3-991/4 | 3-991/4 |
26 JANUARI 2005
Tussen Kerstmis en Nieuwjaar van vorig jaar zijn een aantal Limburgse verenigingen en individuen huis aan huis gegaan om oude Belgische franken op te halen om die in te wisselen voor euros ten voordele van de actie Tsoenami 12-12. Dat heeft heel wat geld opgeleverd daar vele huisgezinnen nog frankstukken bezitten.
Die verenigingen hebben een aantal Limburgse parlementairen gecontacteerd met de vraag om de wet die bepaalt dat na 31 december 2004 die Belgische franken niet meer kunnen worden ingewisseld te wijzigen door die periode te verlengen zodat zij hun actie kunnen voortzetten.
Daarop heeft de heer Beke samen met mevrouw De Roeck en de heer Germeaux voorliggend wetsvoorstel ingediend. Het strekt ertoe die periode te verlengen tot 31 maart 2005.
Persoonlijk acht spreker de kans groot dat de inleveringsactie succes zal kennen. Eind november 2004 bleek immers dat er nog voor zo'n 190 miljoen euro aan munten in Belgische frank in omloop waren.
Het voorstel komt niet alleen tegemoet aan de vraag van talloze verenigingen, het geeft ook een nieuw impuls aan de solidariteitsgedachte met de slachtoffers van de vloedgolf.
Mevrouw De Roeck meent dat het voorstel alleen voordelen biedt. Het brengt ook de Staat geen financiële schade toe vermits minder Belgische franken werden ingewisseld dan was ingecalculeerd.
Ten tweede is er misschien wel voldoende geld ingezameld om de directe nood te lenigen, doch er is nog heel veel geld nodig voor de heropbouw.
In dat kader kan het wetsvoorstel een nuttige bijdrage leveren.
Mevrouw De Roeck pleit ervoor dat de uitvoering van het wetsvoorstel zo gemakkelijk mogelijk zou worden gemaakt voor het publiek. In de postkantoren moeten goed zichtbare urnes worden geplaatst en moet ervoor worden gezorgd dat niet lang moet worden aangeschoven.
De verenigingen die geld inzamelen riskeren vanaf nu geconfronteerd te worden met veel mensen die reeds een gift hebben gedaan. Deze nieuwe actie vraagt hun geen bijkomende financiële inspanning, ze laat het publiek zelfs toe wat « op te ruimen ».
Mevrouw De Roeck roept ook de media op ruchtbaarheid aan dit initiatief te geven.
De SP.a-fractie steunt dit wetsvoorstel voor 100 %.
De heer Germeaux sluit zich bij de vorige sprekers aan.
De heer Brotcorne verklaart dat ook zijn fractie zich achter het voorstel kan scharen.
Principieel heeft de heer Collas veel sympathie voor dit initiatief. Op technisch-financieel gebied rijst evenwel de vraag of het niet de Staat is die de hele inspanning levert aangezien het publiek muntstukken zal inleveren die geen waarde meer hebben.
De vertegenwoordiger van de minister van Financiën verklaart dat de verlenging van de inwisselperiode uit juridisch oogpunt geen probleem doet rijzen. Normaal wordt er een advies gevraagd aan de Europese Centrale Bank. Dat kan heel snel gaan en mag geen problemen opleveren.
Indien men die wijziging van artikel 3 van de wet van 10 december 2001 accepteert, dient men te weten dat zulks niet zonder gevolgen blijft voor de Nationale Bank en de Post. Ze moeten voldoende tijd krijgen om voor personeel enzovoort te zorgen, opdat de verrichting in de beste omstandigheden verloopt.
Het antwoord op de vraag van de heer Collas luidt dat de Staat in elk geval betaalt. Het is de Staat die verplicht is de tegenwaarde van die muntstukken te betalen aan wie ze na de oorspronkelijk geplande termijn inleveren. Daarbij komen nog belangrijke administratiekosten om ze in te zamelen. Voor de particulier verandert er niets. Het voorstel strekt ertoe dat de Staat uiteindelijk opdraait voor de kosten van een uiterst lovenswaardig doel.
