Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-35

ZITTING 2004-2005

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Vice-eerste minister en minister van Financiën

Vraag nr. 3-1771 van mevrouw Van dermeersch d.d. 3 december 2004 (N.) :
Belastingen. — Bewijs van kosten. — Zakenreizen.

Het valt voor dat — ter gelegenheid van zakenreizen naar het buitenland — bedragen worden betaald aan fysieke of rechtspersonen voor vertalingen of voor logies bij de burger. Deze kosten zijn niet altijd naar behoren gefactureerd.

Is een met de hand geschreven document opgesteld door de persoon die voor zijn dienstverlening betaald is geworden (vertaling, verhuur van een kamer) voldoende om de gemaakte uitgave te bewijzen ?

Antwoord : In beginsel moet de belastingplichtige steeds aantonen dat de kosten, die hij van zijn bruto-beroepsinkomsten wil aftrekken, terzelfder tijd voldoen aan volgende voorwaarden :

— Ze moeten noodzakelijk met het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid verband houden;

— Ze moeten tijdens het belastbare tijdperk gedaan of gedragen zijn;

— Ze moeten gedaan of gedragen zijn om de belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden.

Daarenboven legt artikel 49, 1º lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992) aan de belastingplichtige de verplichting op de echtheid en het bedrag van die kosten te verantwoorden en bepaalt de « volgorde » van de bewijsmiddelen die de belastingplichtige daartoe kan aanwenden. Evenwel, moet het probleem van deze bewijsvoering in elk geval afzonderlijk aan de hand van de feitelijke gegevens worden opgelost. De vraag of een met de hand geschreven document, opgesteld door de persoon die voor zijn dienstverlening betaald is geworden, volstaat als bewijs dient bijgevolg geval per geval aan de hand van de feitelijke gegevens beantwoord te worden.