3-1052/2

3-1052/2

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

24 MAART 2005


HERZIENING VAN DE GRONDWET


Herziening van artikel 142, eerste lid, van de Grondwet

(Verklaring van de wetgevende macht, zie « Belgisch Staatsblad » nr. 128, tweede uitgave, van 10 april 2003)


VERSLAG NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE INSTITUTIONELE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEREN COLLAS EN WILLE


De commissie voor de Institutionele Aangelegenheden heeft dit voorstel van grondwetsherziening besproken tijdens haar vergadering van 24 maart 2005. In het verlengde daarvan heeft ze tijdens dezelfde vergadering het hiermee samenhangende voorstel tot wijziging van de terminologie van de Grondwet behandeld (zie stukken Senaat, nrs. 3-1053/1 tot 3).

I. INLEIDING

Dit voorstel van grondwetsherziening vormt een nieuwe mijlpaal in de nog jonge geschiedenis van het Arbitragehof. De grondwetgever verleent het Hof immers de lang verbeide naam van Grondwettelijk Hof. Deze naamswijziging bekrachtigt de evolutie die het Arbitragehof sinds zijn oprichting in 1980 heeft ondergaan en inzonderheid de wijze waarop het Hof met de in 1988 en 2003 verleende uitbreiding van zijn bevoegdheden is omgegaan en zich gaandeweg tot een grondwettelijk hof heeft ontwikkeld. Het Arbitragehof verdient dan ook de naam die bij dat profiel hoort. Zoals de toelichting bij het voorstel aangeeft, weerspiegelt deze naam precies de rol van het Hof bij de toetsing van wetgevende normen aan de twee onderscheiden groepen van referentienormen : aan de ene kant de bevoegdheidsverdelende regels, aan de andere kant de grondwetsbepalingen inzake fundamentele rechten en vrijheden (cf. artikel 142 van de Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof).

Met dit voorstel bezegelt de grondwetgever zijn vertrouwen in de koers die het Hof tot op heden heeft gevaren.

II. BESPREKING

Een van de indieners, de heer Hugo Vandenberghe, verheugt zich over de voorgestelde herziening omdat zij het Arbitragehof de naam verleent die zijn opdracht weergeeft. Bij zijn oprichting in 1980 was de bevoegdheid van het Hof beperkt tot de regeling van bevoegdheidsconflicten tussen de wetgevers van de federale Staat en van de gemeenschappen en de gewesten en tussen de wetgevers van de gemeenschappen en de gewesten onderling. Door de grondwetsherziening van 15 juli 1988 werd die bevoegdheid uitgebreid en vermocht het Hof wetgevende normen voortaan ook te toetsen aan de artikelen 10, 11 en 24 van de Grondwet. Door de bijzondere wet van 9 maart 2003 tot wijziging van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof werd die lijn doorgetrokken en werden alle artikelen van titel II, « De Belgen en hun rechten », en de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet binnen het toetsingsbereik van het Hof geplaatst. Op die wijze is het Arbitragehof uitgegroeid tot de bewaker van twee essentiële onderdelen van de Grondwet. De naam « Arbitragehof » is derhalve niet langer adequaat. Hij is een relict van de oorspronkelijke opdracht uit 1980 met betrekking tot de naleving van de bevoegdheidsverdelende regels en is niet mee geëvolueerd met de uitbreiding van de toetsingsbevoegdheid van het Hof tot de fundamentele rechten en vrijheden. Bovendien schept hij voor buitenstaanders veel verwarring omdat hij de indruk wekt dat het Hof optreedt als arbiter van geschillen onder meer inzake internationaal recht. Gelet op het voorgaande verdient het Hof, in navolging van buitenlandse grondwettelijke hoven, te worden betiteld met de in die omstandigheden gebruikelijke naam van Grondwettelijk Hof.

Twee andere indieners, mevrouw Fauzaya Talhaoui en de heer Francis Delpérée, voegen hieraan toe dat het Arbitragehof door de voorgestelde naamswijziging op gelijke voet zal komen te staan met de andere grondwettelijke hoven in Europa, zoals het Bundesverfassungsgericht in Duitsland, de Conseil constitutionnel in Frankrijk en de Corte costituzionale in Italië.

De heer Berni Collas onderschrijft deze doelstellingen, maar wijst erop dat de naam van sommige grondwettelijke hoven expliciet naar de federale staatsvorm van het land refereert. Het Duitse Bundesverfassungsgericht is daarvan het schoolvoorbeeld.

De heer Francis Delpérée antwoordt dat de auteurs bij de redactie van de twee voorstellen de naam « Federaal Grondwettelijk Hof » hadden kunnen overwegen. Maar er bestaat zowel binnen als buiten het Parlement eenparigheid over de naam « Grondwettelijk Hof ».

De heer Jean-Marie Happart wenst te weten of de gemeenschappen en de gewesten die over een constitutieve autonomie beschikken, hun eigen grondwettelijk hof zouden mogen oprichten.

De heer Delpérée beperkt zich ertoe te verklaren dat artikel 142 van de Grondwet uitdrukkelijk bepaalt dat er voor geheel België een Arbitragehof bestaat, net zoals de artikelen 147 en 160 bepalen dat er voor geheel België respectievelijk een Hof van Cassatie en een Raad van State bestaan.

III. STEMMING

Het enig artikel van het voorstel tot herziening van artikel 142, eerste lid, van de Grondwet wordt aangenomen bij eenparigheid van de 9 aanwezige leden.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het uitbrengen van dit verslag.

De rapporteurs, De voorzitter,
Berni COLLAS. Paul WILLE. Anne-Marie LIZIN.