Het lijkt een zeer aantrekkelijk idee. Het werd reeds door bepaalde NGO's in december 2004 voorgesteld. Er is hun toen gezegd dat het onmogelijk kon worden gerealiseerd wegens de vooropgestelde termijn. Thans zou men het met terugwerkende kracht doen.
Mevrouw Kapompolé vindt het idee inderdaad heel zinvol. Ze meent dat de juridische dubbelzinnigheid niet meer bestaat. Ze vraagt of men reeds enig idee heeft van die administratiekosten.
Het commissielid stelt ook voor de solidariteit te verbreden. Het klopt dat de vloedgolf speciaal de landen van Zuidoost-Azië heeft getroffen. Maar naast de natuurrampen zijn er dagelijks mensen die overal ter wereld lijden door honger, een reeks pandemieën, ellende, geweld, enzovoort.
Mevrouw Kapompolé denkt daarom dat het misschien interessant zou zijn om via een rekening van NGO-platforms zoals het Nationaal Centrum voor Ontwikkelingssamenwerking en de Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging tot een verruiming van die solidariteitsgolf te komen. Ze dient hiertoe amendement nr. 2 in (Stuk Senaat nr. 3-991/3).
De heer Beke stelt dat op dit ogenblik niet bekend is hoeveel geld er eind 2004 nog is ingewisseld bij de Nationale Bank. Het is evenwel niet realistisch te denken dat uiteindelijk alle nog in omloop zijnde muntstukken zullen worden ingediend. Hij wil bekijken hoe de administratieve problemen kunnen worden opgelost.
Mevrouw De Roeck is er zich van bewust dat het personeel van De Post nu reeds hard moet werken. Vandaar moet hun tussenkomst tot een minimum worden beperkt. Zij vermoedt dat dit, gezien het doel van de actie, bij de betrokkenen geen enkel protest zal uitlokken.
De heer Brotcorne begrijpt dat mevrouw Kapompolé het debat wil opentrekken. Hij denkt evenwel dat het beter is binnen het raamwerk van het voorstel te blijven. Waar het om gaat is gebruik te maken van een solidariteitsbeweging die is ontstaan via een rekening op naam van een NGO-consortium.
Hoewel het idee om die solidariteit te verruimen interessant is, lijkt het hem in dit geval moeilijk haalbaar. Op basis van welk criterium zal men de voorkeur geven aan de ene NGO boven de andere ?
Een andere mogelijkheid kan zijn dat het bedrag aan de begroting voor ontwikkelingssamenwerking zal worden toegevoegd, aangezien het door de Staat wordt betaald. De heer Brotcorne denkt evenwel dat men dan in een technische aanpak beland waardoor het niet mogelijk is snel te reageren op de wens van de indieners van het voorstel. De verlenging van de termijn dient immers relatief kort te zijn. Op een bepaald ogenblik moet men het inzamelen van de muntstukken in Belgische frank beëindigen. Ten tweede bestaat er reeds een consortium. Hij meent daarom dat het voorstel zoals het nu voorligt, rekening houdend met de omstandigheden, ongewijzigd kan worden aangenomen.
De heer Willems acht het argument van de administratieve kosten in de praktijk niet zo belangrijk vermits die vóór 21 december 2004 ook moesten worden gedragen. Aan de burger werden die kosten evenmin doorgerekend.
De vertegenwoordiger van de minister werpt op dat deze administratieve kosten beter zouden worden vermeden. Het zou efficiënter zijn om de overheid dadelijk te verplichten een grotere storting te doen door aan de tegenwaarde van de ingeleverde muntstukken de tegenwaarde van die kosten toe te voegen. De kosten voor de drie jaar durende inwisseling waren op voorhand gebudgetteerd. Dat is hier niet het geval.
De heer Beke merkt op dat de vloedgolf van 26 december 2004 evenmin te voorzien was. Hij is ook geen voorstander van het idee om het geld, voorzien door de overheid om het Zilverfonds te spijzen, door te laten storten aan de Tsoenami-actie. Niet alleen zou dat de overheid veel meer kosten, het beantwoordt ook niet aan de initiële doelstelling om de organisaties die in het kader van de actie actief zijn eerst de gelegenheid te geven om geld in te zamelen en voorts om het publiek opnieuw te mobiliseren en te sensibiliseren.
