3-386/9

3-386/9

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

28 APRIL 2005


Wetsvoorstel betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein


AMENDEMENTEN ingediend na de goedkeuring van het verslag


Nr. 59 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 2

In dit artikel het 4º vervangen door de volgende bepalingen :

« 4º werken in het kader van de erkenning als gehinderde inrichting : de in opdracht van een bouwheer uitgevoerde werken op het openbaar domein of van algemeen nut.

4ºbis werken in het kader van de financiering van het Participatiefonds : de in opdracht van een bouwheer uitgevoerde werken op het openbaar domein, met uitzondering van de categorieën bepaald door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit, en de werken van algemeen nut, waar ook op het grondgebied uitgevoerd ».

Verantwoording

Deze verwoording geeft beter de wil van de wetgever weer.

Een duidelijk onderscheid wordt gemaakt bij de definitie van « werken » om te bepalen of er een gehinderde inrichting kan zijn en « werken » in het kader van de financiering van het participatiefonds.

Wat het eerste betreft maken we bovendien duidelijk het onderscheid tussen de werken uitgevoerd op het openbaar domein en daarnaast werken van algemeen nut, ongeacht ze op het openbaar domein worden uitgevoerd.

Verder wordt er uitdrukkelijk in voorzien dat met betrekking tot de financiering bepaalde categorieën van werken door de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, kunnen uitgesloten worden.

Nr. 60 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 5

Dit artikel, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, aanvullen met een § 2, luidende :

« § 2. Indien de inrichting van de onderneming als gevolg van de werken gedurende minstens veertien kalenderdagen hinder ondervindt, doch niet kan beschouwd worden als gehinderde inrichting, heeft de zelfstandige recht op een verminderde vergoeding. »

Verantwoording

A) Technische aanpassing

B) Wanneer de voorwaarden van § 1 niet zijn vervuld, doch de toegang tot het pand is belemmerd, verhinderd of ernstig bemoeilijkt, zal de zelfstandige natuurlijk ook winst derven, die aanzienlijk kan zijn bij duur van méér dan 14 kalenderdagen. Daarom wordt voorzien in een beperkte forfaitaire vergoeding, die geregeld wordt in het amendement op artikel 8.

Nr. 61 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 6

In § 2 van dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) Tussen het zesde en het zevende lid een nieuw lid invoegen, luidende :

« De gemeente zendt de dag dat het attest wordt afgeleverd een kopie ervan aan het Participatiefonds. »;

B) Het laatste lid doen vervallen.

Verantwoording

A) In het amendement nr. 53 van de heer Collas c.s. heeft men § 2, achtste tot tiende lid, vervangen.

Wellicht is de titel bij samenvoeging van oorspronkelijke tekst en amendementen meegeteld. Daarom is het zevende lid in amendement nr. 36 « De gemeente zendt de dag dat het attest wordt afgeleverd een kopie ervan aan het Participatiefonds » ongewild weggevallen.

Dit lid moet heringevoerd worden.

B) Door deze vergissing is tevens het laatste (10e) lid blijven staan. Dit moet weggelaten worden.

Nr. 62 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 6

In § 3 van dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) Het eerste lid aanvullen met de volgende zinnen :

« Is de hinder niet van die aard dat hij aanleiding geeft tot sluiting voor minstens veertien kalenderdagen, dan geeft de verantwoordelijke een omstandige omschrijving van de te verwachten hinder. Hij geeft hierbij de redenen waarom de toegang tot zijn inrichting ernstig wordt bemoeilijkt. »

B) Een laatste lid toevoegen, luidende :

« Indien het Participatiefonds niet besluit tot het erkennen als gehinderde inrichting, doch vaststelt dat de inrichting van de onderneming gedurende minstens veertien kalenderdagen hinder ondervindt, bepaalt zij dat de betrokken zelfstandige recht heeft op de vergoeding bedoeld bij artikel 5, § 2. »

Verantwoording

A en B) Deze bepaling voorziet in de mogelijkheid van het verlenen van een beperkte vergoeding (zie amendement op artikel 5) bij hindering van de toegang of ernstige bemoeilijking wanneer niet tot sluiting voor méér dan 2 weken kan besloten worden.

Nr. 63 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 6

In § 4, tweede lid, de woorden « zestig dagen » vervangen door de woorden « dertig dagen ».

