studie van London Economics », blz. 2.

(4) Studie ARCG-LE102004 : Studie van London Economics met betrekking tot de structuur en werking van de elektriciteitsmarkt in België in Europees perspectief. Een studie van London Economics uitgevoerd op vraag van de Algemene Raad van de CREG.

(8) Verslag bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, stuk Kamer, nr. 51-1596/005, blz. 5-6.

(9) Perscommuniqué van de Algemene Raad van de CREG « Vrijmaking Elektriciteitsmarkt : De Algemene Raad van de CREG spreekt zich uit over de Studie van London Economics », blz. 2

(10) Studie ARCG-LE102004 : Studie van London Economics met betrekking tot de structuur en werking van de elektriciteitsmarkt in België in Europees perspectief. Een studie van London Economics uitgevoerd op vraag van de Algemene Raad van de CREG.

(11) Perscommuniqué van de Algemene Raad van de CREG « Vrijmaking Elektriciteitsmarkt : De Algemene Raad van de CREG spreekt zich uit over de Studie van London Economics », blz. 1.

(12) Verslag bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, stuk Kamer, nr. 51-1596/005, blz. 5-6.

(13) Perscommuniqué van de Algemene Raad van de CREG « Vrijmaking Elektriciteitsmarkt : De Algemene Raad van de CREG spreekt zich uit over de Studie van London Economics », blz. 2.

(14) Perscommuniqué van de Algemene Raad van de CREG « Vrijmaking Elektriciteitsmarkt : De Algemene Raad van de CREG spreekt zich uit over de Studie van London Economics », blz. 1.

(15) Advies van de Algemene Raad van de CREG AR171104-017 over « de omzetting van de richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van richtlijn 96/92/EG, en de richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van richtlijn 98/30/EG in Belgisch federaal recht, gegeven met toepassing van artikel 24, § 3, 5o, eerste lid, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt » van 17 november 2004, blz. 3/7.

(16) Verslag bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, stuk Kamer, nr. 51-1596/005, blz. 5-6.

(17) Perscommuniqué van de Algemene Raad van de CREG « Vrijmaking Elektriciteitsmarkt : De Algemene Raad van de CREG spreekt zich uit over de Studie van London Economics », blz. 2.

(21) Verslag bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, stuk Kamer, nr. 51-1596/005, blz. 5-6.

(22) Perscommuniqué van de Algemene Raad van de CREG « Vrijmaking Elektriciteitsmarkt : De Algemene Raad van de CREG spreekt zich uit over de Studie van London Economics », blz. 2.

(23) Verslag bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, stuk Kamer, nr. 51-1596/005, blz. 5-6.

(24) Perscommuniqué van de Algemene Raad van de CREG « Vrijmaking Elektriciteitsmarkt : De Algemene Raad van de CREG spreekt zich uit over de Studie van London Economics », blz. 2.