Spreker is niet voor de uitbreiding van zijn wetsvoorstel ten voordele van andere NGO's. Dat zou pas tot onnodige administratieve kosten leiden. Het hier voorgestelde systeem is heel duidelijk en heel eenvoudig. Het geld moet in de postkantoren niet eens worden geteld, het moet enkel naar de Nationale Bank worden gebracht. Daar wordt het totaal berekend en de tegenwaarde wordt integraal gestort op één rekening. Op die manier worden de administratieve kosten zoveel mogelijk beperkt. Meerdere rekeningen zouden ertoe aanleiding geven dat donateurs zelf willen kiezen naar welk nummer hun gift gaat met alle praktische problemen vandien.
De vertegenwoordiger van de minister wijst er nogmaals op dat de mensen eigenlijk geen giften zullen doen maar alleen gaan bepalen hoeveel de Staat zal moeten betalen.
De heer Beke beaamt dit. Anderzijds is het zo dat artikel 3 van de wet van 10 december 2001 gewoon bepaalt dat vanaf 1 januari 2005 de muntstukken uitgedrukt in Belgische frank die de mensen nog bezitten, fictief aan de overheid zijn overgemaakt. Uiteindelijk komt dat geld dus wel van het publiek. Als dat van oordeel is dat « hun » geld bij de Tsoenami-actie terecht mag komen, dan kan daar moeilijk iemand bezwaar tegen hebben.
Mevrouw Kapompolé legt uit dat haar amendement nr. 2 eveneens de verdienste heeft eenvoudig te zijn. Het gaat er gewoon om er een ander rekeningnummer bij te voegen. De ingezamelde bedragen worden dan op twee rekeningen gestort in plaats van op één. Het gaat er niet om geld te versnipperen over diverse rekeningen Het komt er gewoon op neer dat men naast het Tsoenami-platform 12-12, het platform van de 11.11.11-actie heeft. Zo kan men de doelstellingen verruimen en er rekening mee houden dat er geen gradaties in ongelijkheid bestaan. Ongelijkheid is onrechtvaardig en onmenselijk, ongeacht waar ze zich voordoet.
De heer Van Nieuwkerke meent dat wanneer ook de actie 11.11.11 in het wetsvoorstel wordt betrokken, de uitvoering ervan sterk wordt verzwaard. Men kan nu makkelijk voortgaan op het elan van de solidariteit rond de slachtoffers van de vloedgolf in Zuidoost-Azië.
Hij brengt alle begrip op voor de frustratie bij andere hulpacties over het feit dat alle aandacht en solidariteit naar Zuidoost Azië gaat. De uitdaging voor de toekomst is om bijvoorbeeld in november voor 11.11.11 een gelijkaardige solidariteitsactie op gang te brengen.
Nu nog verdeelsleutels opstellen en rekening houden met de voorkeur van de schenkers lijkt hem moeilijk praktisch te organiseren. Het lijkt de spreker ethisch en praktisch beter om rond één actie te werken.
De heer Collas herhaalt sympathie te hebben voor elke solidariteitsactie. Voorts bevestigt de vertegenwoordiger van de minister zijn indruk dat het niet de mensen zijn die het geld geven, maar de Staat. Tevens heeft hij de aandacht van de commissie op de administratiekosten gevestigd. Die kan hij voorlopig niet ramen, maar de potentiële opbrengst van de maatregel waarover nu wordt gedebatteerd kan evenmin worden geraamd.
De vertegenwoordiger van de minister onderstreept dat hij alleen heeft willen zeggen dat hoe dan ook de Staat betaalt en dat er goedkopere manieren zijn om de Staat te doen betalen dan de manier die hier wordt voorgesteld. Hij heeft er geen probleem mee dat de actie 12-12 wordt gesteund, maar wijst erop dat men hier een structuur in het leven gaat roepen om een bedrag te betalen en dat het op een andere, goedkopere manier kan.
De heer Steverlynck vindt dat het wetsvoorstel een mooie samenwerking tussen de Staat en de burgers mogelijk maakt. Weliswaar is het de overheid die waarde geeft aan de ingeleverde muntstukken, maar het is ook een vorm van sensibiliseren.