Verantwoording

Een termijn van dertig dagen bevordert de rechtszekerheid en vermijdt bovendien dat een onderneming die daadwerkelijk hinder ondervindt maar (nog) niet is erkend als gehinderde inrichting, in financiële moeilijkheden zou geraken. Door een te lange termijn zou immers intussen een gerechtelijk akkoord of faillissement kunnen tussenkomen, zodat de positieve beslissing van de minister in feite het karakter krijgt van een schuldvordering van de massa op het Participatiefonds. Immers, de zelfstandige die op basis van zijn aanvraag bedoeld bij artikel 7, uiteindelijk een vergoeding verkrijgt, riskeert in samenloop te komen en die vergoeding ingekort te zien ten bate van andere schuldeisers. Zodoende dreigt het voorstel af te wijken van zijn doelstellingen : niet het leefbaar houden van de onderneming is het resultaat, wel het vergroten van het onderpand van de samenloop van schuldeisers.

Een termijn van dertig dagen moet voor de administratie haalbaar zijn, en is tevens makkelijker overbrugbaar voor de zelfstandige(n) actief in de onderneming.

Nr. 64 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 6

Paragraaf 5 van dit artikel aanvullen met een derde lid, luidende :

« Bij gebreke aan minnelijke regeling tussen het Participatiefonds en de veroorzaker van de schade binnen de zestig dagen na het zich voordoen van de fout bedoeld in het eerste lid, en wanneer het Participatiefonds de veroorzaker binnen dezelfde termijn niet heeft gedagvaard, kan de verantwoordelijke van de onderneming bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs het Participatiefonds vragen de veroorzaker van de schade te dagvaarden. Bij gebreke hieraan te voldoen binnen de maand komt van rechtswege een einde aan de in het eerste lid bedoelde subrogatie. »

Verantwoording

De verantwoordelijke van de onderneming is bij extracontractuele fout van een derde die de hinder doet voortduren gesubrogeerd in zijn rechten ten voordele van het Participatiefonds. Als dit fonds evenwel stilzit, dan kan de gehinderde inrichting geen schadevergoeding vorderen op grond van de reële schade, nu dit recht blijft toebehoren aan het fonds. Daarom dient de wet te bepalen dat, wanneer het Participatiefonds geen werk maakt van het vorderen van een schadevergoeding aan de derde, dit recht opnieuw toekomt aan de gehinderde inrichting.

Nr. 65 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 7

In § 3, tweede lid, van dit artikel, de woorden « zestig dagen » vervangen door de woorden « dertig dagen ».

Verantwoording

De termijn van zestig dagen is te lang. Een termijn van dertig dagen bevordert de rechtszekerheid en vermijdt bovendien dat een zelfstandige waarvan de inrichting is erkend als gehinderde inrichting, in financiële moeilijkheden zou geraken. Na de procedure van erkenning als gehinderde inrichting (art. 6) moet de zelfstandige zijn individueel verzoek tot vergoeding indienen (art. 7), en dus nogmaals wachten op een eerste uitkering, in het slechtste geval nog meer dan twee maanden.

Een termijn van dertig dagen moet voor de administratie haalbaar zijn, en is tevens makkelijker overbrugbaar voor de zelfstandige(n) actief in de onderneming.

Nr. 66 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 8

Paragraaf 1 van dit artikel aanvullen met een vierde lid, luidende :

« Wanneer het evenwel hinder betreft zoals vermeld in artikel 5, § 2, bedraagt deze vergoeding 22,1 euro per kalenderdag. »

Verantwoording

Zie het amendement op artikel 5 dat een beperkte vergoeding toekent voor wanneer de toegang tot de zaak is belemmerd, verhinderd of ernstig bemoeilijkt, maar niet kan besloten worden tot het erkennen als gehinderde inrichting.

Nr. 67 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 9

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) In § 1, tweede lid, na de woorden « gehinderde inrichtingen » de woorden « of de inrichtingen bedoeld bij artikel 5, § 2, » invoegen;

B) In § 2, het eerste lid aanvullen met de woorden « of dat de hinder opgehouden is. »;

C) In dezelfde § 2, het tweede lid aanvullen met de woorden « of vanaf wanneer de hinder is opgehouden. »;

D) In dezelfde § 2, het vierde lid vervangen als volgt :

« Tussen de datum van de in het vorige lid bedoelde betekening en de overeenkomstig het tweede lid bepaalde datum van intrekking van de erkenning van gehinderde inrichting dienen minstens veertien kalenderdagen te liggen. »;

E) Paragraaf 2 aanvullen met een vijfde lid, luidende :

« Heeft het Participatiefonds evenwel ten aanzien van de inrichtingen bedoeld bij artikel 5, § 2, vastgesteld dat de hinder is opgehouden, verliezen de betrokken zelfstandigen hun recht op verminderde vergoeding vanaf de in het tweede lid bedoelde datum. »

Verantwoording

A en B) Deze tekstwijzigingen strekken ertoe de tekst in overeenstemming te brengen met de tekst van amendement nr. 60 op artikel 5. Wanneer de onderneming niet gesloten is maar wel hinder ondervindt, moet het Participatiefonds kunnen vaststellen dat er geen hinder meer is of dat de hinder op een bepaalde datum zal verdwenen zijn, zodat ook het recht op verminderde vergoeding vervalt.

