3-866/1

3-866/1

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

14 DECEMBER 2004


De problematiek van de toetreding van Turkije tot de Europese Unie


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR DE HEER LIONEL VANDENBERGHE


I. INLEIDING

De commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging heeft zes vergaderingen gewijd aan de problematiek van de toetreding van Turkije tot de Europese Unie.

In het raam van de debatten werden volgende hoorzittingen georganiseerd :

1. op 19 oktober 2004 :

— de heer Martin Harvey, afdelingshoofd a.i. van het DG Uitbreiding van de Europese Commissie, (blz. 2).

— de heer Elmar Brok, voorzitter van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen van het Europees Parlement, (blz. 5).

— de heer Bronislaw Geremek, lid van het Europees Parlement en gewezen minister van Buitenlandse Zaken van Polen, (blz. 8).

2. op 16 november 2004 :

— mevrouw Jenny Vanderlinden, vertegenwoordiger van Amnesty International, (blz. 23).

3. op 16 november 2004 :

— de heer Luc Delvaux, General Manager bij Fortis, (blz. 36).

4. op 23 november 2004 :

— de heer Robert Anciaux, emeritus hoogleraar, ULB, (blz. 50).

— Z. Exc. de heer Erkan Gezer, ambassadeur van de Republiek Turkije, (blz. 62).

Op basis van die hoorzittingen en de daaropvolgende gedachtewisselingen heeft de commissie twee vergaderingen gewijd aan het opstellen van een voorstel van aanbevelingen.

II. AUDITIONS

1.1. Uiteenzetting door de heer Martin Harvey

Een tiental dagen geleden heeft de Commissie drie documenten goedgekeurd in verband met Turkije.

Het eerste document is een periodiek verslag dat de Commissie jaarlijks opstelt voor alle kandidaat-lidstaten. Het tweede document gaat over vragen in verband met het vooruitzicht van de toetreding van Turkije. Het is een soort voorbereidende studie over de impact ervan. Het derde document is een aanbeveling in verband met de opening van de onderhandelingen.

Spreker schetst eerst even kort de historiek van de relaties tussen de Europese Unie en Turkije.

Sinds 1963 bestaat er een associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Turkije. In dat akkoord wordt duidelijk de Europese bestemming van dat land aangegeven.

Een van de belangrijkste punten van die overeenkomst is de oprichting van een douane-unie in 1995, die in werking is getreden begin 1996, en die het kader vormt voor het vrij verkeer van goederen. Ze is ook een deel van het communautaire acquis, meer bepaald op het vlak van concurrentiebeleid.

December 1999 is eveneens een belangrijk tijdstip : in Helsinki vond de Top van de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie plaats. Tijdens die vergadering werd aangekondigd dat Turkije de status van kandidaat-lidstaat van de Europese Unie had. Vanaf dan zijn we begonnen met de voorbereiding van het periodieke verslag en met de behandeling van Turkije als kandidaat-lidstaat.

Een ander belangrijk tijdstip is december 2002. De staatshoofden nodigden toen de Commissie uit op een vergadering in Kopenhagen met het oog op de voorbereiding van het verslag en de aanbevelingen in verband met de opening van onderhandelingen. Op die uitnodiging is de Commissie op 6 oktober ingegaan, waarbij de verschillende documenten werden aanvaard.

Nu gaat spreker dieper in op de verschillende documenten.

Eerst het periodieke verslag. Dat is een document van ongeveer 150 bladzijden over de verschillende aspecten van de aanpassingen van Turkije aan de standaarden van de Europese Unie. Het omvat drie onderdelen. In de eerste plaats een politiek onderdeel, waarin wordt vastgesteld hoeveel vooruitgang werd geboekt op het vlak van politieke criteria; vervolgens een belangrijk economisch onderdeel en tot slot, een onderdeel waarin het beleid van de Europese Unie op de verschillende vlakken wordt onderzocht. We zien in dat hoofdstuk de plaats van Turkije ten opzichte van de Europese wetgeving. Al die documenten zijn gebaseerd op de criteria van Kopenhagen.

Tijdens een vergadering in 1993 in Kopenhagen hebben de staatshoofden bepaalde criteria voor de toetreding vastgesteld, in de eerste plaats met het oog op de toetreding van landen van Centraal- en Oost-Europa.

De criteria hadden betrekking op de politiek, de economie en het zogenaamde « communautaire acquis ».

Het periodiek verslag over Turkije behandelt, meer in detail dan voor elke andere kandidaat-lidstaat, de politieke criteria van Kopenhagen. Er komen onderwerpen aan bod zoals de fundamentele vrijheden — vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging en van godsdienst —, mensenrechten, minderheden en slechte behandeling. Het resultaat van het onderzoek betreffende die onderwerpen wordt in het verslag vrij gedetailleerd weergegeven.

Hoe is men te werk gegaan bij de opstelling van dit verslag ? Wat zijn de informatiebronnen ? Er was een vrij hechte dialoog met de Turkse autoriteiten, maar ook met andere internationale organisaties, meer bepaald de Raad van Europa en de Verenigde Naties. Er is nauw samengewerkt met de lidstaten van de Europese Unie en er is beroep gedaan op niet-gouvernementele bronnen, zoals Amnesty International en NGO's in Turkije. Er is ook nauw samengewerkt met het Europees Parlement, dat de toestand in Europa met grote interesse volgt.

Het tweede document, over vraagstukken in verband met het vooruitzicht van de toetreding van Turkije, is een primeur. In 1997 is Agenda 2000 opgesteld, die verschillende aanbevelingen bevatte in verband met de toetreding van Centraal- en Oost-Europese landen. In het huidige document worden de economische en geopolitieke aspecten en gevolgen op het vlak van de regionale structuurfondsen onderzocht. In dit document worden aanbevelingen geformuleerd in verband met de begrotingen en met de Europese instellingen.

Het derde document heeft de grootste politieke draagwijdte. De studie bestond uit een vijftigtal bladzijden, het periodieke verslag 150 bladzijden. Het politieke document bestaat uit slechts acht bladzijden met aanbevelingen en conclusies in verband met de andere documenten. Als bepaalde wetgevende handelingen van kracht worden, wordt aanbevolen dat Turkije in voldoende mate beantwoordt aan de politieke criteria van Kopenhagen opdat de onderhandelingen kunnen starten. In de aanbeveling wordt voorgesteld dat de onderhandelingen met Turkije op drie pijlers berusten. Ten eerste moeten de politieke hervormingen in Turkije van nabij worden gevolgd en ondersteund. Er werden al heel wat hervormingen doorgevoerd. Het wetgevend kader is min of meer in orde. Er wordt nog steeds kritiek geuit, vooral in het periodieke verslag. Er blijven zwakheden bestaan, in ieder geval op het vlak van de uitvoering. De politieke hervormingen in Turkije zullen zorgvuldig worden opgevolgd.

Er worden regelmatig vergaderingen met de Turkse autoriteiten georganiseerd. Er worden gedetailleerde vragenlijsten besproken. Er werden ook regelmatig vergaderingen ad hoc georganiseerd over specifieke problemen zoals de culturele rechten en de vrijheid van godsdienst.

Er is een specifiek instrument, met name het partnerschap voor toetreding. In dat document, dat om de twee jaar wordt herwerkt, worden de prioriteiten voor de kandidaat-lidstaten vastgelegd. Het partnerschap zal begin volgend jaar worden hernieuwd.

Het tweede onderdeel van de strategie, dat tot uiting komt in de aanbeveling, gaat over de manier waarop de toetredingsonderhandelingen moeten worden gevoerd. Er zijn immers lessen getrokken uit de jongste uitbreiding. Er is vastgesteld dat in de onderhandelingen zelf meer nadruk op de uitvoering moet worden gelegd en niet enkel op de beloftes van de kandidaat-lidstaten.

Bovendien wordt voorgesteld dat de snelheid van het politieke hervormingsproces ook bepalend is voor de snelheid van de toetredingsonderhandelingen.

Er wordt aanbevolen de onderhandelingen te schorsen als er grote problemen worden vastgesteld in verband met de mensenrechten en de politieke criteria.

De derde pijler van de strategie ten slotte bestaat erin een dialoog over de verschillende aspecten van de toetreding van Turkije te bevorderen en te steunen : over de politieke, culturele en eventueel religieuze problemen. Er is al een belangrijk debat aan de gang in de Europese Unie. We willen dat aanmoedigen.

1.2. Uiteenzetting door de heer Elmar Brok

Het uitgangspunt is duidelijk. In 1999 kreeg Turkije van de Europese Raad de status van kandidaat-lidstaat. Of men dat nu goed vindt of niet, het was een feit dat tot gevolg had dat de Commissie een rapport moest voorleggen — wat in Kopenhagen nog werd bevestigd — waarin wordt vastgesteld wanneer beide partijen klaar zullen zijn om onderhandelingen aan te vatten. Beide partijen moeten klaar zijn. Vaak wordt daarbij verwezen naar de kandidaat-lidstaat, maar ook de Unie moet klaar zijn. Ook dat is een criterium van Kopenhagen.

De Commissie is wat snel van stapel gelopen bij de evaluatie van het vervullen van de politieke criteria, een voorwaarde voor het begin van onderhandelingen. In 1997 op de top van Luxemburg werd besloten geen onderhandelingen met Slowakije aan te vatten omdat Slowakije de beginselen van de rechtsstaat niet had nageleefd. Daaruit mag worden afgeleid dat relatief goed aan de politieke criteria moet worden voldaan om onderhandelingen te kunnen aanvatten.

Zoals vorige spreker als heeft aangehaald, merkt de Commissie zelf op dat Turkije nog een achterstand heeft in te halen inzake mensenrechten en religieuze rechten, op het gebied van de rechtsstaat en in gerechtelijke en administratieve kwesties. Anders gezegd Turkije moet nog een en ander doen om een rechtsstaat en een democratie te worden.

Turkse mensenrechtenorganisaties hebben in 2003 meer dan 500 met documenten gestaafde gevallen van foltering geteld. Folteringen worden niet draaglijker omdat gezegd kan worden dat het « niet-systematisch » gebeurt. Als oud-achtenzestiger hecht spreker wellicht een meer dan gewoon belang aan de rechtsstaat en alleszins denkt hij dat voor wie wordt gefolterd, het er niet toe doet of dat al dan niet « systematisch » gebeurt. Door het begrip « niet-systematisch » te gebruiken, dreigt men de kwestie te banaliseren en dat is een probleem op zich.

Anderzijds wordt het argument ingeroepen dat Turkije de jongste jaren een dynamisch hervormingsproces doormaakt, dat door het aanvatten van de onderhandelingen zou kunnen worden versterkt. Spreker zou liever zeggen dat we een afwegingsproces doormaken.

Het hervormingsproces — zoals de commissie zelf beklemtoont — is nog niet ten volle geïmplementeerd. In Ankara werd veel goed wetgevend werk gedaan, maar daarvan is in de praktijk bij de kantonrechter in Oost-Anatolië nog niet veel te merken. Voor de implementatie hebben we in ruime mate een monitoring-plicht om de naleving van de mensenrechten en het respect van de rechtsstaat te garanderen.

De Commissie geeft minstens twee redenen op om Turkije nu nog niet in de Unie op te nemen. Allereerst zegt ze dat de vrijheid van verkeer mogelijkerwijze voortdurend uitgesteld zal moeten worden. De reden is de ongerustheid over grote migratiestromen. Turkije zal over tien à twintig jaar 100 miljoen inwoners tellen en Oost-Anatolië staat maar op 9 % van het BBP van de Europese Unie. Door die situatie kan natuurlijk een druk op de verschillende lidstaten ontstaan.

Het vrij verkeer is echter één van de basispijlers van de Europese Unie. Voor de uitbreiding naar het Oosten is de overgangsperiode voor het vrij verkeer maximum 2 + 3 + 2 of 7 jaren. Het kan niet dat het vrij verkeer permanent uitgesteld mag worden. Als de Commissie spreekt van een permanent uitstel, duidt zulks erop dat zij niet zeker is dat de Europese Unie die kwestie in het geval van Turkije aankan.

Die twijfel komt ook nog in een ander punt tot uiting. De Commissie zegt dat de onderhandelingen over hoofdstukken met een financiële weerslag zoals het landbouwbeleid, het structuurbeleid, enzovoorts pas kunnen worden aangevat als het financiële vooruitzicht voor de periode tot 2014 is vastgesteld. Dat is het tweede vooruitzicht dat volgt op het lopende. Concreet wil dat zeggen dat de onderhandelingen over genoemde hoofdstukken ten vroegste over tien jaar kunnen starten. De 25 lidstaten — of het aantal staten die dan effectief lid zullen zijn van de Europese Unie — moeten het eerst eens zijn over het financieel vooruitzicht alvorens met Turkije over dat hoofdstuk kan worden onderhandeld. Dat is natuurlijk een netelige kwestie.

In het oorspronkelijke document van de Commissie — spreker weet niet waarom de cijfers inmiddels uit het document verdwenen zijn — werd gezegd dat de toetreding van Turkije het structuur- en landbouwbeleid tussen de 17 en 18 miljard euro netto zou kosten na aftrek van de Turkse bijdrage. Daarmee is meteen gezegd dat er vanaf 2014 een drastische herziening van het landbouwbeleid en een aanzienlijke besnoeiing in het structuurbeleid in de huidige EU-lidstaten nodig is. Hoe dat moet worden gerealiseerd, gelet op onze besluitvormingsprocedure waarbij één of enkele rijke lidstaten de zaak kunnen blokkeren, is onduidelijk.

Als dat niet lukt, zullen de financiële gevolgen daarvan voor landen als België, Nederland, Denemarken en Duitsland aanzienlijk zijn. Wanneer het beleid niet wordt herzien, zal de meerkost ervan voor Duitsland al snel 6 miljard euro netto bedragen of exact de verdubbeling van de Duitse netto-bijdrage aan de Europese Unie.

We zullen keuzes moeten maken. Bij de onderhandelingen zullen duidelijke voorwaarden moeten worden vooropgesteld. Men krijgt soms de indruk dat ook de Commissie zich soms afvraagt of de toetreding van Turkije wel haalbaar is.

De twijfel blijft ook bestaan in een andere aangelegenheid, waarin men kan spreken van een omkering van de methode. Het betreft de hoofdstukken die te maken hebben met de binnenlandse markt. De associatieverdragen en de douane-unie, anders gezegd het acquis communautaire, moeten geïmplementeerd zijn alvorens over deze hoofdstukken kan worden onderhandeld. Dat is het omgekeerde van wat gebeurt voor het onderdeel mensenrechten : daar kunnen de onderhandelingen al beginnen terwijl nog gewerkt wordt aan het vervullen van de voorwaarden.

Die omkering van de methode is ook een teken van onzekerheid.

De Commissie komt tot het logische besluit dat het met de onderhandelingen alle kanten uitkan. Als de onderhandelingen of de ratificatie mislukken, moet er volgens de Commissie voor worden gezorgd dat Turkije binnen Europa verankerd blijft om redenen die we allen kennen en die vooral met strategische belangen te maken hebben. Dat wijst erop dat de Commissie van mening is dat er verschillende opties mogelijk zijn. In de loop van de onderhandelingen zou kunnen blijken dat een volwaardig lidmaatschap niet de enige optie is. Spreker zou het heel erg vinden als we gedurende twaalf tot vijftien jaar onderhandelen en dan de toetreding uiteindelijk weigeren omdat de onderhandelingen op niets uitlopen of omdat de toetredingsakte niet wordt geratificeerd. President Chirac heeft al gezegd dat er in Frankrijk een referendum over de toetreding van Turkije zal worden gehouden. Spreker vreest dat een weigering rampzalige gevolgen zal hebben voor onze betrekkingen met Turkije. Turkije is om strategische en andere redenen voor de Europese Unie een heel belangrijk land.

Dientengevolge rijst de vraag of de onderhandelingen niet gepaard moeten gaan met het inbouwen van tussenstadia. Zo zou Turkije in de Europese economische ruimte kunnen worden opgenomen om bijvoorbeeld deel te nemen aan de interne markt. Dat is vroeger gebeurd met Oostenrijk, Finland en Zweden. Voor Noorwegen geldt die toestand overigens nog altijd.

Met zo een scenario zal Turkije na enige tijd aan 50 tot 60 % van het acquis communautaire hebben voldaan en na een tiental jaar kunnen beide partijen dan samen beslissen dat Turkije als volwaardige lidstaat toetreedt tot de Unie.

Grote rijken kwamen op het ogenblik dat ze de grootste uitbreiding kenden, al in verval omdat hun instellingen en hun rechtsmacht niet sterk genoeg waren om het rijk bijeen te houden. De heer Geremek zal straks waarschijnlijk vragen — dat heeft de Poolse regering overigens ook gevraagd — of er nog een goede reden bestaat om Oekraïne als lidstaat te weigeren als we Turkije laten toetreden. Er is geen enkele geldige reden voor een weigering van Oekraïne want vanuit strategisch oogpunt is dat land voor ons minstens even belangrijk als Turkije. Daarna kunnen Moldavië en een reeks van Balkanlanden volgen. Kroatië zal waarschijnlijk binnen korte tijd lid van de EU worden. Als we op de landkaart dan zien hoe uitgestrekt de Unie wordt, betwijfelt spreker ten sterkste of het nog mogelijk zal zijn om heel dat gebied vanuit Brussel te besturen. Europa wordt dan wellicht een grote vrijhandelszone. Zoals president Chirac en anderen al op de top te Brussel hebben verklaard, kunnen we dan misschien een politieke unie stichten van de landen die van bij het begin tot de Unie behoorden. Tsjechië mag er misschien ook nog bij, maar Polen niet meer. Als de Europese Unie zich te veel uitbreidt, kan het constitutionele Europa nooit werkelijkheid worden en is er geen sprake van een politieke unie. Een te grote Unie is een logge massa zonder actiemogelijkheden. Als we willen komen tot een verstandige oplossing, moeten we ons goed bewust zijn van de mogelijke gevolgen en opties. We moeten ons hoeden voor automatismen; tussenoplossingen moeten mogelijk blijven.

1.3. Uiteenzetting door de heer Bronislaw Geremek

Spreker vestigt de aandacht op twee aspecten. Velen kunnen zich, ten eerste, moeilijk inbeelden dat een groot land zoals Turkije, met een enorm democratisch potentieel, kan toetreden tot de Europese Unie. De Turken zullen dan immers ongeveer 18 % van de totale bevolking van de Europese Unie uitmaken. Als Pool kan ik u zeggen dat de 25 % Duitsers in de Europese Unie voor de Polen en anderen eveneens als bedreigend zouden kunnen overkomen. Spreker denkt echter niet dat het Duitse overwicht de Europese integratie heeft geblokkeerd, integendeel. Het demografische gewicht kan dus niet als negatief worden beschouwd.

Spreker verwijst, ten tweede, naar een klein historisch feit uit de 11e eeuw. Theophano, de echtgenote van de Duitse keizer, was van Byzantijnse afkomst. Voor Theophano leed het geen twijfel dat Kiev een belangrijke christelijke, Europese hoofdstad was. Spreker denkt dat de Franse koning die een Russische prinses huwde, er eveneens van overtuigd was dat Rusland een Europees land was.

Oekraïne is een onmetelijk land dat lang doelwit was van de expansiedrift van Rusland en Polen. Rusland zegevierde, maar het land heeft een Europese roeping, waarmee spreker geen pleidooi houdt voor de onmiddellijke toetreding van Oekraïne tot de Europese Unie. Toch is het niet goed dat iemand namens de Europese Unie verklaart dat daarin geen plaats is voor Oekraïne, want zulke negatieve uitspraken doden alle hoop. Dat aspect moet in overweging worden genomen wanneer men nadenkt over het einddoel van de Europese Unie.

Spreker keert terug naar de toetreding van Turkije. Volgens het verslag van de Commissie zijn de voorwaarden voor de opening van de onderhandelingen vervuld. In hetzelfde verslag lezen we echter ook dat er nog problemen zijn met de toepassing van de principes van de rechtsstaat. Het gaat om gevallen van foltering, de positie van de vrouw en de toepassing van het recht.

Turkije beleefde de voorbije twee jaren, onder druk van de Europese Unie, een stilzwijgende revolutie. Het vooruitzicht van toetreding tot de Unie creëerde de voorwaarden welke die enorme verandering mogelijk maakten. Het land beschikt nu over democratische rechtsinstrumenten. Er was ook een omwenteling op belangrijke punten als de positie van de vrouw, de situatie op gerechtelijk vlak en de greep van het leger op de politiek.

De democratie in Turkije is niet langer politieke retoriek, maar realiteit.

Het land wacht al lang op een antwoord van de Europese Unie en heeft volgens mij recht op een klaar en duidelijk antwoord, vooral na de beslissingen van 1997. Ik denk dat de Commissie de Europese Raad over de opening van de onderhandelingen terecht een gunstig advies geeft.

Spreker meent dat het debat dat thans wordt gevoerd, vooral in Frankrijk, maar ook in Duitsland, en waarin tal van twijfels en vragen aan bod komen, verantwoord is.

Spreker wijst op drie problemen. Er is ten eerste de prijs die voor de toetreding van Turkije tot de Unie zal moeten worden betaald door de landen die aan de begroting van de Unie bijdragen. Dat is een groot probleem. In Polen is dat een element van voorbehoud voor het aanvaarden van het voorstel van de Europese Commissie. We mogen aannemen dat de belangen van dat land, dat net tot de Europese Unie is toegetreden en waarvan het BNP 42 % bedraagt van het gemiddelde BNP van de Unie, daardoor worden bedreigd. Ook een inkrimping van de solidariteitsfondsen voor de tien nieuwe leden van de Unie is niet denkbeeldig.

Alles heeft echter een prijs, ook een Europees beleid dat streeft naar vrede en stabiliteit. Er moet in redelijke termen over de financiële kostprijs worden gedebatteerd.

Het onderhandelingsproces zou twaalf tot vijftien jaar duren. We moeten beseffen dat er over vijftien jaar zowel in Turkije als de Europese Unie veranderingen zullen hebben plaatsgevonden. De economische groei is in Turkije twee keer zo groot als in de landen van de Europese Unie en het land beschikt over een belangrijk economisch potentieel. De kostprijs is een probleem dat op een eenvoudige en pragmatische manier moet worden onderzocht.

De beslissing om op korte termijn onderhandelingen aan te knopen met Roemenië wijst erop dat de Commissie ook hierover heeft nagedacht. De economische situatie in Roemenië vertoont veel gelijkenissen met die in Turkije.

Met Turkije is de vraag naar de hoogte van de kosten ineens opgedoken.

Ten tweede is er het culturele probleem. De stelling dat Turkije slechts voor 7 % een Europees land is, past niet in de politieke analyse. Men zou ook kunnen zeggen dat het land met Europa en een groot deel van de geschiedenis van het christendom verbonden is. Spreker denkt ook dat de geografische grenzen van Europa niet altijd duidelijk zijn vastgelegd. Ze zijn duidelijker omschreven inzake axiologie, waarden, vrijheid en democratie.

We mogen niet vergeten dat in Oost-Anatolië, waarover de heer Elmar Brok het had, een gebied in een nogal achtergesteld deel van het land, 17 miljoen van de 71 miljoen Turken wonen. Het is een arm gebied met een landschap dat eerder Aziatisch dan Europees is. Het is geen marginaal gebied, maar demografisch gezien vertegenwoordigt het niet de meerderheid in Turkije.

Het culturele probleem is religieus van aard. Twee jaar geleden las spreker een Duits blad over internationale politiek waarin dit probleem duidelijk werd uitgelegd. Er werd beweerd dat er in de Europese Unie geen plaats was voor Turkije omdat de Unie is ontstaan uit het geheel van de katholieke en protestantse landen en omdat ze het orthodoxe Griekenland slechts met moeite heeft aanvaard. Mocht een groot islamitisch land tot de Europese Unie toetreden, dan zou de kans om een echte gemeenschap op te bouwen miniem zijn.

Dit duidelijke argument mag niet over het hoofd worden gezien. Als we de Europese Unie willen opbouwen als een gemeenschap van volken en burgers, dan moeten we dit probleem van de verwijzing naar de gemeenschappelijke waarden en tradities aankaarten.

We kunnen ons de vraag stellen of wij als Europeanen in staat zullen zijn voor onszelf een soort fort te bouwen tegen een wereld die niet christelijk is. In de Europese Unie wonen reeds heel wat moslims — de schattingen variëren tussen 10 en 18 miljoen. Bestaat de kracht van Europa er dan ook niet in die opening te aanvaarden ?

Spreker behoort tot degenen die meenden dat het christendom een primordiale rol speelde bij de vorming van Europa. Als historicus is dit zijn overtuiging. De referentie is Voltaire, die heeft gezegd : « Europa is christelijk ».

Lopen we, door in de preambule de waarheid te zeggen, niet het risico een cultureel en religieus probleem te creëren ? Europa is gebaseerd op het respect voor het menselijk leven. Vrijheid, democratie en rechtsstaat zijn gebaseerd op dit joods-christelijke begrip. Spreker gelooft dat we met de aanvaarding van het begrip cultuur toekomstgericht denken.

Spreker denkt dat de jongsten onder de aanwezigen hier zich moeilijk kunnen inbeelden hoe de wereld er in de toekomst zal uitzien. De intellectuele en politieke elite moet op lange termijn denken. Als we denken aan de toekomst op cultureel vlak, dan zou de toetreding van Turkije een maatstaf zijn voor het zelfvertrouwen van een Europa dat geen angst heeft. Dat is een belangrijk element.

Het derde element is het politieke en geopolitieke. In de geschiedenis van Europa zijn er zelden periodes geweest waarin de onzekerheid zo groot was. Waar gaan we heen ? In wat voor een wereld zullen onze kinderen leven ?

Europa krijgt de kans om één van de economische wereldmachten van de toekomst te worden, net als Noord-Amerika nu en Zuid-Oost-Azië in de toekomst.

Hoe kunnen we bewerkstelligen dat Europa een economische grootmacht wordt ? Natuurlijk moet Europa zijn oorspronkelijke prometheïsche geestdrift terugvinden, zodat de beste innovaties en uitvindingen in Europa worden gecreëerd. De strategie van Lissabon moet de Europese economie concurrentiekracht geven. Europa moet ook denken aan grote natuurlijke rijkdommen en de verhoudingen die het heeft met die grote natuurlijke rijkdommen. Als aardolie nog altijd de rol zal spelen die ze nu speelt, hoe zou Europa dan een volwaardige partner kunnen worden ? Turkije brengt een zeer efficiënt controlesysteem van de grote olieproducerende landen aan de Kaspische Zee met zich. In 1998 heeft spreker als voorzitter van de OESO alle landen van Centraal-Azië kunnen bezoeken. Hij heeft toen vastgesteld dat Turkije om historische en politieke redenen een enorme invloed uitoefent op die regio.

Europa zou niet alleen op militair geopolitiek vlak, maar ook op het geopolitieke schaakbord zeer belangrijke actiemiddelen krijgen.