Spreker onderstreept dat de minister van Ontwikkelingssamenwerking dit wetsvoorstel genegen is. Ook hij is de mening toegedaan dat elke mogelijke inspanning die kan geleverd worden voor de slachtoffers in het kader van de vloedgolf lovenswaardig is.
Het wetsvoorstel lijkt hem ook een bekroning te zijn voor die mensen die ook reeds in de maand december 2004 op stap zijn geweest in Limburg om geld op te halen en tot hiertoe hebben moeten vaststellen dat die actie tot niets leidt. Het wetsvoorstel kan dit verhelpen.
Voor de vertegenwoordiger van de minister verandert de eventuele aanvaarding van het amendement nr. 2 niet zoveel. Het werk van de Nationale Bank wordt er niet moeilijker op.
De heer Willems wijst erop dat de Koning wel nog de verdeelsleutel zou moeten bepalen.
De heer Dedecker vreest voor discriminatie wanneer twee platformen wel geld krijgen toegestopt en bijvoorbeeld « Artsen zonder Grenzen » niet. Dan begint een nieuwe discussie. De heer Willems sluit zich daarbij aan.
Mevrouw De Roeck begrijpt ten volle de bekommernis van mevrouw Kapompolé. Toch wil ook zij rekening houden met het feit dat het publiek momenteel nog speciaal gesensibiliseerd is. Daartoe is geen extra inspanning meer nodig. Wegens tijdsdruk moet het wetsvoorstel zo eenvoudig mogelijk worden gehouden. Vandaar pleit ze om niet aan voorliggend wetsvoorstel te tornen. Mevrouw De Roeck roept de andere fracties wel op een ruimer initiatief inzake ontwikkelingssamenwerking eveneens eensgezind te steunen.
Er is consensus over het feit dat de verenigingen voor de samenleving een meerwaarde betekenen. Nu kan het parlement daaraan eindelijk steun verlenen. Misschien is er een rationelere actie mogelijk, maar dan verliezen we het dynamisme van die verenigingen en van de op gang gebrachte solidariteit. Dat is het fundament van voorliggend wetsvoorstel.
Mevrouw Kapompolé heeft eenieders opmerkingen goed gehoord. Haar standpunt was precies uit de logica te stappen van de buitengewone aard van de actie om te beklemtonen dat er dagelijkse noden bestaan.
Ze herhaalt dat haar amendement de eenvoud van het voorstel niet in het gedrang brengt. Bovendien beantwoordt het aan de wil om versnippering te voorkomen aangezien het geen specifieke NGO's vermeldt. Solidariteit hoeft geen grenzen te kennen, het ongeluk kent er ook geen.
De heer Brotcorne is het volmondig met mevrouw De Roeck eens. Het gaat om een buitengewone toestand. Het voorstel reageert erop met een in de tijd beperkte maatregel. Het is beter het voorstel, dat aan ieders wensen voldoet, niet te compliceren.
Indien men morgen een andere, betere financiering wenst van het hele ontwikkelingsbeleid, dan wil hij daaraan meewerken in het raam van een ander voorstel.
De heer Collas deelt die mening volkomen.
Artikel 1 wordt aangenomen met 9 stemmen bij één onthouding.
Amendement nr. 1 op artikel 2 wordt aangenomen met 10 stemmen bij één onthouding.
Amendement nr. 2 op artikel 2 wordt verworpen met 8 tegen 2 stemmen, bij één onthouding.
Het geamendeerde artikel 2 wordt aangenomen met 8 stemmen bij 3 onthoudingen.
Artikel 3 wordt aangenomen met 10 stemmen bij één onthouding.
Het geamendeerde wetsvoorstel wordt in zijn geheel aangenomen met 10 stemmen bij één onthouding.
Vertrouwen wordt geschonken aan de rapporteurs voor het uitbrengen van een mondeling verslag.
De rapporteurs, | De voorzitter, |
Joëlle KAPOMPOLÉ. Berni COLLAS. |
Jean-Marie DEDECKER. |
Tekst aangenomen door de commissie
(zie stuk Senaat, nr. 3-991/5 — 2004/2005)