Vermits het niet meer bestaan van hinder in de zin van de wet een vrij duidelijke feitenkwestie is (geen belemmering, verhindering of bemoeilijking van de toegang meer), dient de zelfstandige vanaf de dag dat de hinder opgehouden is ook geen verminderde vergoeding meer te krijgen. Dit laatste in tegenstelling tot de verplichte termijn van twee weken die ligt tussen de datum van betekening en intrekking van de erkenning als gehinderde inrichting. In dit laatste geval moet de zelfstandige inderdaad de tijd krijgen om zijn winkel opnieuw te openen en zijn klandizie herop te bouwen. Daarom wordt het laatste lid opgesplitst.

Nr. 68 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 9

In § 3, vierde lid, van dit artikel, de woorden « zestig dagen » vervangen door de woorden « dertig dagen ».

Verantwoording

De termijn van zestig dagen is te lang. Immers, wanneer het participatiefonds op basis van artikel 9, § 2, oordeelt dat het gesloten houden van de inrichting niet langer verantwoord is, en de verantwoordelijke van de onderneming daartegen op grond van artikel 9, § 3, in beroep gaat, is dit beroep volgens artikel 9, § 3, tweede lid, opschortend. Dit wil zeggen dat, lopende de beroepstermijn, de onderneming nog steeds is erkend als gehinderde inrichting, en dat zij dus gesloten moet blijven en de zelfstandige geen inkomen mag vergaren, wil hij niet al zijn rechten verliezen.

Tegelijkertijd evenwel wordt overeenkomstig artikel 9, § 3, derde lid, de inkomenscompensatievergoeding geschorst.

Dit wil zeggen dat de zelfstandige twee keer wordt gestraft indien hij van zijn recht op beroep gebruikmaakt : hij mag geen inkomen vergaren, maar tegelijk krijgt hij tijdens de beroepstermijn geen vergoeding van het participatiefonds. Hij loopt dus het risico, door het feit dat de minister voor de beoordeling van de zaak zoveel tijd krijgt, tot zestig dagen geen enkel inkomen te hebben, dit met alle financiële gevolgen vandien voor de zelfstandige en zijn onderneming.

Dertig dagen is een redelijker termijn.

Nr. 69 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 10

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 10. — Behoudens wat betreft een erkenning op grond van artikel 5, § 2, is vanaf de datum bedoeld in artikel 6, § 3, eerste lid, tot op de in hetzij artikel 9, § 2, tweede lid, hetzij artikel 9, § 4, eerste lid, bedoelde datum, de toegang tot de inrichting voor de klanten, alsmede de rechtstreekse verkoop aan de verbruiker en de thuisbezorging verboden. »

Verantwoording

Dit amendement past de tekst aan aan het amendement op artikel 5.

Nr. 70 VAN DE HEER STEVERLYNCK

Art. 12

In dit artikel de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) In § 1, eerste en tweede lid de cijfers « 250 », « 10 000 », « 500 » en « 20 000 », respectievelijk vervangen door de cijfers « 100 », « 5 000 », « 200 » en « 10 000 ».

B) In § 2, eerste lid, tussen het woord « kan » en het woord « bovendien » de woorden « bij herhaling » invoegen.

Verantwoording

A) De boeten zijn zeer hoog, en een vergetelheid of kleine overtreding kan tot grote gevolgen leiden. Daarom stelt indiener voor de minimumboeten te delen door een factor 2,5 en de maximumboeten te delen door een factor 2.

B) De sluiting van de onderneming bij overtreding is een al te zware sanctie. Daarom wordt voorgesteld die straf enkel te voorzien bij recidive en dus manifeste kwade trouw.

Jan STEVERLYNCK.

Nr. 71 VAN DE HEER CREYELMAN

Art. 3

In dit artikel het eerste lid aanvullen met de volgende zin :

« Bij overschrijding van de bij contract vastgestelde bouwtermijnen wordt het door de bouwheer verschuldigde Participatiefondsbedrag overgenomen en voldaan door de bouwonderneming, die verantwoordelijk is voor de overschrijding van de bouwtermijn. »

Verantwoording

Bouwondernemingen die op verschillende plaatsen openbare werken aanvatten, nemen het niet altijd zo nauw met de termijnregeling en kiezen voor de snellere afwerking van openbare werken die contractueel de minste boeteclausule opleveren. Zij zijn er dikwijls de oorzaak van dat openbare werken langer duren dan noodzakelijk en moeten bijgevolg mee betrokken worden in het uitbetalen van een compensatieregeling.