Spreker behoort tot een volk dat niet aan dit buitengewone integratiewerk heeft deelgenomen. Hij stelt vast dat u verbaasd was over uw eigen succes. Elke vorige uitbreiding wekte angst op. Hij denkt hierbij niet alleen aan de ex-communistische landen, de tien landen die op 1 mei zijn toegetreden, maar ook aan Spanje en Portugal, het Verenigd Koninkrijk en Griekenland. De Europese Unie was echter elke keer in staat de uitdaging aan te gaan. Laat ons dus niet bang meer zijn en aan de toekomst denken.

Het lijkt hem trouwens redelijk dat de Europese Unie de criteria van Kopenhagen toepast op alle landen die tot de Europese Unie willen toetreden. Die criteria betreffen de opening van onderhandelingen. Als ze vervuld zijn, is het principe « pacta sunt servanda » van toepassing.

Een belangrijke bepaling uit de tekst van Kopenhagen, namelijk dat de beslissing over de toetreding van een land tot de Europese Unie door de Unie zal worden genomen op grond van haar vermogen nieuwe landen op te nemen, is nog niet in het openbare debat geïntegreerd. Die zin kan worden aangevuld met « en op grond van het aanpassingsvermogen van het toetredende land. » Als over tien of vijftien jaar de beslissing wordt genomen, moet men rekening houden met twee criteria. Enerzijds, kan de Europese Unie een land als Turkije opnemen, zonder alles wat tot nu toe werd gedaan in het gedrang te brengen ? Anderzijds, zal Turkije zich over vijftien jaar nog aan de Europese Unie willen aanpassen ?

Gedachtewisseling

De heer Marc Van Peel merkt op dat als de heer Geremek in zijn gepassioneerd betoog zegt « Le débat est justifié », hij daarmee bedoelt dat er zeer goede argumenten zowel voor als tegen zijn. Hij denkt dat dit juist is. Hij vreest echter dat naarmate de inzet van het debat tot de publieke opinie doordringt, het gevoel overheerst dat dit debat niet meer kan of mag gevoerd worden omwille van het sluipende besluitvormingsproces binnen de Europese instellingen, dat begon in 1962 en uiteindelijk uitmondde in de criteria van Kopenhagen. De publieke opinie heeft het gevoel dat gerechtvaardigde tegenargumenten niet meer in het debat gebruikt mogen worden. We merken trouwens dat leden van de politieke elite die tegen de toetreding van Turkije zijn, naar het wapen van het referendum grijpen, wetende dat de publieke opinie op dit ogenblik grondig tegen is.

De heer Alain Destexhe merkt op dat de Europese Unie is tot stand kunnen komen omdat ze met haar verleden wou afrekenen. Duitsland heeft bijvoorbeeld zijn Nazi-verleden onder ogen willen zien. Een vorig regime in Turkije, dat niets te maken heeft met het huidige, heeft zich schuldig gemaakt aan de volkenmoord op de Armeniërs en andere moordpartijen. Waarom werd deze kwestie in de criteria van Kopenhagen nooit ter sprake gebracht ? Persoonlijk gelooft hij dat er een genocide is geweest op de Armeniërs, maar de vermaarde oriëntalist Bernard Lewis ontkent dat en heeft het over « misdaden tegen de menselijkheid ».

Als men niet in genocide gelooft, waarom opent Turkije dan zijn archieven niet voor een commissie van internationale historici ?

Spreker is eerder voorstander van de toetreding van Turkije, maar als Europees burger vraagt hij zich af tot hoever we dit Europa kunnen uitbouwen tegen de wil van de meerderheid van de bevolking. Dit thema werd nog niet echt aangesneden. Hij is voor de integratie van Turkije in de Europese Unie, maar de Europeanen moeten overtuigd zijn van de gegrondheid van die integratie. Vandaag is dit niet het geval. Voor sommige volkeren zal stemmen tegen de Europese Grondwet misschien het enige middel zijn om zich tegen de toetreding van Turkije te verzetten. Dat zou een stap achteruit zijn.

Zijn derde vraag is ruimer. Wat is Europa ? Is het alleen een grote markt, een juridische ruimte, een club democratieën ?

Als Europa dat alleen is, dan is er geen enkele reden om de toetreding van Turkije te weigeren. We zullen dan echter misschien nog andere landen, zoals Rusland, moeten aanvaarden. Als Europa daarentegen een politiek Europa, een Europa van defensie, een culturele entiteit is — zelfs al is dat meer voor betwisting vatbaar —, dan kunnen we ons vragen stellen.

Men zou ook oog moeten hebben voor details. Er is zeker vooruitgang geboekt. De criteria van Kopenhagen worden min of meer nageleefd. Als we in detail treden, merken we echter nog heel wat zaken die toch een beetje vervelend zijn. Zo zorgen de artikelen 302 en 303 van de het nieuwe wetboek dat zopas werden aangenomen, voor moeilijkheden. Het artikel over de integriteit van het land is zodanig geformuleerd dat elke eis voor autonomie van de Koerdische gebieden wordt verhinderd. Volgens artikel 302 wordt publieke belediging van de Turkse identiteit, de Turkse republiek of de Turkse Nationale Vergadering bestraft met een gevangenisstraf van één tot drie jaar. Openbare belediging van de regering, gerechtelijke instanties, het leger en de politie is eveneens verboden. Wat betekent een openbare belediging ? Die bepalingen kunnen worden geïnterpreteerd als een beperking van de vrijheid van meningsuiting.

De culturele rechten van de Koerden gaan er beslist op voorruit, maar dat neemt niet weg dat geen enkel Koerdisch televisiestation de toestemming krijgt om uit te zenden. De nationale televisiezender zendt natuurlijk wel gedurende één uur per week een programma voor de Koerden uit, maar de Koerden kijken er niet naar, want het stemt niet overeen met wat ze vragen.

De Koerdische taal wordt in overheidsscholen in Turks Koerdistan overigens helemaal niet onderwezen.

Voor een lid van een Koerdische politieke partij is het onmogelijk deel uit te maken van het parlement. In Diarbakir werden verkiezingen georganiseerd. De kandidaat met de beste score in het gebied is een kandidaat van een Koerdische partij; hij haalde 70 % van de stemmen in de eerste ronde. Normaal gezien had hij dus verkozen moeten zijn. Volgens de verkiezingswet moet evenwel de drempel van 10 % in het gehele land worden bereikt. De Koerdische partij heeft dus nooit een afgevaardigde.

Laat ons dus op de details letten. Zelfs al is er vooruitgang, er kan nog heel wat verbeterd worden.

De Islam heeft haar plaats in Europa. Het islamisme is het probleem. De paradox in Turkije is dat er vooruitgang is op het vlak van de democratie, de rechtstaat en de mensenrechten, maar dat er tegelijkertijd ook een opleving van het islamisme wordt vastgesteld. We moeten de poging van de eerste minister om overspel op te nemen in het strafwetboek op die wijze interpreteren. Voor hem is het een manier om zijn islamitisch kiezerskorps tevreden te stellen. In Turkse steden merken we ook de terugkeer van de sluier, vooral in de steden, waar dit fenomeen zich eerst niet voordeed. Sommige Turkse moskeeën worden gefinancierd met Saoedisch kapitaal. Ik zou graag uw opmerkingen daaromtrent kennen.

De heer Pierre Chevalier stelt vast dat de drie sprekers voorbijgaan aan de vraag die de publieke opinie op dit ogenblik bezighoudt, namelijk of Turkije wel een Europees land is. Men fietst om de vraag heen met de formalistische benadering dat er nu eenmaal besloten is met Turkije te onderhandelen en het land te aanvaarden als kandidaat-lidstaat. Zo eenvoudig was dat nochtans niet. Toen hij in de Belgische regering bevoegd was voor Europese Zaken, werd in Helsinki beslist met Turkije te spreken. Men heeft toen de heren Solana en Verheugen naar Ankara moeten sturen om er bij de Turkse regering op aan te dringen de voorwaarden van de Europese Unie te aanvaarden.

De formalistische benadering betekent een gevaar, niet alleen voor dit debat, maar ook voor dat over de uitbreiding van de EU. Hij merkt het enthousiasme van de heer Geremek. De grootste tegenstanders van de integratie zijn echter diegenen die te enthousiast zijn over Europa. Het is gemakkelijk zaken op papier te zetten. De heer Brock vroeg zich terecht af of dit allemaal in Anatolië doorleefd en geïntegreerd zal worden in de wetgeving. Hij herinnert zich een Tsjechische collega die zei dat Tsjechië bijvoorbeeld de Europese faillissementswetgeving gemakkelijk in zijn wetgeving kon integreren, maar dat het niet zeker was of de rechters die nog uit de communistische periode stammen, bij machte zouden zijn de notie « faillissement » te vatten en de wetgeving uit te voeren. Hij verwijst ook naar de voormalige Franse minister van Buitenlandse Zaken, Védrine, die vond dat ook Roemenië en Bulgarije in de big bang betrokken moesten worden.

Hij heeft namens de Belgische regering in de Conventie gezeten en mee de onderhandelingen gevoerd voor de totstandkoming van de Europese Grondwet. Hij heeft zich daar namens de Belgische regering verzet tegen het opnemen van de notie « god » in de preambule. Hij was erbij toen de Poolse premier drie dagen voor de Top van juni er bij premier Verhofstadt op aandrong om toch naar god te verwijzen in de preambule.

Men kan dus een formalistisch standpunt innemen en teksten maken. Hij is er zelfs van overtuigd dat het Turkse parlement al die teksten zal aanvaarden en in zijn wetgeving opnemen. Maar ik vind dat het hele debat met zoveel mogelijk zakelijke argumenten gevoerd moet worden.

Zijn fundamentele vraag is wat Turkije zal bijbrengen tot de verdieping van de Europese Unie. Dat zal voor hem de toetssteen zijn om er al dan niet mee in te stemmen. De heer Geremek heeft terecht gewezen op een belangrijke zin in de criteria van Kopenhagen, namelijk dat de Unie in staat moet zijn de nieuwe kandidaat-lidstaat te aanvaarden en te absorberen. Dat hangt echter niet alleen af van de capaciteit van de Unie, maar ook van de idee die men heeft van de Europese Unie. Hij stelt nu vast dat vele lidstaten een andere notie hebben van hoe de Unie moet evolueren. Men heeft de notie « verdieping » verlaten en kijkt alleen nog naar de notie « uitbreiding ». Hij vreest dat de komst van Turkije, ook al duurt het nog 15 of 20 jaar, niet zal bijdragen tot de oorspronkelijke idee van een hechte politieke Unie, met onze waarden en doelstellingen.

Mevrouw Fatma Pehlivan vindt dat de heer Harvey zich op een bepaald ogenblik heeft laten ontvallen dat voor Turkije andere toetredingsvoorwaarden golden dan voor de tien landen die in het voorjaar tot de Unie zijn toegetreden. Kan hij dit verduidelijken ? Vanuit haar Turkse origine en vanuit haar politieke overtuiging als socialist is zij een zeer sterk voorstander van de Turkse toetreding. Europa heeft volgens haar een politieke structuur die los staat van de culturele waarden. Europa is een samenstelling van allerlei culturen; ook de islamitische cultuur is reeds zeer sterk vertegenwoordigd. Dit geldt niet alleen voor België, maar ook voor Frankrijk en Duitsland, waar de discussie veel heviger wordt gevoerd.

Zij heeft wel vragen bij bepaalde criteria. Elk land, dus ook Turkije, moet de Europese waarden als de vrijheid van meningsuiting, de democratie en de bescherming van culturele minderheden respecteren. Men mag niet met twee maten meten. Nochtans bestaat in Turkije het gevoel dat dat wel gedaan wordt. Werd dezelfde inhoudelijke discussie gevoerd over de toetreding van de tien andere landen ? Turkije, dat zich zoveel inspanningen heeft getroost, heeft het gevoel dat het wordt opgezadeld met de problemen die zijn ontstaan bij de toetreding van de tien andere landen.

In Roemenië en Bulgarije zijn de problemen misschien veel groter dan in Turkije. Nochtans lijkt niemand zich vragen te stellen over een eventuele toetreding van beide landen. Het is onrechtvaardig dat die discussie wel ontstaat als het over Turkije gaat. Als er een referendum moet komen, dan moet het betrekking hebben op alle landen die onlangs zijn toegetreden.

Frankrijk en Duitsland zijn de twee grootste landen binnen de huidige Unie. De discussie over de toetreding van Turkije, hoe dit land zich ook verder mag ontwikkelen, wordt in beide landen door partijpolitieke belangen gekleurd. Niemand weet hoe Turkije de komende jaren zal evolueren op economisch en sociaal vlak en op het gebied van waarden en dergelijke. Collega's van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden die Turkije onlangs hebben bezocht, waren verbaasd over de veranderingen die het land in een relatief kort tijdsbestek heeft doorgemaakt.

De heer Geremek had het ook over de opslorpingscapaciteit. Is er ook sprake van een aanpassingscapaciteit ?

De heer Jurgen Ceder vindt dat er soms wordt gesuggereerd dat het verzet van sommige politici en partijen tegen de toetreding van Turkije wel eens zou ingegeven kunnen zijn door een wantrouwen of zelfs een vijandigheid tegenover de islam of een niet-Europese cultuur. Misschien is dat in sommige gevallen wel zo, maar hij heeft soms de indruk dat de voorstanders van de toetreding van Turkije worden gedreven door politieke correctheid of een bepaalde multiculturele ideologie. Zo wordt de vraag over de toetreding van Turkije een test van de ruimdenkendheid van de Europese politici.

Hij heeft de indruk dat voor Turkije de lat lager wordt gelegd dan voor een ander, echt Europees land. Wat zou er gebeuren als bijvoorbeeld Roemenië een rapport zou voorleggen waarin sprake is van de onderdrukking van minderheden, van folteringen in gevangenissen, van de bezetting van een stuk grondgebied van een ander Europees land en van een enorme economische achterstand ? Hij denkt dat er weinig voorstanders zouden zijn van de toetreding van een dergelijk land.

Het rapport en de aanbevelingen bevatten nog heel wat onduidelijkheden, onder andere met betrekking tot de last voor de structuurfondsen. Ook over de geopolitieke gevolgen van de uitbreiding vindt hij nauwelijks iets terug. Momenteel fungeert Turkije als een bevriend land van de Europese Unie. Dit moet volgens mij ook zo blijven. Het land is een buffer tussen de Unie en het Midden-Oosten. Als Turkije volwaardig lid wordt van de Europese Unie, dan zal de Unie grenzen aan het Iran van de ayatollahs, aan Syrië, dat in het verleden veel steun heeft verleend aan terroristische organisaties, en aan Irak, waarvan de toekomst hoogst onzeker is. Europa zal dus niet langer een toeschouwer kunnen blijven in het Midden-Oosten.

Iedereen weet dat het Europese buitenlandse beleid faalt en een gebrek aan eenheid vertoont zodra er een internationale crisis is. Hoe zal dit zwakke Europa ooit kunnen omgaan met de problematiek van het Midden-Oosten ?

In het rapport staat ook niets over de gevolgen voor het defensiebeleid.

De heer Martin Harvey begint met de vraag of Turkije al dan niet aan de politieke criteria voldoet. Men had het over de culturele rechten, foltering, slechte behandeling en andere problemen die in ons verslag worden vermeld. Hij heeft niet de indruk dat die problemen worden onderschat. Hij is het echter niet eens met diegenen die denken dat de commissie minder streng is voor Turkije. Hij nodigt hen uit ook de periodieke verslagen en de partnerschappen voor toetreding te onderzoeken voor de andere kandidaat-landen, met in begrip van de tien nieuwe lidstaten. Als ze de verslagen en de andere documenten analyseren die de jongste vijf jaar werden opgesteld, zullen ze merken dat er ook daar talrijke problemen waren, niet alleen technische, maar ook inzake de politieke criteria. Daarom hebben we gekozen voor de formulering dat Turkije voldoende aan de politieke criteria beantwoordt. We hebben daarmee willen zeggen dat niet alles perfect is en dat we het hervormingsproces moeten blijven volgen en ondersteunen.

Men heeft hem ook gevraagd of we geen nieuwe voorwaarden voor Turkije uitdenken. Hij hoopt dat hij niet die indruk heeft gegeven. De criteria zijn dezelfde, namelijk de politieke en economische criteria en de criteria in verband met het communautaire acquis die in Kopenhagen werden vastgesteld. Men moet er rekening mee houden dat de omvang en het niveau van de inkomsten van Turkije een intense voorbereiding noodzakelijk maken. De heer Brok zei dat Turkije ongeveer evenveel inwoners telt als de tien nieuwe lidstaten. Voor Turkije zal een inspanning nodig zijn die overeenstemt met die welke we voor het geheel van de tien landen hebben geleverd, wat niet betekent dat nieuwe voorwaarden worden opgelegd. We moeten lessen trekken uit de jongste uitbreiding en er bij de onderhandelingen op letten dat, als een hoofdstuk wordt afgesloten, ook de uitvoering volgt. De onderhandelingen zijn inderdaad in hoofdstukken opgedeeld. In het verleden werden hoofdstukken vaak voorlopig afgesloten als de nodige wetgeving tot stand was gekomen. We hebben vastgesteld dat het vaak moeilijk was hoofdstukken opnieuw te openen als zich in de praktijk moeilijkheden voordeden. Nogmaals, het gaat niet om nieuwe voorwaarden, maar om onderhandelingstechnieken. We doen precies dezelfde voorstellen in een ander strategiedocument dat betrekking heeft op Kroatië. Hij voegt eraan toe dat de wijze van onderhandelingen verschillend was voor elk van de uitbreidingen van de Europese Unie. Zelf heeft hij deelgenomen aan de toetredingsonderhandelingen met Zweden, Oostenrijk, Finland en Noorwegen. Die verliepen op een andere manier, hoewel de basiscriteria dezelfde waren.

Ook de publieke opinie en de absorptiecapaciteit kwamen vaak ter sprake. Beide problemen zijn met elkaar verbonden. De absorptiecapaciteit maakt ook deel uit van de onderhandeling. Men gaat na of de kandidaat klaar is, maar ook de Unie zelf moet klaar zijn. Een land waarmee onderhandeld wordt, kan overgangsperiodes vragen voor zijn toetreding. De Europese Unie en haar lidstaten kunnen dat echter ook vragen aan de nieuwe lidstaat. Wat de publieke opinie betreft, hebben we een inspanning geleverd door vooraf te onderzoeken welke vragen de toekomstige toetreding oproept. Dat document werd niet gevraagd door de Europese Raad, maar door een aantal Europese parlementsleden.

We hebben ons ingespannen om de vragen die door de toekomstige toetreding van Turkije worden opgeworpen, te bestuderen. Dat was geen nieuwe voorwaarde, maar het gaf ons een aantal aanwijzingen over de belangrijke problemen die tijdens de onderhandelingen aan bod moeten komen. We hebben gesproken over de geopolitieke aspecten, justitie, binnenlandse zaken, structuurfondsen en zo meer.

We wilden rekening houden met het openbaar belang. Het ging om voorbereidende beschouwingen. De verschillende vragen die in de loop van de onderhandelingen aan bod zullen komen, zullen moeten worden uitgediept.

Turkije heeft de jongste twee jaar vele wetten goedgekeurd. De uitvoering ervan is echter niet altijd eenvoudig. Er werd vooruitgang geboekt inzake culturele rechten. Alles is echter nog niet perfect. Zo mogen privé-zenders niet in het Koerdisch uitzenden. We volgen de uitvoering van de wetgeving van nabij. We maken gebruik van een specifiek monitoringsysteem dat nog zal worden aangescherpt.

De heer Elmer Brok antwoordt dar veel van de positieve opmerkingen over de toetreding erop neer komen dat men hoopt dat alles in orde komt. Dat is volgens hem in de politiek een te riskant criterium. We staan niet voor een nieuwbouw. De Europese Unie is reeds een eenheid die nu in een fase zit waarin ze een grondwet uitwerkt. Dat wil zeggen dat ze een staatkundige constructie met een eigen politieke activiteit wil worden. We moeten nuchter analyseren hoe ver we kunnen gaan. We mogen geen inactieve Europese Unie worden waarvan men lid kan worden, maar we moeten een eenheid vormen die een actieve rol speelt in de wereldpolitiek. We moeten nagaan hoe omvangrijk de Unie mag worden en aan welke voorwaarden zij moet voldoen om dit nog mogelijk maken. De Unie moet dat nuchter voor zichzelf uitmaken.

Hij heeft vaak de indruk dat de discussies te vaak worden gevoerd over details, waarbij steeds naar het beginpunt wordt gekeken, en niet vanuit een totaalbeeld, waarbij naar het eindpunt wordt gekeken. Op die tweede manier kan men tot andere overwegingen en methoden komen.

Hij behoort niet tot diegenen die Turkije uit Europa willen verdrijven. Het land moet in Europa worden verankerd. Hij heeft ook nog nooit een argument gebruikt dat betrekking had op de islam of de cultuur. Hij kijkt naar de mogelijkheden en het ontwikkelingspotentieel van Turkije en naar de mate waarin de Europese Unie in staat is het land op te nemen.

De kwestie van de verwijzing naar God in de grondwet is niet essentieel. In mei 2004, hebben spreker, de heer Wilfried Martens en de Turkse minister van Buitenlandse Zaken een discussie gehad over de Poolse formule voor de verwijzing naar God op te nemen in de grondwet. De Turkse minister heeft geantwoord dat dit geen probleem was aangezien we allen kinderen zijn van de god van Abraham.

Dan wil spreker nog wijzen op volgende belangrijke kwestie. Begin dit jaar was hij met een groep in Istanboel. Op een bepaald ogenblik wilden zij de patriarch een financieel geschenk overhandigen. Er werd hen gezegd dit niet te doen omdat er een Turkse tolk bij was. Zij moesten het via een katholieke priester overhandigen omdat de patriarch in moeilijkheden zou worden gebracht als hij geld zou aanvaarden. Het schokt hem nog altijd dat de patriarch van Constantinopel, die we de zwarte paus noemen, nog altijd geen priesterseminarie mag openen. Hier gaat het om : de erkenning van de vrijheid van eredienst voor niet-islamitische erediensten binnen Turkije.

Het gaat hier niet om geldkwesties, maar om een kwestie van wil. Als in een land dat lid wil worden van de Europese Unie geen vrijheid van eredienst bestaat voor grote geloofsgemeenschappen van zijn godsdienst, dan heeft hij zijn twijfels. Moeten die problemen niet vooraf worden opgelost ? Over de vrijheid van eredienst kan toch niet worden onderhandeld : ze bestaat of ze bestaat niet.

Hij maakt reeds lang deel uit van het Europees Parlement. In 1994 heeft hij gevochten voor de ratificatie van de douane-unie met Turkije. De Turkse regering heeft destijds dezelfde toezeggingen gedaan in dezelfde aangelegenheden die nu weer aan de orde zijn. Na de ratificatie heeft ze nooit werk gemaakt van de realisatie van haar beloften. Op basis van die ervaring meent hij dat het wellicht beter is dat soort kwestie vooraf op te lossen.

Voor Turkije gelden geen bijkomende voorwaarden. Het volstaat niet dat men moeite doet. Turkije moet praktische resultaten kunnen voorleggen. Het moet aan dezelfde criteria voldoen als elk ander land, niet meer of niet minder.

Ook de Europese Unie moet de nodige voorbereidingen doen. We bevinden ons in een moeilijke situatie omdat de Europese Unie niet in staat is gebleken haar huiswerk te maken vóór de toetreding van de tien nieuwe leden.

De Europese grondwet had al lang geratificeerd moeten zijn. Weldra zullen twee of drie andere landen toetreden. Wat moeten we doen als een of ander land de grondwet niet ratificeert ? Op deze manier kunnen we de Unie niet besturen want de beslissingsstructuren functioneren niet zoals het hoort. We laten alles zijn gang gaan waardoor op de duur niets nog zal functioneren. Het is overigens een mythe te beweren dat Roemenië en Bulgarije worden bevoordeeld. Er is overigens nog niet beslist dat die twee landen in 2007 of 2008 tot de Unie zullen toetreden.

De discussie na de verklaring van Verheugen en Prodi in het Europees Parlement op 6 oktober heeft hem erg kwaad gemaakt. Er wordt altijd gezegd dat de bezwaren tegen de toetreding van Turkije te maken hebben met het feit dat Turkije een islamland is. Dat is een muur opbouwen van political correctness, maar geen redelijk argument. We moeten onbevooroordeeld kunnen nagaan hoe we de Europese Unie kunnen doen vooruitgaan. Dat is belangrijk. In dat licht is het zijn vaste overtuiging dat we naast de optie van het volledige lidmaatschap ook aandacht moeten hebben voor andere mogelijkheden. Hij is het om die reden niet eens met de voorstellen van de Commissie en de Raad over de neighbourhood policy, waarbij in een bilateraal kader een doel wordt nagestreefd. We hebben opnieuw een multilaterale optie nodig zoals de « Europese economische ruimte plus ». De Europese Unie faalt als we zien welke verkiezingsstrijd op dit ogenblik in Oekraïne wordt gevoerd en als we zien dat landen op de terugweg zijn naar Moskou. Het is een dramatische evolutie die zich dicht bij ons afspeelt en die in het nadeel is van de inwoners van die landen en ook in het nadeel van de Europese Unie en van haar inwoners. We negeren die toestand en doen alsof Turkije het enige thema is wat ons bezighoudt.

Tot nu toe kon elk Europees land dat aan de voorwaarden voldeed, toetreden tot de Europese Unie. Elk land dat geïnteresseerd is, dient daartoe een aanvraag in. Thans moet ook de Europese Unie zeggen dat ze enkel de landen opneemt als ze daar zelf belang bij heeft. Belang is een eerlijk en terecht principe in de politiek. Enkel zo kan er een duurzame verbintenis tot stand komen. Dat is waarschijnlijk het eerlijke antwoord dat we moeten geven aan Turkije, een land dat een Europees perspectief heeft, als het na bijna 15 jaar onderhandelingen niet zou kunnen toetreden omdat in één referendum « neen » werd gezegd.

De heer Bronislaw Geremek vindt dat wij de Armeense kwestie moeten aankaarten, zo niet kan Turkije mijns inziens niet toetreden. Verzoening is de hoeksteen van de Europese Unie. De waarheid over die misdaad moet gekend zijn, eerst en vooral door de Turken zelf.

In het mausoleum van Ataturk mag men volgens hem geen anti-Europese voorstelling van de geschiedenis zien. Het is veeleer de uitdrukking van de wil tot verwesterlijking, wat merkwaardig is en heel veel moed vergt.

Wat de Europeanen daarentegen wel mag verontrusten is de politieke rol van het leger die duidelijk is in de inrichting van dat museum. Het leger wordt niet alleen beschouwd als een machtsfactor, maar ook als een ideologische kracht voor het land. De jongste tijd vindt er een geleidelijke verandering plaats in Turkije en paradoxaal genoeg is dat het werk van een gematigd islamitische regering. Wij kunnen het islamfundamentalisme niet beschouwen als een ziekte die we niet kennen. In de christelijke traditie bestaat er ook fundamentalisme.

We moeten vaststellen dat de religie in zekere zin politiek wordt uitgebuit. Moeten wij daarvoor ook in Turkije vrezen ? Ik denk dat de regering het bewijs levert van haar goede wil en van een zeer Europese visie op de toekomst. Dat kan ons verwonderen, maar het is een feit. De regering heeft op dat terrein de belangrijkste stap gedaan.

