3-947/2

3-947/2

Belgische Senaat

ZITTING 2004-2005

18 JANUARI 2005


Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 24 april 1958 tot toekenning, onder sommige voorwaarden, van een pensioen aan de weduwen die na het schadelijk feit in het huwelijk zijn getreden met een gerechtigde van de wetten op de vergoedingspensioenen, tot het instellen van een strijdersrente en een gevangenschapsrente ten voordele van de strijders, de politieke gevangenen en de krijgsgevangenen van 1940-1945 en ter verwezenlijking van sommige aanpassingen inzake frontstrepen


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN EN VOOR DE LANDSVERDEDIGING UITGEBRACHT DOOR MEVROUW PEHLIVAN


I. INLEIDING

Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsvoorstel van Magda De Meyer, Philippe Monfils, Bruno Van Grootenbrulle, Hilde Vautmans, Dalila Douifi en David Geerts (Stuk Kamer, nr. 51-1405/1).

Het werd op 2 december 2004 eenparig aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers en het werd op 3 december 2004 overgezonden aan de Senaat en op 8 december 2004 geëvoceerd.

De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 18 januari 2005.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE MINISTER VAN LANDSVERDEDIGING

De vertegenwoordiger van de minister deelt mee dat het wetsontwerp de wet van 28 april 1958 wil wijzigen. Die staat toe een rente toe te kennen aan de oud-strijders van de Tweede Wereldoorlog. In hoofdzaak gaat het om oud-militairen, politieke gevangenen en krijgsgevangenen. Meer bepaald handelt die wet ook over hen die deel uitgemaakt hebben van een geallieerd leger. Bij de huidige stand van de wetgeving kunnen die personen alleen een rente ontvangen indien zij tijdens de Tweede Wereldoorlog de Belgische nationaliteit bezaten.

Het probleem is gerezen voor een reeks soldaten van buitenlandse nationaliteit, voornamelijk Polen, die in hoofdzaak gediend hebben in het Britse leger en meegewerkt hebben aan de bevrijding van België. Aangezien zij geen Belg waren konden zij evenwel geen aanspraak maken op de rente. Het merendeel van hen is immers pas Belg geworden nadat zij zich in ons land hadden gevestigd. In 2002 heeft de administratie der pensioenen aan die personen per vergissing een rente toegekend. Daarom kon de administratie niet anders dan die rente schrappen. Dat neemt niet weg dat het een ongelukkige beslissing was. Zij viel immers in het nadeel uit van personen die tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden gestreden.

III. ALGEMENE BESPREKING

De heer Lionel Vandenberghe vraagt hoe het komt dat men na eerst na zo'n lange tijd deze fout ontdekt heeft. Hij wenst te weten om welk bedrag per jaar het gaat en of er nog andere nationaliteiten in aanmerking komen voor het verkrijgen van deze rente.

De heer Wille vindt dat men deze rente wel moet toekennen maar is van oordeel dat de hele problematiek een uitdovend karakter moet hebben. Hij vraagt of men zich nog aan dergelijke vragen kan verwachten en wenst een raming van de budgettaire weerslag van gelijkaardige maatregelen die gedurende de laatste jaren genomen werden.

De vertegenwoordiger van de minister van Landsverdediging antwoordt aan de heer Vandenberghe dat de wet van 1958 niet van toepassing was op de Poolse soldaten. Dit wetsontwerp wil die wet ook op hen van toepassing maken. Pas in 1983 werd voor hen een statuut van nationale erkentelijkheid ingesteld waaraan evenwel geen enkel materieel voordeel is verbonden. In 2002 heeft een Poolse oud-strijder zich op dat statuut beroepen om een rente aan te vragen die hem ook werd toegekend. Dat heeft dan geleid tot een vergissing die niet verder teruggaat dan tot 2002.

Het bedrag van die rente kan als louter symbolisch worden beschouwd en wordt per oorlogssemester berekend. In concreto gaat het om ongeveer 55 euro per jaar.

Het merendeel van de in België achtergebleven soldaten zijn Polen. Niets belet evenwel dat ook andere nationaliteiten het statuut van nationale erkentelijkheid kunnen genieten en bijgevolg ook de toepassing van dit wetsontwerp.

De vertegenwoordiger van de minister van Landsverdediging deelt mee dat in 1983 het statuut van nationale erkentelijkheid toegekend werd aan 189 personen van wie 164 Polen.

Mevrouw de Bethune onderstreept dat haar partij, net zoals ze dit in de Kamer van volksvertegenwoordigers gedaan heeft, dit wetsontwerp zal steunen. Zij is van mening dat men zijn erkentelijkheid tegenover deze personen moet tonen voor hun bijdrage tot het vrijwaren van de democratie.

IV. STEMMINGEN

Het wetsontwerp wordt in zijn geheel eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit rapport.

De rapporteur, De voorzitter,
Fatma PEHLIVAN. François ROELANTS du VIVIER.

De door de commissie aangenomen tekst
is dezelfde als de tekst
van het overgezonden ontwerp
door de Kamer van volksvertegenwoordigers
(zie stuk Kamer, nr. 51 1405/003)