Dit amendement schuift de factuur van de bijdrage in het Participatiefonds door naar de bouwonderneming bij overschrijding van de bouwtermijn en zet er de bouwondernemingen toe aan om — los van de boeteclausule — de bouwtermijn te respecteren.

Nr. 72 VAN DE HEER CREYELMAN

Art. 7

Paragraaf 5 van dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Artikel 7, § 5, en artikel 10 laten de zelfstandigen en micro-ondernemingen niet toe om — bij de aanvraag van een inkomenscompensatievergoeding — nog verder te werken. Naargelang de aard van het bedrijf zal het verder openhouden van de zaak — zelfs bij sterk verminderde inkomsten — noodzakelijk zijn om niet alle klanten te verliezen.

Daarom stelt dit amendement voor om de rechthebbenden zelf de keuze te laten om al dan niet verder te werken. De toelating om verder te werken en de zaak verder open te houden kan de heropstart na de werken vergemakkelijken.

Nr. 73 VAN DE HEER CREYELMAN

Art. 10

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Zie verantwoording bij amendement nr. 48.

Frank CREYELMAN.

Nr. 74 VAN DE DAMES KAPOMPOLÉ EN ZRIHEN

Art. 3

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 3. — Teneinde de goede werking van het stelsel van inkomenscompensatievergoedingen te waarborgen, wordt het Participatiefonds uitsluitend gestijfd door de opcentiemen op de boeten wegens laattijdige uitvoering en de andere straffen bedoeld in artikel 46 van de algemene aannemingsvoorwaarden opgenomen als bijlage bij het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken.

De Koning bepaalt hoe de opcentiemen worden berekend en aan het Participatiefonds overgemaakt, alsook de termijn waarbinnen dit dient te gebeuren. ».

Verantwoording

Het bestaande evenwicht moet bewaard blijven tussen de verbetering van de leefomgeving via investeringen in het openbaar domein en de oplossingen om de hinder en het economisch verlies veroorzaakt door openbare werken te beperken.

Volgens het wetsvoorstel wordt het Participatiefonds gestijfd door een bijdrage, die een percentage bedraagt van het totaal bedrag van de in België uitgevoerde openbare werken. Wegenwerkzaamheden zijn weliswaar de voornaamste oorzaak van hinder, doch vertegenwoordigen niet meer dan een miniem deel van de op het openbaar domein uitgevoerde werken.

Uit wat voorafgaat blijkt dat de financieringswijze van het wetsvoorstel dat evenwicht zou kunnen verstoren omdat het aan de steden en gemeenten een extra financiële last oplegt ofschoon hun begroting niet rekbaar is. Het gevolg daarvan is dat het wetsvoorstel zal leiden tot een gelijklopende vermindering van het aantal werken op het openbaar domein en meer bepaald in de handelscentra.

Wij hebben dus gekozen voor een stelsel dat in voorzorgsmaatregelen voorziet, de beschikbare middelen optimaliseert en de actoren op het stuk van de wegenbouwwerken (aannemers en bouwheren) op hun verantwoordelijkheid wijst.

Door het Participatiefonds exclusief te stijven met de opcentiemen de strafbepalingen valt te voorkomen de aannemers en de bouwheren te straffen die te goeder trouw zijn en alles doen om de wegenbouwmiserie te beperken.

Belangrijk is te weten dat wegenbouwwerken een ruime steun betekenen voor de heropleving van de centra en bijgevolg niet mogen worden afgeremd noch ontmoedigd. Zij vormen immers een noodzakelijke overgangsperiode in de verbetering van de leefomgeving en de veiligheid in de gemeenten.

Dit amendement vertolkt overigens het standpunt van de « Union des Villes et Communes de Wallonie » en de zusterverenigingen ervan in Brussel en in het Vlaamse landsgedeelte.

Nr. 75 VAN DE DAMES KAPOMPOLÉ EN ZRIHEN

Art. 4

In het tweede lid van dit artikel het woord « schriftelijk » vervangen door de woorden « door alle middelen ».

Verantwoording

Het feit dat een gemeente stelselmatig alle verantwoordelijke personen van de ondernemingen op de hoogte moet brengen van de werken die hinder kunnen veroorzaken, brengt heel wat administratief werk mee.

Die vereiste om vooraf te informeren kan met andere middelen plaatshebben zoals bijvoorbeeld het informatieblad van de gemeente of een gemeentelijke aanplakbrief.

Joëlle KAPOMPOLÉ.
Olga ZRIHEN.