Op het vlak van de integriteit van het grondgebied, moet de Koerdische kwestie aan de kaak worden gesteld. Men weigert de Koerden een zelfstandig bestaan.

Hij denkt dat de Koerden op dat probleem moeten reageren. De commissie waaraan hij heeft deelgenomen, stond erop met de Koerden te spreken. Hun opvatting was duidelijk : als Turkije tot de Europese Unie toetreedt, zullen de lopende veranderingen meer diepgang krijgen. De toetreding van Turkije speelt dus in hun kaart. Is het Europa van de defensie haalbaar met de Turken ? Dat Europa is haalbaar, vooral met de Turken.

Het tweede probleem betreft de eventuele bijzondere status van Turkije in de douane-unie. Nu wordt gezegd dat Turkije alles kan krijgen behalve een normale toetreding. In de politiek moet men echter rekening houden met het waardigheidsgevoel van een volk. Alle politieke voorstellen van de tegenstanders, niet van Turkije maar van de toetreding van Turkije tot de Europese Unie, en de argumenten om hun alles aan te bieden behalve de toetreding, zijn gestoeld op misprijzen voor de verwachtingen van dat volk. Men moet er zich rekenschap van geven dat de overkant zal reageren met een weigering.

Vormt Turkije een gevaar voor de Europese Unie als het toetreedt ? Blokkeert de uitbreiding de toetreding ? Op die vraag zal de Unie kunnen antwoorden na de ervaring met de toetreding van de tien. De Europese Unie, en de Europese Commissie in het bijzonder, heeft blijk gegeven van grote moed. Zelf dacht hij dat de Europese Unie niet bij machte zou zijn om tien landen in één keer op te nemen. Net als anderen dacht hij dat we eerst drie landen moesten opnemen en vervolgens afwachten hoe een en ander zou verlopen. Tien landen zijn in één keer toegetreden en dat loopt vrij goed, zowel uit het oogpunt van de Unie als dat van de toetredende landen.

Op de vraag of de Europese Unie vandaag in staat is om Turkije op te nemen, antwoordt hij dat hij twijfels heeft, net als voor zijn eigen land enkele jaren geleden.

De werkelijkheid overtrof echter zijn vrees. Daarom lijken me de opnamecapaciteit van de Europese Unie en de voorbereiding van Turkije op zijn aanpassing nog onvoldoende. De onderhandelingen zullen meer dan drie jaar in beslag nemen.

De hoofdvraag blijft echter of de toetreding van Turkije de belangen van de Europese Unie zal dienen. Net als Elmar Brok denkt hij dat belangen meetellen in de politiek. De Europese Unie breidt niet alleen uit edelmoedigheid uit, maar ook uit eigenbelang. Vrede en stabiliteit waren de doelstellingen van de oprichting van de Europese Unie. De uitbreidingen vergroten de kans om ze te verwezenlijken. Verkleinen ze echter niet tegelijkertijd de kans op ontwikkeling van de Gemeenschap ? Dat is een belangrijke vraag waarop moeilijk te antwoorden valt.

Michel Rocard heeft onlangs gezegd dat de Europese Unie een wonderbaarlijke ruimte is van vrede en gemeenschappelijk recht — en dus een markt — en een groot succes. Dat betekent nu net dat een gemeenschap onmogelijk is.

Hij vreest dat Europa zich op een dramatisch keerpunt van zijn geschiedenis bevindt. Men moet weten dat wat mensen scheppen, vergankelijk is. Ook de Europese Unie is vergankelijk. Zij kan verdwijnen of een organisatie zonder belang worden.

Wat moeten we doen om dat te voorkomen ? Eerst en vooral moet we het debat met onze burgers aangaan. In de Conventie, na de verklaring van Laken, is men over de toekomst beginnen praten. De politici en intellectuele elites hebben soms weinig vertrouwen in het openbare debat. Zij vrezen dat het zal uitdraaien op anarchie zodat we geen redelijke beslissingen meer kunnen nemen.

Als wij willen dat de Europese Unie niet verdwijnt, moeten wij ze hervormen, ze versterken en een uitdaging als de opname van Turkije aangaan. Telkens als de Europese Unie erin slaagde een uitdaging aan te gaan, wist ze zich te versterken. De geschiedenis van de Europese Unie is eigenlijk een aaneenschakeling van crisissen waar ze telkens versterkt uitkwam.

2. Uiteenzetting door mevrouw Jenny Vanderlinden, vertegenwoordigster van Amnesty International.

Turkije heeft de voorbije jaren aanzienlijke hervormingen tot stand gebracht om zijn wetgeving op de internationale normen af te stemmen en daarmee te voldoen aan de voorwaarden voor toetreding tot de Europese Unie.

Tot heden is zowat een derde van de Grondwet van 1982 geamendeerd. De discriminatie van vrouwen werd uit het nieuwe strafwetboek verwijderd en de omschrijving van foltering is eindelijk in overeenstemming met de internationale normen gebracht. De nieuwe gerechtelijke procedures moeten een billijk verloop van de processen mogelijk maken. De afschaffing van de doodstraf in alle omstandigheden, de afschaffing van de rechtbanken voor de veiligheid van de Staat, het recht op onderwijs in de moedertaal en het recht om televisie- en radio-uitzendingen in het Koerdisch uit te zenden zijn positieve hervormingen waar we zeer tevreden over kunnen zijn. Een ander belangrijk amendement is dat internationale conventies voortaan voorrang hebben op het interne Turkse recht.

Amnesty International spreekt zich helemaal niet uit voor of tegen de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Dat is niet onze taak. We willen de toetreding van onverschillig welk land tot de Europese Unie bevorderen noch tegenhouden. We erkennen de reële vooruitgang die in Turkije is geboekt, maar wijzen erop dat de hervormingen ook in de praktijk moeten worden toegepast. Ze moeten elke burger de best mogelijke bescherming van zijn fundamentele rechten garanderen.

Niet alleen met betrekking tot Turkije hekelen we schendingen van de mensenrechten. In onze campagne tegen geweld tegen vrouwen, bijvoorbeeld, moeten alle afdelingen van Amnesty International, ook de Europese, hun regeringen oproepen om preventiemaatregelen te nemen.

Spreekster heeft volgende drie thema's uitgekozen omdat ze geregeld het onderwerp zijn van acties van Amnesty international.

Het eerste thema is foltering en mishandeling van personen, zoals overmatig gebruik van geweld door de politie bij manifestaties.

Het tweede gaat over de pesterijen ten aanzien van mensenrechtenactivisten in Turkije.

Het derde heeft betrekking op geweld tegen vrouwen binnen hun gezin en familie.

Wat foltering en mishandeling betreft, voerde de Turkse regering hervormingen door inzake voorarrest, waardoor gedetineerden beschermd worden tegen foltering en mishandeling. Één van die maatregelen is het recht van de gedetineerde om onmiddellijk een advocaat te raadplegen. We hebben evenwel moeten vaststellen dat die maatregelen niet altijd in acht worden genomen. We ontvangen soms rapporten waaruit blijkt dat sommige gedetineerden het recht niet kregen om onmiddellijk hun advocaat te spreken of dat ze hun rechten gewoon niet kenden.

Uit de rapporten die we ontvangen blijkt ook dat personen die beschuldigd worden van misdrijven van gemeen recht vaker het slachtoffer worden van foltering en mishandeling dan andere gedetineerden. Die mensen kennen ook hun rechten ter zake minder goed. Amnesty International vraagt de regering bijkomende maatregelen te treffen. Één ervan zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat beeld en geluid van de ondervraging van gedetineerden worden opgenomen.

De Turkse regering wil nultolerantie inzake foltering en heeft daar één van haar hoofddoelstellingen van gemaakt. We stellen een duidelijke verbetering vast.

De omstandigheden waarin mensen worden vastgehouden zijn dus verbeterd, maar de brutaliteit waarmee de politie optreedt bij manifestaties blijft een belangrijk probleem. Herhaaldelijk heeft de politie gebruikgemaakt van overmatig geweld tegen manifestanten, vooral studenten, vakbondsleden, linkse militanten en leden van de Koerdische partij DEHAP. Klachten wegens mishandeling leiden zelden tot een gerechtelijke vervolging. Bovendien stellen we vast dat slachtoffers die daarover klagen, vaak zelf vervolgd worden wegens weerspannigheid tegen de ordediensten.

Volgens de preventiecel tegen foltering van de balie van Izmir werden tussen januari en juni 2004 op 333 klachten wegens foltering vanwege personen die van gemeenrechtelijke misdrijven verdacht worden, 83 betrokkenen vervolgd wegens weerspannigheid tegen de ordediensten. Volgens dezelfde bron en over dezelfde periode werden op 91 klachten wegens foltering en mishandeling vanwege personen die verdacht worden van politieke misdrijven, 71 betrokkenen ervan beschuldigd te hebben deelgenomen aan een illegale manifestatie.

Spreekster geeft een recent voorbeeld waarvoor haar organisatie een actie ondernomen heeft. In april 2004 protesteert een groep studenten in Ankara tegen de komst van de NAVO. De manifestatie is door de politie niet toegestaan, maar verloopt rustig. Om de manifestanten uiteen te drijven gaat de politie buitengewoon gewelddadig te werk. Studenten worden aangehouden, sommige jonger dan 18 jaar. In het politiekantoor van Ankara worden die studenten geslagen en bedreigd; voedsel, water en het gebruik van toiletten wordt hun geweigerd. Wanneer ze voorgeleid worden voor de procureur, worden ze opnieuw mishandeld en beschimpt voor de ogen van talrijke getuigen en familieleden. Fotografen slagen er evenwel in die wandaden op foto vast te leggen. De studenten klagen over de feiten bij de procureur en de rechter, die daaraan geen gehoor verlenen. Eenenvijftig studenten worden vrijgelaten, maar vervolgd wegens deelname aan een illegale betoging. Enkele dagen later dienen 24 studenten klacht in wegens foltering en mishandeling. In mei 2004 vernamen we dat de procureur van Ankara had beslist het onderzoek naar foltering en mishandeling stop te zetten.

Het tweede punt betreft de pesterijen tegen mensenrechtenactivisten. Recente wijzigingen in de wetten op de verenigingen en met betrekking tot betogingen maken het voortaan voor mensenrechtenorganisaties mogelijk om een onderafdeling te hebben in het buitenland of om fondsen te werven, wat tot voor kort volstrekt onmogelijk was. De autoriteiten blijven mensenrechtenactivisten evenwel nog steeds lastig vallen, intimideren, aanhouden en mishandelen in een poging om ze aldus het zwijgen op te leggen. De politie is aanwezig op hun bijeenkomsten, hun persconferenties, hun publieke acties en filmt de deelnemers, wat natuurlijk ten aanzien van het publiek zeer ontradend en intimiderend werkt.

Hun bureaus worden onder uiteenlopende voorwendsels doorzocht. Hun dossiers en materiaal worden in beslag genomen. Elke door hen georganiseerde manifestatie wordt onmiddellijk met geweld uiteengedreven.

In de Koerdische provincies in het Zuid-Oosten van Turkije wordt de vrijheid van meningsuiting zo ingeperkt dat het een uitdaging is er de mensenrechten te willen verdedigen.

De Turkse autoriteiten lijken nog altijd te geloven dat de verdediging van de mensenrechten in Turkije een aanval tegen de Staat betekent. In augustus 2004 vernamen we dat de secretaris-generaal van de mensenrechtenvereniging te Ankara — één van de meest bekende in Turkije, die een onbetwiste reputatie inzake geloofwaardigheid geniet en de voorzitter van de vereniging voor de mensenrechten in Bingöl door de procureur van Bingöl worden vervolgd wegens belediging van ambtenaren in de uitoefening van hun ambt.

In feite ging het om een vreedzame toespraak tijdens de algemene vergadering van hun vereniging in oktober 2003. Ze werden beiden vrijgesproken, maar wij betreuren dat de Turkse regering elk voorwendsel aangrijpt om verdedigers van de mensenrechten gerechtelijk te vervolgen. Zelfs als ze worden vrijgesproken of de straf enkel bestaat in het betalen van een boete, betekenen die plagerijen een bijkomende belasting voor de betrokkenen en ontmoedigen ze degenen die de mensenrechten in Turkije willen verdedigen.

Op 6 oktober 2004 antwoordde de Turkse eerste minister Erdogan in Straatsburg op vragen van leden van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa dat de rapporten waarin de folteringen in Turkije worden gehekeld, het werk zijn van mensen die relaties hebben met terroristische organisaties.

Het is duidelijk dat het linken van mensenrechtenorganisaties aan het terrorisme enkel het imago en de geloofwaardigheid van die organisaties bij het publiek kan aantasten. Wij willen dat de Turkse regering openlijk de legitimiteit van het werk van de verdedigers van de mensenrechten erkent en hun de mogelijkheid biedt de mensenrechten in alle rust en veiligheid te bevorderen.

Het derde thema is zeer belangrijk. Het betreft het geweld tegen vrouwen. Begin dit jaar lanceerde Amnesty International een campagne tegen het geweld tegen vrouwen. Onze actie tegen het geweld dat vrouwen in Turkije, net zoals in andere, ook Europese landen, ondergaan, is nauw verbonden met onze traditionele bekommernissen, namelijk de rechten van gevangenen en gedetineerden.

In 2003 bracht Amnesty een rapport uit waarin het seksuele geweld van politie en rijkswacht op Turkse vrouwen tijdens hun voorarrest wordt gehekeld. De missies die wij in het kader van dat rapport in Turkije uitvoerden en de contacten die wij ter plaatse met vrouwenverenigingen hadden, stelden ons in staat een idee te krijgen van de omvang van het geweld tegen vrouwen in hun familie en levensgemeenschap.

In 2001 waren, volgens een studie in Ankara uitgevoerd door een vrouwenvereniging, de Women's Solidarity Foundation, 23 % van de ondervraagde vrouwen slachtoffer van geweldplegingen door hun echtgenoot.

Als we die vrouwen duidelijk maken wat we onder geweld verstaan — klappen, stampen, grove beledigingen — dan stijgen de statistieken tot 71 %. De Turkse vrouwen lijken ervan uit te gaan dat er geen sprake is van geweld zolang ze niet in het ziekenhuis dienen te worden opgenomen.

Een tweede studie van het Instituut voor gerechtelijke geneeskunde van Istanbul uit 2003 toont aan dat op 40 gewelddadige sterfgevallen van vrouwen er 34 vrouwen thuis overleden, 20 zich verhingen of werden vergiftigd, 20 duidelijke tekenen vertoonden van geweld dat tot de dood leidde en 10 slachtoffer waren van huiselijk geweld vóór hun dood.

Een derde studie, uitgevoerd door de vrouwenverenigingen Mor Cati (Stichting van het purperen dak) en Purple Roof Foundation, leert ons dat er van de 1 250 ondervraagde vrouwen 88,2 % in een gewelddadige omgeving leeft en 68 % door hun echtgenoot wordt geslagen.

Wij hebben uiteraard nog andere statistieken. Wij schatten dat een derde, en misschien zelfs de helft, van de Turkse vrouwen slachtoffer is van geweld binnen het gezin en hun gemeenschap. Ze worden geslagen, verkracht, soms gedood, of worden gedwongen zelfmoord te plegen omwille van de eer van de familie. Zeer jonge meisjes worden gedwongen te huwen. In het Zuid-Oosten van Turkije bijvoorbeeld kon een man die schuldig was aan verkrachting aan de gevangenis ontsnappen of strafvermindering krijgen indien hij zijn slachtoffer huwde. Gelukkig staat de nieuwe strafwet dat niet langer toe.

De gezagsdragers hebben niet snel en efficiënt genoeg weten te reageren op de klachten van vrouwen die het slachtoffer van geweld waren. Dat geldt voor alle niveaus van het gerechtelijk systeem. Slechts zelden wordt een onderzoek ingesteld.

Spreekster geeft als voorbeeld het geval van mevrouw Güldünya Tören en haar dochter Umut (hoop), die buiten het huwelijk werd geboren. Güldünya Tören wist dat ze niet lang meer te leven had. Ze was Koerdische en leefde in het Zuid-Oosten van Turkije. Ze was zwanger. Eén van haar broers vroeg haar zich op te hangen om de eer van de familie te redden. Güldünya vluchtte en vroeg tevergeefs de bescherming van de politie. In februari 2004 schoot één van haar broers haar neer op straat en verwondde haar ernstig. Ze werd naar het ziekenhuis gebracht waar ze de politie smeekte haar te beschermen en haar familieleden niet binnen te laten. Ze werd echter met hen alleen gelaten en 's nachts schoten haar moordenaars haar een kogel door het hoofd.

Het gaat niet om een alleenstaand geval. De Turkse regering moet investeren in een opleidingsprogramma voor de politie en de leden van het gerechtelijk apparaat, zodat die de vrouwen daadwerkelijk kunnen beschermen en drama's zoals dat met Güldünya Tören niet meer kunnen gebeuren.

In een recent wetsvoorstel staat dat in iedere gemeente met meer dan 50 000 inwoners een vluchthuis voor vrouwen zou moeten worden opgericht. Dat is goed nieuws, maar wij weten dat Turkse, en zeker Koerdische vrouwen, vluchthuizen van de Staat wantrouwen. Er heerst daar discriminatie : geen prostituees, geen kindmoeders, enz.

Zij hebben dus geen vertrouwen. Wij menen dat de Turkse regering die vluchthuizen zou moeten oprichten in samenwerking met de plaatselijke vrouwenverenigingen. Die verenigingen beschikken over ervaring en de vrouwen vertrouwen ze.

Turkije heeft belangrijke hervormingen uitgevoerd om de rechten van zijn burgers te beschermen.

Amnesty International erkent dat er vooruitgang werd geboekt, maar wetten alleen volstaan niet.

Inzake foltering heeft de regering de nultolerantie als prioritaire doelstelling vooropgezet. Dankzij dat engagement verbetert de toestand.

De Turkse regering zou prioriteit moeten geven aan elke schending van de mensenrechten in het land. De wet moet in de praktijk worden toegepast en elke miskenning van de wet moet op onpartijdige wijze worden onderzocht. Elke staatsambtenaar die de wet overtreedt, moet uit zijn ambt worden ontzet en worden gestraft indien zijn schuld wordt bewezen.

De regering moet controlesystemen opzetten om er zeker van te zijn dat de nieuwe gerechtelijke procedures worden nageleefd. Het werk van de verdedigers van de mensenrechten moet worden erkend. Zij zijn de beste bondgenoten om al die maatregelen toe te passen en het gestelde doel te bereiken.

Alleen dan kan Turkije zeggen dat alle fundamentele rechten van de burgers die op zijn grondgebied leven, worden gerespecteerd.

Gedachtewisseling

De heer Alain Destexhe vraagt wat haar oordeel is over de autonome vrouwenverenigingen in het Zuid-Oosten van Turkije die bescherming trachten te bieden ?

Mevrouw Jenny Vanderlinden antwoordt dat er verschillende verenigingen zijn. Zij kent zeer goed de verenigingen Ka-mer en Mor Cati, die voortreffelijk georganiseerd zijn. Ze kennen de problemen, hebben nogal wat vrijwilligers en hebben een grote ervaring.

Één ervan, wellicht Mor Cati, heeft contacten met de Europese Unie om projecten op te zetten. Het gaat om zeer bekwame mensen. Spreekster denkt zelfs dat de Turkse regering ze erkent.

Onlangs had zij de gelegenheid een symposium bij te wonen dat door de ambassade was georganiseerd en waar de voorzitster van Ka-Mer aanwezig was. Die verenigingen genieten een zekere bekendheid en kunnen worden vertrouwd.

Mevrouw Fatma Pehlivan stelt vast dat in Europa, mensenrechtenorganisaties zoals Amnesty International al jarenlang op de hoogte zijn van de problemen in Turkije. Hoewel de huidige regering een duidelijk signaal heeft gegeven dat ze die problemen wil aanpakken, beseft iedereen dat de toestand niet enkel met wetten kan worden veranderd maar dat er een mentaliteitswijziging nodig is. Het is noodzakelijk dat de Turkse bevolking haar verantwoordelijkheid opneemt. Mensenrechtenactivisten kunnen de problemen aanwijzen, maar om ze op te lossen is de steun van de publieke opinie nodig.

In de eerste plaats zijn er wetten nodig. Daarna zal de bewustwording langzaam naar alle lagen van de bevolking doorsijpelen. Vroeger keurde de publieke opinie politiegeweld tegen politieke activisten goed. Nu is er een mentaliteitsverandering gekomen en begint de bevolking afstand te nemen van het geweld.

Geweld tegen vrouwen is altijd af te keuren. Zelfs in België, een ontwikkeld land, zijn er nog gevallen van vrouwenmishandeling. Thans wordt er in Turkije een mediacampagne gevoerd om de bevolking bewust te maken van het probleem. De Turkse krant Hurryetim publiceerde daarover onlangs een artikel. Onlangs heeft in Den Haag een vertegenwoordiger van Amnesty International eremoorden en geweld tegen vrouwen openlijk aangekaart. Vrouwelijke parlementsleden, vertegenwoordigers van NGO's en afgevaardigden van de huidige regeringspartij gaven toe dat er op dat vlak problemen waren. Wat doet Amnesty International om de campagnes tegen geweld te ondersteunen ?

Mevrouw Jenny Vanderlinden is het volkomen met haar eens. In Turkije moet een mentaliteitswijziging plaatsvinden, maar dat kan niet van vandaag op morgen.

De wetswijzigingen en de goedkeuring van een nieuw Strafwetboek zijn prijzenswaardige initiatieven, maar de toepassing ervan zal tijd vergen.

Er moet een grote inspanning worden geleverd om de politie af te leren te martelen en te mishandelen en ze tevens te leren vrouwen te beschermen. In het kader van de Europese Unie werden overigens politieopleidingen verzorgd.

Amnesty International steunt de vrouwenverenigingen die momenteel grootschalige voorlichtingscampagnes organiseren over geweld tegen vrouwen. Die vrouwenverenigingen blijven bij hun regering lobbyen opdat de discriminatoire bepalingen ten aanzien van vrouwen uit het Strafwetboek worden geschrapt en opdat er beschermingsmaatregelen worden genomen.

Amnesty International heeft ter plaatse contacten met de verenigingen voor de bescherming van de rechten van de vrouw. Wij proberen onze ervaring in Europa met hen te delen. Wij lobbyen samen met hen bij de Turkse regering. Een van onze eisen blijft de oprichting van vluchthuizen voor vrouwen. Ook het lobbywerk in de Europese landen om al die problemen in het licht te stellen kan een steun voor de plaatselijke verenigingen betekenen.

Tijdens een recente parlementaire missie heeft de heer Cornil kunnen vaststellen dat in Turkije de mensen vooral in het westen ruimdenkend zijn en in het Anatolische Zuid-Oosten eerder traditioneel of zelfs reactionair.

Wat denkt Amnesty International van de corruptie in het land ? Sommige artikels beschrijven praktijken die bijzonder kwalijk zijn voor de burgerrechten.

Enkele jaren geleden was Istanbul het toneel van brede protestbewegingen en zelfs hongerstakingen met fatale afloop om de toestanden in de gevangenissen aan de kaak te stellen. Er is ongetwijfeld veel veranderd. De tijd van Midnight Express en van de grote slaapzalen is voorbij. De autoriteiten hebben gevangenissen van het type F opgericht.

Hoe beoordeelt Amnesty International het straf- en gevangenisbeleid en wat denkt zij over de godsdienstvrijheid, meer bepaald voor de joodse en orthodoxe minderheden ? Sommige Turkse gesprekspartners vestigden zijn aandacht op de paradox tussen, enerzijds, het ontegensprekelijk moderne karakter dat Turkije, dat nu zijn burgerlijk en strafrecht wil modemiseren, sinds het begin van de twintigste eeuw kenmerkt en, anderzijds, de aanhoudende islamisering van de maatschappij.

Tot slot komt hij terug op het probleem van de erewraak, meer bepaald in het Zuid-Oosten. De nieuwe Turkse strafwet stelt die praktijk strafbaar, maar de toestand blijft zorgwekkend. Welke suggesties doet Amnesty International opdat de nieuwe wettelijke bepalingen worden toegepast ?

Mevrouw Jenny Vanderlinden antwoordt dat Amnesty op vlak van de corruptie in Turkije niets heeft ondernomen.

Turkije heeft gevangenissen van het type F opgericht om te voldoen aan de toetredingscriteria van de Europese Unie inzake het gevangeniswezen. In de traditionele Turkse gevangenissen is de corruptie zeer groot; de hygiëne is er onvoldoende en soms worden tot 60 gevangenen in één cel opgesloten.

In de traditionele gevangenissen hebben de Turken een samenleving opgebouwd. Ze zitten dan wel opeengepakt in één cel, maar de onderlinge solidariteit is zeer groot. Zo ontvangen gevangenen van minder gegoede families rantsoenen van welgestelde families.

De gevangenen zijn in opstand gekomen toen ze vernamen dat er hoogbeveiligde gevangenissen werden opgetrokken met kleine cellen voor één, twee of drie gedetineerden. Eenzame opsluiting is in hun cultuur ondenkbaar. Voor Amnesty is eenzame opsluiting overigens een martelpraktijk. Voor de Turken is het leven in groep een cultureel gegeven en daarom vinden ze die veranderingen een slechte zaak.

Bepaalde linkse politieke partijen hebben dan een hongerstaking georganiseerd die reusachtige afmetingen heeft aangenomen. Het merendeel van de gevangenen heeft aan die hongerstaking deelgenomen. In 2000 heeft de Turkse overheid daaraan een einde trachten te maken door de bestaande gevangenissen te verwoesten.

Wij hebben vreselijke getuigenissen gehoord. De ordestrijdkrachten zijn de gevangenissen met geweld binnengestormd, hebben gas in de cellen gespoten en alles wat brandbaar was, in brand gestoken.

De meeste gevangenen zijn dan overgebracht naar gevangenissen van het type F die nog niet volledig waren afgewerkt. De betrokkenen werden vreselijk gebrutaliseerd door de politie en in vochtige cellen zonder verwarming gestopt. De gevangenen werden daardoor nog opstandiger en hebben hun hongerstaking uiteraard voortgezet.

Voor Amnesty International is eenzame opsluiting een martelpraktijk en moeten gevangenen minstens zes tot acht uur per dag kunnen deelnemen aan gemeenschappelijke activiteiten.

Toen die mensen werden overgebracht, was dat niet het geval. In de nieuwe gevangenissen was er niets om hun welzijn te garanderen.

Toen de gevangenissen in 2000 door de ordediensten werden aangevallen, werden mensen geslagen en wellicht ook gemarteld, maar momenteel hebben wij geen weet van martelpraktijken in de gevangenissen. Uit getuigenissen blijkt dat er vooral wordt gemarteld tijdens het voorarrest, maar we hebben ook verschillende getuigenissen van linkse en Koerdische militanten die op straat werden opgepakt, door mensen in burger in een bestelwagen werden meegenomen en in het voertuig werden gemarteld opdat ze bepaalde inlichtingen zouden geven.

De gevangenissen van type F zijn waarschijnlijk operationeel : er is verwarming en er zijn zelfs gemeenschappelijke activiteiten. De toestand is er dus beter.

Amnesty International is van oordeel dat iedereen, zowel in Turkije als in elk ander land ter wereld, het recht heeft zijn godsdienst vrij te kiezen en te beoefenen. Dat is een grondrecht.

Turkije is een land met een moslimmeerderheid. De partij die aan de macht is, de AKP (Partij van Gerechtigheid en Ontwikkeling) is uiterst gematigd.

Het dragen van de sluier is een controversieel onderwerp. Iedereen heeft het recht uiting te geven aan zijn religieuze overtuiging, maar dat kan in sommige omstandigheden tot problemen leiden. Jonge meisjes die de sluier dragen, kunnen aan sommige activiteiten niet deelnemen. Dat is niet goed.

Eremoorden zijn een echt probleem, vooral in het Koerdische gebied in het Zuid-Oosten van Turkije. In dat deel van het land zou het onderwijssysteem volledig moeten worden gewijzigd. In de Koerdische provincies is het recht op onderwijs beperkt. Meisjes worden erg jong van school thuisgehouden. Ze kennen hun rechten niet. Via het onderwijs zou de gehele mentaliteit moeten worden veranderd.

Turkije zou in het gehele land een onderwijssysteem voor zowel meisjes als jongens moeten ontwikkelen, ook in de Koerdische provincies, waar een inspanning nodig is. Enkel een mentaliteitsverandering kan een einde maken aan de praktijk van de eremisdaden.

Mevrouw Olga Zrihen vraagt aan spreekster of zij kan meedelen waar haar vereniging in Turkije gevestigd is ? Hebt u nog andere afdelingen in het land ? Voert u een specifieke informatiecampagne over uw rechten, uw doelstellingen en de betekenis van de strijd voor de mensenrechten ? Dat begrip, dat voor ons vanzelfsprekend is, doet in Turkije een heel debat ontstaan. De mensen moet er zelfs mee vertrouwd worden gemaakt.

Haar tweede vraag heeft betrekking op een groep waarover in verband met Turkije zelden wordt gesproken, namelijk de alevieten, een bijzondere minderheid die zwaar wordt gediscrimineerd en die nu pas van zich durft laten horen. Ze is in Duitsland, België, Frankrijk en Engeland aanwezig, maar kan zich in Turkije maar heel moeilijk doen gelden.

Een in België verblijvende Turk die zijn militaire dienstplicht niet wenst te vervullen, moet een zeer hoge schadevergoeding betalen om van dienstplicht te worden vrijgesteld. Dat is een hinderpaal voor de vrijheid en de mobiliteit van de burgers binnen Europa. Ook als een Turk de Belgische nationaliteit aanneemt, wordt hij niet meer op Turks grondgebied toegelaten omdat hij in België zijn oorspronkelijke nationaliteit behoudt. Dat is in Duitsland niet het geval, wat volgens mij een ernstige discriminatie in het Europese recht is. Hebt u daar informatie over ?

Mevrouw Jenny Vanderlinden antwoordt dat dankzij enige volharding Amnesty International een afdeling in Turkije heeft. Het bijzondere van die afdeling, maar tegelijkertijd van al onze afdelingen, is dat we geen campagne voeren tegen schendingen van de mensenrechten in de landen. Om redenen van veiligheid en objectiviteit — in een land zoals Turkije is dat noodzakelijk — voert de Turkse afdeling geen campagne tegen marteling.

Spreekster legt uit op welke manier Amnesty International in Turkije bekendheid verwerft en informatie verspreidt over de mensenrechtensituatie in het land.

Als coördinator voor Turkije in België heeft zij in Londen talrijke contacten met onderzoekers die expert zijn op het vlak van schendingen van de mensenrechten in Turkije. Ze gaan zeer regelmatig ter plaatse — drie of vier missies vorig jaar en reeds twee in 2004 — en werken samen met lokale verenigingen. Onze onderzoekers in Londen werken nauw samen met de Vereniging voor de rechten van de mens, waarnaar ik daarstraks heb verwezen, en met de Turkse Stichting voor de mensenrechten, een vereniging van artsen die zich niet enkel bezighouden met het verzorgen van slachtoffers van marteling, maar die ook lobbyen bij hun regering.

Wat de legerdienst betreft, moeten in België wonende Turken een hoge schadevergoeding betalen waarvan het bedrag van de leeftijd van de betrokkene afhangt. Voor jongeren van 18 à 20 jaar bedraagt ze ongeveer 5000 euro. Voor 35-jarigen is ze nog hoger. Volgens de Turkse regering weigert geen enkele jongere die schadevergoeding te betalen omdat het om een erezaak gaat.

Mevrouw Olga Zrihen antwoordt dat zij daarvan op de hoogte is. Voorzover zij weet, en alleszins sedert zij coördinator voor Turkije is, heeft Amnesty International op dat vlak nooit iets ondernomen. Veel jonge Turken, vooral Koerden en Armeniërs, zijn in paniek.

De heer Paul Wille stelt vast dat mevrouw Vanderlinden in haar uiteenzetting heeft een aantal voorbeelden gegeven en dat is goed. Hij is echter bijzonder geïnteresseerd in de evolutie van deze problemen en vooral in de mate waarin de regeringswissel in Turkije daarop een invloed heeft. Zijn op de terreinen die zij heeft aangehaald na de regeringswissel de problemen sneller geëvolueerd in de richting die wij willen of in de tegenovergestelde zin ?

Mevrouw Jenny Vanderlinden antwoordt dat zij enkele voorbeelden heeft gegeven, zoals dat van de gefolterde en mishandelde studenten in Ankara. Het onderzoek werd stopgezet. De studenten zijn in beroep gegaan en zijn niet voornemens zich te laten doen. In een aantal concrete gevallen kan aandringen bij de Turkse overheid, via de Turkse ambassade of via de contacten met hun vertegenwoordigers, zeer doeltreffend zijn.

De heer Paul Wille vraagt of zich met de huidige regering in het algemeen een gunstige evolutie aftekent of gaat het de verkeerde richting uit ?

Mevrouw Jenny Vanderlinden antwoordt dat de evolutie positief is. De AKP-regering hanteert de nultolerantie voor foltering.

We moeten erkennen dat de huidige regering het meest voor de eerbiediging van de mensenrechten heeft gedaan.

De voorzitter stelt dat Mevrouw Vanderlinden zelf ook zei dat de acties hier — en ook de hoorzittingen in de Senaat — elementen zijn om de Turkse regering een beetje onder druk te zetten. Ook de Europese Unie schreef het in haar rapport : er zijn stappen in de goede richting gedaan, maar er is nog altijd een verschil tussen het wettelijke en het werkelijke land. Het beangstigt toch een beetje dat de Turkse ambassadeur in België bezwaren uitte tegen de deelname van Koerdische vertegenwoordigers aan een conferentie. Hij schreef achteraf wel een vriendelijke brief, maar met dergelijke elementen moeten we toch rekening houden als we het over de toekomst hebben.

In de rapporten van de Europese Unie en de hoorzittingen die in het Europees Parlement met afgevaardigden van mensenrechtenorganisaties zijn georganiseerd, vinden we ook de elementen die hier vandaag naar voor zijn gekomen. Behalve de bekommernis om mensenrechten is hier ook een paar keer de bekommernis rond volkerenrechten gehoord. Mevrouw Vanderlinden heeft gewezen op de Koerdische taal. Alhoewel die erkend is, wordt onderwijs in het Koerdisch enkel privé gegeven waarbij de reglementering het bijna onmogelijk maakt klassen te organiseren, dat de lessen's avonds en tijdens de vakantie moeten worden gegeven en dat bijvoorbeeld de voorzitter van een democratische politieke partij die in het Koerdisch goeiedag zei in het Parlement, werd teruggefloten. Dat zijn toch niet echt geruststellende zaken voor de toekomst.

Tot slot is er het terugkeerprogramma van de 380 000 Koerden die uit hun door het leger platgebrande dorpen werden verjaagd. Hoe zit het daarmee ? In het Europees Parlement was daarover wel sprake, maar wij horen daarover niet zoveel.

Mevrouw Jenny Vanderlinden antwoordt dat de situatie van de ontheemde Turkse Koerden werkelijk dramatisch is. Die mensen hebben niets meer. Ze zijn naar de grote steden getrokken. Sommigen spreken zelfs geen Turks.

Amnesty International wil iets voor die mensen ondernemen in het kader van zijn acties in Turkije. Zij wil hun situatie aan de kaak stellen.

Spreekster handelt vervolgens over het gebruik van het Koerdisch in het onderwijs. De vrije meningsuiting in het Zuid-Westen van Turkije is ondanks de nieuwe wetten spijtig genoeg heel beperkt. Dat bleek ook uit verschillende getuigenissen.

Sommigen zeggen ons dat scholen mogen worden geopend, maar dat er geen middelen voorhanden zijn. Anderen vertellen dat de overheid, als een school kan worden opgericht, het initiatief door allerlei pesterijen probeert te fnuiken, bijvoorbeeld met voorschriften over de grootte van de toegangsdeur.

De regering gebruikt elke mogelijk voorwendsel om geen toestemming te moeten geven om scholen te openen. We moeten de Koerdische zaak van nabij volgen en de Turkse regering in dat verband onder druk zetten. Het Koerdische probleem is inderdaad ver van opgelost.

De Europese Unie heeft ter zake een belangrijke rol te spelen. Onder EU-druk konden mensen als Leila Zana, een Koerdische activiste, vrijkomen.

Amnesty International tracht al minstens drie of vier jaar contact op te nemen met de Turkse ambassade. Dit jaar pas werden we er ontvangen.

De ambassade heeft onlangs een symposium georganiseerd over de vrouwenrechten. We hebben aan de eerste ambassaderaad gevraagd waarom geen enkele Koerdische vrouw aan het symposium deelnam.

Spreekster vindt het erg dat men over vrouwenrechten spreekt en tegelijk de Koerdische vrouwen de mond snoert. Op aandringen van Amnesty International heeft de Turkse ambassade dan een Koerdische vrouw uitgenodigd. De vriendelijke brief van de ambassadeur verbaast haar dus helemaal niet. Er bestaat een duidelijke weerstand en aandringen is nodig. Het is een werk van lange adem.

Mevrouw Olga Zrihen wijst erop dat mevrouw Vanderlinden niet heeft geantwoord op haar vraag over de alevieten.

Mevrouw Jenny Vanderlinden antwoordt dat de alevieten een minderheid vormen. Evenals de Koerden hebben ze heel veel geleden. Meestal worden ze door de Turken in één adem met de Koerden genoemd. Ze worden beschouwd als bergbewoners, als wilden, waarschijnlijk omdat ze geneigd zijn zich in hun gemeenschap terug te trekken.

Enkele jaren geleden nog werden ze sterk onderdrukt. De alevieten worden nu ogenschijnlijk niet meer onderdrukt, maar ongetwijfeld zijn ze bang om zich al te sterk te doen gelden.

Mevrouw Olga Zrihen antwoordt dat er 3,5 miljoen alevieten in Turkije zijn en er leven ook grote groepen verspreid in Europa. Die gemeenschap is minder godsdienstig dan de meerderheid van de Turkse bevolking.

Besteedt Amnesty International speciaal aandacht aan die gemeenschap ? In hoever wordt hun geestelijke onafhankelijkheid gerespecteerd en worden ze als burgers met eigen filosofische opvattingen aanvaard ?

Mevrouw Jenny Vanderlinden antwoordt dat Amnesty International geen actie heeft ondernomen met betrekking tot de alevieten.

3. Uiteenzetting door de heer Luc Delvaux, General Manager bij Fortis.

Hij spreekt hier niet als vertegenwoordiger van Fortis, maar als adviseur voor de Belgische buitenlandse handel.

Zijn uiteenzetting zal uit twee delen bestaan. In het eerste deel zal hij ingaan op de macro-economische aspecten, waarbij hij de resultaten zal onderstrepen die Turkije de jongste tijd heeft geboekt, zonder hierbij de typische zwakke punten van het land te verzwijgen. Hij zal aangeven in welke mate het land volgens hem reeds verregaand in de Europese Unie is geïntegreerd inzake internationale handel. In het tweede deel zal hij de micro-economische kwesties aansnijden, namelijk Turkije gezien vanuit het standpunt van de zakenman.

In 2002 bedroeg het BNP van Turkije meer dan de helft van het totale BNP van de tien landen die net tot de Europese Unie zijn toegetreden. Turkije is belangrijker dan Polen, het grootste van die nieuwe landen. De cijfergegevens over Turkije liggen waarschijnlijk lager dan de realiteit. Een aanzienlijk deel van de Turkse economie is niet geregistreerd, zodat het BNP zeker hoger ligt dan wat uit de statistieken kan blijken. Bovendien wordt de staatsboekhouding in Turkije niet op exact dezelfde wijze bijgehouden als in de rest van de Europese Unie. Mochten de standaardtechnieken op Turkije worden toegepast, dan zou het Turkse BNP nog hoger liggen. Dat alles toont aan hoe belangrijk Turkije op economisch vlak is.

Het land heeft met 71 miljoen inwoners een zeer grote bevolking. Dat is veel in vergelijking met de nieuwe lidstaten. Turkije onderscheidt zich ook door de jonge leeftijd van zijn bevolking. Het land telt zeer veel jongeren van minder dan 15 jaar. Naar alle waarschijnlijkheid zal die bevolking blijven groeien. Ze zou tegen 2025 met 25 % toenemen. In dezelfde periode zou de Belgische bevolking slechts met 2,5 % verhogen. In de Centraal-Europese landen zou de bevolking zelfs krimpen. De Poolse bevolking zou met 3 % afnemen. Het verschil tussen Turkije en de andere landen zou bijgevolg steeds groter worden.

Volgens de economische wetten neemt de productie met een jonge bevolking op termijn toe. Een volgende grafiek geeft een schatting weer van de bevolking op beroepsleeftijd in 2050. In dat jaar zal het menselijk arbeidspotentieel het hoogst zijn in Turkije. Met bijna 60 % zal het percentage hoger zijn dan in China.

Wat de structuur van de economie betreft, kunnen we een pertinente vergelijking maken met de situatie in Spanje vóór de toetreding tot de Europese Unie : 60 % van het nationaal product kwam voort uit diensten, 25 tot 33 % uit industrie en de rest uit landbouw. In Turkije is het aandeel van de landbouw iets groter. Dat is een nadeel op andere domeinen, maar de structuur van de economie verschilt niet zo heel veel van de situaties waarmee de Europese Unie in het verleden werd geconfronteerd.

Een andere belangrijke statistiek is de gemiddelde groei in de twee jaren voorafgaand aan de toetreding tot de Europese Unie. Die groei krijgt altijd een opstoot door de nakende toetreding. Sinds 1970 kent Turkije een gemiddelde groei van 4 %, waarmee het land uitstekend presteert. De verwachting is dat de groei in de komende tien jaar van 4 % naar 5 % zal stijgen dankzij de institutionele hervormingen in Turkije, de realisaties in het verleden en de sterkere toenadering tot de Europese Unie. Volgens een rapport van ABN-AMRO opgesteld op verzoek van het Nederlandse Ministerie van Economische zaken, zal de Turkse economie de komende twintig jaar verdrievoudigen. De productiviteit leidt tot economische groei, een economische wet die al herhaaldelijk is bewezen. Welnu, in Turkije is de economische productiviteit tussen 1997 en 2003 met 35 % gestegen, waardoor een aangehouden groei in de toekomst kan worden verzekerd.

In Turkije ligt de gemiddelde groei tussen 4 % en 4,5 %. Ter vergelijking, in de OESO-landen bedraagt de gemiddelde groei tussen 2,5 en 3 %, waarbij men moet weten dat ook de Verenigde Staten, waar de groei over het algemeen hoger ligt dan in Europa, deel uitmaken van de OESO. In vergelijking met de Europese Unie kent Turkije dus een grotere structurele groei.

De hoofdmotor voor die groei is de binnenlandse vraag. Die is verantwoordelijk voor 70 % van de groei die in 2003 werd gerealiseerd.

In Turkije moet men tegen een stootje kunnen. De groei is soms zeer hoog, maar er zijn ook duidelijke recessies, die meestal van korte duur zijn. Die grillige evolutie is eerder te wijten aan interne redenen, zoals de hyperinflatie, dan aan externe schokken zoals de Golfoorlogen of de Russische crisis van 1998. Er dient te worden benadrukt dat het nationaal product van Turkije de jongste tien trimesters ononderbroken is gestegen.

Het Turkse begrotingsevenwicht is een ernstig historisch probleem en heeft geleid tot de bekende schuldgraad. Recente programma's lijken echter hun vruchten af te werpen zodat een positieve primaire balans mogelijk moet zijn en moet blijven. Het IMF volgt dit element van zeer nabij. De nood aan financiering vermindert, maar de Turkse schuldgraad blijft hoog. Turkije heeft tussen januari en oktober van dit jaar 15 miljard dollar aan schulden terugbetaald en het land is van plan in de komende vijf jaar 57 miljard terug te betalen.

De ratio tussen de overheidsschuld en het BNP is gedaald. Turkije zou de Maastrichtnorm willen halen en zijn schuldenlast terugbrengen tot 60 % van het BNP. De gouverneur van de centrale bank heeft zich daartoe geëngageerd. De beweging is in elk geval ingezet.

De overheidsschuld bestaat vooral uit binnenlandse schuld. De Turken hebben 60 % van de overheidsschuld op hun naam, voor het grootste deel in Turkse lira's. De Eurobonds maken slechts 11 % van de schuld uit. De rest is in handen van internationale organisaties : het Monetair Fonds, de Wereldbank, enzovoort.

Een andere opmerkelijke realisatie is de aanzienlijke vermindering van het inflatiepercentage en van de rentevoeten. Historisch gezien waren de inflatiepercentages buitengewoon hoog, soms meer dan 100 %. De rentevoeten lagen uiteraard nog hoger. De jongste jaren werd een drastisch programma op poten gezet, waardoor de inflatie tot minder dan 10 % werd teruggebracht. Dat hebben de meeste Turken die nu in Turkije leven, nooit meegemaakt. De economie heeft zich aan dat totaal nieuwe fenomeen moeten aanpassen. De financiële markten kunnen nu meer diepgang krijgen. Dat is onontbeerlijk voor de langetermijninvesteringen.

De Turkse lira is minder zwak dan de toeristen die regelmatig naar Turkije reizen, wel denken. De effectieve reële wisselkoers is sinds 1995 verbeterd, ook al is de Turkse lira in vergelijking met vroeger nominaal bijna niets meer waard. Het belangrijkste is natuurlijk de effectieve waarde. Het vertrouwen van de internationale markt in Turkije neemt beduidend toe.

Een andere belangrijke hervorming die tot die gunstige evolutie heeft bijgedragen, is de hervorming van het banksysteem. De nationale bank is onafhankelijk, net zoals in de landen van de Europese Unie.

Er werd beslist geen leningen meer toe te staan aan de overheidssector. Daardoor kan de particuliere-sector leningen aangaan en kan de inflatie worden bestreden.

Er is een nieuwe wet op het banksysteem. De classificatie van de leningen wordt op een andere manier aangepakt. Slechte kredieten moesten worden afgelost. Dat leidde tot de verdwijning van enkele banken. Sommige werden opgeslorpt, andere gingen bankroet of werden onder het toezicht van de nationale bank geplaatst. De staatsbanken zullen, naar het schijnt, na een herstructurering worden geprivatiseerd, maar dat zal heel lang duren.

Het doel van die uitgebreide operatie is de banken hun echte rol te laten spelen, namelijk deposito's bijeenbrengen en kredieten verlenen aan de economische sector. Vroeger brachten Turkse banken gelden bijeen en leenden ze aan de Staat. Voor het bijeenbrengen van deposito's en het lenen aan de Staat zijn geen banken nodig. Een nationale spaarbank volstaat. Voor investeringen zijn banken daarentegen absoluut noodzakelijk. De Turkse banken hadden de neiging op hun lauweren te rusten en alleen maar aan één enkele debiteur te lenen. Daar moest iets worden aan gedaan. De banken moesten kennis ontwikkelen inzake risicoanalyse, ze moesten inschattingen maken en risico's nemen. Voor hen is dat helemaal nieuw.

Turkije heeft niet alleen goede kanten of alleen maar mooie realisaties op zijn naam. Op economisch vlak zijn er heel wat zwakke punten. Één daarvan is de verdeling van de nationale rijkdom.

Wat de koopkracht betreft, heeft Turkije nog een hele weg af te leggen om het Europese gemiddelde te halen of het gemiddelde te halen van de andere landen die tot de Europese Gemeenschap zijn toegetreden. Als men corrigeert op basis van de meest optimistische cijfers, dan is het gemiddelde hoger dan dat van de tien nieuwe lidstaten.

De werkloosheid blijft een probleem. Een deel van de verklaring ligt nogmaals in de jonge bevolking. De statistieken zijn niet erg betrouwbaar, maar de werkloosheid is sinds het tweede kwartaal 2003 onafgebroken aan het dalen.

In het tweede kwartaal van 2004 zien we in de grafiek 9,2 % in plaats van 10,4 %. Die vermindering is volledig toe te schrijven aan een toename van de werkgelegenheid in de privé-sector.

De zwakke landbouw in Turkije is een bekend probleem. In die sector wordt nog veel mankracht gebruikt. In vergelijking met de rest van de Europese Unie is de productiviteit van de Turkse landbouw laag. Afhankelijk van het product ligt de productiviteitsgraad 30 tot 50 % lager dan die in de Europese Unie. Dat staat in schril contrast met de industrie, waar de productiviteit even hoog of zelfs hoger is dan in de landen van de Europese Unie.

Het aandeel van de landbouw in het bruto nationaal product neemt voortdurend af sinds 1998. Die activiteit is zeer cyclisch. Turkije heeft de voorbije jaren heel wat indrukwekkende zaken gerealiseerd, maar er zijn nog steeds karakteristieke zwakheden.

De Europese Unie is veruit de belangrijkste handelspartner van Turkije : 53 % van zijn export gaat naar de Europese Unie. Tijdens de eerste negen maanden van dit jaar is de export met 33 % toegenomen. Hetzelfde zien we voor de Turkse import. De Europese Unie is veruit de belangrijkste handelpartner van Turkije met bijna 50 % van de import, dus een beetje minder dan de export, rekening houdend met de invloed van energieproducten.

De export van de tien nieuwe lidstaten van de Europese Unie naar Turkije is dit jaar spectaculair gestegen : met meer dan 83 %. Ze vertegenwoordigt een tiende van de export van de rest van de Europese Unie.

Als we de Turkse export naar de Europese Unie vergelijken met de export van sommige nieuwe lidstaten, krijgen we een verhouding van 50 %, wat wijst op een vrij goede integratie in de Unie.

Hetzelfde scenario doet zich voor in de andere richting. De structuur van de export toont aan dat we niet te maken hebben met een primitieve economie. Het gaat niet om landbouwproducten of primaire producten. Veel producten hebben een toegevoegde waarde. In de Europese Unie zien we textiel, investeringsproducten, bruingoed zoals televisietoestellen, die vervaardigd zijn in Turkije. Bij de aankoop van een elektrisch huishoudtoestel weten we meestal niet dat de onderdelen ervan in Turkije zijn vervaardigd. De productieketen kan probleemloos overgeschakeld worden naar de productie van een ander merk. De economie heeft dus een toegevoegde waarde.

Op het vlak van het bruto nationaal product stelt de handel met de Europese Unie nog niet veel voor : de marge is belangrijk. De groei in Turkije komt vooral voort uit de binnenlandse vraag.

Dit is een andere weergave van dezelfde elementen, maar het wijst ook op het grote potentieel van de Europese Unie om haar handelsrelaties met Turkije uit te breiden.

Op het vlak van de investeringen zien we dat de Europese Unie, over de twaalf jaren waarop deze tabel betrekking heeft, verantwoordelijk is voor twee derde van de investeringen die in Turkije werden gedaan. De investeringen door de andere landen van de OESO bedragen slecht 24 %. Dat toont goed aan dat er interesse is voor Turkije vanuit de Europese Unie. Hetzelfde doet zich overigens voor in Griekenland.

Voor het micro-economische gedeelte zal spreker enkele elementen vermelden die misschien belangrijker zijn voor de zakenman die in Turkije wil werken.

De juridische logica van Turkije is geen lichtjaren verwijderd van de onze. Het Turkse burgerlijk wetboek en verbintenissenrecht zijn gebaseerd op het Zwitsers burgerlijk wetboek. Het burgerlijk procesrecht is gebaseerd op dat van Neufchâtel. De administratieve wetgeving is vooral gebaseerd op het Franse recht. Het handelsrecht is voornamelijk afkomstig van het Duitse handelsrecht en bevat ook delen van het Britse, Japanse en Braziliaanse recht. In het algemeen hebben we niet te maken met een oud Ottomaans recht dat met veel moeite is geëvolueerd, maar wel met een recht met dezelfde wortels als het onze.

Het handelswetboek bevat talrijke bepalingen die gelijkaardig zijn aan de onze; het gaat in het bijzonder aan de rechten van de minderheden en aan de specifieke, striktere regels voor beursgenoteerde vennootschappen. Hoewel de juridische basis sterk op de onze lijkt, is de toepassing van de bepalingen soms ingewikkelder. De bureaucratie is nog steeds een belangrijk obstakel in Turkije. Er is nog een lange weg af te leggen op dat vlak.

Naast die objectieve elementen zijn er subjectieve elementen die vrij gunstig zijn voor wie in Turkije werkt. De mentaliteit is er sterk op Europa gericht. Dat is geen nieuw verschijnsel; het gaat terug tot de Ottomaanse traditie. Er was steeds een fascinatie voor Europa en de wil bestond om zich te inspireren op de beste beslissingen uit Europa en die toe te passen in Turkije. Europa genoot een zekere populariteit in Turkije. Als we een recent artikel in de Financial Times mogen geloven, zou twee derde tot drie vierde van de Turken positief staan tegenover toetreding tot de Europese Unie. De Turkse mentaliteit is sterk georiënteerd op de Europese Unie.

Een ander zeer belangrijk subjectief element : het onderwijsniveau is uitstekend. Verschillende universiteiten zijn zeer degelijk en het gemiddelde opleidingsniveau is hoog. De afstand tot Europa vormt geen enkel probleem : Turkije bevindt zich op drie uur vliegen van Brussel.

Een andere indrukwekkende vaststelling : de flexibiliteit van de economie en van het land in het algemeen, en het vermogen om er opnieuw bovenop te komen. Bij de evolutie van het bruto nationaal product hebben we gezien dat Turkije in staat is om moeilijkheden het hoofd te bieden en vrijwel onmiddellijk opnieuw op zijn pootjes terecht te komen met een snelheid die wij niet of niet meer kennen.

Turkije is volgens het Turks nationaal instituut voor de statistiek het derde goedkoopste land van de OESO.

Tot slot wordt algemeen erkend dat de stabiliteit, die belangrijker is voor de investeerder dan voor de handelaar, bevredigend is en erop vooruitgaat.

De mentaliteit is geen probleem voor de Europeanen die in de Turkse economie werken. Er is een Ottomaanse traditie van nieuwsgierigheid en openheid. Turkije is een vrij land met een open markteconomie en grote kapitaalstromen.

De ondernemingsgeest is kenmerkend voor het land, zoals we al hebben kunnen vaststellen in verband met de oprichting van nieuwe bedrijven. Turken zijn noeste werkers. De sociale betrekkingen zijn meestal constructief. De middenstand, even belangrijk als dynamisch, vormt een essentiële structuur die de economische groei in de toekomst kan verzekeren. Een groot aantal familiale bedrijven, meestal met eigen middelen gefinancierd, ondersteunen die ontwikkeling. De markt verwacht een beduidende toename van de investeringen in de toekomst. Het productieapparaat wordt bijna optimaal gebruikt. Het laatste cijfer waarover spreker beschikt bedroeg 85 %. Men bereikt er geleidelijk aan de grens van de capaciteit en er moet bijgevolg nog meer geïnvesteerd worden. De Centrale Bank en de nieuwe wetgeving die door haar werd opgelegd, bijvoorbeeld inzake de splitsing van de financiële groepen van banken, spelen een belangrijke rol in die stijging van de investeringen. Meer en meer kapitaal gaat richting Turkije, onder meer in het financierings- en bankwezen. De privatisering is een actueel thema en wordt gesteund door het Monetair Fonds. Turkije is de jongste jaren steeds aantrekkelijker geworden als investeringsgebied. Uit rapporten van de UNCTAD blijkt dat het vertrouwen gegroeid is. De besprekingen tussen de Europese Unie en Turkije zullen de investeringen in het land zeker bevorderen. Zoals al in andere landen vastgesteld, komen de investeringen niet na, maar vóór de toetreding. De economische actoren reageren zodra er voldoende aanwijzingen zijn voor een nakende toenadering tussen het land in kwestie en de Europese unie.

Hoe gebeurt één en ander in de praktijk ? Spreker verwijst eerst naar het belang, in Turkije, van persoonlijke contacten en betrekkingen met de partners, indien nodig langs derden om, maar bij voorkeur rechtstreeks. Het gegeven woord is daarbij van essentieel belang. Het is belangrijker iemands gesproken belofte te krijgen dan zijn handtekening. Het formalisme dat we in andere delen van de wereld terugvinden, bestaat in Turkije niet. Turkije bezit, zoals de andere landen van het Midden-Oosten, kenmerken die in West-Europa miskend worden. Zo is er de vrees dat de partner gezichtsverlies lijdt en speelt de tijd geen enkele rol, wat onderhandelen haast tot een kunst verheft. Wie niet kan of wil onderhandelen, moet niet naar Turkije gaan : hij zal er nooit als een volwaardige partner worden beschouwd.

De moeilijke taal vormt een reële hinderpaal. Er zijn heel weinig mensen in Turkije die één of meer vreemde talen beheersen, ook al is er vooruitgang geboekt. Er wordt nu meer Engels gesproken dan Duits.

Het vermogen om van strategie te veranderen, zich aan te passen en een andere koers te varen komt tot uiting op het micro-economische vlak. De Turkse ondernemers hebben een opmerkelijk gevoel voor opportuniteit en soepelheid. Ze kunnen beslissingen nemen. De beslissingsprocessen zijn meestal erg kort en vaak weinig formeel. We mogen niet vergeten dat de Turkse bedrijven vaak familiale bedrijven zijn. In een familie neemt men sneller beslissingen dan in een raad van bestuur die gestructureerd is op basis van de principes van corporate governance.

Er zijn weinig belangrijke zakenlui. Ze kennen elkaar goed, observeren elkaar en hebben de neiging elkaar na te bootsen, bijvoorbeeld op het vlak van industriële diversificatie. Het gevolg is dat veel groepen in dezelfde sectoren actief zijn : dat is een erfenis uit het verleden. Transparante rekeningen zijn een probleem. De economie wordt niet op een traditionele manier geregistreerd, zodat het op het micro-economische vlak moeilijk is om de bedrijfsrekeningen te analyseren. De Turkse ondernemers hebben vaak nauwe banden met regeringsinstanties. Het is voor een vreemdeling niet altijd even gemakkelijk om de regels te begrijpen. Daarvoor zou men zich moeten mengen in de talrijke discussies in de wandelgangen ...

Er bestaat wel degelijk een generatiekloof tussen de oudere traditionele handelaars en de hedendaagse zakenlui die zaken doen op een westerse manier, Engels spreken en op een andere manier beslissingen nemen.

De economisch ontwikkelde regio's van Istanbul, Izmir en Thracië staan ook veel verder dan Anatolië, wat niet zo goed is voor de nationale cohesie.

In tegenstelling tot wat men zou denken, primeert in de transacties niet de prijs, maar wel de relatie. Als de relatie goed beheerd wordt, worden soms hoge prijzen aanvaard. De Turken hebben meer waardering voor zaken die ze kunnen aanraken, koopwaar dus, dan voor diensten. Ze betalen niet graag voor diensten. Als leveranciers stellen ze zich zeer soepel op, zodat ze de goederen op korte termijn kunnen leveren. Ze kunnen ook zeer snel nieuwe producten op de markt brengen. Omdat de economie niet geregistreerd is, kunnen er op het gebied van de handel problemen ontstaan. De wijze van betaling en de gebruiken daarrond zijn niet altijd optimaal.

De conclusie is de volgende : men moet zijn klant zeer goed kennen, vandaar nogmaals het belang van het vertrouwen en de relatie.

De familiale controle is erg belangrijk. Het aantal werkelijk op de beurs genoteerde aandelen van een beursgenoteerd bedrijf vertegenwoordigt slechts een klein deel van het kapitaal. Dat is ook zo voor de grote groepen. Joint Ventures met buitenlanders komen veel voor en de verhouding is er vaak 50/50. In dat geval verloopt het beheer bijzonder moeilijk omdat alles ook hier gebaseerd is op een diep vertrouwen. Wanneer dat er niet is, mislukt de zaak zeker.

Vele groepen zijn, om historische redenen, te verschillend. Ze moeten zich dan ook concentreren op één of ander gebied en zich specialiseren. Dat kan uiteraard een gelegenheid bieden voor buitenlandse investeerders. Men moet zijn partner goed kennen en dus goede persoonlijke contacten hebben. Daarvoor moeten we het culturele erfgoed van Turkije goed begrijpen.

Op cultureel gebied is Turkije al heel lang een brug tussen Europa en het Midden-Oosten, tussen Europa en Centraal-Azië, tussen de christelijke wereld en de moslimwereld, tussen de economische modellen en ook tussen de machten, want de grens tussen Turkije en de Sovjet-Unie was lange tijd een belangrijk gegeven. De traditie van die brugfunctie is diep geworteld in de plaatselijke mentaliteit, die niet gesloten is, maar zeer openstaat voor de rest van de wereld.

Turkije heeft Europa altijd geobserveerd. Nu is het land sterk verbonden met de Europese Unie. Die is de belangrijkste partner op het gebied van de buitenlandse handel. Dat geldt ook voor de buitenlandse investeringen in Turkije. Turkije heeft al een aantal jaren een douane-unie met de Europese Unie en heeft nu de status van kandidaat-lidstaat gekregen. Turkije is een trots land. Het is vooral fier op zijn geschiedenis en zijn cultuur. We mogen niet vergeten dat het vijfhonderd jaar lang een keizerrijk is geweest. Alle keizerrijken zijn gemaakt om duizend jaar te duren. Turkije is daar half in geslaagd; vele andere hebben het niet zo ver gebracht. Het is interessant een poging te doen om te begrijpen waarom Turkije zo lang stand heeft gehouden. Één van de belangrijkste redenen is het vermogen van het land om de cultuur van anderen op te nemen en niet één werkwijze op te leggen. Het Ottomaanse rijk was totaal gedecentraliseerd. Turkije heeft dus ook een traditie om de vreemdeling te verwelkomen. We mogen niet vergeten dat dit volk, dat afkomstig is uit Centraal-Azië, nomadisch is, een kenmerk dat nog verankerd is in zijn gedragingen.

De Turkse bevolking is in hoofdzaak moslim, maar op het gebied van staatsorganisatie en economische instelling is Turkije sedert 1923 een seculier land. Er hebben dus al enkele generaties geleefd volgens dat model, dat verder wordt verdedigd.

De Turkse vrouwen spelen een belangrijke rol, niet alleen in de Staat, maar ook in de economie. Hun rol in de banken mag lang niet worden onderschat.

De persvrijheid is er een feit. Om zich daarvan rekenschap te geven, volstaat het de krantencommentaren over het optreden van de regering te lezen.

Ook belangrijk is dat Turkije geen Arabisch land is. De zakenman die de Turken zou verwarren met de Arabieren, zou een fatale vergissing begaan ! Turkije en de Arabische landen hebben geen enkele gemeenschappelijke erfenis, behalve dan dat Turkije een groot deel van zijn geschiedenis de meeste Arabische landen heeft gedomineerd.

In Turkije overheerst het gevoel dat wie een opleiding heeft genoten, zijn land moet teruggeven wat hij via die opleiding heeft gekregen, en dus op één of andere wijze moet bijdragen tot de ontwikkeling en de groei van zijn land. Dat is een belangrijke eigenschap waarmee we rekening moeten houden in onze betrekkingen.

Gedachtewisseling

De heer Jean-Marie Dedecker stelt vast dat de heer Delvaux Turkije enthousiast heeft verdedigd. De positieve cijfers hebben hem verrast.

Turkije telt op dit ogenblik ongeveer 70 miljoen inwoners. Dat aantal zal tegen 2020 wellicht toenemen tot 100 miljoen. Kan de economische groei de bevolkingsexplosie volgen ?

Vormt de corruptie op de binnenlandse markt en binnen het overheidsapparaat een hinderpaal voor de handel met Turkije ?

Mevrouw Fatma Pehlivan stelt vast dat de heer Delvaux de bevolkingsaangroei en de economie op een positieve manier heeft benaderd. Over het algemeen neemt Europa een negatieve houding aan; vele mensen vrezen dat de toetreding van Turkije tot de Europese Unie aanleiding zal geven tot een massale migratiegolf. Bestaan er studies die dat bevestigen ? De geciteerde cijfers en informatie lijken dat tegen te spreken en wekken zelfs de indruk dat er een migratie in de omgekeerde richting zou kunnen plaatsvinden.

Mevrouw Olga Zrihen is zeer tevreden over de positieve uiteenzetting over de economische situatie in Turkije. Op Europees niveau bestaat immers de neiging de toetreding van Turkije wegens zijn bruto binnenlands product als een zo zware last te beschouwen dat het moeilijk zou zijn het land in minder dan tien jaar te integreren. Dat sluit de toetreding van Turkije in de Europese Unie evenwel niet uit. Deze markt biedt zeer goede vooruitzichten voor de bilaterale handel.

Spreekster vraagt uitleg over de gelden die in het buitenland werkende Turken naar hun land laten vloeien ?

Haar tweede vraag heeft betrekking op de parallelle economie. In de statistieken zijn immers niet alle handelsverrichtingen opgenomen. Wat is de omvang van dit fenomeen ?

De economische betrekkingen tussen Turkije en het Midden-Oosten zijn eveneens zeer intens. Hoe belangrijk zijn deze in vergelijking met de betrekkingen met de Europese Unie ?

De heer Luc Delvaux merkt op dat de Turkse overheid weet dat de economische groei gepaard gaat met een sterke groei van de bevolking. De nationale bank en de overheid wensen dan ook een economische kader in te stellen dat bij een groei past en dat investeringen in de toekomst mogelijk maakt. De Turkse nationale bank had dan ook een plan om de intrestvoeten te doen dalen en het inflatiepeil fors te verminderen. Dat werd gesteund door het IMF. Die maatregelen maken de verdere economische groei mogelijk.

Dit plan is een succes en wordt voortgezet. Het IMF volgt het op de voet; elk trimester stelt men een vooruitgang vast. De interne vraag vertegenwoordigt 70 % van de huidige economische groei van Turkije. Dit tempo kan worden aangehouden. Het probleem van de demografische groei is dus niet van dien aard dat alles van het buitenland zou moeten komen.

De handel met de Europese Unie is wel belangrijk genoeg om een grotere vraag vanuit de Europese Unie te krijgen en die nog te doen stijgen. Het evenwicht tussen binnenlandse en buitenlandse vraag is zo dat dit voor de toekomst geen probleem oplevert.

De heer Jean-Marie Dedecker is van mening dat Turkije een sterk agrarische structuur heeft, zeker in bepaalde streken. De Europese Unie zal daarvoor financieel opdraaien.

De heer Luc Delvaux antwoordt dat het belang van de landbouw vermindert. Meer en meer mensen trekken naar de steden. De industrie en vooral de dienstensector groeien.

De heer Jean-Marie Dedecker antwoordt dat er dus een zeer grote bevolkingsaangroei is in de steden.

De heer Luc Delvaux antwoordt dat die aangroei moet gerelativeerd worden. Naarmate de bevolking meer naar de steden gaat en de levensstandaard stijgt, daalt het aantal kinderen per familie. Op het platteland is dat aantal hoger dan in de steden. Hoe meer ontwikkeld en opgeleid de mensen zijn, hoe minder kinderen ze krijgen. Dat fenomeen stellen we, zoals in de meeste andere landen, ook in Turkije vast. Het is dus geen probleem. De statistieken die wij kennen en de plannen voor de toekomst tonen aan dat het groeipercentage zal verminderen : de bevolking zal ongetwijfeld blijven groeien, maar minder snel. Het gaat dus niet om een explosie, de bevolkingstoename blijft beheersbaar. Als het economisch kader in orde blijft en de noodzakelijke investeringen mogelijk maakt, kunnen we positief en optimistisch zijn.

Er was een vraag over de corruptie. Als privé-bankier en zakenman heeft spreker in de privé-sector nooit corruptie gezien. In de openbare sector is het iets anders, fundamenteel omdat de salarissen daar zeer laag zijn. De salarissen zijn niet gekoppeld aan de index, waardoor de koopkracht van de ambtenaren op bepaalde momenten fors is gedaald. In bepaalde jaren bedroeg de inflatie, zoals gezegd, meer dan 100 %. U kunt zich dan wel voorstellen wat het gevolg daarvan is voor de koopkracht van ambtenaren. Na moeilijke onderhandelingen kregen ze wel een loonsverhoging op het einde van het jaar, maar in de tussentijd hadden zij geen koopkracht. Dat is de fundamentele bron van corruptie.

In Turkije verloopt niet alles perfect, maar de dingen gaan de goede richting uit. Wanneer de inflatie fors daalt en terugvalt onder 10 %, bestaat de kans dat de corruptie vermindert. Op dat punt blijft er echter een taak weggelegd voor de regering.

De Turken zijn niet totaal verschillend van ons. Als iemand werk vindt in zijn buurt, wil hij zijn land niet verlaten. Alleen wanneer de economische situatie slecht is, heeft iemand er baat bij elders een beter bestaan te zoeken.

Nu er zekerheid is over de economische groei in Turkije, nu er geïnvesteerd wordt en nu er werkelijk stabiliteit heerst, hebben weinig Turken zin om naar het buitenland te vertrekken. Volgens een opiniepeiling in Turkije zouden 2,7 miljoen inwoners een verhuizing overwegen naar de Europese Unie als het land toetreedt. Dat cijfer is niet zeer hoog. Het stemt ongeveer overeen met het aantal Turkse arbeiders die thans in Duitsland wonen. Spreker is ervan overtuigd dat dit cijfer zelfs niet zal worden bereikt als de economische omstandigheden gunstig zijn. In een Europa met een voldoende hoge levensstandaard rijst niet het gevaar van een mensenstroom van het ene land naar het andere. De voorwaarden zijn : economische en monetaire stabiliteit die de deur opent voor investeringen en een gestage en realistische groei mogelijk maakt.

De heer Jean-Marie Dedecker vindt dat de heer Delvaux duidelijk optimistischer is dan de Europese Unie, want een minister vertelde hem dat hij een migratie van 2 à 7 % verwacht. De kwestie van de migratie is alleszins zeer belangrijk. Voor de man in de straat en voor bepaalde politieke partijen die dat thema graag bespelen, wordt het waarschijnlijk het belangrijkste thema van allemaal.

De heer Luc Delvaux antwoordt dat op de vraag of Turkije vandaag lid kan worden van de Europese Unie, het antwoord natuurlijk neen is. Maar dat is de vraag niet. Wel moeten we ons afvragen hoe Turkije zal evolueren in afwachting dat het lid kan worden van de Europese Unie. Daartegen zal niet alleen de situatie in de Europese Unie, maar ook in Turkije sterk veranderen. De kloof tussen die twee zal niet meer vergelijkbaar zijn met die van vandaag. Als alles goed gaat op economisch vlak, kunnen we die evolutie optimistisch tegemoet zien.

Er is ook het argument van de vergrijzing van de bevolking, niet alleen in de landen van de oude Europese Unie, maar ook in Centraal-Europa. Ook die landen zien hun bevolking dalen. Er is dus behoefte aan werkkracht en Turkije kan op dat vlak een toegevoegde waarde betekenen.

De heer Jean-Marie Dedecker deelt de mening van spreker niet. We hebben op het moment nog altijd ruim 1,2 miljoen uitkeringsgerechtigden. Dan is het toch persvers om arbeidskrachten te importeren. We moeten vooral de activiteitsgraad verhogen.

De heer Luc Delvaux antwoordt dat hij over de geldstroom van Turkse werknemers in het buitenland naar Turkije niets kan zeggen. Het is een belangrijk verschijnsel. In de Turkse betalingsbalans bestaat daarvoor een bijzondere rubriek.

In verband met de parallelle economie bestaan er belangrijke verschillen naar gelang van de bron. Volgens een uiteenzetting, enkele weken geleden, van de gouverneur van de centrale bank van Turkije, die daarbij steunde op een studie van de OESO, zou 16 % à 50 % van de Turkse economie niet geregistreerd zijn. Dat doet ook het probleem van de onrechtvaardige belastingen rijzen. De belastinghervorming is dan ook de allereerste prioriteit van de regering voor volgend jaar. Het is immers de bedoeling de nationale economie zo veel mogelijk te registreren en te belasten tegen lagere dan de thans geldende tarieven. Het is beter lagere tarieven toe te passen op een breder grondslag dan hoge tarieven op een zeer beperkte grondslag.

Als dat gegeven van 16 tot 50 % van het nationaal product wordt opgenomen in het geheel van de cijfers die ik u heb medegedeeld, kan de situatie anders worden ingeschat. Als rekening wordt gehouden met dat element, met de jonge, nog niet werkende bevolking en de verschillen inzake statistieken en koopkracht, kunnen we een sterke verhoging van de Turkse levensstandaard vaststellen, zelfs tot hetzelfde niveau als die van Centraal-Europa.

4.1. Uiteenzetting door de heer Robert Anciaux, emeritus professor, ULB

Turkije is sinds 1946 een meerpartijenstaat. Het land heeft een politiek systeem ontwikkeld dat steeds nauwer aansluit bij het westerse model. Ik gebruik het woord « westers » omdat niet alleen Europa, maar ook de Verenigde Staten een steeds grotere invloed hebben op de koers van het Turkse economische beleid. In het Turkse politieke systeem wordt gebruik gemaakt van het rechtstreeks algemeen stemrecht om de vertegenwoordigers van de natie aan te wijzen voor de Grote Nationale Assemblee. Het gaat dus om een representatief parlementair systeem waarin de kiezers hun stem vrij uitbrengen. Tijdens de koude oorlog werd echter een belangrijke restrictie opgelegd aan de vrije politieke keuze. De artikelen 141 en 142 van de Strafwet verboden, in naam van de veiligheid, de verkiezing van kandidaten die zich op het marxisme beriepen, en zelfs het bestaan van een marxistische formatie. Die beperking van de vrij politieke meningsuiting werd door het Westen volop gesteund. Tijdens de koude oorlog had niemand er problemen mee dat marxistische standpunten in Turkije verboden waren.

Vanaf 1991 werden de artikelen 141 en 142 opgeheven en vielen de restricties weg. De Turken beschikten dan over veel ruimere expressiemiddelen. Het politieke systeem laat een brede waaier van standpunten op het niveau van de parlementaire vertegenwoordiging toe. Dit kan worden gezien als een vooruitgang, maar er zijn andere obstakels opgedoken voor de vrije keuze van de kiezers. Die hebben vooral betrekking op het begrip « Staat » en op het officiële begrip daarvan dat aan heel Turkije wordt opgelegd.

Momenteel vormt vooral de niet-erkenning van etnische, culturele en taalkundige minderheden een obstakel voor de ontwikkeling van een echte democratie. Vooral de Koerden worden geviseerd. Alle schendingen van de mensenrechten komen hoofdzakelijk voort uit de niet-erkenning van de Koerdische etnische realiteit.

Elke partij die zich erop beroept dat ze de Koerdische identiteit vertegenwoordigt, is bij wet verboden. De hervormingen die binnen het kader van de criteria van Kopenhagen werden uitgevoerd, hadden vooral betrekking op de erkenning van de Koerdische identiteit en op de mogelijkheid om die identiteit via een parlementaire vertegenwoordiging tot uitdrukking te brengen.

Zodra Turkije de niet-erkenning van de etnische en culturele Koerdische realiteit opgeeft, vallen de hinderpalen voor een parlementaire vertegenwoordiging van alle keuzes van de burgers weg.

Alvast op het vlak van de algemene structuur beschikt Turkije over een parlementair systeem waarvan het representatieve karakter hoofdzakelijk wordt beperkt door een jacobijnse en op Frankrijk geïnspireerde nationalistische visie uit 1923. Die visie belemmert de vrije uiting van een culturele en etnische identiteit die het strikte kemalistische kader te buiten gaat.

De aanwezigheid van het leger en de controle die het op de macht uitoefent versterkt het rigide karakter van dit systeem nog. Ze is een hinderpaal voor de uitbreiding en voor de soepelheid van het systeem. Het leger wil een strikte en letterlijke kemalisitsche visie vertegenwoordigen. De kemalistische beginselen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de visie van een republiek die één en ondeelbaar is en waarin geen enkele andere identiteitsbevestiging toegelaten is dan die van een Turkse natie.

Zo heeft het leger zijn belangrijke positie in het politieke leven ingenomen; het is de rol die het binnen de Turkse natie ten deel is gevallen. Ook de steun van de westerse wereld was belangrijk. Tijdens de koude oorlog werd Turkije gezien als de noodzakelijke muur voor de ontwikkeling van een interne veiligheid tegenover revolutionaire bewegingen en buitenlandse bedreigingen.

Er is een ander element dat heeft bijgedragen tot de greep van de militairen op het politieke systeem : Turkije bevindt zich in een politiek onstabiel gebied dat sinds het einde van de Koude Oorlog kan worden beschouwd als een economisch rampgebied.

Het gebrek aan stabiliteit van dat politiek en economisch gebied heeft uiteraard de rol van de militairen als waarborg voor de veiligheid van Turkije nog meer versterkt.

Een laatste element heeft het leger de gelegenheid geboden om zijn greep op het politieke leven te consolideren : het losbarsten van de gewapende opstand van de PKK, de Koerdische arbeiderspartij, in 1984. Dat die opstand uitbrak in de nasleep van de militaire staatsgreep van 1980 heeft de militairen eveneens aangemoedigd om hun aanwezigheid in het Koerdische politieke leven te versterken.

De verschillende staatsgrepen hebben de evolutie van het Turkse openbare leven sterk beïnvloed.

In 1960 was er een eerste staatsgreep tegen de tweede regering die ontstond na de overgang van Turkije naar een meerpartijenstelsel. Die staatsgreep beoogde een einde te maken aan de ontsporingen van het burgerlijke gezag. Dat had met name gepoogd elke stap naar politieke alternatie af te remmen. Die — democratische — partij had zich onder meer laten opmerken door een aantal stappen te nemen om het voor de kiezers moeilijker te maken te beletten dat de machthebbers aan de macht bleven.

Na de staatsgreep van 1960 stelden de militairen de meest liberale grondwet op die Turkije heeft gekend sinds zijn oprichting.

Die grondwet erkende het stakingsrecht, dat in 1925 was opgeheven, en de vrijheid van vereniging, wat leidde tot de oprichting van de eerste niet-officiële vakbonden. Ze bevorderde ook het politieke pluralisme. Vanaf die militaire staatsgreep en die grondwet verschijnt de Koerdische arbeiderspartij, waarvan de leiders als echte marxisten werden beschouwd. Toch werd het bestaan van die partij gedoogd.

Dankzij de liberalisering van het politieke systeem en de mogelijkheid voor de Turkse burgers om mondeling en schriftelijk vrij hun mening te verkondigen, ontstonden uiteenlopende politieke opvattingen. Dat was de start van een evolutie van de Turkse politieke cultuur. De mogelijkheid van de Turken om hun keuze te uiten via electorale weg werd immers aanzienlijk versterkt.

In 1971 leidt een tweede militaire staatsgreep tot een duidelijke inperking van de openbare vrijheden. Die worden nog meer beperkt vanaf de staatsgreep van september 1980. Dan wordt een nieuwe grondwet uitgevaardigd die de openbare vrijheden duidelijk beperkt.

Die staatsgrepen zijn vooral gericht tegen de linkerzijde. Die van 1971 leidde met name tot de uitschakeling van de meest vooruitstrevende elementen binnen het leger. Dat verleent aan het establishment een zeer duidelijk conservatief profiel, dat wordt gekenmerkt door een streng en letterlijk kemalisme. De militairen proberen het politieke systeem te controleren door zich de mogelijkheid voor te behouden de erkenning van de politieke partijen te controleren.

Die poging van de militairen om de partijen te controleren zal vooral worden gedwarsboomd door de Turkse burgermaatschappij. 1960 was het begin van een evolutie in de Turkse politieke cultuur.

Na de staatsgreep van 1971 werken de kiezers stap voor stap elke inspanning van de militairen tegen om de politiek te bepalen en met name de eerste islamistische partij aan de macht te brengen. De Nationale Heilspartij is in feite de tweede islamistische partij. De eerste kende slechts een kort bestaan. Die partij neemt deel aan de eerste regering die volgt op de militaire staatsgreep van 1971. Op dat ogenblik vormt de oude republikeinse partij, gesticht door Atatürk, zich om tot de sociaal-democratische partij.

Na 1980 breken de kiezers opnieuw stap voor stap de door de militairen aan het politieke leven opgelegde beperkingen af. Ze slagen er op zeven à acht jaar in partijen die door de militairen buiten de wet waren gesteld, terug in het zadel te helpen. Na elf à twaalf jaar hebben alle politieke leiders aan wie politieke activiteit was ontzegd, hun plaats opnieuw ingenomen.

We moeten dus vaststellen — en dat wordt bevestigd door studies die wij ter plaatse met Turkse universiteiten hebben uitgevoerd — dat de Turkse bevolking de belangrijkste parameters van een democratisch regime heeft geassimileerd.

Bij alle soorten kiezers die wij hebben kunnen observeren, kaders van de islamistische partij van destijds, basismilitanten of middenkaders, telkens werd duidelijk dat de machtsuitoefening niet mogelijk was zonder verkiezingen. Volgens de islamistische partij moest de democratie worden behouden en verdiept. Elke democratische vooruitgang heeft haar inderdaad meer vertegenwoordigers in de nationale vergadering opgeleverd. Ze heeft deel uitgemaakt van regeringen en zelfs het voorzitterschap van een vrij gekozen regering bekleed.

Er moet worden benadrukt dat alle verkiezingen sinds 1999 als volledig regelmatig werden beschouwd door buitenlandse waarnemers. Dat geeft een groot gewicht aan de burgermaatschappij in de politieke keuze. Wij stellen echter vast dat de democratie momenteel door de militairen wordt afgeremd. Zij controleren immers een essentieel element dat de keuzes en de uitdrukking van de keuzes van de regering beïnvloedt, namelijk de Nationale Veiligheidsraad.

Die raad werd na de staatsgreep van 1960 opgericht. Hij werd door de militairen van toen beschouwd als een middel om het burgerlijk gezag te controleren en de ontsporingen van de jaren '50 te voorkomen. In de mate dat de militairen hun greep op het politieke leven benadrukken, bepaalt de Nationale Veiligheidsraad het kader waarin de essentiële keuzen worden gemaakt. Vanaf de jaren '90 bleek dat de regeringsbeslissingen grotendeels werden geconditioneerd door de keuzen van de Nationale Veiligheidsraad.

Het is dus normaal dat, vanaf het ogenblik dat Turkije zijn toetreding tot Europa vraagt en deze voorwaarden oplegt om het systeem te democratiseren, de greep van de Nationale Veiligheidsraad meer en meer ter discussie zal komen te staan, meer bepaald de doorslaggevende rol die de militairen daarin spelen.

De wens om tot Europa toe te treden heeft de Turkse regeringen ertoe gebracht meer en meer de voorwaarden te aanvaarden die opgelegd zijn om aan de criteria van Kopenhagen te voldoen. De regering-Ecevit was een coalitieregering van de sociaal-democratische partij, de neofascistische partij van de beweging Milliyetçi Hareket Partisi, de partij van de nationale beweging en de liberale Moederlandpartij. Die regering was al bereid wilwieen aantal hervormingen voor te stellen om zich naar de criteria van Kopenhagen te schikken. De meeste hervormingen werden evenwel opgelegd door de huidige regerende Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling, de erfgenaam van de vorige islamitische partijen. Het merendeel van de Turkse bevolking en van de politieke wereld lijkt tot de Europese Unie te willen toetreden. Over de maatregelen die de Europese Unie Turkije oplegt om zich naar de criteria van Kopenhagen te schikken, zijn de meningen evenwel verdeeld. Alle hervormingspakketten die door de regering werden voorgesteld, werden door de Senaat aangenomen. Dat is logisch, want de regerende partij is voorstander van de toetreding en beschikt voor het eerst over een absolute meerderheid in het parlement. Op politiek vlak werden die hervormingen zonder problemen goedgekeurd. Dat betekent echter niet dat er geen problemen zullen opduiken als ze moeten worden uitgevoerd. Het verzet tegen de hervormingen uit zich vooral op het vlak van de erkenning van de minderheden. Vooral het Kemalistische en niet-confessionele establishment en het leger bieden weerstand. Onlangs nog beweerde de president van de republiek, een overtuigd Kemalist en militant niet-confessioneel, dat Turkije niet te ver mocht gaan in het aanvaarden van de criteria van Kopenhagen die door de Europese Unie worden opgelegd. Hij zei ook dat hij niet bereid was andere minderheden te erkennen dan die welke in het Verdrag van Lausanne worden vermeld, namelijk de christelijke en joodse minderheden, voornamelijk Armeniërs, Grieks-orthodoxen en katholieken. De president van de republiek is dus voorstander van toetreding, maar niet tegen elke prijs en ook niet als Turkije daarvoor afstand moet doen van zijn soevereiniteit waarmee het zijn eenheid probeert te bewaren. Onlangs zei de stafchef ter gelegenheid van dezelfde publieke manifestatie dat ook hij gekant was tegen de aanvaarding van de criteria van Kopenhagen als dat de erkenning inhoudt van andere minderheden dan door het Verdrag van Lausanne van 1923 wordt voorgeschreven. De tegenstand tegen de verdieping van de democratie en het aanvaarden van alle criteria komt hoofdzakelijk uit Kemalistische en niet-confessionele hoek. Dat betekent in het algemeen dat het leger nog altijd een sterke greep heeft op het openbare leven en het grootste obstakel zal zijn voor de uitvoering van de hervormingen die door het parlement werden aangenomen.

Europa moet ook beseffen dat het van Turkije niet mag verwachten dat alle hervormingen die door het parlement werden aangenomen, op korte termijn kunnen worden uitgevoerd. De interne weerstand moet worden overwonnen. Bepaalde plaatselijke en nationale verantwoordelijken zullen moeten worden vervangen en sommige hoge functionarissen die tegen de hervormingen gekant zijn, zullen eventueel op pensioen moeten worden gesteld. Het is weinig waarschijnlijk dat Turkije de hervorming met eigen middelen en zonder de steun van de Europese Unie snel kan uitvoeren. De Europese Unie moet op alle niveaus van de hervorming interveniëren en de inspanningen van de voorstanders van de verdieping van de democratie steunen.

De huidige regeringspartij, AKP, heeft een aantal negatieve signalen uitgezonden. Spreker denkt vooral aan het wetsontwerp over de strafbaarstelling van overspel. Het stemt hem positief dat het ontwerp vrij snel werd ingetrokken. Europa heeft daar echter een beetje te snel uit afgeleid dat de Turkse regering het ontwerp alleen onder druk van Europa heeft ingetrokken. We vergeten dat een groot deel van de Turkse bevolking erg tegen het ontwerp gekant was. Zowel de vrouwenbewegingen als de niet-feministische organisaties zijn tegen het ontwerp opgekomen. Belangrijk is dat zelfs vrouwen die een sluier droegen, mee betoogden. Het wetsontwerp leunde een beetje te dicht aan tegen sommige bepalingen van de Sharia. Het werd niet alleen aangevochten door niet-confessionele vrouwenorganisaties, maar ook door vele vrouwen die niet tot die bewegingen behoren.

We zijn een beetje uit het oog verloren dat de hervormingen die nodig zijn om aan de criteria van Kopenhagen te voldoen niet alleen overeenstemmen met de wens van de Turkse regering om tot de Europese Unie toe te treden, maar dat ze ook in de richting gaan die de Turkse maatschappij zelf al lang wenst. De hervormingen worden gedragen door de bevolking. Het zal voor een volgende regering dus moeilijk zijn naar een veel restrictiever systeem terug te keren.

Het Turkse politieke systeem wordt door een aantal tegenstanders van de democratische vooruitgang geblokkeerd. Het maatschappelijke middenveld is evenwel bijzonder dynamisch en is bereid de strijd aan te gaan tegen het afremmen van de democratische vooruitgang die de hele Turkse bevolking al tientallen jaren verwacht.

Gedachtewisseling

De heer Marc Van Peel stelt vast dat professor Anciaux in zijn uiteenzetting brandhout heeft gemaakt van de hier veel gehoorde stelling dat het Turkse leger de garant is voor het voortbestaan van de democratie. Professor Anciaux is precies de tegenovergestelde mening toegedaan, namelijk dat de civiele maatschappij in Turkije naar democratie streeft en dat de tegenstanden bij het kemalistische leger zitten.

De heer Robert Anciaux bevestigt dit.

De heer Lionel Vandenberghe verwijst naar een rapport van de Europese Unie volgens hetwelk 380 000 koerden uit hun dorpen zijn verdreven. Wat zal de Turkse regering met die mensen doen ?

De heer Robert Anciaux antwoordt dat het Koerdische probleem alleen op politieke manier kan worden opgelost, namelijk door de erkenning van de Koerdische bevolking met haar eigen taal en cultuur en het recht om die te ontwikkelen in het kader van de Turkse Republiek en het Turkse burgerschap. Het Koerdische element moet ook erkend worden als een bestanddeel van dat burgerschap. De niet-erkenning was immers de oorzaak van de botsingen en, zoals de ondervoorzitter zegt, van de verdrijving van mensen. Die verplaatsingen gebeurden soms na overleg, maar waren soms ook het gevolg van de gevechten tussen het Turkse leger en de strijdende Koerden waarvoor de mensen op de vlucht gingen. Het moet ook gezegd worden dat de Koerden die de opvattingen van de PKK niet deelden, van twee kanten nadeel ondervonden. Zowel het Turkse leger als de strijdende PKK hebben de ontvolking van bepaalde regio's veroorzaakt.

Wat zal er gebeuren als Turkije de door de criteria van Kopenhagen opgelegde politieke oplossing heeft gevonden ? De Koerden moeten de volledige vrijheid krijgen om terug te keren naar hun gebieden van oorsprong. Dat zal geen probleem zijn. Ze moeten echter ook de nodige middelen krijgen om zich daar opnieuw te vestigen. Die middelen zouden gemakkelijk kunnen worden gevonden als de Koerdische opstand geen hinderpaal meer zou zijn voor het project voor de ontwikkeling van het Anatolische zuiden. Dat project voorziet in de bouw van dammen, van een irrigatiesysteem voor de landbouw en een distributienet voor energie met het oog op de ontwikkeling van industriële infrastructuur. Dat plan kan echter niet geconcretiseerd worden zolang de opstand niet beëindigd is en de botsingen tussen het leger en de Koerden voortduren. De regeerders van de jaren '70 wilden de regio economisch ontwikkelen om het hoofd te bieden aan de identiteitseisen van de Koerden. Ze dachten dat ze die eisen op de lange baan zouden kunnen schuiven door het gebied economisch te ontwikkelen, maar dat is een illusie. Een politieke oplossing voor het Koerdische probleem, aangevuld met een ontwikkelingsplan, zou de Koerden naar hun gebieden kunnen doen terugkeren. Dat zou ook een ontlasting betekenen van de steden waarin de Koerdische bevolking op elkaar leeft en waar ze de problemen van de Turkse grootsteden nog accentueert. Die steden zijn overbevolkt en er is te weinig werk voor de plattelandsbevolking die in de sloppenwijken aan de rand van de steden woont.

De heer Jean Cornil heeft twee vragen.

De eerste heeft betrekking op de niet-erkenning van de minderheden. De commissie voor de Sociale Aangelegenheden heeft enkele weken geleden een bezoek gebracht aan Turkije, wat ons een algemeen overzicht bezorgde van de situatie.

De heer Anciaux heeft niet gesproken over het probleem van de kieswetgeving of de kiesdrempel van 10 % die vooral de Koerdische bevolking verhindert om vertegenwoordigers te sturen naar het Turkse parlement. Hoe denkt de heer Anciaux over de vooruitgang op het culturele vlak, ook al is die misschien nog ontoereikend ? Spreker denkt aan het aanleren van de taal, de mogelijkheid om televisieprogramma's in het Koerdisch te bekijken, enzovoort. Kan er hier nog meer vooruitgang worden geboekt ?

Zijn tweede vraag heeft betrekking op de rol van de Nationale Veiligheidsraad. Heel wat getuigen, zowel van de meerderheid als van de oppositie, verklaarden hier dat de rol van die Raad in de loop van de jaren fel verzwakt is en dat ook de militairen veel minder invloed hebben in die Raad.

Die vraag is erg belangrijk voor de democratie. Welke rol speelt de Nationale Veiligheidsraad, onder meer in het buitenlandse beleid van Turkije, dat door velen als te « Atlantisch » wordt beschouwd ?

De heer Robert Anciaux antwoordt dat het duidelijk is dat de militairen vandaag veel minder invloed hebben in de Nationale Veiligheidsraad als gevolg van het pakket hervormingen waartoe Turkije bereid was om de criteria van Kopenhagen te kunnen vervullen.

Het probleem is dat we hier te maken hebben met een superstructuur. Dat doet niets af aan de rol die het leger op het nationale vlak nog altijd effectief kan spelen, zelfs als het in die Veiligheidsraad niet meer vertegenwoordigd is. Het is de taak van de Europese Gemeenschap de hervormingen te steunen en op die manier die rol te beperken. De militairen hebben al wel minder invloed in de Veiligheidsraad, maar ze zijn nog altijd sterk vertegenwoordigd in de provincies en de regio's die in het kader van de strijd tegen de PKK onderworpen werden aan de krijgswet.

We moeten ons niet toespitsen op een vermindering van de formele vertegenwoordiging, maar op een vermindering van de invloed van het leger in de besluitvorming en de toepassing van de wetgeving. Dat probleem overstijgt de criteria van Kopenhagen.

De partijen moeten een kiesdrempel van 10 % overschrijden om in het parlement vertegenwoordigd te kunnen worden. Sommigen vinden die drempel te hoog, anderen vinden het een wijze beslissing. Men wilde daarmee verhinderen dat een reeks kleine partijen het parlement zou overspoelen en elke besluitvorming onmogelijk zou maken. Misschien is een kiesdrempel van 10 % te hoog, maar dat is alleszins beter dan de situatie in Israël, waar partijtjes al in het parlement vertegenwoordigd zijn als ze 2 % halen. Regeringsbeslissingen zijn tot mislukken gedoemd door de talloze kleine partijen die in het parlement vertegenwoordigd zijn.

Spreker is er voorstander van dat zoveel mogelijk partijen vertegenwoordigd zijn, maar de ervaring in Israël brengt hem tot de conclusie dat in elk geval moet worden vermeden dat kleine partijtjes op alle niveaus aanwezig zijn.

Dat lijkt misschien antidemocratisch, maar als alle strekkingen vertegenwoordigd zijn, dan doet een pragmatische benadering van de werking van de democratie me vrezen dat een al te doorgedreven representativiteit de besluitvorming blokkeert.

De kieswet zal worden gewijzigd. Als die wet en de al goedgekeurde hervormingen worden uitgevoerd en als er vrije meningsuiting is voor de minderheden, dan is het mogelijk dat de Koerdische partijen met meer dan tien procent vertegenwoordigd kunnen zijn. Vooral de druk op al die partijen die zeggen dat ze de Koerden vertegenwoordigen, belet dat ze meer stemmen halen. De kiezers waren ontmoedigd en stemden niet meer voor hen, maar die partijen werden tijdens de verkiezingscampagnes ook gedwarsboomd.

Na de goedgekeurde hervormingen zou de vertegenwoordiging van de Koerden beter kunnen worden.

Tien procent lijkt in elk geval veel te hoog.

De Turkse kiezers zijn heel wisselvallig. Ze stemmen weinig ideologisch en hoofdzakelijk utilitair. In 1994 werd een islamitische partij de eerste partij van Turkije, en kwam ze in de regering. Bij de verkiezingen van 1999 verloor die partij een belangrijk deel van haar stemmen aan een partij die geen tien procent haalde, namelijk de Nationale Beweging, een ultranationalistische extreemrechtse partij. Bij de volgende verkiezingen werd dezelfde partij op de achtergrond gedrongen, met een verkiezingsuitslag beneden de 10 %. Hetzelfde geldt voor de Democratisch Socialistische Partij. De partij van de republikeinen behaalde minder dan 10 % in 1999, maar steeg opnieuw in 2002 en werd de enige partij die vertegenwoordigd was.

Het Turkse kiezerskorps heeft over het algemeen de neiging de partijen af te straffen. Het stemgedrag is weinig ideologisch. Een partij die haar beloften houdt, kan worden herkozen — dat was het geval met Ecevit in 1999 — maar ze kan bij de volgende verkiezingen ook totaal worden afgestraft.

Door de 10 %-regel is alleen de republikeinse partij, de AKP, vertegenwoordigd in het parlement, de andere partijen niet.

Door die wisselvalligheid kan een partij snel beneden de 10-procentdrempel vallen. Vanuit democratisch oogpunt zou het nuttig zijn de kiesdrempel tot 5 % te verlagen. Daardoor zou een brede waaier van politieke meningen in het parlement aanwezig kunnen zijn en er de gehele bevolking kunnen vertegenwoordigen.

Mevrouw Fatma Pehlivan vraagt of er ook niet een Macedonische minderheid, de Albanese Turken, de minderheid aan de Zwarte Zee bestaat in Turkije ? Al die minderheden samen vormen de Turkse natie, het geheel van de Turkse burgers. Het beeld dat wij in Europa altijd voorgeschoteld krijgen is dat van de Koerdische minderheid die niet vertegenwoordigd is. Als men kijkt naar de politieke vertegenwoordigers in Turkije, dan ziet men parlementsleden van Koerdische origine en zelfs een president van Koerdische origine. Is er geen tegenspraak tussen het beeld dat ons wordt voorgehouden en de feiten ?

In Europa zijn er ook meer en meer etnisch-religieuze minderheidsgroepen. Spreekster behoort er tot eentje, maar is een Belgische onderdaan. In de discussie over Turkije halen we ineens bepaalde problemen naar boven waarmee we zelfs in Europa niet mee klaar zijn. Europeanen zouden dus het voorbeeld moeten geven en bepaalde rechten aan minderheidsgroepen moeten toekennen. Landen die willen toetreden kunnen ons dat anders verwijten. Zij wenst te weten wat de professor daarover denkt.

De heer Robert Anciaux antwoordt dat over het algemeen we een beetje de neiging hebben het probleem van de minderheden in Turkije vooral als het probleem van de Koerdische onderdrukte minderheid te beschouwen. In werkelijkheid staan de Koerden zelf niet als een eenheid achter de PKK. Vele Koerden zijn perfect in de Turkse republiek geïntegreerd en gaan prat op hun Koerdische burgerschap, maar zonder bijbedoelingen. Er zijn heel veel Koerdische parlementsleden en zakenlui. We bekijken de problemen door de bril van de PKK, die vooral in Europese kringen invloed heeft. Hierdoor hebben we een verkeerd beeld van de Koerdische kwestie.

Turkije is een multi-etnische en multiculturele staat. In een goede democratie moeten die beide aspecten worden erkend en moet ieders identiteit worden erkend in het kader van een algemeen Turks staatsburgerschap. De democratie zal de Turken dwingen de Koerden te erkennen omdat ze om erkenning vragen. Dat zou een sterkere integratiefactor zijn dan hen te blijven negeren. Dat past niet meer in de ontwikkeling van een moderne democratie. De jakobijnse, homogeniserende en centralistische visie die ingang heeft gevonden in het militaire en het politieke establishment, vooral in de niet-confessionele gemeenschap, moet absoluut ter discussie worden gesteld.

Er zijn problemen met minderheden, vooral in de Balkan. Het is een algemeen probleem dat zijn oorsprong vindt in de anarchistische verbrokkeling van het Ottomaanse Rijk. Er werden stukken grond afgepakt van het Ottomaanse Rijk en men creërde nationale entiteiten. Men heeft die nationale formaties gemaakt, niet op basis van de wil van de bevolking, maar van de belangen van de Europese mogendheden en van de Ottomaanse mogendheid. Men heeft de etnische groepen dus uit louter politiek opportunisme afgezonderd; om de belangen van de overheerser te dienen. De instabiliteit in de Balkan is er niet altijd geweest. Ze is er gekomen door politieke beslissingen en door de constructies die zonder raadpleging van de bevolking werden opgezet.

Door de koude oorlog werden de problemen bevroren. Zodra de ijzeren greep van de Sovjet-Unie op het politieke leven in die regio's werd losgelaten, doken de oude eisen weer op, in het bijzonder bij het uiteenvallen van Joegoslavië, waarin de Europese Unie een duidelijke verantwoordelijkheid draagt.

Het probleem van de minderheden kan alleen maar worden opgelost — Cyprus bewijst het — als er grondwettelijke bepalingen worden uitgewerkt die de minderheden beschermen tegen politieke en culturele minorisering. Dat is in de Balkan nergens het geval.

De Europese Unie moet zich bewust worden van het feit dat ze haar eigen minderheden heeft. De Noord-Ierse kwestie blijft het politieke leven in Engeland verzuren. Er zijn ook nog de problemen in het Baskenland en in Corsica, de regionalistische manifestaties in Zuid-Frankrijk en de bijzonder dynamische Catalaanse entiteit in Spanje.

Dat is ook het probleem van de stichting van de natiestaat. De natiestaat werd gecreëerd op grond van een basisbeginsel : de grenzen moeten overeenstemmen met een culturele entiteit. Dat is niet het geval in West-Europa en nog minder in de regio's die verdeeld werden zonder enige raadpleging van de bevolkingen, zoals in de Balkan en in het Midden-Oosten. De natiestaat is in feite het echte uitgangspunt van het probleem van de erkenning van de minderheden. De nationale Staat heeft, in naam van een eenheid die gebaseerd is op de dominerende politieke cultuur, structuren opgelegd die helemaal niet samengaan met de culturele en etnische bevolkingsgroepen. Dat werd alvast vermeden in het Ottomaanse Rijk en in de moslimrijken, waar de minderheden werden geïntegreerd en een juridische status kregen. De natiestaat heeft dat nooit gedaan. Als er een juridische status werd goedgekeurd, dan was dat gewoon omdat de machtsverhoudingen waren veranderd en de demografische realiteit zich aan de regeringen opdrong. Als Turkije de multi-etnische en multiculturele realiteit erkent, dan zal dat land een stap hebben gedaan naar de oplossing van een probleem dat vele Europese staten nog niet hebben kunnen oplossen.

Mevrouw Fatma Pehlivan is van mening dat we hoge eisen stellen aan Turkije, eisen waaraan we in Europa zelf nog niet voldoen.

De voorzitter antwoord dat hij niet wil dat er een polemiek wordt gevoerd.

Hij wenst te weten wat het lekendom betekent in Turkije ? Vergeleken met de klassieke schema's zoals in Frankrijk, met een totale scheiding van kerk en staat, maar met respect voor de verschillende meningen, hebben we de indruk dat er in Turkije een bijzonder soort lekendom heerst, met name de beheersing van één godsdienst en het niet erkennen van andere religies.

De heer Anciaux antwoordt dat de scheiding tussen kerk en staat in Turkije voornamelijk is geïnspireerd op het Franse model.

Het is een radicale scheiding van godsdienst en politiek. In de Europese, hoofdzakelijk katholieke staten is de scheiding van kerk en staat gebaseerd op de scheiding tussen de religieuze macht en de seculiere macht. In de islam is er geen religieuze macht en zelfs geen religieuze kaste. Het opduiken van een zogenaamd religieus element vloeit voort uit de vestiging van de scheiding van kerk en staat. Door de invoering van de scheiding van kerk en staat zijn in de islamitische landen de « pastoors » ontstaan. Dit religieus personeel is eigenlijk een overblijfsel van de vroegere schriftgeleerden. Zij speelden echter vooral de rol van theologen-juristen, en niet van religieus personeel. Wanneer een moslimland als Turkije de scheiding van kerk en staat oplegt, dan moeten, bij afwezigheid van een clerus en van een religieuze autoriteit, de temporalia van de eredienst en de organisatie van de godsdienst door een overheidsinstelling gebeuren. Dat is in strijd met de visie op laïcisering sensu stricto.

In het verlengde van het Ottomaanse Rijk werd een soort ministerie of staatssecretariaat voor religieuze zaken opgericht. Het is de lekenstaat die toezicht houdt op de werking van de godsdiensten. Het gaat dus om een scheiding van kerk en staat die op het Europese, vooral op het Franse model is geïnspireerd.

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen twee fenomenen : de laïcisering van de Staat en de secularisering van de bevolking, wat een intern evolutieprobleem is van de Turkse maatschappij. De lekenstaat naar Frans model wordt in Turkije meer en meer in twijfel getrokken. De secularisering van de samenleving is echter een realiteit.

We hebben met Turkse universiteiten een enquête gehouden. Daaruit bleek dat 12 % van de kiezers om godsdienstige reden voor de Nationale Heilspartij, die tot in 1997 deelnam aan de macht, had gestemd. Die 12 % waren het echter niet eens over de godsdienstige waarden. De rest van de kiezers stemde voor die partij omwille van haar sociale programma en als reactie tegen de traditionele niet-confessionele partijen, die niet aan de eisen van de burgers hadden voldaan. We moeten dus heel voorzichtig zijn als we over de opkomst van de islam en de godsdienst spreken. Het is misschien niet helemaal onjuist, maar het is wel sterk overdreven als men beweert dat de 34 % die de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling heeft behaald, toe te schrijven is aan de opmars van het religieuze gevoel. Momenteel bereiden we een enquête voor met de universiteiten van Galatassaray en Marmara. Waarschijnlijk zullen we vaststellen dat het percentage van de kiezers die om godsdienstige redenen stemt, nog lager ligt dan 12 %.

4.2. Uiteenzetting door de heer Erkan Gezer

Omwille van zijn geografische ligging speelt Turkije een uitzonderlijke en geopolitiek zeer belangrijke rol. Omwille van zijn ligging was en is Turkije een draaischijf voor de contacten en uitwisselingen tussen Azië, het Midden-Oosten en Europa. Gelegen op het kruispunt van twee continenten neemt Turkije een heel bijzondere geografische positie in en speelt het tegenover Europa de rol van katalysator voor zijn buurlanden, zoals de landen van de Balkan, de Middellandse Zee, de Zwarte Zee, de Kaukasus, het Midden-Oosten en Centraal-Azië. In die zin maakt Turkije niet alleen deel uit van Europa, maar ligt het tevens aan de oorsprong van het culturele en historische erfgoed van de Europese beschaving. Omwille van zijn geografische ligging heeft het een rijk patrimonium. In Anatolië stond de wieg van talrijke oude beschavingen en culturen. In Klein-Azië ligt het hart van de Westerse beschaving. De Griekse en Romeinse beschavingen, die aan de oorsprong liggen van de Europese civilisatie, beleefden hun hoogtepunt in Anatolië. Turkije is dan ook de hoeder en erfgenaam van alle beschavingen die zich op zijn grondgebied hebben ontplooid, van de Hittieten tot Byzantium. President Jacques Chirac heeft enkele dagen geleden overigens nog onderstreept dat Turkije zijn plaats had in Europa : « Wij zijn allemaal kinderen van Byzantium », zei hij. Dat is een realiteit die noch op historisch vlak, noch op het vlak van de beschaving kan worden betwist.

Bovendien hebben de Turken een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van de Europese beschaving en in de totstandkoming van het Europees Concert tijdens het Ottomaanse Rijk.

De hervormingen die in 1839, 1856 en 1909 in het Ottomaanse Rijk onder invloed van het liberale Europese gedachtegoed werden uitgevoerd, hebben de bevolking meer vrijheid en democratie geschonken.

President Atatürk heeft de Turkse Republiek de moderne tijd en Europa binnengeleid. Turkije wilde een plaats veroveren in de Europese constructie. Turkije is lid geworden van alle Europese regionale en internationale organisaties, zoals de NAVO, de Raad van Europa en de OVSE.

Het historische engagement van generaal de Gaulle en kanselier Adenauer, die in 1963 een associatieakkoord met Turkije voorstelden en aldus de Europese roeping van Turkije onderstreepten, was niet de eerste stap. In 1959 al had de Turkse regering om toetreding tot de Europese Economische Gemeenschap verzocht.

Sinds de ondertekening van de overeenkomst van Ankara in 1963 met het oog op de definitieve toetreding van Turkije tot de Europese Unie, bouwt ons land nu al veertig jaar lang aan een moderne staat. In 1987, na zijn officiële aanvraag in het kader van artikel 237 van het Verdrag van Rome, werd Turkije aanvaard als toekomstig toetredingskandidaat. Ingevolge de douane-unie van 1996 werd Turkije het land dat, als niet-lidstaat, het nauwst bij de Europese Unie aansloot.

De besluiten van de Europese Raad met betrekking tot de integratie van Turkije in de Europese Unie, waarvan de belangrijkste die van de Top van Helsinki van december 1999 en van Kopenhagen van 2002 zijn, hebben nieuwe perspectieven geopend voor de betrekkingen tussen Turkije en de Europese Unie. Op de Europese Raad van Helsinki kreeg Turkije de status van officiële toetredingskandidaat, waarbij werd onderstreept dat dit land ertoe geroepen is tot de Europese Unie te toe te treden op basis van de criteria die voor de andere kandidaat-lidstaten gelden.

De Europese Raad van Kopenhagen besliste dat, als de Raad in december 2004 op grond van een verslag en een aanbeveling van de Commissie, oordeelt dat Turkije voldoet aan de criteria van Kopenhagen, de Europese Unie toetredingsonderhandelingen met dat land zal openen. Sinds 1963, toen Europa voor het eerst een toetreding in het vooruitzicht stelde, werd deze Europese verbintenis nooit in twijfel getrokken.

In haar verslag van 6 oktober heeft de Commissie van de Europese Unie uiteindelijk aanbevolen toetredingsonderhandelingen te openen met Turkije, omdat het in voldoende mate aan de criteria van Kopenhagen beantwoordt. De Raad van 17 december eerstkomend zal dan ook een strategische keuze moeten maken. Ofwel wordt het natuurlijk proces dat 40 jaar geleden werd ingezet, voortgezet in de richting van stabiliteit en goede strategische en multidimensionele betrekkingen, ofwel neemt men het risico die ontwikkeling te zien onsporen zonder dat de nadelige gevolgen voor beide partijen kunnen worden ingeschat.

Een van de belangrijkste waarden van het internationaal recht en van de Europese Unie is ongetwijfeld het principe pacta sunt servanda. Het Turkse volk zal op 17 december 2004 de eerlijkheid en geloofwaardigheid van de Europese Unie kunnen testen. We hebben de toetreding ruimschoots verdiend. Als er na de onderhandelingen geen beslissing valt of als tussenformules naar voren worden geschoven, zou de ontgoocheling in Turkije groot zijn en dreigt een onherstelbare breuk met de Europese Unie.

Die beslissing gaat niet alleen Turkije en de Europese Unie aan, maar ook de internationale publieke opinie, omwille van de bijzondere sociaal-politieke identiteit en de uitzonderlijke geostrategische ligging van Turkije. De beslissing van de Europese Raad om in de eerste helft van 2005 onderhandelingen te openen, zal het vertrouwen in de Europese Unie doen toenemen. De Turkse regering en de bevolking zullen dat zien als een aanmoediging om, samen met de Europese Unie, de politieke, economische en sociale hervormingen te consolideren.

Dat onderhandelingen worden geopend betekent niet dat de toetreding onmiddellijk moet gebeuren. De duur van de onderhandelingen zal uiteraard afhangen van de tijd die Turkije nodig heeft om zich het communautair acquis eigen te maken en in alle sectoren de Europese normen in te voeren. Daarom zou het fout zijn verwarring te stichten over het tijdstip waarop de onderhandelingen zullen worden geopend en Turkije als volwaardig lid tot de Europese Unie zal toetreden.

De jongste jaren hebben zich in ons land grote en revolutionaire politieke hervormingen voltrokken. Belangrijke grondwetsherzieningen en wetswijzigingen werden uitgevoerd die de individuele rechten en vrijheden, de democratie, het primaat van het recht en de eerbied voor de mensenrechten versterken en waarborgen.

Verschillende internationale overeenkomsten werden ter zake ondertekend en geratificeerd.

Het Turkse parlement heeft het grootste pakket wijzigingen ooit goedgekeurd, waardoor het meer dan een derde van de 177 grondwetsartikelen heeft gewijzigd. Er is een nieuw burgerlijk wetboek in voege getreden. Het nieuwe strafwetboek, dat door het parlement werd goedgekeurd, zal op 1 april van kracht worden.

Tussen februari 2002 en mei 2004 heeft het parlement acht hervormingspakketten goedgekeurd. Daarnaast werden talrijke andere wetten — decreten, reglementen en circulaires — goedgekeurd om die hervormingen uit te voeren.

De grondwetswijzigingen, het nieuwe burgerlijk wetboek, het nieuwe strafwetboek en de hervormingspakketten hebben de bestaande wetgeving gewijzigd om de democratie en de mensenrechten te versterken, het gevangeniswezen te hervormen, de doodstraf af te schaffen, het recht op privacy te waarborgen evenals de onschendbaarheid van de woning, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vestiging en verkeer; de veiligheid van de persoon te vergroten; de persvrijheid, de vrijheid van vereniging, van vergadering en van betoging, de vrijheid van overtuiging uit te breiden waardoor de niet-islamitische religieuze gemeenschappen onroerend goed kunnen verwerven, verkopen en bezitten, hun plaatsen van eredienst kunnen bouwen en onderhouden; de economische, sociale rechten en culturele rechten te bevorderen door het onderwijs en de audiovisuele verspreiding van andere talen en dialecten dan het Turks in te voeren; de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen, de kinderen en kwetsbare personen te beschermen; de civiele maatschappij te versterken; de betrekkingen tussen de burgerlijke en de militaire machten af te stemmen op de Europese gewoonten, de werking van de justitie te bevorderen; de corruptie te bestrijden.

Een nultolerantie werd ingevoerd voor foltering en de straffeloosheid ervan. De wetgeving en de administratieve maatregelen met het oog op de preventie van foltering en slechte behandeling evenals de vervolging van overheidsambtenaren die van deze feiten worden verdacht, en hun bestraffing werden versterkt.

De meerderheid van het Turkse volk staat achter de toetreding tot de Europese Unie. Dat wijst op zijn verlangen naar verandering, binnen het kader van een hedendaagse lekendemocratie, met instellingen en regels die steunen op de markteconomie, de rechten van de mens en de rechtstaat.

Spreker zal de voordelen en de bijdrage van Turkije tot de Europese Unie in vijf grote hoofdstukken opdelen.

Eerste hoofdstuk : de toetreding van Turkije zal ertoe bijdragen dat de Europese Unie een wereldspeler wordt. De voordelen van de toetreding van Turkije tot de Europese Unie zijn nauw verbonden met de toekomst van de Unie. Turkije zal niet alleen bijdragen tot het behoud van de vrede en veiligheid in Europa, maar ook tot de verspreiding van de Europese waarden in de regio. Turkije zal ook als katalysator fungeren voor Europa, doordat het de relaties tussen Europa en de landen uit de regio zal versterken. Turkije zal tevens bijdragen tot de transformatie van de Europese Unie van een regionale organisatie met beperkte invloed op wereldvlak, in een wereldspeler die bij machte is wereldproblemen op te lossen, gebruik makend van zijn economische, diplomatieke en militaire mogelijkheden.

Zijn ligging in het centrum van Eurazië maakt van Turkije een draaischijf omwille van zijn nauwe betrekkingen met het oostelijke Middellandse-Zeegebied, de Balkan, de Kaukasus, Centraal-Azië, het Midden-Oosten.

Turkije beschikt over een historisch en cultureel verleden, over een strategische positie en een invloed die het beleid van de Europese Unie tegenover die regio's positief kan beïnvloeden.

Door de ontdekking van een van de belangrijkste aardolie- en aardgasvoorraden ter wereld in de Kaspische regio, is het strategisch belang van Turkije nog toegenomen. Als de bouw van pijpleiding Bakou-Ceyhan beëindigd zal zijn, zal Turkije een centrale plaats innemen op de aanvoerroutes van grondstoffen voor de Westerse markten.

Al vanaf de stichting van Israël onderhoudt Turkije nauwe en bijzondere betrekkingen met dat land. De relaties met de Arabische landen waarmee Turkije een godsdienst en een geschiedenis van meer dan 500 jaar gemeen heeft, zijn in de periode na de koude oorlog verbeterd. Turkije is het enige land waarin zowel Israëli's als Palestijnen vertrouwen stellen. De recente oorlog in Irak heeft eens te meer het strategisch belang van Turkije aangetoond.

Tweede hoofdstuk : de toetreding van Turkije tot de Europese Unie zal bijdragen tot de vrede en de stabiliteit in de regio's die aan de Europese Unie grenzen. Volgens de NAVO bevinden zich om en rond Turkije dertien conflicthaarden of mogelijke conflicthaarden.

Turkije werd in de regio altijd als een element van stabiliteit beschouwd omdat het een democratische lekenstaat is en een stabiele structuur en militaire macht heeft. Turkije heeft een grote ervaring inzake wederopbouw van gebieden in een crisissituatie en inzake de preventie van regionale conflicten. Turkse strijdkrachten hebben deelgenomen aan alle internationale vredesmissies in Bosnië-Herzegovina, Kosovo, Albanië, het Midden-Oosten en Georgië. Turkije heeft de leiding van de Force internationale d'assistance à la sécurité in Afghanistan van Groot-Brittannië overgenomen en brengt die moeilijke taak tot een goed einde.

Derde hoofdstuk : het Westen en de islamitische wereld zullen door de toetreding van Turkije leren samenleven. De toetreding van Turkije, dat overwegend een moslimbevolking heeft, zal er in belangrijke mate toe bijdragen een brug tussen het Westen en de islam te slaan. De toetreding van Turkije als volwaardig lid zal aantonen dat verschillende culturen met elkaar kunnen samenleven en dat islam en moderniteit te verzoenen zijn. Ze zal aantonen dat het Westen een daadwerkelijk antwoord kan ontwikkelen op het conflict tussen christenen en moslims. Die evolutie zal bewijzen dat christenen en moslims kunnen samenleven in eenzelfde economische en politieke unie. De toetreding van Turkije zal een einde maken aan de kritiek dat de EU een christelijke club is en aan de beschuldigingen van assimilatie. Dat zal de Unie helpen om tot universele waarden te komen. Bovendien zal de toetreding van Turkije een gunstige invloed hebben op de opinie van de moslimwereld over Europa in het algemeen en over het Westen in het bijzonder.

Vierde hoofdstuk : de toetreding van Turkije zal de wil van ons land versterken om de Europese moslimgemeenschap tot een moderne interpretatie van de islam te brengen. De islam is in Europa een realiteit geworden. Er wonen reeds meer dan tien miljoen moslims. Die bevolking ver houden van de radicale tendensen van het islamitische fundamentalisme is enkel mogelijk indien haar een model wordt aangeboden waarin islam en moderniteit samen kunnen bestaan.

Vijfde hoofdstuk : de toetreding van Turkije zal een wezenlijke economische bijdrage leveren aan Europa. Steunend op recente cijfers wordt geschat dat de Turkse bevolking zich over 20 à 25 jaar rond de 80 à 85 miljoen inwoners zal stabiliseren en dat het nationaal inkomen per hoofd dan boven de 10 000 dollar zal liggen. Turkije neemt dus zijn plaats in Europa in als een uitzonderlijke, grote, jonge en dynamische potentiële markt. Die grote markt, die welvarender zal worden en zijn infrastructuur aan die van de EU zal aanpassen naarmate de buitenlandse investeringen toenemen zodra de toetreding een feit is, zal de economische macht van de EU versterken. Met betrekking tot de handel, de basis van de Europese economie, zorgt de toetreding van Turkije voor 70 miljoen mensen meer. Die snakken naar consumptie. De volledige integratie van Turkije in de EU betekent voor Europa een belangrijk voordeel binnen de mondiale concurrentie en vormt een troef tegenover andere economische actoren.

De economische bijdrage van Turkije aan de EU beperkt zich niet tot zijn eigen economisch potentieel, maar strekt zich uit tot de strategische omgeving van zijn regio. Turkije bevindt zich op het snijpunt van belangrijke trajecten van energie, transport en verbindingen die nog voortdurend toenemen en het Oosten met Europa verbinden.

Door zich ertoe te verbinden binnen zijn geografische ruimte een dominerende rol inzake buitenlandse handel te spelen, zal Turkije bijdragen aan het openstellen van die markt voor de EU en aan de toelevering van grondstoffen en halfafgewerkte producten die voor de Europese economie van levensbelang zijn. Met meer dan 80 000 handelshuizen in hun bezit zijn de Turkse ondernemers die in de EU verblijven, aanwezig op verschillende markten. In de toekomst zullen ze, met de hulp en de middelen die ze door de toetreding verkrijgen, meer banen kunnen scheppen en meer kunnen produceren. In tegenstelling tot de landen van de EU waarvan de bevolking vergrijst, heeft Turkije een jonge en dynamische bevolking. Ook daardoor zal de toetreding van ons land de demografische structuur van de EU in positieve zin veranderen.

Turkije ondersteunt de opbouw van een sterk Europa dat alle mogelijke uitdagingen aankan. Het is bereid daarvoor een bijzondere bijdrage te leveren. Het heeft daartoe de mogelijkheden. Wij steunen in de EU-landen de organisatie van debatten over de toetreding van Turkije, daarbij vermijdend dat dit thema in de binnenlandse politiek wordt misbruikt. Turkije en de voordelen die het de EU kan brengen, hebben te lijden onder een slechte beeldvorming bij de Europeanen. Hoewel het besluit over het openen van onderhandelingen enkel aan de regeringen toekomt, zijn we ons ervan bewust dat het ook belangrijk is dat euvel te verhelpen met de hulp van de nationale parlementen en de bevolking van de EU-lidstaten.

Ten slotte wordt verwacht dat de Raad de toetredingsonderhandelingen opent nadat hij een precieze datum in de eerste helft van 2005 heeft vastgesteld.

Gedachtewisseling

De heer Lionel Vandenberghe is van oordeel dat in de hoorzittingen al enkele keren is geopperd dat er een discrepantie bestaat tussen het wettelijke en het werkelijke land. De wetten en de hervormingen zijn wel goedgekeurd, maar ze moeten ook nog in de praktijk worden omgezet in het hele land. In een van de hoorzittingen bleek dat er wat dat betreft nog heel wat werk aan de winkel is.

De ambassadeur heeft erop gewezen dat het probleem van de minderheden in Turkije niet emotioneel maar op een rationele manier moet worden benaderd. Professor Anciaux heeft daarnet een voorbeeld gegeven van een rationele uiteenzetting over het probleem van de minderheden.

De Koerdische gemeenschap in Turkije heeft met de recente hervormingen beperkte culturele rechten gekregen. Er is een beperkt aanbod van radio- en tv-programma's in de Koerdische taal. Er is de mogelijkheid om privé-onderwijs in het Koerdisch te organiseren, een probleem dat wij Vlamingen vanuit onze eigen ervaring heel goed kennen. Wij hebben geleerd dat culturele emancipatie veel meer vraagt dan dat. Zijn vraag is dan ook of Turkije bereid is de taal en de cultuur van haar Koerdische bevolking te erkennen door die in de grondwet op te nemen en door ervoor te zorgen dat het Koerdisch ook een plaats krijgt in het officiële onderwijs. In Vlaanderen zijn we het Nederlands pas in 1930 beginnen gebruiken in het universitair onderwijs, althans in het rijksuniversitair onderwijs. Spreker wil van de ambassadeur ook graag horen hoe hij de terugkeer ziet van de 380 000 Koerden die vrijwillig of gedwongen hun dorpen hebben verlaten.

De ambassadeur heeft gesproken over de hervorming van de strafwet die het Turkse parlement op 26 september 2004 heeft aanvaard. Artikel 305 daarvan zegt : « Activiteiten die tegengesteld zijn aan de fundamentele nationale belangen zijn strafbaar. » Er staat zelfs een gevangenisstraf op van drie tot zes jaar. In de toelichting bij het artikel staat dat het uiten van kritiek op de Turkse militaire aanwezigheid in Cyprus of op de genocide tegen het Armeense volk een reden is om de strafmaat te vermeerderen.

De toepassing van dat artikel lijkt alleszins strijdig met de internationale en Europese conventies over de mensenrechten. Kan de ambassadeur de bedoeling van artikel 305 verduidelijken ? Welke zijn de garanties dat het niet wordt misbruikt om dissidenten te muilkorven ?

Een andere vraag betreft Armenië. Turkije heeft geen al te beste relaties met dat land. Sinds 1993 is de Turks-Armeense grens gesloten na het conflict tussen Armenië en Azerbeidjan over Nagorno-Karabach. De regio kent opnieuw stabiliteit, maar het lijkt erop dat Turkije de grens nog altijd gesloten houdt, als repressie tegen de Armeense pogingen om de Turkse genocide tegen het Armeense volk internationaal bespreekbaar te maken. Spreker wijst erop dat met een Turks lidmaatschap van de EU genoemde grens een Europese grens wordt. Zijn vraag is daardoor zeker relevant. Bovendien heeft Europa ook belangrijke economische banden met Armenië. Kan de ambassadeur uitleggen waarom de grens met Armenië nog altijd gesloten is en waarom Turkije nog niet is ingegaan op de vraag van de Europese Unie om de grens met Armenië te openen ?

De heer Marc Van Peel vindt dat de geloofwaardigheid van de Europese instellingen in dit debat op het spel staat. Er is echter een andere soort geloofwaardigheid van de Europese instellingen waarop wij als nationaal Parlement, net zoals het Europees Parlement, moeten toezien. Met het snel vastleggen van een datum om de onderhandelingen te starten bestaat het risico dat er een onderscheid ontstaat tussen het wettelijke en het werkelijke land, een situatie waar ook de heer Vandenberghe al naar verwees toen hij het over Turkije had. Spreker verwijst naar de situatie in België en Europa.

De toenadering tot Turkije en de besprekingen over lidmaatschap zijn al een aantal jaren aan de orde in Europa en de instellingen en stilaan wordt dat ook een issue bij de publieke opinie met alle vragen vandien. De ambassadeur heeft verwezen naar het op gang brengen van een educatief proces bij de publieke opinie, waarbij spreker zich de vraag stel of ten aanzien van de publieke opinie nu al een datum kan worden vastgelegd voor het begin van de toetredingsonderhandelingen. Die vastlegging zou immers onvermijdelijk worden gepercipieerd als een beslissing van toetreding waarbij alleen nog maar de vraag rijst wanneer ze ingaat. Voor de ambassadeur is het een evidentie dat Turkije zowel geografisch als cultuur-historisch bij Europa hoort, maar zo voelt het grote deel van onze publieke opinie het niet aan. Ons woordgebruik is veel betekenend. We spreken over Klein-Azië. Wat we op school leerden over de grenzen van de Europese Unie, zit in ons collectief bewustzijn. Vermits we zeer vriendschappelijk staan tegenover Turkije, is er nooit een probleem gemaakt over een zo goed mogelijk nabuurschap op alle mogelijke vlakken, maar in verband met het lidmaatschap van de Unie is er een probleem van perceptie. Is het zo verstandig nu heel snel een datum voor de start van de onderhandelingen vast te leggen. De vraag is of we het educatief proces van de publieke opinie niet eerst zijn tijd moeten geven.

Bovendien vreest het lid dat de discussie over de Europese grondwet, die in bepaalde landen al volop bezig is, zich op een irrationele manier met dit debat mengt. In Frankrijk heeft men de grootst mogelijke moeite om de twee uit elkaar te houden. Er is dus nogal wat voor te zeggen dat eerst de Europese grondwet overal wordt geratificeerd. Hoewel het er niets mee te maken heeft, zal een referendum over de Europese grondwet door tegenstanders van de toetreding van Turkije gebruikt worden als referendum over de toetreding van dat land. Over de uitslag van een referendum over de grondwet heeft hij dan ook zijn twijfels. Hij vrees zelfs dat velen « neen » zullen zeggen. Wat denkt de ambassadeur hierover ?

De heer Erkan Gezer antwoordt dat er geen Koerdische minderheid in Turkije bestaat. Dat is het officiële standpunt, maar zelfs de Koerden in ons land zelf willen niet als een minderheid worden beschouwd. Ze hebben dezelfde rechten als de Turken. Een derde van onze parlementsleden is van Koerdische afkomst. Er zijn Koerdische ministers. Een minister van Buitenlandse Zaken was een Koerd, evenals een parlementsvoorzitter. Er is dus geen enkele verschil tussen Koerden en Turken. Wij hebben dezelfde rechten en verantwoordelijkheden.

Wat de taal betreft, heeft de heer Vandenberghe het voorbeeld gegeven van het Vlaamse landsgedeelte van zijn land en heeft hij onderstreept dat de totstandkoming ervan tijd heeft gevergd. Wij zijn twee jaar geleden met hervormingen begonnen. Het belangrijkste is niet beslissingen te nemen, maar ze toe te passen. In een land als België heeft dat veel tijd in beslag genomen. Dat zal ook zo zijn in Turkije.

Voor de terugkeer van onze medeburgers naar de verlaten dorpen werken we samen met internationale organisaties, zoals de VN. We bereiden die terugkeer voor door het bouwen van de nodige huizen in de vernietigde dorpen. Een derde van de mensen, waarvan u het aantal hebt trachten te geven, is reeds naar zijn dorp teruggekeerd. Die dorpen werden door commissaris Verheugen bezocht vooraleer hij zijn verslag opstelde. Spreker beweert niet dat die belangrijke kwestie volledig is geregeld, maar we zijn op de goede weg. We zullen die mensen hun huizen en dorpen teruggeven.

Artikel 305 van het strafwetboek moet goed worden gelezen. De heer Vandenberghe heeft bepaalde definities aangehaald, maar die staan niet in artikel 305. Dat artikel is trouwens identiek aan een artikel van het Franse strafwetboek. Dat kan gemakkelijk wanneer men het artikel aandachtig leest.

Ook de kwestie-Armenië, het sluiten van de grenzen met dat land en de zogenaamde genocide moeten worden besproken. Spreker benadrukt dat Turkije één van de eerste landen was om Armenië te erkennen. Wij waren bereid om alles uit te klaren. Wij hebben veel contacten met de Armeense autoriteiten en ook met de Armeense bevolking. Elke week landen er in Istanbul minstens twaalf charters met Armeniërs die er handel komen drijven. Dat gebeurt nog altijd. Niet wij hebben geweigerd de grenzen te openen. Het zijn de Armeniërs die de huidige grenzen niet aanvaarden. Spreker is in het bezit van twee essentiële documenten. De eerste is de onafhankelijkheidsverklaring. Hij leest ze voor :

« The Republic of Armenia stands in support of the task of achieving international recognition of the 1915 genocide in Ottoman Turkey and western Armenia », ons grondgebied. Indien Armenië grondgebied van Turkije vraagt, zal de grens worden gesloten. Er is daarvoor geen alternatief.

Het tweede document is de Armeense grondwet. Artikel 13 luidt : « The coat of arms of the Republic of Armenia depicts in the centre, on a shield, Mount Ararat. » De berg Ararat ligt in Turkije. Indien de Armeniërs grondgebied opeisen, zal de grens worden gesloten.

Wat de genocide betreft, stellen we de oprichting van een commissie voor.

Wij hebben de oprichting van een commissie van geschiedkundigen voorgesteld. Dat voorstel werd verworpen. Wij hebben dan de oprichting van een volledig neutrale commissie voorgesteld en daarbij gepreciseerd dat Turkije de conclusies ervan zou aanvaarden. Dat voorstel werd eveneens verworpen.

Wat de datum aangaat, is het, zoals spreker in zijn uiteenzetting heeft gezegd, verkeerd te denken dat het begin van de onderhandelingen de onmiddellijke toetreding van Turkije tot de EU inhoudt. Het proces zal minstens tien jaar duren. We zullen de evolutie van Turkije bekijken. Indien aan het einde van die periode Turkije voldoet aan alle toetredingsvoorwaarden, kan niemand tegen de toetreding zijn, of er nu al of niet een referendum wordt georganiseerd. Het gaat om de geloofwaardigheid van de EU. Overigens heeft een referendum geen politieke waarde. Het belangrijkste is — de regeringen moeten tegen 17 december een beslissing nemen — dat de onderhandelingen kunnen beginnen.

De heer Marc Van Peel antwoordt dat hij de ambassadeur er alleen nog op wil wijzen dat we ook in de Europese Unie nog met een democratisch deficit te maken kunnen krijgen. Hij begrijpt zijn standpunt dat de publieke opinie in Turkije na de hele voorgeschiedenis van het lidmaatschap een volgende logische stap verwacht. Maar in de Unie ziet de publieke opinie dat anders. Die ervaart de stappen die gedaan zijn in het kader van een eventuele toetreding als een sluipende besluitvorming die buiten haar weten tot stand is gekomen en vraagt zich vandaag af tot waar de buitengrenzen van de Europese Unie reiken. De ambassadeur zegt dat alle landen rond de Middellandse Zee die beantwoorden aan het acquis communautaire en aan de criteria van Kopenhagen, logischerwijze tot de Europese Unie kunnen toetreden. Hij begrijpt die redenering, maar in de relatie van de Europese Unie tot haar burgers is dat een grote stap te ver.

De heer Erkan Gezer antwoordt dat als we het verslag van de Commissie over The neighbourhood policy mogen geloven, de grenzen van Europa nu al duidelijk zijn afgebakend. Volgens dat verslag hebben de landen binnen de grenzen van de EU een bijzondere relatie met de Unie. Klaarblijkelijk behoren Turkije, Roemenië, Bulgarije, de landen van de westelijke Balkan, alsook Kroatië, daar niet toe. Dat is een beslissing van de Raad, van uw staats- en regeringshoofden. Het is aan hen om te beoordelen of dit een goed of slecht standpunt is. De beslissing is niet nieuw en hij is niet bevoegd om deze vraag te beantwoorden.

De heer Lionel Vandenberghe begrijpt dat zijn vragen erg gevoelig liggen voor de ambassadeur. Maar een open dialoog lijkt hem in deze materie bijzonder belangrijk. De heer Van Peel heeft er ook al op gewezen hoe gevoelig het Turks lidmaatschap ligt bij onze publieke opinie.

Onze eigen ervaring met het Nederlands leert ons dat er pas vooruitgang wordt geboekt als de taal officieel erkend wordt in de Grondwet.

III. AANBEVELINGEN

1. Overwegende dat Turkije op 12 april 1987 overeenkomstig artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie een verzoek tot toetreding tot de Europese Unie heeft ingediend;

2. herinnerend aan de toetredingscriteria, de zogenaamde « criteria van Kopenhagen », die gelden voor alle Staten die tot de Europese Unie wensen toe te treden en die werden aangenomen op 22 juni 1993 :

« Het lidmaatschap vereist dat het kandidaatland zover is gekomen dat het beschikt over stabiele instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden garanderen, over een functionerende markteconomie alsook over het vermogen om de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden. Het lidmaatschap veronderstelt dat de kandidaten in staat zijn om de verplichtingen van het lidmaatschap op zich te nemen, wat mede inhoudt dat zij de doelstellingen van een politieke, economische en monetaire unie onderschrijven.

Het vermogen van de Unie om nieuwe leden op te nemen, met handhaving van de dynamiek van de Europese integratie, is ook een belangrijke overweging in het algemeen belang van zowel de Unie als de kandidaatlanden. »;

3. herinnerend aan het besluit van 13 december 1999 van de Europese Raad van Helsinki (punt 12 van de conclusies van de Raad) waarbij Turkije de status van kandidaat voor de toetreding tot de Europese Unie heeft gekregen en een partnerschap voor de toetreding werd ingevoerd, alsook één enkel financieel kader om Turkije te helpen bij het maken van vorderingen overeenkomstig de criteria van Kopenhagen, die dezelfde zijn als die welke voor de andere kandidaat-lidstaten golden bij de uitbreiding van de Unie op 1 mei 2004;

4. herinnerend aan de conclusies van de Raad van Kopenhagen van 13 december 2002 (punt 19) : « De Unie moedigt Turkije aan zijn hervormingsproces krachtdadig voort te zetten. Indien de Europese Raad in december 2004 op basis van een verslag en een aanbeveling van de Commissie besluit dat Turkije aan de politieke criteria van Kopenhagen voldoet, zal de Europese Unie zonder verwijl toetredingsonderhandelingen met Turkije openen. »;

5. gelet op het periodiek verslag 2004, mits Turkije de op stapel staande wetgeving in werking doet treden, van de Europese Commissie over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding dat werd bekendgemaakt op 6 oktober 2004; verslag waarin de commissie meent dat Turkije in voldoende mate voldoet aan de criteria van Kopenhagen en bijgevolg de Europese Raad aanbeveelt de toetredingsonderhandelingen te openen;

6. gelet op de mededeling van de Commissie aan de Raad van 26 maart 2003 betreffende de intensivering van de pretoetredingsstrategie voor Turkije (COM(2003) 144); eraan herinnerend dat de Commissie de Raad een herziening van het partnerschap voor toetreding en een verbeterde pretoetredingsstrategie zal voorstellen in de lente van 2005;

7. gelet op de resolutie van het Europees Parlement van 21 oktober 2004 over het periodiek verslag 2004 en de aanbeveling van de Europese Commissie over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding (2004/2182);

A. politieke hervormingen :

8. vaststellende de talrijke hervormingen waartoe Turkije soeverein is overgegaan en de motivatie en de politieke wil van de Turkse regering en parlementaire meerderheid onderstrepend om de hervormingen uit te voeren teneinde aan de politieke en economische criteria van Kopenhagen te voldoen;

9. erop aandringend dat al deze hervormingen op politiek, sociaal en economisch gebied daadwerkelijk worden uitgevoerd op alle bevoegdheidsniveaus en overal in het land, waarbij meer en bijzondere aandacht wordt besteed aan het rechtsstelsel en het politieapparaat en aan de bescherming van de minderheden;

10. menend dat het belangrijk is alle politieke en culturele maatregelen te nemen die de Turkse burgers vertrouwd kunnen maken met de waarden en doelstellingen van de Europese Unie;

11. eraan herinnerend dat Turkije bij het uitwerken en uitvoeren van al die hervormingen gebruik kan maken van de politieke steun, de technische en financiële hulp van de Europese instellingen en van de lidstaten;

12. de mening toegedaan dat de grondwetswijzigingen die zijn opgenomen in de zeven « harmonisatiepakketten » zo'n fundamentele veranderingen inhouden dat een nieuwe grondwet moet worden opgesteld die uitdrukkelijk gebaseerd is op de democratische waarden, op de principes van de rechtsstaat en van het behoorlijk bestuur, op een evenwicht tussen de individuele rechten, de rechten van de minderheden en de collectieve rechten, overeenkomstig de regels die van kracht zijn in de Europese Unie en met inachtneming van het internationaal recht;

B. economische en sociale hervormingen :

13. overwegende dat het gemiddelde inkomen per inwoner in Turkije relatief laag is, dat de structuur en het concurrentievermogen van de economie niet het niveau van de lidstaten van de Europese Unie halen;

14. gelet op de plaats van Turkije in de Europese economie : 53 % van de Turkse export gaat naar de Europese Unie; Turkije neemt de zesde plaats in op de lijst van landen die Europese producten invoeren; de Europese Unie is de eerste investeerder in Turkije;

15. eraan herinnerend dat Turkije, samen met Andorra, het enige land is dat een douane-unieovereekomst heeft gesloten met de Europese Unie;

16. overwegend dat de douane-unie alleen optimaal kan functioneren als Turkije bijkomende inspanningen levert op het vlak de wetgeving inzake de mededinging, de douane, de overheidsmonopolies, en de organisatie van de administratieve beheersstructuren enerzijds en van het wegwerken van de laatste obstakels voor de handelsbetrekkingen anderzijds;

17. de Turkse regering aanmoedigend om structurele hervormingen door te voeren teneinde de overheidssubsidies geleidelijk te ontmantelen, een beleid te voeren van industriële modemisering en steun aan KMO's, de privatiseringen te versnellen, te zorgen voor efficiënte, financieel stabiele en voor iedereen toegankelijke overheidsdiensten, de regelgeving met betrekking tot een vrije en voor ieder toegankelijke markt te versterken en daarbij vooral te werken aan mechanismen voor overeenstemmingsbeoordeling en voor toezicht op de markt en de instellingen die borg staan voor de veiligheid en de specificatie van alle eindproducten;

18. de Turkse regering eraan herinnerend dat de leemten in de wetgeving op het vlak van het arbeidsrecht, de gelijke behandeling van mannen en vrouwen (zoals vereist krachtens de artikelen 11 en 12 van de richtlijn inzake de gelijke behandeling van de rassen (1) en krachtens de artikelen 13 en 14 van de richtlijn over de gelijke behandeling inzake arbeid (2), de bestrijding van discriminatie, de bescherming van de veiligheid en de gezondheid op het werk, van de sociale integratie en sociale zekerheid, van stakingsrecht en de collectieve onderhandelingen, de door de IAO vastgestelde rechten van de vakbonden, en van de informatie en raadpleging van de werknemers zo snel mogelijk moeten worden weggewerkt;

19. eraan herinnerend dat een intensieve en constructieve dialoog tussen sociale partners van wie de respectieve rechten erkend en bevestigd zijn, van doorslaggevend belang is voor het welslagen van de sociaal-economische hervormingen;

20. er sterk op aandringend dat Turkije de strijd tegen de kinderarbeid zou opvoeren;

21. Turkije uitnodigend om de inspanningen te versnellen die het doet om een nationaal werkgelegenheidsbeleid te ontwikkelen in de lijn van de Europese strategie op dat vlak;

22. van mening dat de landbouwsector in Turkije — los van de kwestie van de uitbreiding — nood heeft aan verregaande hervormingen;

C. de hervormingen van het gerecht, de politiediensten en het gevangeniswezen :

23. overwegend dat de inspanningen die al zijn geleverd om een bekwame, onafhankelijke, onpartijdige en voor iedereen toegankelijke rechterlijke macht op te bouwen, absoluut moeten worden voortgezet;

24. overwegend dat er weliswaar al vooruitgang is geboekt maar dat er nog veel inspanningen zullen nodig zijn om de billijkheid van de gerechtelijke procedure te waarborgen, de mentaliteit en het gedrag van de magistraten te veranderen; eraan herinnerend dat al het gerechtelijke personeel moet worden geschoold in het gemeenschapsrecht;

25. de Turkse regering en de Grote Assemblee ertoe aanzettend om de wet op de verenigingen en de stichtingen, het nieuwe Wetboek van strafrecht, de wet op de lagere hoven van beroep, de wet inzake strafrechtelijke procedures, de wetgeving tot instelling van de gerechtelijke politie en de wet op de uitvoering van straffen en maatregelen zo snel mogelijk goed te keuren en ten uitvoer te leggen;

26. zich verheugend over de afschaffing van de Staatsveiligheidshoven en met belangstelling de vervangingsvoorstellen van de Turkse regering afwachtend;

27. vaststellend dat er nog steeds sprake is van foltering en mishandelingen en dat de daders vaak ongestraft blijven en herinnerend aan de verbintenis die de Turkse regering is aangegaan om foltering op alle niveaus en in alle vormen definitief uit te roeien (zero tolerance);

28. benadrukkend dat de onafhankelijke controles in de commissariaten en de gevangenissen moeten worden opgevoerd, dat er nood is aan vorming om de mentaliteit van de politie- en ordediensten te doen evolueren en het recht te doen eerbiedigen;

29. aansporend tot een hervorming van het gevangeniswezen zodat de vaak weinig florissante omstandigheden in de gevangenissen verbeteren, en gevangenen niet meer in isoleercellen terecht komen;

30. het vaak voorkomende seksueel geweld en de verkrachtingen aanklagend die worden gepleegd op vrouwelijke gevangenen; in het bijzonder Koerdische vrouwen en vrouwen met politieke overtuigingen die de overheid of de militairen onaanvaardbaar vinden, worden het slachtoffer van dit soort geweld;

31. benadrukkend dat Turkije technische en financiële hulp moet krijgen opdat het zijn uitwendige grenzen streng kan controleren in het kader van de strijd tegen illegale immigratie en mensenhandel;

32. er bij Turkije, de lidstaten en de bevoegde gerechtelijke en politionele EU-organen sterk op aandringend dat zij zouden samenwerken in de strijd tegen de drugshandel; de toetreding van Turkije tot het Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven toejuichend;

33. Turkije ertoe aansporend om werk te maken van de toetreding tot de statuten van het Internationaal Strafhof; eraan herinnerend dat Turkije als enige lidstaat van de Raad van Europa dit verdrag nog niet heeft ondertekend;

34. de Turkse regering ertoe aanzettend om strijd te leveren tegen de corruptie die de goede werking van de rechtstaat in gevaar brengt;

D. de hervormingen in de administratie :

35. overwegend dat de regering de middelen waarover zij beschikt moet aanwenden om haar overheidsapparaat te verbeteren;

36. de opleiding van de ambtenaren inzake Europees recht en het uitvoeren ervan aanmoedigend;

37. voorstellend om een antifraude-eenheid op te richten die zou samenwerken met de overeenkomstige diensten van de Europese Unie; de toetreding van Turkije tot de GRECO (Group of States against Corruption van de Raad van Europa) toejuichend;

E. de rol van het leger :

38. erbij de Turkse regering op aandringen en het Turkse Parlement eisend dat zij een burgerlijke controle uitoefenen op alle activiteiten van de veiligheidsdiensten (leger en politie), en dat deze in alle omstandigheden hun daden verantwoorden; het nodig achtend om opnieuw het primaat te bevestigen van de minister van Defensie boven de stafchef van het leger en de Turkse militaire hiërarchie;

39. verheugd over de beslissing van de Turkse regering om de totaliteit van het defensiebudget te onderwerpen aan een strikte parlementaire controle;

40. de mening toegedaan dat de Turkse regering de politieke, economische en sociale bevoegdheden van het leger moet afbakenen;

41. in die zin erop aandringend bij de Turkse regering dat de huidige raden van het hoger onderwijs (YÖK) en de audiovisuele media (RTÜK) volledig burgerlijke instanties worden waarop het leger geen enkele controle uitoefent, naar het voorbeeld en volgens de gangbare normen van die van de EU-lidstaten;

F. het mensenrechtenvraagstuk, de plaats van de vrouw in de Turkse gemeenschap, het in acht nemen van de rechten van de minderheden en van de culturele en religieuze vrijheden

42. gelet op het feit dat wetgevende hervormingen en de concrete invulling ervan nog vereist zijn op het vlak van de mensenrechten om de praktijken en structuren die schade toebrengen aan het internationale imago van Turkije definitief uit te bannen; verheugd over de oprichting van een commissie voor het toezicht op de mensenrechten verbonden aan de eerste minister;

43. de Turkse overheid aanmoedigend om in de Turkse Grondwet het beginsel te verankeren van het primaat van het internationaal recht en het gemeenschapsrecht boven de nationale wetgeving; overwegende dat deze maatregel nodig is om Turkije nauwer te laten aansluiten bij de normen die in de lidstaten van de Europese Unie gelden;

44. Turkije nogmaals vragend om onverwijld de hangende beslissingen van het Europees Hof van de rechten van de mens uit te voeren;

45. het intimideren en lastig vallen van mensenrechtenactivisten en -organisaties door een aantal overheden veroordelend;

46. betreurend dat de openbare ministeries blijven verwijzen naar bepalingen van het strafwetboek en van de antiterreurwet om de vrijheid van meningsuiting in te perken;

47. herinnerend aan de artikelen 2 en 3, tweede paragraaf, van het Verdrag van de Europese Unie, de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie en het communautair acquis, die de gelijkheid van mannen en vrouwen beschouwen als een grondbeginsel en een fundamenteel recht binnen de Europese Unie;

48. zich verheugend over de vorderingen van Turkije inzake defensie en de bevordering van de rechten van de vrouw en de gelijkheid van kansen in de Turkse maatschappij;

49. de volgende feiten betreurend :

— het huiselijke geweld tegen vrouwen blijft wijd verbreid,

— de psychologische en rechtsbijstand voor slachtoffers is onbestaande,

— verkrachting binnen het huwelijk kan niet strafrechtelijk bestraft worden,

— de strafbepalingen betreffende misdrijven begaan na extreme provocatie en die toepasbaar zijn op daden die beschouwd worden als een aanslag op de eerbaarheid, de maatregelen die strafvermindering toekennen voor erewraak, gepleegd om redenen die verband houden met een gebruik of traditie, en de aanwezigheid van het woord « maagdelijkheid » in de bepalingen van het strafwetboek die van toepassing zijn in geval van verkrachting,

— de geringe vertegenwoordiging van vrouwen in vertegenwoordigende lichamen en in de regering,

— de ernstige juridische discriminatie van vrouwen op grond van het Turkse Burgerlijk Wetboek,

— vrouwen worden veel meer dan mannen getroffen door werkloosheid, slechts een klein percentage van de vrouwelijke werknemers geniet sociale bescherming, en hun loon bij gelijk werk is lager,

— de geringe deelname van vrouwen in het onderwijs en de beroepsopleiding, en een hoge graad van analfabetisme en afgebroken studies,

— de kwetsbaarheid van vrouwen voor de geringe uitgaven in de volksgezondheid, die blijkt uit het groot aantal sterfgevallen bij bevallingen;

50. de Turkse regering vragend om het beginsel van de gelijkheid van mannen en vrouwen in de Grondwet te verankeren, en om alle wetten en reglementen die daarmee in strijd zijn diepgaand te hervormen, en ervoor te zorgen dat zij op een doeltreffende manier kunnen worden uitgevoerd;

51. de Turkse regering vragend om volledige rechtsbescherming en -bijstand te bieden aan de slachtoffers van mishandeling, en om opvangcentra voor vrouwen te openen;

52. Turkije aanmoedigend om artikel 8 uit te voeren van het door hem bekrachtigde Europees Sociaal Handvest, betreffende het recht van vrouwelijke werknemers op bescherming in geval van zwangerschap en moederschap;

53. van mening dat de vrije toegang van vrouwen tot het onderwijs een essentiële en voorafgaande voorwaarde is om hen meer te laten deelnemen aan de politieke en economische besluitvorming; Turkije vragend om de passende maatregelen te versterken die de aanwezigheid van vrouwen aanmoedigen in alle sectoren van het onderwijs, in het bijzonder het hoger onderwijs en de beroepsopleiding;

54. eraan herinnerend dat het Verdrag van Lausanne van 1923 betreffende de behandeling van minderheden niet op een minimalistische wijze geïnterpreteerd mag worden, aangezien een dergelijke interpretatie onverenigbaar is met de fundamentele rechten die in de EU gelden;

55. Turkije uitnodigend om het Armeense en het oud-Syrisch culturele erfgoed, onderdelen van de Turkse nationale identiteit, te eerbiedigen en er de nodige aandacht aan te schenken;

56. vaststellend dat Turkije nog steeds een opvatting heeft van de seculiere Staat die niet strookt met die van de Europese Unie, en dat heden de Staat de belangrijkste eredienst controleert en de andere erediensten discrimineert;

57. de Turkse overheid oproepend om onmiddellijk een einde te maken aan de discriminatie van en de beperkingen jegens godsdienstige minderheden, in het bijzonder inzake het recht op eigendom, schenkingen, vastgoed en onderhoud van religieuze gebouwen en de bevoegdheden van schooldirecties, het juridisch statuut, het interne beheer, en de opleiding van geestelijken; eraan herinnerend dat Turkije moet voldoen aan de definitie van « godsdienstvrijheid » volgens de rechtspraak van het Europees Hof van de rechten van de mens en de Raad van Europa; de Turkse overheid aanmoedigend om de wetten ter zake in overeenstemming te brengen met de internationale verdragen;

G. het Koerdische vraagstuk :

58. vragend dat er over een specifieke oplossing wordt onderhandeld, op politiek (onder meer wat de parlementaire vertegenwoordiging betref), economisch en sociaal vlak, om een einde te maken aan het Koerdische conflict;

59. het opzeggen van het staakt-het-vuren door de Koerdische volksverdedigingskrachten, een Koerdische verzetsbeweging gesteund door de Kongra-Gel (opvolger van de PKK) veroordelend;

60. de Turkse autoriteiten aanmoedigend om de nodige middelen ter beschikking te stellen om de sociaal-economische ontwikkeling van het Koerdische gebied te bevorderen, zodat een omgeving wordt geschapen die de Koerdische bevolking in staat moet stellen om een vreedzame en voorspoedige toekomst op te bouwen;

61. Turkije vragend om de culturele rechten van de Koerdische bevolking te waarborgen, waaronder het officieel onderwijs in de Koerdische taal, en ervoor te zorgen dat zij werkelijk toegang krijgen tot radio en televisie, met inbegrip van de particuliere media;

62. zich verheugend over de dialoog tussen Turkije en de Verenigde Naties over de terugkeer van de Koerdische vluchtelingen naar hun dorp; niettemin vaststellend dat het probleem blijft van de terugkeer van de ontheemden naar het binnenland en van de in Europa verblijvende vluchtelingen naar hun geboorteland; het aanbieden door de Turkse autoriteiten aanbevelend van de gepaste middelen voor het doen herleven van de buurten en de wederopbouw van de dorpen om de bewoners in staat te stellen er terug te keren;

63. het verloop van de nieuwe procedure betreurend die is ingesteld tegen mevrouw Leyla Zana, laureate van de Sacharov-prijs, Hatip Dicle, Orhan Dogan en Selim Sadak, gewezen vertegenwoordigers van de Partij van de democratie (PVP, ontbonden in 1994);

H. de betrekkingen met Armenië en de erkenning van de Armeense genocide :

64. de Turkse autoriteiten verzoekend om een verzoeningsprocedure te begunstigen en een goed nabuurschap met Armenië in te stellen;

65. herinnerend aan de resolutie van de Belgische Senaat (1-736/1) van 8 oktober 1997 die « verzoekt de Turkse regering de historiciteit te erkennen van de genocide die de laatste regering van het Ottomaanse Rijk in 1915 heeft gepleegd »; overwegend dat een democratie niet kan steunen op mythes uit het verleden en dat een verzoening van de Turkse maatschappij met zichzelf deze historische erkenning voorafgaandelijk veronderstelt;

66. wensend dat een dialoog wordt opgestart tussen Turkse en Armeense academici, sociale instellingen en niet-gouvernementele organisaties om de tragische ervaringen van het verleden te boven te komen;

I. de voorbereiding van de Europese Unie op de eventuele toetreding van Turkije :

67. overwegende dat de Europese Unie zich moet voorbereiden op een toetreding van Turkije door te voorzien in maatregelen die zorgen voor de harmonieuze werking van de Unie;

68. betreurend dat de commissie nagelaten heeft om vóór de Europese Raad van december de gevolgen van de eventuele toetreding van Turkije voor de Europese Unie grondig te bestuderen; met aandrang vragend dat een dergelijke studie voor het officiële begin van de onderhandelingen zou worden gemaakt en dat ze zou handelen over de gevolgen voor het Europees gemeenschappelijk beleid zoals het landbouwbeleid en de structuurfondsen, de financiële en institutionele aangelegenheden, de controle van de buitengrenzen van de Europese Unie en de geopolitieke verantwoordelijkheid van de Europese Unie in de haar omringende regio's; vragend dat die studie en de updates ervan aan de parlementen van de lidstaten worden bezorgd;

69. eraan herinnerend dat Turkije in aanmerking komt voor de pretoetredingsstrategie die een toename van de financiële steun impliceert (1 050 miljoen euro voor de periode 2004-2006); menende dat het besluit van de Europese Raad van de maand december gevolgen zal hebben voor de financiële vooruitzichten 2007-2013 van de Europese Unie;

J. het buitenlands beleid en het Europees veiligheids- en defensiebeleid

70. betreurend dat het referendum van 2004 mislukt is, dat, op basis van de voorstellen van de VN-secretaris-generaal Kofi Annan, tot een rechtvaardige en leefbare oplossing moest leiden voor het probleem Cyprus waarbij uiteindelijk een einde zou worden gemaakt aan de verdeling van het eiland;

71. de Turkse autoriteiten verzoekend hun constructieve houding te handhaven ten einde een rechtvaardige, leefbare en functionele oplossing van het probleem Cyprus te bereiken die verenigbaar is met de terechte VN-resoluties en een verbeterde versie van het plan Annan;

72. overwegende dat dit punt van cruciaal belang is voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en Turkije; eraan herinnerend dat Turkije zal moeten voldoen aan de « Balladur-principes » die van toepassing zijn op alle huidige en toekomstige kandidaat-lidstaten : geen grensproblemen, goede betrekkingen met de buurlanden en gewaarborgde rechten van de minderheden;

73. Turkije aansporend om de republiek Cyprus, sedert 1 mei 2004 lidstaat van de Europese Unie, te erkennen en zijn bezettingstroepen terug te trekken uit het noorden van Cyprus overeenkomstig de VN-resoluties;

74. verheugd over de gunstige ontwikkeling van de betrekkingen tussen Griekenland en Turkije zowel op politiek als op economisch gebied; beide partijen aanmoedigend de toenadering voort te zetten en een regeling te vinden voor alle nog hangende grenskwesties waarbij bilaterale akkoorden worden ondertekend die tot doel hebben de samenwerking tussen beide landen op te voeren;

75. verheugd over de dialoog die werd aangevat tussen de Turkse en de Griekse autoriteiten ten einde een klimaat van vertrouwen te scheppen in veiligheidsaangelegenheden en concrete samenwerkingsacties op touw te zetten; hopende dat die dialoog zal leiden tot de oplossing van de resterende bilaterale geschillen;

76. Het groot geostrategisch belang erkennend van Turkije binnen het Atlantisch Bondgenootschap; de bijdrage waarderend van Turkije aan de vredesinspanningen van de Europese Unie in de Balkanlanden; de Turkse autoriteiten sterk aanmoedigend om een positieve bijdrage te leveren aan de uitvoering van de overeenkomst van januari 2003 tussen de Europese Unie en de NAVO;

77. zich verheugend over de bijdrage van Turkije tot de doelstelling van de militaire capaciteiten van Helsinki en de nieuwe doelstelling 2010 vastgelegd door de ministers van Defensie van de Europese Unie;

78. van oordeel zijnde dat Turkije als lidstaat van de NAVO die zich op het kruispunt van Europa, de Middellandse Zee, het Midden-Oosten, de Kaukasus en Centraal-Azië bevindt, politiek kan bijdragen tot de Europese veiligheid en meer autoriteit en doeltreffendheid kan verlenen aan de politiek van de Europese Unie in al die gebieden;

79. vragend aan Turkije om, in samenwerking met de actie van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het Kaukasusgebied, alle nodige maatregelen te nemen voor het instellen van een klimaat van stabiliteit in het geheel van de Kaukasus;

80. overwegende dat de Europese Unie met Turkije haar beleid van terrorismebestrijding moet verdiepen;

81. de Turkse regering uitnodigend om zich te blijven onthouden van elke schending van de territoriale integriteit en de politieke soevereiniteit van Irak;

82. Turkije vragend om met zijn buurlanden, Iran, Syrië en Irak, samen te werken om de veiligheid van de gemeenschappelijke grenzen te waarborgen, waarbij de burgers van Koerdische origine uit die vier landen de mogelijkheid krijgen om hun menselijke, culturele en economische betrekkingen te ontwikkelen;

steunt de positie van de regering die zich uitgesproken heeft ten gunste van onderhandelingen met Turkije voor zijn toetreding tot de Europese Unie en beveelt de regering aan, in de schoot van de bevoegde organen van de Europese Unie, in het bijzonder de Europese Raad en de Europese Commissie, te pleiten opdat een aantal eisen in aanmerking worden genomen voor de voorbereiding van het onderhandelingsmandaat en in het bijzonder tijdens de toetredingsonderhandelingen :

A. erop toe te zien dat Turkije kan verzekeren dat het hervormingsproces over een lange termijn duurzaam en onomkeerbaar is,

B. Turkije eraan te herinneren dat de Commissie, na raadpleging van het Europees Parlement, de Europese Raad, die beslist met gekwalificeerde meerderheid, kan aanbevelen de onderhandelingen op te schorten in geval van ernstige en aanhoudende schending van de beginselen waarop de Unie is gegrondvest : vrijheid, democratie, eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden en de rechtsstaat,

C. de Europese Unie de instrumenten te geven die nodig zijn om op afdoende wijze de daadwerkelijke uitvoering van de maatregelen te controleren die door de Turkse regering zijn genomen om te voldoen aan de criteria van Kopenhagen en de toepassing van het communautaire acquis,

D. erop toe te zien dat de Turkse regering op lange termijn verkrijgt dat de Turkse gerechtelijke instanties en de Turkse politie hun praktijken wijzigen,

E. de burgerlijke controle op de strijdkrachten te versterken,

F. op te roepen om onmiddellijk een einde te stellen aan de discriminatie van godsdienstige minderheden en eraan te herinneren dat Turkije moet voldoen aan de beginselen van de « godsdienstvrijheid » volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Raad van Europa,

G. deel te nemen aan de ontvoogding van de vrouw in de Turkse maatschappij en aan de eerbiediging van het principe van de lekenstaat,

H. mee te werken aan de vreedzame en duurzame oplossing van de Koerdische kwestie,

I. te zorgen voor de erkenning van de Armeense genocide gepleegd door de laatste Ottomaanse regering,

J. het buitenlands beleid van Turkije te blijven integreren in het gemeenschappelijk buitenlandse veiligheidsbeleid,

K. te zorgen voor de oplossing van het probleem Cyprus, op basis van het plan Annan en de resoluties van de VN-veiligheidsraad, wat de erkenning van de Republiek van Cyprus inhoudt;

L. het Turkse middenveld beter te informeren over de Europese Unie, haar idealen, haar waarden en de verplichtingen die uit de toetreding voortvloeien;

Draagt de regering op deze resolutie te bezorgen aan de instellingen van de Europese Unie, de Raad van Europa, de Turkse regering en het Turkse Parlement.

IV. STEMMINGEN

De aanbevelingen zijn aangenomen met 5 stemmen tegen 1 bij 3 onthoudingen.

Dit verslag werd eenparig goedgekeurd door de 11 aanwezige leden.

De rapporteur, De voorzitter,
Lionel VANDENBERGHE. François ROELANTS du VIVIER.

(1) Richtlijn 200/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming; PB/L/180 van 19.07.2000, blz. 22.

(2) Richtlijn 2000/78/CE van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep; PB/L/3003 van 02.12.2000, blz. 16.